Stratiotes
Over Stratiotes
Krabbenklauw, vervolg Dodonaeus, vorm, waterplanten, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Geschreven en opgezet door Nico Koomen.
Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.
HET IX. CAPITEL. Van Water-Ruyters-cruydt oft Krabben-klauw. Ghedaente. Het Water-Ruyters-cruydt, Krabben-klauw ghenoemt, heeft langhe smalle spitse bladeren, als Aloë bladeren, maer korter ende kleyner, aen de kanten met scherpe stekende puntckens oft doornkens beset: ter sijden tusschen de bladeren komen ettelijcke scheekens oft hooskens voort, de ghedaente van Krabben oft Krefts klauwen hebbende: de welcke open splijtende komen daer witte drijbladighe bloemen uytgheslopen, eenighsins die van de Kleyne Water-Plompen oft Vorschen-beet ghelijck, te weten in dry bladerkens ghesneden, in ’t midden kleyne geele draeykens oft hayrachtighe veselinghskens hebbende. In stede van wortelen heeft dit cruydt langhe, ronde, witte pesen oft zenuwen, dicke Luydt-snaren oft langhe wormen niet qualijck ghelijckende, die hier ende daer tot den gronde van het water strecken, uyt een kort hoofdeken, daer de bladeren uytspruyten, ende nederwaerts sinckende, doch heel selden tot den grondt toe komende: dan behalven de voorseyde, soo komen van het selve hooft noch andere slimme dweerse faselinghen ter sijden uyt; met de welcke dit cruydt sich selven als den Vorschen-beet voortset ende vermenighvuldight. Plaetse. Dit cruydt wast over al in de waterkuylen, grachten ende staende wateren: ende is in Hollandt seer ghemeyn: het wordt oock wel ghevonden in veele grachten omtrent de Schelde, Dele ende Leye. Meest alle de bladeren, mitsgaders de bloemen, steken boven ’t water uyt: dan voorts soo is het gantsche cruydt heel onder ’t water ghedoken. Tijdt. Krabben-klauw bloeyt in Braeckmaendt ende Hoymaendt, ende somtijdts oock in Oogstmaendt. Naem. In ’t Duytsch wordt dit cruydt Krabben-klauw geheeten, oft Ruyters-cruydt ende Water-Ruyters-cruydt; in ’t Latijn soude het Sedum aquatile mogen heeten, nae de ghedaente die het met de Aloë heeft, die [933] oock Sedum ghenoemt pleegh te worden: sommige noemen ’t Cancrichela oft Cancri forficula, soo als den Nederduytschen naem oock luydt. Het schijnt den Stratiotes aquatilis, dat is Water-Ruyters-cruydt, te wesen, in ’t Griecks Stratiotes ho epi ton hydaton phyomenos, oft oock Stratiotes potamios, als ofmen in ’t Latijn Militaris aquatilis seyde: want het wast in het water, ende drijft daer op, ende in dien die veselinghen, die het nae den grondt nederwaerts seyndt, eyghentlijck geen wortelen en zijn, soo leeft het sonder wortelen: voorts oock soo is het aengaende sijn ronde vergaderingen der bladeren den Donderbaerdt gelijck; ende heeft grooter ende langher bladeren dan den selven Donder-baerdt; ende daer-en-boven soo is het oock verkoelende van naturen: sulcks als Dioscorides sijnen Stratiotes potamios gantschelijck schrijft te wesen. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Water-Ruyters-cruydt is koudt van aerd, ende stelpt het bloedt dat uyt de Nieren af komt, als den selven Dioscorides betuyght. De bladeren van dit cruydt ghestooten, ende op de versche wonden gheleydt, bewaeren ende beschermen de selve van alle verhittinghen, sweeren ende apostumatie. De selve bladeren met Edick vermenght, ghenesen het Wildt vier, ende alle heete sweeringhen ende swillingen, daer op gheleydt. BIIVOEGHSEL. Om datmen in oude tijden dit cruydt veel pleegh te ghebruycken om de versche wonden daer mede te ghenesen, heeft het den naem Stratiotes, dat is Ruyters-cruydt, behouden: hoe wel datter veele andere soorten van ghewas met den selven naem Stratiotes oft Stratiotice elders van ons beschreven zijn, naementlijck ettelijcke soorten van Gerwe ende Duysent-bladt, van Standel-cruydt, ende meer andere. Andere noemen het Militaris Aezoïdes, in ’t Enghelsch Water Sengreene. Aengaende den naem Sedum aquatile, daer is een soorte van Kleynen Donder-baerdt, die Clusius Sedum palustre noemt, seer veel van dit Ruyters-cruydt verschillende. Water-Ruyters-cruydt van Damiaten, van Prosper Alpinus in ’t Egyptisch Hai halem el maoni gheheeten, als ofmen Water-Altijt-levende cruydt seyden, in ’t Latijn Sedum aquosum feu Sempervivum aquaticum, is in gedaente den Grooten Donder-baerdt wat ghelijck, ende wast in de binnen-grachten, daer het soet water vanden Nijl in ghesloten wordt, drijvende op het water als de Water-Linsen, sonder steel, met bladeren als die van Hondts-tongh, doch korter, dichter by een, harder, ruygher ende witter: onder de welcke een dunne hayrigheydt als faselinghen der wortelen afhanght. Het en heeft anders gheenen reuck dan nae het water: doch van smaeck is het tsamen-treckende ende droogh, de tongh nijpende, ghelijck de Acacia. Hy meynt dat het den oprechten Stratiotes der ouders is, van de oude Egyptenaers Tibus, van de Magi Aeluri sanguis ghenoemt. Noch van de krachten van Krabben-klauw oft Water-Ruyters-cruydt. Behalven dat dit cruydt droogh ende koudt van aerdt is: door den welcken dat selven in Water oft wranghen Wijn ghesoden ende ghedroncken, het bloet-pissen, ende de zeeren ende sweeringhen van de Nieren gheneest, soo is het oock goedt tot alle inwendighe quetsuren ghebruyckt; ende magh nuttelijck by allerhande wondt-drancken ghedaen worden. Aengaende dat sommige dit cruydt alle de krachten van Gerwe toeschrijven, daer strijdt Lobel seer teghen met veele ende goede redenen, die hier onnoodigh te verhalen zijn. De langhe draeykens, die dit cruydt in stede van wortelen strecken, ende de ghedaente van wormen schijnen te hebben, worden van sommighe sluyt-vossen ende landt-vaerders oft Quacksalvers in fiolen oft flesschen gedaen, ende op hunne tafelen ten toone ghestelt: ende dan maecken sy den slechten huysman wijs, dat het wormen zijn, die met haere Poederen, Suyckeren, Salven oft andere dinghen, die sy te koope hebben, den mensche afghegaen zijn, als Dodoneus ende andere met hem bevonden hebben. Water-Ruyters-cruydt van Damiaten, oft Hai halem maoni, als tsamen-treckende ende droogh wesende van smaeck, de tongh nijpende, wordt van de Egyptenaers ghehouden voor verkoelende in den eersten, ende droogh boven den tweeden graed: sy ghebruycken dat teghen de selve ghebreken daer de Wechbre nut toe is. De Boerinnen oft Bedoui van Egypten stoppen daer mede den onmatighen vloedt uyt de moeder, ende alle andere vloeden, te weten het afsiedtsel daer van ghebruyckende; oft het sap oft poeder alle daghe twee dragmen swaer innemende. De ghestooten bladeren op de wonden gheleydt, ghenesen die wonderlijcken haest |
HET IX. KAPITTEL. Van waterruiterskruid of krabbenklauw. (Stratiotes aloides) Gedaante. Het waterruiterskruid, krabbenklauw genoemd, heeft lange smalle spitse bladeren als Aloë bladeren, maar korter en kleiner die aan de kanten met scherpe stekende puntjes of doorntjes bezet zijn en terzijde tussen de bladeren komen ettelijke scheden of hoosjes voort die de gedaante van krabben of kreeftklauwen hebben en als die open splijten komen er witte driebladige bloemen uitgeslopen die enigszins op die van de kleine waterplompen of kikkerbeet lijken, te weten in drie bladertjes gesneden met in het midden kleine gele draadjes of haarachtige vezels. In plaats van wortels heeft dit kruid lange ronde witte pezen of zenuwen die vrij goed op dikke luitsnaren of lange wormen lijken die hier en daar tot de grond van het water strekken en uit een kort hoofdje daar de bladeren uitspruiten nederwaarts zinken, doch heel zelden tot de grond toe komen, dan behalve de voor vermelde komen van het zelfde hoofd noch andere kromme dwarse vezels terzijde uit waarmee dit kruid zichzelf als de kikkerbeet zich voortzet en vermenigvuldigt. Plaats. Dit kruid groeit overal in de waterkuilen, grachten en staande wateren en is in Holland zeer algemeen en wordt ook wel gevonden in vele grachten omtrent de Schelde, Dele en Leye. Meest alle bladeren met de bloemen, steken boven het water uit, dan voorts is het ganse kruid heel onder het water gedoken. Tijd. Krabbenklauw bloeit in juni en juli en soms ook in augustus. Naam. In het Diets wordt dit kruid krabbenklauw genoemd of ruyters-cruydt en water-ruyters-cruydt, in het Latijn zou het Sedum aquatile mogen heten naar de gedaante die het met de Aloë heeft die [933] ook Sedum genoemd plag te worden, sommige noemen het Cancrichela of Cancri forficula zo als de Nederduitse naam ook luidt. Het schijnt de Stratiotes aquatilis, dat is waterruiterskruid, te wezen en in het Grieks Stratiotes ho epi ton hydaton phyomenos of ook Stratiotes potamios als of men in het Latijn Militaris aquatilis zei want het groeit in het water en drijft er op en indien die vezels die het naar de grond nederwaarts zendt eigenlijk geen wortels zijn dan leeft het zonder wortels, voorts ook is het aangaande zijn ronde verzameling van bladeren de donderbaard gelijk en heeft groter en langere bladeren dan die donderbaard en daarboven zo is het ook verkoelend van naturen zulks als Dioscorides van zijn Stratiotes potamios gans schrijft te wezen. Aard, kracht en werking. Waterruiterskruid is koud van aard en stelpt het bloed dat uit de nieren komt, als dezelfde Dioscorides betuigt. De bladeren van dit kruid gestoten en op de verse wonden gelegd bewaren en beschermen die van alle verhitting, zweren en blaren. Die bladeren met azijn vermengt genezen het wild vuur en alle hete zweren en zwellingen, daarop gelegd. BIJVOEGING. Omdat men in oude tijden dit kruid veel plag te gebruiken om de verse wonden daarmee te genezen heeft het de naam Stratiotes behouden, dat is ruiterskruid, hoewel er vele andere soorten van gewas met dezelfde naam Stratiotes of Stratiotice elders van ons beschreven zijn, namelijk ettelijke soorten van gerwe en duizendblad, van standelkruid en meer andere. Andere noemen het Militaris Aezoïdes, in het Engels water sengreene. Aangaande de naam Sedum aquatile, er is een soort van kleine donderbaard die Clusius Sedum palustre noemt die zeer veel van dit ruiterskruid verschilt. Waterruiterskruid van Damiaten is van Prosper Alpinus in het Egyptisch hai halem el maoni genoemd als of men altijd levend water kruid zei, in het Latijn Sedum aquosum feu Sempervivum aquaticum, is in gedaante de grote donderbaard wat gelijk en groeit in de binnengrachten daar het zoete water van de Nijl in gesloten wordt en drijft op het water als de waterlinzen, zonder steel en met bladeren als die van hondstong, doch korter en dichter bijeen, harder, ruiger en witter waaronder een dunne harigheid als vezels van de wortels afhangt. Het heeft geen andere reuk dan naar het water, doch van smaak is het tezamen trekkend en droog en nijpt de tong als Acacia. Hij meent dat het de echte Stratiotes van de ouders is en van de oude Egyptenaars tibus en van de magi aeluri sanguis genoemd. Noch van de krachten van krabbenklauw of waterruiterkruid. Behalve dat dit kruid droog en koud van aard is waardoor dat in water of wrange wijn gekookt en gedronken het bloedplassen en de zeren en zweren van de nieren geneest zo is het ook goed tot alle inwendige kwetsingen gebruikt en mag nuttig bij allerhande wonddranken gedaan worden. Aangaande dat sommige dit kruid alle krachten van duizendblad toeschrijven, daar strijdt Lobel zeer tegen met vele en goede redenen die hier onnodig om te verhalen zijn. De lange draadjes die dit kruid in plaats van wortels strekken en de gedaante van wormen schijnen te hebben worden van sommige sluitvossen en landvaarders of kwakzalvers in fiolen of flessen gedaan en op hun tafels ten toon gesteld en dan maken ze de slechte huisman wijs dat het wormen zijn die met hun poeders, suikers, zalven of andere dingen die ze te koop hebben de mens afgegaan zijn, als Dodonaeus en andere met hem bevonden hebben. (Pistia stratiotes) Waterruiterskruid van Damiaten of hai halem maoni als tezamen trekkend en droog van smaak en de tong nijpt wordt van de Egyptenaars voor verkoelend in de eerste en droog boven de tweede graad gehouden en ze gebruiken dat tegen dezelfde gebreken daar de weegbree nuttig in is. De boerinnen of bedouinen van Egypte stoppen daarmee de onmatige vloed uit de baarmoeder en alle andere vloeden, te weten ze gebruiken het afkooksel er van of het sap of poeder en nemen elke dag twee drachmen zwaar in. De gestoten bladeren op de wonden gelegd genezen die wonderlijk gauw. (Pistia stratiotes?) |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/