Glebionis

Over Glebionis

Gele ganzenbloem, Vervolg Dodonaeus, vorm, kruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Joost van Ravelingen. Vervolg van Dodonaeus of Dodoens. Cruydt-boeck, 1644.

Geschreven en omgezet door Nico Koomen.

HET XX. CAPITEL.

Van Vokelaer oft Geele Ganse-bloemen.

Gheslachten.

In dit Capitel sullen wy van den Vokelaer oft Geele Ganse-bloeme handelen, die in ’t Latijn Chrysanthemum heeten: hoe wel dat met den naem Chrysanthemum seer veele verscheyden cruyden verstaen konnen worden; ghemerckt dat het woordt Chrysanthemum anders niet en beteeckent dan een cruydt met goudt-geele bloemen. Want ghelijckerwijs in onse taele de Goudt-bloemen alleen dien naem nae haer goudt-verwighe bloemen voeren, soo plagh den Vokelaer oock alleen by de ouders den toenaem Chrysanthemum om de selve oorsake te hebben.

Ghedaente.

Vokelaer heeft seer ghetackte, effene oft kaele ronde steelen, bewassen met langhworpighe bladeren, bijkant eenen vingher breedt, seer gesnippelt, ende in veele sneden doorkerft ende ghedeylt. De bloemen zijn de Camille-bloemen ghelijck, maer grooter, ende niet alleen in het middelste knoppeken, maer oock in de omringhelende bladerkens geel, ende bijnae met een gulde verwe glinsterende, niet onlieffelijck van reuck. De wortelen zijn veselachtigh.

Plaetse.

Dit cruydt wordt gevonden in de ackers ende bouwlanden, ende in de hoven tusschen de moes-cruyden, ende op veele andere plaetsen: dan op sommighe plaetsen heeft het wat meer ghekertelde bladeren bijnae tot het middelste ribbeken toe ghekloven ende ghesneden, ende op andere ghewesten min ghekertelt oft doorsneden.

Tijdt.

Het bloeyt in Braeckmaendt, Hoymaendt, ende somtijdts oock in de Oogstmaendt.

Naem.

In dese landen wordt dit gewas gemeynlijck Vokelaer gheheeten, somtijdts oock Geele Ganse-bloemen: de Hooghduytschen noemen ’t Sant Johans blum, ende Ganszblum: de Griecken heeten ‘t nae de gulde blinckende verwe van de bloemen Chrysanthemon; als ofmen in onse taele Goudt-bloeme, oft Gulde-bloeme seyde, in ’t Latijn Chrysanthemum. Daer is nochtans noch een andere soorte van ghewas Chrysanthemum gheheeten; te weten die soorte van Camille met geele bloemen, die wy voren beschreven hebben. Democritus betuyght oock in het boeck Geoponica gheheeten, dat het Batrachion oft Hane-voet (anders Boter-bloemen) Chrysanthemum pleegh te heeten. Voorts soo noemt-men het Elychrisum oock Chrysanthemum. Maer dese cruyden zijn van den Vokelaer seer verre verscheyden.

Voorts soo noemen sommighe dit cruydt oock Buphthalmum, ende oock Caltha; welcke naemen met gheen ander cruydt over een en komen, dan met ‘tgene dat wy in ’t voorgaende Capitel beschreven hebben.

Daer zijn oock noch sommighe andere, die dit ghewas een soorte van Bellis oft Maeghdelieven segghen te wesen, ende Geele Maeghdelieven noemen. Maer de Bellis is eenen heel anderen aerdt van ghewas, als uyt de beschrijvinghe van de Bellis oft Maeghdelieven blijcken sal.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Dioscorides schrijft, dat de bladeren ende steelen van Vokelaer oft Chrysanthemum in spijse ghebruyckt, ende onder de Moes-cruyden ende ’t salaet op tafel ghebroght worden.

De bloemen van Vokelaer, met eenigh Ceroen ghestooten, oft met Wasch ende Olie vermenght, worden gelooft alle harde gheswillen ende waterachtighe oft slijmerachtighe [420] knobbelen, oft vette sweeren, in ’t Duytsch van sommighe Speck-aposteumen gheheeten in ’t Latijn steatomata, te verdrijven ende te doen scheyden: Ende het cruydt selve in wijn ghesoden ende te drincken ghegheven, in de bad-stove, nae datmen uyt het bad eerst getreden is, geeft de geelsuchtige op eenen seer korten tijdt eene veel betere verwe dan sy te voren hadden: als wy in ’t voorgaende Capitel bethoont hebben, sprekende van de krachten, die van sommighe het Buphthalmum in het voorgaende Capitel t’onrecht toegheschreven gheweest zijn: daer sy dit cruydt eyghentlijck toe komen.

BIIVOEGHSEL.

By sommighe Cruydt-beschrijvers is dit ghewas hedensdaeghs bekent met den naem Chrysanthemum segetum, dat is Gulden-bloeme die onder ’t koren wast: in ’t Enghelsch Golden flour, or Wild Marygold, dat is Wilde Goudt-bloeme: sommighe noemen dat in ’t Neerduytsch Hondts-roose: welcken naem van den Grieckschen Cynanthemis ghemaeckt schijnt te wesen. Het soude het Chrysanthemum edule Bellonij moghen zijn. Dan aengaende den naem Chrysanthemum (’t welck eens voor al geseydt moet worden) dat is in onse tale Gulden-bloem, die magh alle goudtgeele bloemen voor naem oft toenaem ghegheven worden; als de Camillen, de Vokelaers, de Woudt-bloem, Sonne-bloemen, Strick-bloemen, Goudt-bloemen, Sint Jacobs-cruydt, Alant ende meer andere, die elders by hunne eyghen naemen beter bekent zijn.

De soorten van Vokelaer, wiens bladeren niet soo diep gesneden en zijn als die van de voorgaende, wast in de koren-velden van Walsch Nederlandt; ende wordt van sommighe Bellis lutea, dat is Geele Madelieve gheheeten.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Dit cruydt, seydt Lobel, heeft eenen moesachtighen smaeck, met een weynigh bitters: nochtans en eten de schapen het selve niet in Enghelandt, ghelijck sy het Warmoes oft Beete oock niet en eten. Het schijnt van aerd alsoo wel als van smaeck warm ende droogh te wesen, de Camille niet seer onghelijck.

‘Tsaedt van den Vokelaer alleen oft met de bloemen ghestooten ende met wijn ghedroncken, geneest de geelsucht, ghelijck dat sommighe by ervarentheydt hedensdaeghs bevonden hebben.

Bellonius seydt, dat dit cruydt, oft immers dierghelijck, in het eylandt Lemnos van de landt-lieden raeuw ghegheten wordt.

HET XX. KAPITTEL.

Van vokelaar of gele ganzenbloemen. (Chrysanthemum segetum of Glebionis segetum)

Geslachten.

In dit kapittel zullen we van de vokelaar of gele ganzebloem handelen die in het Latijn Chrysanthemum heet, hoewel dat met de naam Chrysanthemum zeer vele verschillende kruiden verstaan kunnen worden gemerkt dat het woord Chrysanthemum niets anders betekent dan een kruid met goudgele bloemen. Want net zoals in onze taal de goudsbloemen alleen die naam naar hun goudkleurige bloemen voeren zo plag de vokelaar ook alleen bij de ouders de toenaam Chrysanthemum om dezelfde oorzaak te hebben.

Gedaante.

Vokelaar heeft zeer getakte, effen of kale ronde stelen die met langwerpige bladeren begroeid zijn die bijna een vinger breed zijn en zeer gesnipperd en in vele sneden doorkerfd en gedeeld. De bloemen zijn de kamillebloemen gelijk, maar groter, en zijn niet alleen in het middelste knopje, maar ook in de omringende blaadjes geel en bijna glinsterend met een gouden kleur en niet onlieflijk van reuk. De wortels zijn vezelachtig.

Plaats.

Dit kruid wordt gevonden in de akkers en bouwlanden en in de hoven tussen de moeskruiden en op vele andere plaatsen, dan op sommige plaatsen heeft het wat meer gekartelde bladeren bijna tot het middelste ribje toe gekloven en gesneden en op andere gewesten minder gekarteld of doorsneden.

Tijd.

Het bloeit in juni, juli en soms ook in augustus.

Naam.

In deze landen wordt dit gewas gewoonlijk vokelaer genoemd en soms ook geele gansebloemen, de Hoogduitsers noemen het Sant Johans blum en Ganszblum, de Grieken noemen het naar de goudblinkende kleur van de bloemen Chrysanthemon, als of men in onze taal gouden bloem of gulden bloem zei, in het Latijn Chrysanthemum. Daar is nochtans noch een andere soort van gewas dat Chrysanthemum genoemd wordt, te weten die soort van kamille met gele bloemen die we tevoren beschreven hebben. Democritus betuigt ook in het bock Geoponica genoemd dat het Batrachion of hanenvoet (anders boterbloemen) Chrysanthemum plag te heten. Voorts zo noemt men het Elychrisum ook Chrysanthemum. Maar deze kruiden zijn van de vokelaar zeer ver verscheiden.

Voorts zo noemen sommige dit kruid ook Buphthalmum en ook Caltha, welke namen met heen ander kruid overeen komen dan met hetgeen dat we in het voorgaande kapittel beschreven hebben.

Daar zijn ook noch sommige andere die dit gewas een soort van Bellis of madelieven zeggen te wezen en gele madelieven noemen. Maar de Bellis is een heel andere aard van gewas zoals uit de beschrijving van Bellis of madelieven blijken zal.

Aard, kracht en werking.

Dioscorides schrijft dat de bladeren en stelen van vokelaar of Chrysanthemum in spijs gebruikt en onder de moeskruiden en salade op tafel gebracht worden.

De bloemen van vokelaar met enig was gestoten of met was en olie vermengt worden geloofd alle harde gezwellen en waterachtige of slijmachtige [420] knobbels of vette zweren dat in het Diets van sommige spekaposteumen genoemd wordt en in het Latijn steatomata te verdrijven en te laten scheiden. En het kruid zelf in wijn gekookt en te drinken gegeven in de badstoof nadat men net uit het bad getreden is geeft de geelzuchtige op een zeer korte tijd een veel betere kleur dan ze te voren hadden zoals we in het voorgaande kapittel aangetoond hebben toen we spraken van de krachten die van sommige aan het Buphthalmum in het voorgaande kapittel te onrecht toegeschreven geweest zijn daar ze dit kruid eigenlijk toekomen.

BIJVOEGING.

Bij sommige kruidbeschrijvers is dit gewas tegenwoordig met de naam Chrysanthemum segetum bekend, dat is gouden bloem die onder het koren groeit, in het Engels golden flour of wild marygold, dat is wilde goudsbloem, sommige noemen dat in het Nederduits hondsroos, welke naam van de Griekse Cynanthemis gemaakt schijnt te wezen. Het zou het Chrysanthemum edule Bellonij mogen zijn. Dan aangaande de naam Chrysanthemum (wat eens vooral gezegd moet worden) dat is in onze taal gouden bloem en die mag aan alle goudgele bloemen voor naam of toenaam gegeven worden als de kamillen, de vokelaars, de woudbloem, zonnebloemen, strijkbloemen, goudsbloemen, Sint Jacobskruid, Alant en meer andere die elders bij hun eigen namen beter bekend zijn.

De soort van vokelaar wiens bladeren niet zo diep gesneden en zijn als die van de voorgaande groeit in de korenvelden van Waals Nederland en wordt van sommige Bellis lutea, dat is gele madelief genoemd.

Aard, kracht en werking.

Dit kruid, zegt Lobel, heeft een moesachtige smaak met wat bitters, nochtans eten de schapen het niet in Engeland net zoals ze het warme moes of biet ook niet eten. Het schijnt van aard alzo wel als van smaak warm en droog te wezen en de kamille vrij gelijk.

Het zaad van de vokelaar alleen of met de bloemen gestoten en met wijn gedronken geneest de geelzucht zoals sommige dat door ervaring tegenwoordig bevonden hebben.

Bellonius zegt dat dit kruid of immers diergelijk in het eiland Lemnos van de landlieden rauw gegeten wordt.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/