Claviceps

Over Claviceps

Moederkoren, vervolg Dodonaeus, vorm, onkruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

HET VIII. CAPITEL.

Van Brandt oft Koren-Brandt.

Ghedaente.

‘Tghene dat de nieuwe Cruydt-beschrijvers Ustilago, dat is Brandt noemen, is eyghentlijck een kranckheyt, ghebreck oft miswas van de vruchten die aeren draghen, ende sonderlinghen van de Haver oft Gerste, de aeren oft rietpluymen van de selve, eer sy uyt hare huyskens oft vellekens volkomentlijck spruyten oft voortkomen konnen, moeyelijck ende schadelijck vallende: in voeghen, dat de aeren daer door verflenschen ende vergaen, ende als met een swart poeder bedeckt oft bestoven schijnen te wesen.

Plaetse.

Brandt wast tusschen de Terwe, Haver oft Rogghe, soo wel hier te lande als oock elders.

Tijdt.

Dit miswas groeyt meest in April ende Mey, als het weder dickwijls onghestadigh ende wanckelbaer is, te weten somtijdts doncker ende reghenachtigh, somtijdts schoon, claer ende warm: want dan worden de vochte oft bereghende aeren door de hitte der Sonnen bedorven, ende bijkants verbrandt, soo men dat pleegh te noemen.

Naem.

In ’t Duytsch is dit miswas ghemeynlijck Brandt gheheeten, in ’t Latijn Ustilago.

Het schijnt dat het een soorte van Roest soude moghen wesen, sulcks als in ’t Latijn Rubigo oft Robigo heet: in ’t Griecks Erisibe: de welcke, als Theophrastus seydt, een bederffenis is van de overblijvende vochtigheyt ende een ghemeyn ghebreck van alle Korenen oft voedende saden: hoe wel dat het Korenwerck daer meer mede ghequelt is dan de hauwvruchten: dan meest sietmen dat in vochtighe douwachtighe ghewesten, in leeghe dellinghen oft afganghen van de berghen, ende daer den windt gheenen doortocht en heeft; daer-en-teghen de hooge ende wel ten winde staende plaetsen zijn daer vry af. Het groeyt als ’t Volle Maen is.

BIIVOEGHSEL.

Dit oncruydt is ghemeynlijck, eer de aeren voortkomen, de Haver seer ghelijck: dan als de aeren beghinnen voorts te komen, dan sietmen in plaetse van een goede aere een swarte aere, gheladen met swart poeder ende stoffe, dat daer rondomme hanght. Want als de aere noch teer is, ende in hope van bloeyen ende graen te krijghen, is ’t datse bereghent ende nat zijnde, terstont met een heete Sonne dorre wordt, dan komter af dit misghewas: maer het en komt gheensins van graen dat in d’aerde bedorven is. Dit stof van de aeren vergaet terstont in een verbrandt meluwachtigheydt. In ’t Fransoys is het Bruslure gheheeten; in ’t Enghelsch Bligt oft Brant Corne. Het heeft sijnen toenaemen nae het Koren daer het uytgekomen is: want Brandt van Gerste met veele rijen heet in ’t Enghelsch Barley Bligt, in ’t Latijn Ustilago Hordei polystichi: Brandt van Haver heet in ’t Enghelsch Haver Bligt, in ’t Latijn Ustilago Avena ende soo maghmen de toenaemen in onse tael oock maecken. Squala der Italiaenen is oock een miswas van Gerste, ende Ustilago rustica is den Dictamnus, ende den Swarten Chameleon.

Dan dit miswas en heeft in de medicijne gheen ghebruyck, ende en is nerghens toe dienstelijck, maer alle vruchten ende koren quaet ende schadelijck. [866]

HET VIII. KAPITTEL.

Van brand of korenbrand, Moederkoren. (Claviceps purpurea)

Gedaante.

Hetgeen dat de nieuwe kruidbeschrijvers Ustilago noemen, dat is brand, is eigenlijk een ziekte, gebrek of miswas van de vruchten die aren dragen en vooral van haver of gerst die de aren of rietpluimen ervan eer ze uit hun huisjes of velletjes volkomen spruiten of voortkomen moeilijk en schadelijk vallen op die manier dat de aren daardoor verflensen en vergaan en als met een zwart poeder bedekt of bestoven schijnen te wezen.

Plaats.

Brand groeit tussen tarwe, haver of rogge en zowel hier te lande als ook elders.

Tijd.

Dit miswas groeit meest in april en mei als het weer dikwijls ongestadig en wankelbaar is, te weten soms donker en regenachtig, soms mooi, helder en warm, want dan worden de vochtige of beregende aren door de hitte van de zon bedorven en bijna verbrand zo men dat plag te noemen.

Naam.

In het Duits is dit miswas gewoonlijk Brandt genoemd, in het Latijn Ustilago.

Het schijnt dat het een soort van roest zou mogen wezen zulks als in het Latijn Rubigo of Robigo heet en in het Grieks Erisibe die, als Theophrastus zegt, een bederf is van de overblijvende vochtigheid en een algemeen gebrek van alle koren of voedende zaden, hoewel dat het korenwerk er meer mee gekweld is dan de hauwvruchten, dan meest ziet men dat in vochtige dauwachtige gewesten, in lage dalen of afgangen van de bergen en daar de wind geen doortocht heeft, daartegen de hoge en goed in de wind staande plaatsen zijn er vrij van. Het groeit als het volle maan is.

BIJVOEGING.

Dit onkruid is gewoonlijk eer de aren voortkomen de haver zeer gelijk, dan als de aren beginnen voort te komen dan ziet men in plaats van een goede aar een zwarte aar geladen met zwart poeder en stof dat er rondom hangt. Want als de aar noch teer is en in hoop van bloeien en graan te krijgen en is het dat ze beregend en nat zijn terstond met een hete zon dor wordt dan komt er dit misgewas van, maar het komt geenszins van graan dat in de aarde bedorven is. Dit stof van de aren vergaat terstond in een verbrande vermolming. In het Frans is het bruslure genoemd en in het Engels bligt of brant korne. Het heeft zijn toenamen naar het koren daar het uitgekomen is want brand van gerst met vele rijen heet in het Engels barley bligt en in het Latijn Ustilago Hordei polystichi, brand van haver heet in het Engels haver bligt en in het Latijn Ustilago Avena en zo mag men de toenamen in onze taal ook maken. Squala van de Italianen is ook een miswas van gerst en Ustilago rustica is de Dictamnus en zwarte Chameleon.

Dan dit miswas heeft in de medicijnen geen gebruik en is nergens toe dienstig, maar alle vruchten en koren kwaad en schadelijk. [866]

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/