Chamerion

Over Chamerion

Wilgenroosje, vorm, kruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

HET XXXIII. CAPITEL.

Van de eerste soorten van Bastaert-VVederick met purpure bloemen.

Gheslachten.

De eerste soorte van Bastaert-Wederick met purpure bloemen is tweederley: want somwijlen heeft sy breeder bladeren, somwijlen heel smalle; ende oock somwijlen is d’ eene veel kleynder dan de andere. [116]

Ghedaente.

1. De grootste van dese twee eerste soorten van Bastaert-Wederick met purpure bloemen heeft steelkens by de dry voeten hoogh, somwijlen veelachtigh in ’t ghetal, tackigh ende rond: de bladeren sijn smal, aen de kanten ghekertelt, als die van de Wilghe: op het hooghste van de rijskens staen op kleyne hauwkens, die te voren ghewassen zijn, kleyne bloemkens, selden witachtigh, meestendeel seer fraey purpur-roodachtigh van verwe, van vier bladerkens ghemaeckt, die somwijlen smalder zijn, somwijlen breeder: in de hauwkens steken kleyne sadekens, in een sachte, dunne, witachtighe wolachtigheydt verwert. Voor wortelen heeft sy dunne veselinghen, die herwaerts en derwaerts cruypen.

2. De kleynste van dese twee eerste soorten van Bastaert-Wederick met purpure bloemen, en is van de eerste nerghens in verscheyden, dan in grootte alleen, ende smalligheydt der bladeren: de bloemkens zijn kleynder, ende zijn wat bleecker-rood van verwe.

Plaetse.

Neffens de kanten van de grachten, kuylen, iae oock rivieren, ende op andere vochte plaetsen, worden dese cruyden ghevonden: nochtans wassen sy oock wel in drooger gewesten, bijsonder de gene wiens bloemen van breeder bladers ghemaeckt zijn.

Tijdt.

Sy bloeyen by nae den heelen Somer door.

Naemen.

Dit cruydt houdtmen oock voor een soorte van Wederick oft Lysimachium: ende Fuchsius heeft dat voor onsen tijdt voor purpure Wederick oft Lysimachium purpureum beschreven. Het en is nochtans gheen oprecht Lysimachium oft Wederick, maer een bastaert oft onrechte soorte daer van, oft op zijn Griecks Pseudolysimachium. Ende om die oorsake heeft Gesnerus liever ghehadt, het selve eenighe andere naemen te gheven, ende dat Epilobion, oft Chamaenerion te noemen: Epilobion, om dat het een bloeme heeft die van Leucoium oft Filetten ghelijck, boven op de hauwkens voordtskomende: Chamaenerion, om de ghelijckenisse die het eenighsins schijnt te hebben met Oleander, ’t welck Nerion oft Rhododendron pleegh genoemt te zijn; sonderlingen als dit ghewas hooger op wast, ende als de bloeme, van breeder bladeren ghemaeckt zijnde, een kleyn Rooskens niet ongelijck en schijnt te wesen. Hy seght oock, dat dit cruydt van sommighe Antoniana ghenoemt wordt; nochtans bekent hy, datmen noch een ander Antoniana vindt, de welcke den tandt-sweer kan ghenesen. Men noemt het oock over al Filius ante patrem, al ofmen seyde, Sone voor den vader ter wereldt komende, by oorsake, dat de hauwkens eer te voorschijn komen dan de bloemen.

Sommighe meynen, dat het de Onagra van de ouders is, diemen oock Oenothera oft Ohuris noemt. Dan Dioscorides seght, dat Onagra een seer groote heestere is, bijnae als eenen boom: maer desen onsen voor-ghestelden Purpur-verwigen Wederick en is niet anders dan een cruydt, dat oock des Winters vergaet; het welcke seer verre is van dat het een heester soude wesen, oft eenighe ghelijckenisse met eenen boom soude hebben.

1. De eerste soorte van dit ghewas noemen wy in ’t Latijn Pseudolysimachium purpureum primum: het welck in ’t Duydtsch soo veel beteeckent als (om dat van het andere te verscheyden) Groote Eerste soorte van Bastaert-Wederick met purpure bloemen.

2. De tweede soorte noeme ick in ’t Latijn Pseudolysimachium purpureum minus: om ’t welck in ’t Duytsch te noemen, ende van het ander te verscheyden, moetmen meer woorden ghebruycken, noemende dat de Kleyne Eerste soorte van Bastaert-Wederick met purpure bloemen.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Aenghesien dat dit cruydt in de Medicijne niet en pleegh gebruyckt te wesen: soo en hebben wy oock niet konnen vernemen van wat aerd oft krachten dat het magh zijn. Gesnerus heeft nochtans geoordeelt, dat het heet ende droogh is in den tweeden graed, ende dat het van verscheyden deelen ghemaeckt is: van de welcke sommighe merckelijck te samen trecken, sommighe daer-en-teghen matelijcken af-vaghende zijn.

BIJVOEGHSEL.

Daer wordt eenighe verscheydentheydt van dese soorte van Wederick ghevonden, als Lobel ende andere betuyghen, soo in de smalheydt van de bladeren, als in de verwe van de bloemen: maer die is goedt te aenmercken: ende de verscheydentheydt van de plaetsen kan daer veel toe doen, soo dat het noodeloos soude wesen die alle te willen verhaelen, nu sy alle, aengaende de hauwkens, met malkanderen over een komen; waer mede sy meest van de andere soorten van Wederick te onder kennen zijn. In de nieuw bedijckte ende vochte versche landen van Hollandt komt desen Wederick (by de Partijcke) overvloedigh voort, met schoone lijf-verwighe bloemen, niet vier-bladigh, maer ghemeynlijck acht-bladigh: doch soo datter twee bladeren op malkanderen ligghen: niet alleen de bloemen, maer oock het heele cruydt, is lieflijck van reuck. Bellonius tuyght, dat hy soodanigh, doch heel kleyn, ghewas by Selivria in Thracien ghesien heeft.

Naemen.

Dese soorten hebben den naem van Lysimachia siliquosa; ende, nae Dalechampius meyninge, zijn voor een soorte van Delphinium, oft Delphinium Buccinum Dioscoridis van sommige Cruydt-beschrijvers ghehouden.

Kracht en Werckinghe.

Die Bastaert-soorten van Wederick worden van de Alchymisten ende andere cruydt-beminders van Duydtschlandt alsoo krachtigh ghehouden als de andere oprechte soorten.

Sy drooghen de wortel ende ghebruycken het poeder daer van daghelijcks in de water-sucht, met sonderlinghe baete.

Die selve wortel in Edick ghesoden, ende ghedroncken, is goedt ende behulpigh den ghenen die een slijmighe maghe heeft.

Dan sy seggen, dat de wortel in de badstoven ghebruyckt, de vrouwen haer maendstonden doet krijghen.

Alsmen een looghe van de steelen van dit cruydt maeckt, ende daer de lamme leden wel warm in baedt, dan vindtmen daer een grooten baete in.

De bladeren droogh in de kameren ghehanghen, verdrijven van daer alle vergiftighe ghedierten.

De bloemen in Edick gheleght, maken dien Edick purpur-verwigh, ende zijn goedt om de lever te verkoelen. Een doeckskens, dat in desen Edick ghenet wordt, op het voor-hoofdt ghehouden, verdrijft de groote brandende smerte van het hoofdt, in de kortsen oft sonder kortse.

Het saet met suycker inghenomen geneest de kortse ende den hoest.

HET XXXIII. KAPITTEL.

Van de eerste soorten van bastaardwederik met purperen bloemen. (Chamerion angustifolium, Epilobium parviflorum)

Geslachten.

De eerste soort van bastaardwederik met purperen bloemen is tweevormig, want soms heeft ze breder bladeren en soms heel smalle en ook soms is de ene veel kleiner dan de andere. [116]

Gedaante.

1. De grootste van deze twee eerste soorten van bastaardwederik met purperen bloemen heeft steeltjes van rond de negentig cm hoog en zijn soms veel in het getal, takkig en rond, de bladeren zijn smal en aan de kanten gekarteld als die van de wilg en op het hoogste van de twijgen staan kleine hauwtjes die tevoren gegroeid zijn kleine bloempjes, zelden witachtig, meestal zeer fraai purperroodachtig van kleur van vier bladeren gemaakt die soms smaller zijn en soms breder, in de hauwtjes steken kleine zaadjes waarin een zachte, dunne, witachtige wolligheid verwart. Voor wortels heeft ze dunne vezels die herwaarts en derwaarts kruipen.

2. De kleinste van deze twee eerste soorten van bastaardwederik met purperen bloemen verschilt van de eerste nergens in dan alleen in grootte en smalheid van de bladeren, de bloempjes zijn kleiner en zijn wat blekerrood van kleur.

Plaats.

Naast de kanten van de grachten en kuilen, ja ook rivieren en op andere vochtige plaatsen worden deze kruiden gevonden, nochtans groeien ze ook wel in drogere gewesten en vooral diegene wiens bloemen van bredere bladeren gemaakt zijn.

Tijd.

Ze bloeien bijna de hele zomer door.

Namen.

Dit kruid houdt men ook voor een soort van wederik of Lysimachium en Fuchsius heeft dat voor onze tijd voor purperen wederik of Lysimachium purpureum beschreven. Het is nochtans geen echt Lysimachium of wederik, maar een bastaard of onecht soort daarvan of op zijn Grieks Pseudolysimachium. En om die oorzaak heeft Gesnerus het liever gehad om die enige andere naam te geven en dat Epilobion of Chamaenerion te noemen Epilobion omdat het een bloem heeft die van Leucoium of violetten lijkt die boven op de hauwtjes voortkomen. Chamaenerion om de gelijkenis die het enigszins schijnt te hebben met oleander wat Nerion of Rhododendrum genoemd plag te zijn en vooral als dit gewas hoger groeit en als de bloem van bredere bladeren gemaakt is en veel op een klein roosje lijkt. Hij zegt ook dat dit kruid van sommige Antoniana genoemd wordt, nochtans bekent hij dat men noch een ander Antoniana vindt die de tandpijn kan genezen. Men noemt het ook overal Filius ante patrem al of men zei zoon die voor de vader ter wereld komt omdat de hauwtjes eerder te voorschijn komen dan de bloemen.

Sommige menen dat het de Onagra van de ouders is die men ook Oenothera of Ohuris noemt. Dan Dioscorides zegt dat Onagra een zeer grote heester is bijna als een boom, maar deze onze voorgestelde purperkleurige wederik is niets anders dan een kruid dat ook ‘s winters vergaat wat zeer ver is van dat het een heester zou wezen of enige gelijkenis met een boom zou hebben.

1. De eerste soort van dit gewas noemen we in het Latijn Pseudolysimachium purpureum primum wat in het Diets zoveel betekent als (om dat van het andere te onderscheiden) grote eerste soort van bastaardwederik met purperen bloemen.

2. De tweede soort noem ik in het Latijn Pseudolysimachium purpureum minus en om dat in het Diets te noemen en van de andere te onderscheiden moet men meer woorden gebruiken en noem dat de kleine eerste soort van bastaardwederik met purperen bloemen.

Aard, kracht en werking.

Aangezien dat dit kruid in de medicijnen niet gebruikt plag te wezen zo hebben we ook niets kunnen vernemen van welke aard of krachten dat het mag zijn. Gesnerus heeft nochtans geoordeeld dat het heet en droog is in de tweede graad en dat het van verschillende delen gemaakt is waarvan sommige opmerkelijk tezamen trekken en sommige daartegen matig afvegend zijn.

BIJVOEGSEL.

Daar worden enige verschillen van deze soort van wederik gevonden als Lobel en andere betuigen en zo in de smalheid van de bladeren als in de kleur van de bloemen, maar die is goed te zien en de verschillen van de plaatsen kan daar veel toe doen zodat het nodeloos zou wezen die alle te willen verhalen nu ze alle aangaande de hauwtjes met elkaar overeen komen waarmee ze meestal van de andere soorten van wederik te onderscheiden zijn. In de nieuw bedijkte en vochtige verse landen van Holland komt deze wederik (bij de kattenstaart) overvloedig voort met mooie vleeskleurige bloemen, niet vierbladig, maar gewoonlijk achtbladig doch zo dat er twee bladeren op elkaar liggen en niet alleen de bloemen maar ook het hele kruid is lieflijk van reuk. Bellonius getuigt dat hij zodanig, doch heel klein, gewas bij Selivria in Thracië gezien heeft.

Namen.

Deze soorten hebben de naam van Lysimachia siliquosa en, naar Dalechampius mening, zijn voor een soort van Delphinium Buccinum Dioscoridis van sommige kruidbeschrijvers gehouden.

Kracht en Werking.

Die bastaardsoorten van wederik worden van de alchimisten en andere kruidbeminnaars van Duitsland alzo krachtig gehouden als de andere echte soorten.

Ze drogen de wortel en gebruiken het poeder daarvan dagelijks in de waterzucht met bijzondere baat.

Die wortel in azijn gekookt en gedronken is goed en behulpzaam diegene die een slijmerige maag heeft.

Dan ze zeggen dat de wortel in de badstoven gebruikt de vrouwen hun maandstonden laat krijgen.

Als men een loog van de stelen van dit kruid maakt en daar de lamme leden goed warm in baadt dan vindt men daar een grote baat in.

De bladeren droog in de kamer gehangen verdrijven van daar alle vergiftige gedierten.

De bloemen in azijn gelegd maken die azijn purperkleurig en zijn goed om de lever te verkoelen. Een doekje dat in deze azijn nat gemaakt wordt en op het voorhoofd gehouden verdrijft de grote brandende smart van het hoofd in de koortsen of zonder koorts.

Het zaad met suiker ingenomen geneest de koorts en de hoest.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/