Eupatorium
Over Eupatorium
Boelkenskruid, Vervolg Dodonaeus ,vorm, kruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Geschreven en omgezet door Nico Koomen.
Joost van Ravelingen. Vervolg van Dodonaeus of Dodoens. Cruydt-boeck, 1644.
HET VIII. CAPITEL. Van Boelkens-cruydt. Ghedaente. Boelkens-cruydt, het welcke voor ghemeyn Hepatorium ghehouden wordt, komt ghemeynlijck voort met ronde roodachtighe Stelen, dry voeten hoogh, oft oock meer, recht op wassende. Dese Stelen worden bekleedt met langhachtighe groene Bladeren, die aen haer randen ghekerft oft ghekertelt zijn: dese bladeren hanghen ghemeynlijck vijf oft ses s’ seffens aen een steelken, ghelijck ’t gebeurt in de Kemp bladeren: maer sy zijn nochtans sachter in ’t aentasten. Haer Bloemkens zijn kleynachtigh, ende wassen op het hooghste van de stelen, met ronde sachte kroonkens, ende zijn mosachtigh, van verwen heel licht rood, oft lijfverwigh: de welcke daer nae tot stuyfkens verdwijnen, oft met den windt wegh ghedreven worden. De wortel is matelijcken groot, ende veselachtigh. Ander gheslacht. Seer nae by ’t Boelkens-cruydt van ghedaente ende van alles komt het ghewas datmen Hepatorium aquatile noemt, oft Water-Boelkens-cruydt: het welcke wy in het laetste boeck van het vijfde Deel deses Cruydt-boecks (dat is in onsen twintighsten boeck) onder de Water-cruyden beschrijven sullen. Plaetse. Boelkens-cruydt wordt meest ghevonden omtrent de grachten ende kanten van de beeckskens oft stil-staende wateren; oock aen de boorden van de rivieren, ende andere vochte oft poelachtighe plaetsen: het wast oock somwijlen by oude vervallen vochte mueren. Het is gheerne in waterachtigh landt, het welcke niet verre van ’t water en staet; maer nochtans en is het niet gheerne in plaetsen die heel onder-loopen ende met water bedeckt worden. Tijdt. In de maenden van Julius ende Augustus bloeydt dit cruydt, ende is dan op sijn beste. De wortelen blijven over; maer de stelen ende de bladers vergaen des winters, ende spruyten in de Lente wederom uyt. Namen. Ghemeynlijck heet dit cruydt Hepatorium: sommighe noemen ’t oock Eupatorium. Lenardt Fuchs heet het Eupatorium adulterinum, al oftmen seyde Bastart-Agrimonie. Van sommighe wordt het Cannabina ghenoemt, om de ghelijckenisse die ’t heeft met de Bladeren van ’t Kemp. Daer zijn ettelijcke die vermoeden, dat dit het cruydt is dat Baptista Sardus Terzola noemt. In ’t Hooghduytsch heetmen ’t S. Kunigund kraut, oft Wasserdost; in ’t Nederlantsch Boelkens-cruydt. [35] Oorsaeck des naems. Den naem Hepatorium is dit cruyt ghegeven, om dat het de Lever soo dienstelijck is, diemen in ’t Latijn Hepar noemt: want den Koningh Eupator en magh voor den vinder van dit cruydt niet ghehouden wesen. Aerd. De Bladeren met de wortelen van Boelkens-cruydt zijn bitter van smaeck, heet en drooghe in den tweeden graed. Kracht ende VVerckinghe. Dit cruyt heeft een suyvermakende ende openende kracht: ende maeckt de grove dicke vochtigheden dun, ende drijft die af door ’t pissen: maeckt oock het bloet heel reyn. Het water waer dit cruydt in ghesoden is gheweest, is nuttelijck voor de ghene die met schortfheyt oft dierghelijcke onsuyverheyt des huyts ghequelt worden; en oock voor al die de Milte oft de Lever verstopt, opgheblasen ende gheswollen hebben: want het kan alsoo wel de Milte als de Lever van de verstoptheydt verlossen; insghelijcks oock de galblase: daerom is ’t de gheelsuchtighe (besonderlijck nae de beghinselen van haer kranckheyt) seer dienstelijck. Voorts het gheneest ende verdrijft op seer korten tijt de lange verdrietelijcke drydaeghsche kortsen; selfs is teghen de vierdaeghsche kortsen oock seer nut. Het sap van ’t cruydt ende van de bladers werckt soo wel als ’t af-siedtsel van dien, iae krachtigher: het welck oock inghedroncken zijnde, bequaem is om de wormen des buycks seer haest ende lichtelijck te dooden. Alle verghiftighe dieren, hoedanigh die oock zijn, kan men met de roock van dit cruydt droogh op ’t vier gheleyt zijnde veriaghen. Sommighe willen versekeren, dat de Herten die nae dat sy met pijlen gheschoten zijn ende ghequetst dit cruyt eten, daer door ghenesen worden, sonder eenigh letsel daer af te behouden. BIIVOEGHSEL. Boelkens-cruydt is seer ghepresen in onse tijden, ende wordt in de ghebreken van de Lever voor beter ende nuttelijcker ghehouden dan de Agrimonie selve, die van de ouders soo seer gheacht plegh te wesen: als te voren oock vermaent is. Ghedaente van Boelkens-cruydt. De Stelen van dit cruydt zijn bruynachtigh roodt, van binnen vol wit margh. Dit ghewas is bitter van smaeck, ende alsoo lieffelijck bijcants van reuck als de Betonie oft Agrimonie. Sy hadden voorwaer groot onghelijck (als Lobel oock wel betoont) die seyden dat dit cruyt eenen stinckende reuck hadde; want het heeft merckelijck eenen lieffelijcken reuck. Boven in ’t opperste van de stelen draeght dit cruydt ronde hayrighe lijfverwighe bloemen, ende als hayrigheydt met den wint wegh vlieghende. De wortel is met vele veeselinghen behanghen, maer en is nerghens toe nut. Gheslachten. Behalven ’t cruydt daer Dodoneus van vermaent, ende beschreven wordt in ’t XVII. Capitel van het 10. boeck; ’t welck sommighe Boelkens cruydt Wijfken noemen, ende van Dodoneus Hepatorium Aquatile gheheeten, beschrijft Lobel noch een Boelkens-cruydt Wijfken, ende noemt dat in ’t Latijn Eupatorium Cannabinum femina Septemtrionalum, stellato & odoro flore: ’t welck meest in de ghewesten Noord-waerts groeyt, ende van ons op gheleghender tijdt beschreven sal worden. Naemen. Dit cruydt wordt van Dodoneus Hepatorium vulgare ghenoemt, ende oock Hepatorium adulterinum, ende Pseudohepatorium: maer oft hy Eupatorium adulterinum heeft willen segghen, oft Pseudo-Eupatorium, dat en weet ick niet wel: want het blijckt uyt sijne beschrijvinghe dat hy dat voor het rechte Hepatorium houdt. In ’t Hoogduytsch noemtmen ’t Hertzklee, Hirtzenklee, oft Wasserdost, in ’t Nederlandts Hertsclaveren. Lobel noemt het Boelkens-cruydt Manneken, oft Eupatorium mas, ende oock Cannabina aquatica; ende Eupatorium Cannabium Avicennae van de Apotekers: ende t’ onrechte is ’t in de Nederlandtsche winckels Eupatorium Graecorum gheheeten gheweest. In ’t Italiaensch noemtmen dit cruydt oock Eupatorio volgare, ende Eupatorio d’ Avicenna. Kracht ende VVerckinghe. Boelkens-cruydt in wijn ghesoden ende ghedroncken, gheneest de quetsuren ende wonden: ende is een goedt wondt-cruydt in alle inwendighe ende uytwendighe wonden. Men stampt de bladeren van dit cruydt, ghelijckmen van de Agrimonie doet, ende men bewaert het sap, ende men drooght dat in de Son, ende men maeckt daer Trochiscen af, die seer behulpigh zijn in alle de ghebrecken van de Lever ende de Milte: besonder in de hardigheydt van de Milte. Men gheeft dat selve sap oock te drincken den ghenen die koude apostumen oft geswillen hebben, ende met een koude maghe ghequelt zijn. Van dit cruydt een plaester oft pappe ghemaeckt op de koude gheswillen, gheneest die oock. De bloemen ghenesen de sweeragien ende wonden. Alle de fenijnighe ghedierten worden verdreven met den roock van dit cruydt, droogh op ’t vier gheleydt zijnde. Met korte woorden gheseydt, dit cruyt doet al ’t ghene dat Agrimonie kan doen: ende noch veel krachtiger ende haester. Voorts die meer van de krachten van dit cruydt begheert te weten, die leest het voornoemde 17.cap.van het 20.boeck, alwaer wy van het Water-Boelkens-cruydt sullen spreken. |
HET VIII. KAPITTEL. Van boelkenskruid. (Eupatorium cannabium) Gedaante. Boelkenskruid wat voor gewoon Hepatorium gehouden wordt komt gewoonlijk voort met ronde roodachtige stelen van negentig cm hoog of ook meer die rechtop groeien. Deze stelen worden bekleed met langachtige groene bladeren die aan haar randen gekerfd of gekarteld zijn, deze bladeren hangen gewoonlijk met vijf of zes samen aan een steeltje, gelijk het gebeurt in de hennepbladeren, maar ze zijn nochtans zachter in het aanvoelen. Haar bloempjes zijn kleinachtig en groeien op het hoogste van de stelen met ronde, zachte kroontjes en zijn mosachtig, van kleur heel licht rood of vleeskleurig die daarna tot stuifjes verdwijnen of met de wind weg gedreven worden. De wortel is matig groot en vezelachtig. Ander geslacht. Zeer dicht bij het boelkenskruid van gedaante en van alles komt het gewas dat men Hepatorium aquatile (Bidens tripartita) noemt of water boelkenskruid wat we in het laatste boek van het vijfde deel van dit kruidboek (dat is in ons twintigste boek) onder de waterkruiden beschrijven zullen. Plaats. Boelkenskruid wordt meest gevonden omtrent de grachten en kanten van de beekjes of stil staande wateren, ook aan de boorden van de rivieren en andere vochtige of poelachtige plaatsen, het groeit ook soms bij oude vervallen vochtige muren. Het is graag in waterachtig land wat niet ver van het water staat, maar nochtans is het niet graag in plaatsen die geheel onderlopen en met water bedekt worden. Tijd. In de maanden juli en augustus bloeit dit kruid en is dan op zijn best. De wortels blijven over maar de stelen en de bladeren vergaan ‘s winters en spruiten in de lente weer uit. Namen. Gewoonlijk heet dit kruid Hepatorium, sommige noemen het ook Eupatorium. Lenardt Fuchs noemt het Eupatorium adulterinum als of men bastaard agrimonie zei. Van sommige wordt het Cannabina genoemd vanwege de gelijkenis die het heeft met de bladeren van hennep. Daar zijn ettelijke die vermoeden dat dit het kruid is dat Baptista Sardus terzole noemt. In het Hoogduits noemt men het S. Kunigund kraut of Wasserdost, in het Nederlands boelkenskruid.[35] Oorzaak van de naam. De naam Hepatorium is dit kruid gegeven omdat het voor de lever zo nuttig is die men in het Latijn Hepar noemt want koning Eupator mag niet voor de vinder van dit kruid gehouden worden. Aard. De bladeren met de wortels van boelkenskruid zijn bitter van smaak, heet en droog in de tweede graad. Kracht en werking. Dit kruid heeft een zuiver makende en openende kracht en maakt de grove dikke vochtigheden dun en drijft die af door het plassen, maakt ook het bloed heel rein. Het water waar dit kruid in gekookt is geweest is nuttig voor diegene die met schurft of diergelijke onzuiverheid van de huid gekweld worden en ook vooral die de milt of de lever verstopt, opgeblazen en gezwollen hebben want het kan zowel de milt als de lever van de verstopping verlossen en insgelijks ook de galblaas, daarom is het voor de geelzuchtige (vooral na het begin van hun ziekte) zeer nuttig. Voorts geneest en verdrijft het in zeer korte tijd de lange verdrietige driedaagse malariakoortsen, zelfs is het tegen de vierdaagse koortsen ook zeer nuttig. Het sap van het kruid en van de bladeren werkt net zo goed als het afkooksel er van, ja krachtiger, die ook gedronken geschikt is om de wormen van de buik zeer gauw en gemakkelijk te doden. Alle vergiftige dieren, hoedanig die ook zijn, kan men met de rook van dit kruid, droog op het vuur leggen, verjagen. Sommige willen verzekeren dat de herten die nadat ze met pijlen geschoten zijn en gekwetst dit kruid eten en daardoor genezen worden zonder er enig letsel van te behouden. BIJVOEGING. Boelkenskruid is zeer geprezen in onze tijden en wordt in de gebreken van de lever voor beter en nuttiger gehouden dan Agrimonia zelf die van de ouders zo zeer geacht plag te wezen zoals tevoren ook vermaant is. Gedaante van boelkenskruid. De stelen van dit kruid zijn bruinachtig rood en van binnen vol wit merg. Dit gewas is bitter van smaak en bijna zo lieflijk van reuk als betonie of Agrimonia. Ze hadden voorwaar groot ongelijk (als Lobel ook wel betoont) die zeiden dat dit kruid een stinkende reuk had, want het heeft opmerkelijk een lieflijke reuk. Boven in het opperste van de stelen draagt dit kruid ronde, harige vleeskleurige bloemen dat als harigheid met de wind weg vliegt. De wortel is met vele vezels behangen, maar is nergens toe nut. Geslachten. Behalve het kruid daar Dodonaeus van vermaant en beschreven wordt in het XVII kapittel van het 10de boek wat sommige boelkenskruid wijfje noemen en van Dodonaeus Hepatorium aquatile genoemd, beschrijft Lobel noch een boelkenskruid wijfje en noemt dat in het Latijn Eupatorium Cannabium femina Septemtrionalum, stellato & odoro flore wat meest in de gewesten Noordwaarts groeit en van ons op gelegener tijd beschreven zal worden. (Bidens tripartita) Namen. Dit kruid wordt van Dodonaeus Hepatorium vulgare genoemd en ook Hepatorium adulterinum en Pseudohepatorium, maar of hij Eupatorium adulterinum heeft willen zeggen of Pseudo-Eupatorium, dat weet ik niet goed, want het blijkt uit zijn beschrijving dat hij dat voor het echte Hepatorium houdt. In het Hoogduits noemt men het Hertzklee, Hirtzenklee of Wasserdost, in het Nederlands hertsklaveren. Lobel noemt het boelkenskruid mannetje of Eupatorium mas en ook Cannabina aquatica en Eupatorium Cannabium Avicennae van de apothekers en te onrechte is het in de Nederlandse winkels Eupatorium Graecorum genoemd geweest. In het Italiaans noemt men dit kruid ook eupatorio volgare en eupatorio de Avicenna. Kracht en werking Boelkenskruid in wijn gekookt en gedronken geneest de kwetsingen en wonden en is een goed wondkruid in alle inwendige en uitwendige wonden. Men stampt de bladeren van dit kruid zoals men van de agrimonie doet en men bewaart het sap en men droogt dat in de zon en men maakt men daar likkepot van die zeer behulpzaam zijn in alle gebreken van de lever en de milt, vooral in de hardheid van de milt. Men geeft dat sap ook te drinken aan diegene die koude apostumen of gezwellen hebben en met een koude maag gekweld zijn. Van dit kruid een pleister of pap gemaakt op de koude zwellen geneest die ook. De bloemen genezen de zweren en wonden. Alle venijnige gedierten worden verdreven met de rook van dit kruid dat droog op het vuur gelegd is. Met korte woorden gezegd, dit kruid doet al hetgeen dat Agrimonia kan doen en noch veel krachtiger en gauwer. Voorts die meer van de krachten van dit kruid begeert te weten die leest het voornoemde 17de kapittel van het 20ste boek waar we van het water boelkenskruid zullen spreken. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/