Flora Frisica

Over Flora Frisica

David Meese of lijst der planten welke in de provincie Friesland in het wild gevonden worden in 1758. Met Latijnse tekst van Linnaeus in Species Plantarum,

Uit; https://archive.org/details/florafrisicaofly1760mees/page/n9/mode/2up

Door; Nico Koomen. Dit werk was slecht te kopiëren.

AAN

DE EDELE MOGENDE HEEREN

CURATOREN

VAN

FRIES LANDS HOOGE SCHOLE.

JR. HESSEL DOUWE ERNST van AYLVA.

Jr. SJUCK GERROLD JUCKEMA van BUMANIA RENGERS.

LIVIUS SUFFRIDUS LYKLAMA a NYEHOLT.

Jr. TJALLING EDO HESSEL ROORDA van SIXMA.

WORDT DEESE FLORA FRISICA MET ALLE VERSCHULDIGDE EERBIED OPGEDRAGEN

Door

Hun EDELE MOGENDE

Ootmoedige Dienaar

DAVID MEESE.

VOORBERIGT.

AAN DE BEMINNAARS DER KRUIDEN.

Naa dat ik in den Kruid- hof van Frieslands Hooge Schole te Franeker het Ampt als Hovenier twee Jaaren bekleed had, wierde myn lust gaande gemaakt om de Planten te leeren kennen volgens het Zamenstel en leerwyse van den Hooggeleerden Heer Carolus Linnaeus, Professor de Medicynen als meede in de Kruidkunde aan de Academie te Upsal in Zweeden &c. &c.waar van ik met veel agting zommige Liefhebbers der Kruiden hoorde spreeken. Het geluk wilde dat hier alle de Planten in de Academie-Tuin naar het Syftema van gemelde Heer C. Linnaeus geschikt wierden (1) waar door ik goede gelegentheid vond om myne begeerte te voldoen.

Onderwijlen wierde ik bekend met twee Liefhebberen der gewassen alsde Heeren Murck van Phelsum en Doumicus Wierdsma, op die tyt, beide Studenten in de Medicynen aan deese Academie, welke Heeren als doe ook eerst een begin gemaakt hadden met na de order van de Heer Linnaeus te werken: Deese rieden my, dat ik moed tragten magtig te worden het Systema Nature van de Heer Linnaeus, als meede de Philosophia Botanica, om my daar in te oeffenen : dit geschiede, maar ‘t vorderde zeer gering, terwyl dat ik niet de Latynsche veel min de Griekse Taal magtig was.

Nogthans werkte ik zoo veel als maar immers myne menigvuldige besigheden toelieten.

Eindelyk onder nam ik door behulp van myne goede Vrienden en een Latyns Woordenboek het Systema Naturae (zoo ver het Ryk der Planten strekte} in het Nederduytsch over te setten.

Middelerwijl had ik verscheydene maalen geleegentheidt om planten in verschillende Oorden deeser Provintie in het wilde groejende, te versaamelen. Door deese weg, en door onderrigting van de bovengenoemde Heeren vorderde ik dus verre, dat ik in het vierdejaar myner bedieninge, veel van de ligste Zoorten van Bloemen volgens de manier van den Heer Linnaeus, in alle haare deelen konde onderkennen.

Voorts ondernam ik de Philosophia Botanica over te brengen (in het Nederduytsch) voor zoo ver het my van dienst konde zyn, waar uyt ik een Register van alle de Afbeeldingen en Konst-bewoordingen met de nodige verklaaringen daar over zoo kort als lyden konde, vervaardigde, dat ik altyt by my droeg, om, zoo ik een of ander plant naazag in de Nova Genera Plantarum, en daar een bewoording voorkwam die ik niet wel begreep, dezelve daar in te kunnen nazien,

Dus doende, ben ik meer en meer aangemoedigt, en heb de gewenste geleegentheidt eyndelyk gevonden dit werkje zaamen te stellen, ‘t geen ik denke van eenig nut en dienst te kunnen zyn: dewyl my niet bewust is, dat 'er over dit stuk iets in voorleedene nog tegenswoodige tyt in het ligt gekoomen is.

Dit opstel vervat dan in zig zulke Planten genoegzaam alleen, die hier in de provintie, natuurlyk in het wilde groejende gevonden worden, zoo in de Aarde, het Water als op andere Planten en Lichaamen, als meede op 't Strand; en dewelke zonder behulp van eenige oeffeninge groejen: en ik heb er geene opgesteld, dan die ik zelf, uyt het wilde verzaameld heb.

De Order welke ik hier in gevolgd heb, is die, dewelke de Heer Linnaeus gehouden heeft in zyn Species Plantarum. Hier om zyn ook de benamingen en omschryvingen van meest alle de Planten die hier in voorkoomen dezelve, als die van de Spec, plant, uytgezondert eenige weynige, waarvan de naamen der Schryveren, (na wiens benamingen ik die heb voorgesteld) daar bygevoegt staan, wyyl ik zommige zoorten by de Heer Linnaeus niet konde vinden; ook heb ik by veele de Neederduitsche Naamen bygesteld, (2) meest alle, na die van Rembertus Dodonaeus en by zommige namen geset, waar door deselve hier in het algemeen by Stad en Landslieden het best bekend zyn, en er ook zomtyds iets tot naader onderscheydinge by gesteld, dat meest tusschen twee haakjes bepaald is; ook heb ik aangeteekent de Naamen der Plaatsen waar de Planten groejen : op dat die lust heeft, dezelve op die Plaatsen zoude kunnen zoeken.

De Veelvuldige arbeyd die myn beroep vordert, heeft niet toegelaaten veel tyt tot dit werk in verschillende tytperken des Jaars (die daar toe nodig zyn) te besteeden. Dit is een reeden, waarom het niet volkoomen kan zyn, dog al had ik meer tyt gehad zoude er nogthans zeekerlyk altoos het of ander gebrek aan zyn geweest. Want niemandt moet denken dat ik van gevoelen ben, dat dit werk alle planten hier in het wilde te vinden zynde, zoude bevatten: neen. Want voor eerst, zyn my nog eenige zoo op het Land als elders voorgekoomen, die ik tot naader onderzoek er heb moeten uytlaaten, dewyl ik geene genoegzame kenteekens aan dezelve heb gevonden, waar door ik die met zeekerheidt onder een of ander Geslagt of Zoort heb kunnen voegen. Ten anderen, ben ik ook van gedagten, dat ik er over het hooft zal hebben gezien, dewyl het onmogelyk is, in zoo een groot Velde, alles, op het naukeurigste te doorzoeken; ook zyn er plaatsen daar ik nog niet ben geweest maar hoope myne naspooringen hier in voort te zetten, en dan by vervolg, die planten, welke mogten voorby gegaan zyn, met een Aanhangsel by de uitgegevene te voegen.

Ik verbeelde my niet met dit werkje uyt te geeven een groot nut aan het gemeen te weege ‘t brengen. Want my is zeer wel met veele bewust, dat met deese zaaken, zig het grootste gedeelte der Menschen niet behoeft op te houden. Maar myne reeden, waarom ik dit gedaan heb, zyn deeze: voor Eerst om, onze Provintie, die in dit geval tot nog toe scheen vergeeten te zyn, meede, zoo veel myn vermogen toe liet, in aandenken te brengen; en ten Tweeden, om my zelfs te offenen; en Eyndelyk, om aan zommjge Liefhebberen wiens lusst scheen opgewekt over dit onderwerp iets te zien, enigzins te voldoen.

Omtrent de schryfstyl en het geene verder zoude hebben kunnen dienen om dit werk op te cieren, bekenne ik, geerne myne onkunde; en twyffele niet, of de Leezer zal de fauten daar in begaan, indien anders de zaaken goed zyn, wel gunstig gelieven te verschoonen en over het hooft te zien.

Ik heb ook gemeend niet ondienstig te zyn een korte omschryvinge deezer Provintie hier by te voegen.

Franeker

den 9 Februarius

1758.

VOORBERICHT.

AAN DE BEMINNAARS DER KRUIDEN.

Nadat ik in de Kruidhof van Frieslands Hogeschool te Franeker het ambt als hovenier twee jaren bekleed had werd mijn lust gaande gemaakt om de planten te leren kennen volgens het samenstel en leerwijze van de zeer geleerde heer Carolus Linnaeus, professor der medicijnen als mede in de kruidkunde aan de academie te Upsal in Zweden &c. &c. waarvan ik met veel achting sommige liefhebbers der kruiden hoorde spreken. Het geluk wilde dat hier alle planten in de academie-tuin naar het systeem van gemelde heer C. Linnaeus geschikt werden (1) waardoor ik goede gelegenheid vond om mijn begeerte te voldoen.

Ondertussen werd ik bekend met twee liefhebbers der gewassen als de heren Murck van Phelsum en Doumicus Wierdsma, op die tijd beide studenten in de medicijnen aan deze academie, welke heren als toen ook eerst een begin gemaakt hadden met naar de orde van de heer Linnaeus te werken: Dezen raden me aan dat is moest trachten machtig te worden het Systema Naturae van de Heer Linnaeus, als mede de Philosophia Botanica om me daarin te oefenen : dit geschiede, maar ‘t vorderde zeer slecht omdat ik niet de Latijnse en veel minder de Griekse taal machtig was.

Nochtans werkte ik zoveel als maar immers mijn menigvuldige bezigheden toelieten.

Eindelijk ondernam ik door behulp van mijn goede vrienden en een Latijns woordenboek het Systema Naturae (zover het rijk der planten strekte) in het Nederduits over te zetten.

Ondertussen had ik verscheidene malen gelegenheid om planten in verschillende oorden van deze provincie die in het wild groeiden te verzamelen. Door deze weg en door onderrichting van de bovengenoemde heren vorderde ik dusverre zodat ik in het vierde jaar van mijn bediening veel van de lichtste soorten van bloemen volgens de manier van de heer Linnaeus in al hun delen kon herkennen.

Voorts ondernam ik de Philosophia Botanica over te brengen (in het Nederduits) voor zo ver het me van dienst kon zijn, waaruit ik een register van alle afbeeldingen en kunst-bewoordingen met de nodige verklaringen daarover zo kort als het lijden kon vervaardigde dat ik altijd bij me droeg om zo ik een of ander plant nazag in de Nova Genera Plantarum en daar een bewoording voorkwam die ik niet goed begreep die daarin te kunnen nazien,

Dusdoende ben ik meer en meer aangemoedigd en heb de gewenste gelegenheid eindelijk gevonden dit werkje samen te stellen, ’t geen ik denk van enig nut en dienst te kunnen zijn: omdat me niet bewust is dat 'er over dit stuk iets in voorleden nog in tegenwoordige tijd in het licht gekomen is.

Dit opstel bevat dan in zich zulke planten genoegzaam alleen die hier in de provincie, natuurlijk in het wild groeiende gevonden worden, zo in de aarde, het water als op andere planten en lichamen, als mede op 't strand; en die zonder behulp van enige oefening groeien: en ik heb er geen opgesteld, dan die ik zelf uit het wild verzameld heb.

De orde welke ik hierin gevolgd heb is die welke de heer Linnaeus gehouden heeft in zijn Species Plantarum. Hierom zijn ook de benamingen en omschrijvingen van meest alle planten die hier in voorkomen dezelfde als die van de Species Plantarum uitgezonderd enige weinige waarvan de namen der schrijvers, (na wiens benamingen ik die heb voorgesteld) daar bijgevoegd staan, omdat ik sommige soorten bij de heer Linnaeus niet kon vinden; ook heb ik bij vele de Nederduitse namen bijgesteld, (2) meest allen naar die van Rembertus Dodonaeus en bij sommige namen gezet waardoor dezelfde hier in het algemeen bij stad en landslieden het best bekend zijn en er ook soms iets tot nadere onderscheiding bij gesteld dat meest tussen twee haakjes bepaald is; ook heb ik aangetekend de namen der plaatsen waar de planten groeien : opdat die lust heeft dezelve op die plaatsen zou kunnen zoeken.

De veelvuldige arbeid die mijn beroep vordert heeft niet toegelaten veel tijd tot dit werk in verschillende tijdperken der jaar (die daartoe nodig zijn) te besteden. Dit is een reden waarom het niet volkomen kan zijn, dog al had ik meer tijd gehad zou er nochtans zeker altoos het of ander gebrek aan zijn geweest. Want niemand moet denken dat ik van mening ben dat dit werk alle planten hier in het wild te vinden zijn zou bevatten: neen. Want voor eerst, zijn me nog enige zo op het land als elders voorgekomen die ik tot nader onderzoek er heb moeten uitlaten, omdat ik geen voldoende kentekens aan dezelve heb gevonden waardoor ik die met zekerheid onder een of ander geslacht of soort heb kunnen voegen. Ten tweeden, ben ik ook van gedachten, dat ik er over het hoofd zal hebben gezien omdat het onmogelijk is, in zoՠn groot veld alles op het nauwkeurigste te doorzoeken; ook zijn er plaatsen daar ik nog niet ben geweest, maar hoop mijn nasporingen hierin voort te zetten, en dan bij vervolg die planten welke mochten voorbij gegaan zijn met een aanhangsel bij het uitgegeven te voegen.

Ik verbeeld me niet met dit werkje uit te geven een groot nut aan het algemeen te weeg te brengen. Want me is zeer goed met velen bewust dat met deze zaken zich het grootste gedeelte der mensen niet behoeft op te houden. Maar mijn reden waarom ik dit gedaan heb zijn deze: voor eerst om onze provincie die in dit geval tot nog toe scheen vergeten te zijn mede, zo veel mij vermogen toe liet, in aandacht te brengen; en ten tweeden, om mij zelf te oefenen; en eindelijk om aan sommige liefhebbers wiens lust scheen opgewekt over dit onderwerp iets te zien enigszins te voldoen.

Omtrent de schrijfstijl en hetgeen verder zou hebben kunnen dienen om dit werk op te sieren beken ik graag mijn onkunde; en twijfel niet of de lezer zal de fouten daarin begaan, indien anders de zaken goed zijn, wel gunstig gelieven te verschonen en over het hoofd te zien.

Ik heb ook gemeend niet ondienstig te zijn een korte omschrijving van deze provincie hierbij te voegen.

Franeker

De 9de februari

1758.

(1) Het Systema van de Heer Linnaeus word het door my genoemt, om dat het door dien Heer het allereerst is uytgewerkt: schoon het eerste voorstel daar van seekerlyk gedaan is door de Heer Jo. Henr. Burchard, gelyk blyken kan uyt desfelfs Briev inde Latynsche Taal geschreeven te Wolffenbuttel Ao. 1702. in 4to Epistola ad Illustrem Leibnitium de comparitiene plantarum : quam partes earum genitales suppeditant: zynde deese Briev wederom met een Ample voorreeden van de Heer Laurentius Heister uytgekoomen te Helmstadt in het jaar 1750.

(2) De Leeser zal zomwylen, by deese Naamen een, ander woord of naam vinde dat onder de Neederduytsche niet kan gerekend worden; dog dit heb ik veeltyts zoo gelaaten, om dat bij Dodonaeus en andere het woordt zoo voorkoomt, en ook door dit, zomvwylen beeter een Afbeelding by de ouden word opgezogt.

(1) Het Systema van de heer Linnaeus wordt het door mij genoemd omdat het door die heer het allereerst is uitgewerkt: ofschoon het eerste voorstel daarvan zeker gedaan is door de Heer Jo. Henr. Burchard, gelijk blijken kan uit diens brieven in de Latijnse taal geschreven te Wolffenbuttel anno 1702. in 4to Epistola ad Illustrem Leibnitium de comparitiene plantarum : quam partes earum genitales suppeditant: zijn deze brieven wederom met een omvangrijke voorreden van de heer Laurentius Heister uitgekomen te Helmstadt in het jaar 1750.

(2) De lezer zal soms bij deze namen een ander woord of naam vinden dat onder de Nederduitse niet kan gerekend worden; dog dit heb ik vaal zo gelaten omdat bij Dodonaeus en andere het woord zo voorkomt en ook door dit soms beter een afbeelding bij de ouden wordt opgezocht.

TER VERKLARINGE

DER

GHETALLEN EN TEEKENS

DIENT DAT

Het Getal welk voor ider Plant gesteldt staat, beteekent, de zoo veelste zoort in optelling die ik hier in het wilde gevonden heb. En die er agter gevonden worden, geeven te kennen, hoeveelste, het is van die Familie in de Species Plantarum van de Heer C. Linnaeus.

Daar dit * voor geplaatst is, toont het aan, dat die plant in de Spec. plant. door my niet gevonden is.

TER VERKLARINGE

DER

GETALLEN EN TEKENS

DIENT DAT

Het getal welke voor elke plant gesteld staat, betekent de zoveelste soort in optelling die ik hier in het wild gevonden heb. En die erachter gevonden worden geven te kennen, hoeveelste het is van die familie in de Species Plantarum van de heer C. Linnaeus.

Daar dit * voor geplaatst is toont het aan, dat die plant in de Species Plantarum door mij niet gevonden is.

BELANGENDE DE GESTELDTHEID DEESER PROVINTIE.

Friesland, tusschen het Vlie ende Lauwers beslooten. legt op 53 Graaden 11 Minuten Noorder breete, en 17 Graaden Lengte, en is de Vyfde in Rang van de Seeven vereenigde Provintien; maar na Holland de magtigste van allen.

Deeze Provintie legt ten Noorden aan de Noord-Zee, ten Oosten aan de Provintie van Groningen en het Landschap Drenthe, ten Zuyden aan Over-Ysel, en ten Westen aan de Zuyder-Zee, wordende van de Eylanden Texel, het Vlie, Ter-Schelling, Ameland en Schiermonikoog omringd.

De lengte van Noorden na Zuyden is ongeveer 14 Uuren, en van Oosten na Westen 13 Uuren gaans, het getal der Inwoonders is ruym 130 Duysent. Het geheele Land word in drie Deelen verdeeld, als Oostergo, Westergo en Zevenwolden; in Oostergo leggen de Steeden Leeuwaerden en Dockum, in Westergo, Bolsward, Franeker, Sneek, Harlingen, Stavoren, Workum, Ylst, Hindeloopen, en in de Zevenwolden de Stad Slooten.

Leeuwaerden is de Hooft-stad van de geheele Provintie alwaar de vergaaderingen van de Staaten, Gedeputeerde Staaten, het Hof van Justitie, en de Provintiale Rekenkamer worden gehouden.

Te Franeker is een vermaarde Hooge-Schole die aldaar inden Jaare 1585 is opgeregt. De volgende Steeden leggen aan de Zuyder-Zee. Harlingen (alwaar de Friesche Admiraliteit word gehouden,) Workum, Hindeloopen en Stavoren. De Regeeringe bestaat uyt vier Deelen. Oostergo, Westergo, Zeven-Wolden en de Steeden ; in Oostergo zyn 11 Grietenien, Leeuwaerderadeel, Ferwerderadeel, Westdongeradeel, Oostdongeradeel, Kollumerland en Nieuwkruysland, Agtkarspelen, Dantumadeel, Tietjersteradeel, Smallingerland, Idaarderadeel en Rauwerderhem.

In Westergo leggen de 9 Grietenien, Menaldumadeel, Franekeradeel, Barradeel, Baarderadeel, Hannaarderadeel, Wonseradeel, Wymbritseradeel, Hemelumer Oudephert en Noordwoldt en het Bildt.

In de Zeven-Wolden heeft men 10 Grietenien, Utingeradeel, Aengwierden, Donjewerstal, Haskerland, Schooteland, Lemsterland, Gaasterlandt, Oosterlandt, Stellingwerf Oost-einde, Stellingwerf- West-einde,

De Regeeringe der Staaten word uyt de 30 Grietenien en 11 Steeden gemaakt, van welke getallen men wil dat het Spreekwoord komt, men kan alles op zyn Ellef en Dartigst niet schikken ; als zynde het zeldzaam, dat een zaak met algemeene stemmen van zoo veel Leeden werd afgedaan : want uyt yder Grietenie word ten minsten een voor Edel- man, en een voor Eigen- Erfde ten Landsdage verkooren, en wegens yder Stad een Burgemeester en een Vroedscbap, zoo dat de Staaten van Friesland niet minder als 82 Leeden uytmaaken.

In de Grietenien van van Oostergo, als Rauwerderhem, Leeuwaerderadeel, Ferwerderadeel, Oostdongeraradeel Westdongeradeel, en het grootste gedeelte van Collumerlandt, gelyk genoegzaam in geheel Westergo, heeft men een zeer vrugtbaare Kley-grond,in welke derhalven uitnemende Bouw enWeid-landen worden gevonden.

Het ander gedeelte van Oostergo, en geheel Zeven- Wolden, is Zand hoog en lag Veen-grond, en Heide, het welke egter niet belet, dat men in die Deelen veele vrugtbaare Bouw en weyd-landen vindt.

Voor het overige, worden voornamentlyk in deese laatst genoemde deelen, een groote meenigte van veelerleye zoorten van Boomen, Heesters en Planten (welke dit werkje bevat) gevonden.

Ondertusschen leggen de meest hooge Veenen in Smallingerland, Opsterlandt en Ooststellingwerf.

AANGAANDE DE GESTELDHEID VAN DEZE PROVINCIE.

Friesland, tussen het Vlie en Lauwers besloten, ligt op 53 graden 11 minuten Noorderbreedte, en 17 graden lengte, en is de vijfde in rang van de Zeven verenigde Provincies; maar na Holland de machtigste van allen.

Deze provincie ligt ten Noorden aan de Noordzee, ten Oosten aan de provincie van Groningen en het landschap Drenthe, ten Zuiden aan Overijsel en ten Westen aan de Zuidzee, worden van de eilanden Texel, het Vlie, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog omringd.

De lengte van Noorden naar Zuiden is ongeveer 14 uren, en van Oosten naar Westen 13 uren gaan, het getal der inwoners is ruim 130 000. Het gehele land wordt in drie delen verdeeld, als Oostergo, Westergo en Zevenwolden; in Oostergo liggen de steden Leeuwarden en Dokkum, in Westergo, Bolsward, Franeker, Sneek, Harlingen, Stavoren, Workum, IJlst, Hindelopen, en in de Zevenwolden de stad Sloten.

Leeuwarden is de hoofdstad van de gehele provincie alwaar de vergaderingen van de Staten, Gedeputeerde Staten, het Hof van Justitie, en de Provinciale Rekenkamer worden gehouden.

Te Franeker is een vermaarde Hogeschool die aldaar in het jaar 1585 is opgericht. De volgende steden liggen aan de Zuidzee. Harlingen (alwaar de Friese Admiraliteit wordt gehouden,) Workum, Hindelopen en Stavoren. De Regering bestaat uit vier Delen. Oostergo, Westergo, Zevenwolden en de steden; in Oostergo zijn 11 Grietenijen, Leeuwarderadeel, Ferwerderadeel, West Dongeradeel, Oost Dongeradeel, Kollumerland en Nieuwkruisland, Achtkarspelen, Dantumadeel, Tietjerksteradeel, Smallingerland, Idaarderadeel en Rauwerderhem.

In Westergo leggen de 9 Grietenijen, Menaldumadeel, Franekeradeel, Barradeel, Baarderadeel, Hennaarderadeel, Wonseradeel, Wymbritseradeel, Hemelumer Oldeferd en Noordwolde en het Bildt.

In de Zevenwolden heeft men 10 Grietenijen, Utingeradeel, Aengwirden, Doniawerstal, Haskerland, Schoterland, Lemsterland, Gaasterland, Oosterland, Stellingwerf Oosteinde, Stellingwerf- Westeinde,

De Regering der Staten word uit de 30 Grietenijen en 11 steden gemaakt, van welke getallen men wil dat het spreekwoord komt, men kan alles op zijn elf en dertigste niet schikken ; als zijnde het zeldzaam dat een zaak met algemene stemmen van zoveel leden wordt afgedaan : want uit elke Grietenij wordt ten minsten een voor edelman, en een voor Eigen- Erfde ten Landdag gekozen en vanwege elke stad een burgemeester en een Vroedschap, zodat de Staten van Friesland niet minder dan 82 leden uitmaken.

In de Grietenijen van Oostergo, als Rauwerderhem, Leeuwarderadeel, Ferwerderadeel, Oostdongeraradeel Westdongeradeel en het grootste gedeelte van Kollumerland, gelijk genoegzaam in geheel Westergo, heeft men een zeer vruchtbare kleigrond waarin derhalve uitnemende bouw en weidelanden worden gevonden.

Het andere gedeelte van Oostergo en geheel Zevenwolden is zand hoog en laag veengrond en heide, wat echter niet belet dat men in die delen vele vruchtbare bouw en weidelanden vindt.

Voor het overige, worden voornamelijk in deze laatst genoemde delen een grote menigte van velerlei soorten van bomen, heesters en planten (welke dit werkje bevat) gevonden.

Ondertussen liggen de meest hoge venen in Smallingerland, Opsterland en Ooststellingwerf.

Flora Frisica.

Classis I.

Monandria.

Monogynia.

1. Salicornia articulis apice crassioribus obtusis, Spec. plant. 2. n. 1.

Geknopte Kali. Belg.

Aan de Zee-dyk, tusschen Harlingen en Ropta-zyl, en buyten Franker aan vogtige kanten van Koorn-landen.

2. Hippuris. Spec. plant. 4. n. 1.

Duysent-knoop Wyfje. Belg.

Op de Kley, en in de Wouden, in stilstaande Wateren, en lage moerassige landen.

Flora Frisica.

Classis I.

Monandria.

Monogynia.

1. Salicornia europaea, articulis apice crassioribus obtusis, Species Plantarum 2. n. 1.

Geknopte kali. Belg.

Aan de zeedijk, tussen Harlingen en Roptazijl en buiten Franker aan vochtige kanten van korenlanden.

2. Hippuris vulgaris. Species Plantarum 4. n. 1.

Duizendknoop wijfje. Belg.

Op de klei en in de wouden, in stilstaande wateren en lage moerassige landen.

DIGYNlA.

3. Blitum capitellis spicatis terminalibus, Spec. plant. 4. n. 1.

Aan de Stads-wal te Franeker, by Koorn-landen, en op zommige wegen een weynig buyten de stadt.

4. Blitum capitellis sparsis lateralibus. Spec. plant. 4, n. 2.

Het meest in moes-hoven, tusschen de vrugten.

DIGYNlA.

3. Blitum capitatum, capitellis spicatis terminalibus, Species Plantarum 4. n. 1.

Aan de stadswal te Franeker, bij korenlanden, en op sommige wegen een weinig de stad.

4. Blitum virgatum, capitellis sparsis lateralibus. Species Plantarum 4, n. 2.

Het meest in moeshoven, tussen de vruchten.

CLASSIS II.

DIANDRIA.

MONOGYNIA.

5. Ligustrum Spec. plant. 7. n. l.

Keel-kruyd, Mont-hout. Belg.

Dit Heester heb ik eens te Bergum en omtrent het Heerenveen in Bosjes gevonden, en dewyl er geen schyn was, dat die daar souden zyn geplant; twyfel ik niet of dezelve zal daar uyt zaat zyn voortgekoomen, en kan dus als een Friesche plant gereekend worden.

6. Veronica spicis lateralibus pedunculatis, foliis oppositis, caule procumbente. Spec. plant. 11. n. 8.

Eerenprys Manneken. Belg.

Het meenigvulgst in de Wouden, op dorre drooge gronden; by het Heerenveen, ‘t Twvysel, Kooten, Dragten, en aan de wal van de Breeberger- Schans.

7. Veronica racemo terminali subspicato, foliis ovatis glabris crenatis. Spec. plant. 12. n.,13.

Eerenprys Wyfje. Belg.

Op meenigten van plaatsen aan de wegen en kanten der slooten, als meede in Moeshoven.

8. Veronica racemis lateralibus, foliis ovatis planis, caule repente. Spec. plant, 12. n. 14.

Waterpungen of Beekpungen. Belg.

Op veele plaatsen in de Provintie, op laage natte gronden en plaatsen daar ճ Winters water staat : en in de beneeden wallen van zommige slooten, waar uyt zig deese plant op en in het water begeeft, en dus ook in het water gevonden wordt.

9. Veronica racemis lateralibus, foliis lanceolatis serrratis, caule erecto. Spec. plant. 12. n. 15.

Groeit op en in deselve plaatsen als de voorgaande.

10. Veronica racemis lateralibus pedicellis pendulis, foliis linearibus integerrimis. Spec. plant. 12. n. 16.

By de Voorgaande..

11. Veronica racemis lateralibus, foliis ovatis rugosis dentatis caule debili. Spec. plant. 13. n. 18.

Veel in de Hoven, op schaduwagtige plaatsen, en ruyge onbebouwde Velden.

12. Veronica racemis lateralibus, foliis cordatis, rugosis dentatis, caule stricto. Spec. plant. 13. n. 19.

Op het Kerk- hof te Donjum ; en in Moeshoven tusschen de Vrugten en op akkers met Boomen beplant in Queekeryen.

13. Veronica floribus solitariis, foliis cordatis incisis pedunculo brevioribus. Spec. plant. 13. n. 20.

Tweede Valsche muur. Belg.

In veele Hoven, en op Bouwlanden.

14. Veronica floribus solitariis, foliis cordatis incisei pedunculo longioribus. Spec. plant. 13. n. 21.

By de voorige.

15. Veronica floribus solitariis, foliis cordatis planis quinquelobis. Spec. plant. 13. n. 22.

Muur met blaaderen van Klimmer of Veyl. Belg,

Als vooren.

16. Veronica floribus solitariis sessilibus, foliis lanceolato linearibus, glabris obtusis integerrimis, caule erecto. Spec. plant. 14. n. 26.

Het meeste in de Hoven.

17. Utricularia nectario conico. Spec. plant. 18. N. 1.

Groeidt overvloedig in slooten, vyvers en water-dobben, maar voornaamelyk omtrent de Bonte-bok buyten Gorra-dyk, en op ‘t Orange-woudt.

Water duisent blad met geele Bloemen. Belg.

18. Lycopus foliis sinuto serratis, Spec. plant, 21. N. 1

Water andoorn, of Malrove. Belg.

Aan de kanten der slooten, op veele plaatsen.

CLASSIS II.

DIANDRIA.

MONOGYNIA.

5. Ligustrum vulgare. Species Plantarum 7. n. l.

Keel-kruid, Mond-hout. Belg.

Deze heester heb ik eens te Burgum en omtrent het Heerenveen in bosjes gevonden en omdat er geen schijn was dat die daar zouden zijn geplant; twijfel ik niet of dezelve zal daar uit zaad zijn voortgekomen en kan dus als een Friese plant gerekend worden.

6. Veronica officinalis, spicis lateralibus pedunculatis, foliis oppositis, caule procumbente. Species Plantarum 11. n. 8.

Ereprijs mannetje. Belg.

Het menigvuldige in de Wouden, op dorren droge gronden; bij het Heerenveen, ‘t Twijzel, Kooten, Drachten, en aan de wal van de Breeberger-Schans.

7. Veronica serpyllifolia, racemo terminali subspicato, foliis ovatis glabris crenatis. Species Plantarum 12. n.13.

Ereprijs wijfje. Belg.

Op menigten van plaatsen aan de wegen en kanten der sloten, als mede in moeshoven.

8. Veronica beccabunga, racemis lateralibus, foliis ovatis planis, caule repente. Species Plantarum. 12. n. 14.

Waterpungen of beekpungen. Belg.

Op vele plaatsen in de provincie, op lage natte gronden en plaatsen daar ճ winters water staat : en in de beneden wallen van sommige sloten, waaruit zich deze plant op en in het water begeeft en dus ook in het water gevonden wordt.

9. Veronica anagallis, racemis lateralibus, foliis lanceolatis serrratis, caule erecto. Species Plantarum 12. n. 15.

Groeit op en in dezelve plaatsen als de voorgaande.

10. Veronica racemis lateralibus pedicellis pendulis, foliis linearibus integerrimis. Species Plantarum 12. n. 16.

Bij de voorgaande.

11. Veronica chamaedrys, racemis lateralibus, foliis ovatis rugosis dentatis caule debili. Species Plantarum 13. n. 18.

Veel in de hoven, op schaduwachtige plaatsen en ruige onbebouwde velden.

12. Veronica latifolia, racemis lateralibus, foliis cordatis, rugosis dentatis, caule stricto. Species Plantarum 13. n. 19.

Op het kerkhof te Dongjum ; en in moeshoven tussen de vruchten en op akkers met bomen beplant in kwekerijen.

13. Veronica agrestis, floribus solitariis, foliis cordatis incisis pedunculo brevioribus. Species Plantarum 13. n. 20.

Tweede valse muur. Belg.

In vele hoven en op bouwlanden.

14. Veronica arvensis, floribus solitariis, foliis cordatis incisis pedunculo longioribus. Species Plantarum 13. n. 21.

Bij de vorige.

15. Veronica hederifolia, floribus solitariis, foliis cordatis planis quinquelobis. Species Plantarum 13. n. 22.

Muur met bladeren van klimop of veil. Belg,

Als voren.

16. Veronica peregrina, floribus solitariis sessilibus, foliis lanceolato linearibus, glabris afgestompt integerrimis, caule erecto. Species Plantarum 14. n. 26.

Het meeste in de hoven.

17. Utricularia vulgaris, nectario conico. Species Plantarum 18. N. 1.

Groeit overvloedig in sloten, vijvers en waterkuilen, maar voornamelijk omtrent de Bonte-bok buiten Gorredijk en op ‘t Oranjewoud.

Water duizend blad met gele bloemen. Belg.

18. Lycopus europaeus, foliis sinuato serratis, Species Plantarum, 21. N. 1

Water andoorn of malrove. Belg.

Aan de kanten der sloten op vele plaatsen.

D I G Y N I A.

19. Anthoxanthum spica ovato-oblonga, flosculis subpedunculatis arista longioribus. Spec. plant, 28 n.1.

Dit gras, wordt zeer veel in de Weyd-landen, en aan de kanten der Bosschen en wegen gevonden.

D I G Y N I A.

19. Anthoxanthum odoratum, spica ovato-oblonga, flosculis subpedunculatis arista longioribus. Species Plantarum, 28 n.1.

Dit gras wordt zeer veel in de weidelanden, en aan de kanten der bossen en wegen gevonden.

D I G Y N I A.

19. Anthoxanthum spica ovato-oblonga, flosculis subpedunculatis arista longioribus. Spec. plant, 28 n.1.

Dit gras, wordt zeer veel in de Weyd-landen, en aan de kanten der Bosschen en wegen gevonden.

D I G Y N I A.

19. Anthoxanthum odoratum, spica ovato-oblonga, flosculis subpedunculatis arista longioribus. Species Plantarum, 28 n.1.

Dit gras wordt zeer veel in de weidelanden, en aan de kanten der bossen en wegen gevonden.

TRIANDRIA DIGYNIA.

DIGYNIA.

28. Panicum spicis alternis conjugatisque, spiculis subdivisis, glumis aristatus hispidis. Spec. plant. 56. n. 5.

Omtrent het Orange-woudt, tusschen het Koorn.

29. Phleum spica cylindrica longissima. Spec plant. 59. N. 1.

In de Weyd landen, eeven buyten Franekcr, en op meenigten van andere plaatsen meer. "

30. Alopecurus culmo spicato erecto. Spec. plant, 60. n. 1.

b. Gramen typhoides spica angustiore. Spec. plant. 60. N. 1.

By de voorgaande.

31. Milium floribus dispersis. Spec. plant. 61, n. 1.

Vierde Beemdt-gras, Hirs-gras Belg.

Op meenigten van plaatsen op Landen, in Bosschen en aan der wegen.

32. Agrostis petalo exteriore exferente aristam erectam strictam longissimam. Spec. plant 61.n. 1.

Groeidt by ‘t Wysel. Kooten, Duirswoude, Haule &c. tusschen het Koorn.

33. Aira foliis planis, panicula coarctata, floribus pedunculatis muticis convoluto subulatis. Spec. plant. 62 n 3.

Aan de gemeene wegen en velden, zoo op de Kley als in de Wouden.

34. Poa panicula diffusa, spiculis sexfloris linearibus. Spec. plant. 67.n. 1.

Op zeer veel plaatsen in de Provintie, in grooten overvloed dog op de Kley het aldermeeste in beneden wallen van vaarten, graften, slooten, en natte landen.

25. Poa panicula-diffusa, spiculis trifloris glabris, culmo erecto tereti. Spec. plant. 67,n 5.

Eerste of gemeen Beemdt gras. Belg,

In de Weyd-landen buyten Franeker en elders.

36. Poa panicula diffusa angulis rectis, spiculis obtusis culmo obliquo compresso. Spec. plant. 68 n. 6.

Zeer veel aan wallen, en tusschen de steenen der straaten, en aan de weegen.

37. Poa panicula coarctata secunda, culmo obliquo compresso. Spec. plant. 69. n. 15.

Wordt het meeste aan drooge wallen en weegen buyten Franeker en elders gesien.

38. Datctylis panicula secunda glomerata. Spec. plant. 71. n 2.

Om Franeker, en op veele plaatsen meer, aan drooge wallen en wegen, aan kanten van Koorn-velden, desgelyks in de Wouden.

39. Cynosurus bracteis pinnatifidis, Spec. plant. 72. n.1.

Over al in de Weyd-landen, groene paden en wegen.

40. Cynosurus panicula subspicata, flosculis simplicibus biaristatis. Spec. plant, 73. n. 8.

Deese ziet met het meeste tusschen het Koorn.

41. Festuca panicula secunda coarctata aristata, culmo tetragono nudiusculo, foliis setaceis. Spec. plant 72. n 1.

Deese wordt hier het meeste aan de Zeekust, als meede, in dorre Sandgronden gesien en op Ameland, waarom het mogelyk den naam van Amelands-gras gekreegen heeft.

42. Festuca panicula ramosa erecta, spicules subsessilibus teretibus muticis. Spec. plant. 75. N 10.

Op veele plaatsen in stilstaande wateren.

43. Festuca panicula secunda erecta, spiculis subaridis, exterioribus teretibus. Spec. plant. 75. n. 9.

Menigvuldig in Weyd-landen, en langs de wegen en paden.

44. Bromus panicula patula, spiculis oblongis ditsichis, glumis subulato-aristatis. Spec. plant. 77. n. 5.

Naakte of ydele Haver. Belg.

Aan de kanten van Koornlanden.

45. Bromus panicula erecta coarctata. Spec. plant. 77. N 8.

Aan hooge droge wallen, en aan veele plaatsen buyten Franker en elders.

b. Bromus panicula nutante, spiculis quadrifloris aristatis brevioribus. Spec. plant. 77. n. 9.

Dravich. Belg.

b. Bromus panicula; ramis conjugato-binatis. Spec. plant. 77,n. 9.

Op vele plaatsen zoo op Kley, als in de Wouden, in Weyd-landen, omtrent bosschen, Hoven, beplante wallen en om Koorn-landen.

47. Avena calycibus dispermis, seminibus laevibus.

b. Avena alba. Spec.-plant. 79 n. 5.b.

Gemeene blanke Haver. Belg.

Deese word op de Kley als in de Wouden van de Huyslieden op hunne Akkers gezaaid, gelyk meer, zoo Graan als andere vrugten, het geen over bekend is : die ik, om dat men er van op diverse plaatsen in bet wild ziet groejen, niet wel heb kunnen voor by gaan, te meer dewyl ik in verscheyde werke van den zelfden aardt als dit die ook vinde.

48. Arundo calycibus quinquefloris, panicula laxa. Spec.Plant 81. N 3.

Gemeen Riet of Dek Riet. Belg. in overgroote meenigte de geheele Provintie door in meeren, poelen, vaarten, graften, slooten, en in veele laage landen.

49. Arundo calycibus unifloris foliis involutis mucronato pungentibus Spec. plant, p 28. n 6.

Een by soort hier van groeidt omtrent Staveren by ‘t Roode-Klif. De menschen verhalen malkanderen Wonderen van de oorsprongh van dit gewasch; ‘t geen men verteld onvrugtbaare Tarwe te zvn; die altoos onvrugtbaar blyft en geen Koorn in de Airen beeft, als zynde voortgekoomen uyt het Graan, dertelyk uytgestroit op ‘t Vrouwen sandt voor Staveren, van welke fabuleuse historie die lust heeft verder kan nazien Chr. Schotanus Kerkelyke en Weereldlyke gesshiedenissen van Friesland 6 Boek pag. 196

50. Lolium spica mutica. Spec. plant. 83. n. 1.

Phoenix, of Roode Dolic,k Belg,

In de Weyd-landen en aan de weegen zeer menigvuldig.

51, Secale gluma ciliis scabris. Spec. plant. 84. N. 1.

Rogge, Belg.

Word gezaaid en gevonden gelyk van de Haver gesegt is.

52. Hordeum flosculis omnibus hermaphroditis aristatus, ordinibus diobus crectioribus. Spec. plant. 84. n. 1.

Gemeene Garst, of Somer Garst. Belg.

a. Hordeum polystichum hybernum Bauhini Pinax 22.

Winter -Garst. Belg.

Gelyk van de Haver en Rogge gemeld is,

53. Hordeum flosculis lateralibus masculis aristatis. Spec. plant. 85. n. 5.

b. Gramen spicatum secalinum minus. Spec. plant. 85.n 5 b.

Basterd Gerste. Belg.

Aan hooge drooge wallen, en in dorre Weyd-kanden, op veele plaatsen.

54. Triticum glumis ventricosis glabris imbricatis aristatis. Spec. plant. 85. n. I.

Somer-Tarwe. Belg.

55. Triticum glumis ventricosis laevibus imbricatis submuticis. Spec. plant 86. N 2.

Winter-Tarw. Belg..

Deese groeit zoo als van de Haver, Rog en Garst, gesegt is,

56. Triticum calycibus subulatis trifloris acuminatis. Spec. plant. 86. n. 6.

Lidt-gras, Honds gras of Queek. Belg.

Groeid op zeer veel plaatsen als ruyge Bouw- en Weyd-landen, Moeshoven en aan de wegen.

Hier groeidt een zoort aan de Zeedyk, en ook wel tusschen de balsteenen genoegzaam in Zee, niet verre van Ropta-zyl, welke de sesde hier voor beschreeven zeer gelyk in allen delen is, uytgenomen, sfaarder en steeviger, en van een bleeker Zeegroener coleur, het welk genoegzaam zonder verandering volhardt, want hebbe in den jaare 1754. deese sesde soort, en de byfsooort aan de Zee gevonden, ieder in een aparte pot met aarde na vereisch en heb die naast malkanderen bewaardt, en in alles op gelyke wys behandeld geduurende drie jaaren, en heb doe bevonden, dat het zelfde onderfsheidt tusschen deese planten nog plaats hadde, als die 'er was doe ik se plantede: men zoude deese byzoort kunnen noemen

Triticum calycibus subulatis trifloris acuminatis, foliis glauca.

57. Triticum calycibus subulatis quadrifloris aristatis. Spec. plant. 86. n. 7.

TRIANDRIA DIGYNIA.

DIGYNIA.

28. Echinochloa crus-galli, spicis alternis conjugatisque, spiculis subdivisis, glumis aristatus hispidis. Species Plantarum 56. n. 5.

Omtrent het Oranjewoud tussen het koren.

29. Phleum pratense, spica cylindrica longissima. Species Plantarum. 59. N. 1.

In de weidelanden even buiten Franeker en op menigten van andere plaatsen meer.

30. Alopecurus pratensis, culmo spicato erecto. Species Plantarum, 60. n. 1.

b. Gramen typhoides spica angustiore. Species Plantarum 60. N. 1.

Bij de voorgaande.

31. Milium effusum, foliis dispersis. Species Plantarum, 61, n. 1.

Vierde beemdgras, hirs-gras Belg.

Op menigten van plaatsen op landen, in bossen en aan de wegen.

32. Agrostis spica-venti, petalo exteriore exferente aristam erectam strictam longissimam. Species Plantarum 61.n. 1.

Groeit bij ‘t Twijzel. Kooten, Duurswoude, Haule &c. tussen het koren.

33. Molinia caerulea, foliis planis, panicula coarctata, floribus pedunculatis muticis convoluto subulatis. Species Plantarum 63. n. 3.

Aan de algemene wegen en velden, zo op de klei als in de wouden.

34. Poa aquatica of Glyceria maxima, panicula diffusa, spiculis sexfloris linearibus. Species Plantarum 67. n. 1.

Op zeer veel plaatsen in de provincie in grote overvloed dog op de klei het allermeeste in beneden wallen van vaarten, grachten, sloten en natte landen.

25. Poa pratensis, panicula-diffusa, spiculis trifloris glabris, culmo erecto tereti. Species Plantarum 67, n. 5.

Eerste of gewoon beemdgras. Belg,

In de wiedelanden buiten Franeker en elders.

36. Poa annua, panicula diffusa angulis rectis, spiculis afgestompt culmo obliquo compresso. Species Plantarum 68 n. 6.

Zeer veel aan wallen en tussen de stenen der straten en aan de wegen.

37. Poa compressa, panicula coarctata secunda, culmo obliquo compresso. Species Plantarum 69. n. 15.

Wordt het meeste aan droge wallen en wegen buiten Franeker en elders gezien.

38. Dactylis glomerata, panicula secunda glomerata. Species Plantarum 71. n 2.

Om Franeker en op vele plaatsen meer aan droge wallen en wegen, aan kanten van korenvelden, desgelijks in de wouden.

39. Cynosurus cristatus, bracteis pinnatifidis, Species Plantarum 72. n.1.

Over al in de weidelanden, groene paden en wegen.

40. Cynosurus paniceus of Polypogon monspeliensis, panicula subspicata, flosculis simplicibus biaristatis. Species Plantarum, 73. n. 8.

Deze ziet met het meeste tussen het koren.

41. Festuca ovina, panicula secunda coarctata aristata, culmo tetragono nudiusculo, foliis setaceis. Species Plantarum, 73. n 1.

Deze wordt hier het meeste aan de zeekust, als mede, in dorre zandgronden gezien en op Ameland waarom het mogelijk de naam van Amelands-gras gekregen heeft.

42. Glyceria fluitans, panicula ramosa erecta, spicules subsessilibus teretibus muticis. Species Plantarum 75. N 10.

Op vele plaatsen in stilstaande wateren.

43. Festuca elatior of nu arundinacea, panicula secunda erecta, spiculis subarista, exterioribus teretibus. Species Plantarum 75. n. 9.

Menigvuldig in weidelanden en langs de wegen en paden.

44. Bromus sterilis of nu Anisantha sterilis, panicula patula, spiculis oblongis distichis, glumis subulato-aristatis. Species Plantarum 77. n. 5.

Naakte of ijdele haver. Belg.

Aan de kanten van korenlanden.

45. Bromus hordeaceus, panicula erecta coarctata. Species Plantarum 77. N 8.

Aan hoge droge wallen en aan vele plaatsen buiten Franker en elders.

b. Bromus giganteum of nu Festuca gigantea, panicula nutante, spiculis quadrifloris aristatis brevioribus. Species Plantarum 77. n. 9.

Dravik. Belg.

b. Bromus panicula; ramis conjugato-binatis. Species Plantarum 77, n. 9.

Op vele plaatsen zo op klei als in de wouden, in weidelanden omtrent bossen, hoven, beplante wallen en om korenlanden.

47. Avena sativa, calycibus dispermis, seminibus laevibus.

b. Avena alba. Species Plantarum. 79 n. 5.b.

Gewone blanke haver. Belg.

Deze wordt op de klei als in de wouden van de huislieden op hun akkers gezaaid, gelijk meer, zo graan als andere vruchten, hetgeen over bekend is die ik, om dat men er van op diverse plaatsen in bet wild ziet groeien, niet goed heb kunnen voorbij gaan, te meer omdat ik in verscheiden werken van dezelfde aard als dit die ook vindt.

48. Phragmites australis, calycibus quinquefloris, panicula laxa. Species Plantarum. 81. N 3.

Gewoon riet of dek-riet. Belg. in overgrote menigte de gehele provincie door in meren, poelen, vaarten, grachten, sloten en in vele lage landen.

49. Ammophila arenaria, calycibus unifloris foliis involutis mucronato pungentibus, Species Plantarum, p. 82. n 6.

Een bij soort hiervan groeit omtrent Stavoren bij ‘t Rode-Klif. De mensen verhalen elkaar wonderen van de oorsprong van dit gewas; ‘t geen men vertelt onvruchtbare tarwe te zijn die altoos onvruchtbaar blijft en geen koren in de aren heeft als zijnde voortgekomen uit het graan, dartel uitgestort op ‘t Vrouwen zand voor Stavoren, van welke fabuleuze historie die lust heeft verder kan nazien Chr. Schotanus Kerkelyke en Weereldlyke geschiedenissen van Friesland 6de Boek pag. 196

50. Lolium perenne, spica mutica. Species Plantarum 83. n. 1.

Phoenix, of rode dolik. Belg,

In de weidelanden en aan de wegen zeer menigvuldig.

51, Secale cereale, glumarum ciliis scabris. Species Plantarum 84. N. 1.

Rogge, Belg.

Wordt gezaaid en gevonden gelijk van de haver gezegd is.

52. Hordeum vulgare, flosculis omnibus hermaphroditis aristatis, ordinibus duobus erectioribus. Species Plantarum 84. n. 1.

Gewone gerst of zomer gerst. Belg.

a. Hordeum polystichum hybernum Bauhinii Pinax, 22.

Wintergerst. Belg.

Gelijk van de haver en rogge gemeld is,

53. Hordeum murinum, flosculis lateralibus masculis aristatis. Species Plantarum 85. n. 5.

b. Gramen spicatum secalinum minus. Species Plantarum 85. n 5 b.

Basterd gerst. Belg.

Aan hoge droge wallen en in dorre weidelanden op vele plaatsen.

54. Triticum aestivum, glumis ventricosis glabris imbricatis aristatis. Species Plantarum 85. n. I.

Zomer tarwe. Belg.

55. Triticum hibernum, glumis ventricosis laevibus imbricatis submuticis. Spec. plant 86. N 2.

Wintertarwe. Belg.

Deze groeit zoo als van de haver, rogge en gerst gezegd is,

56. Triticum repens of Elymus repens, calycibus subulatis trifloris acuminatis. Species Plantarum 86. n. 6.

Lid-gras, honds gras of kweek. Belg.

Groeit op zeer veel plaatsen als ruige bouw- en weidelanden, moeshoven en aan de wegen.

Hier groeit een soort aan de Zeedijk en ook wel tussen de balstenen genoegzaam in Zee, niet ver van Roptazijl, welke de zesde hiervoor beschreven zeer gelijk in allen delen is, uitgezonderd zwaarder en steviger en van een bleker zeegroene kleur wat genoegzaam zonder verandering volhardt, want heb in het jaar 1754 deze zesde soort en de bij-soort aan de zee gevonden, ieder in een aparte pot met aarde na de eis en heb die naast elkaar bewaard en in alles op gelijke wijze behandeld gedurende drie jaren en heb toen bevonden dat hetzelfde onderscheidt tussen deze planten nog plaats had als die 'er was toen ik ze plantte: men zou deze bij-soort kunnen noemen

Triticum calycibus subulatis trifloris acuminatis, foliis glauca.

57. Elymus caninus, calycibus subulatis quadrifloris aristatis. Species Plantarum 86. n. 7.

Veel aan de kanten van sloten.

TRIGYNIA.

58. Montia Spec. plant. 87. n. 1.

In natte en schaduwagtige plaatsen in de Wouden, op Sand en Veen gronden, omtrent de Joure en Donkerbroek en digt by de Rivier de Kuynder of Tjonger.

TRIGYNIA.

58. Montia fontana. Species Plantarum 87. n. 1.

In natte en schaduwachtige plaatsen in de wouden, op zand en veen gronden, omtrent Joure en Donkerbroek en dicht bij de Rivier de Kuinder of Tjonger.

CLASSIS IV.

TETRANDRIA.

MONOGYNIA.

59. Dipsacus foliis sessilibus serratis, Spec. plant. 97. n.1

Wilde Kaarden. Belg.

Te Franeker aan de Stads- wal, te Oosterwierum aan de rydweg na Sneek, en by de BoIswarder-brug, aan de Harlinger Trekvaart, en aan de Slag-dyk, niet ver van Oosterbierum en elders.

60. Scabiosa corollis quadifidis aequalibus, caule simplici ramis approximates, foliis lanceolato-ovatis. Spec.

plant, 98, n, 4. Devils bit.

Duyvels-beet, of Succisa. Belg.

Op veele plaatsen in de Wouden, op Heyd-velden, aan dykjes, en wegen : zomtydts ziet men deese ook wel witte bloemen.

61. Scabiosa corollulis quinquefidis, foliis radicalibus ovatis crenatis, caulinis pinnatis setaceis. Spec. plant. 99. n. 10.

Middel scabieuse, of Schaaps Scabieuse. Belg.

By de voorgaande.

62. Galium foliis quaternis obovatis inaequalibus, caulibus diffusus. Spec. plant. 105. n. 2.

Water Walstroo. Belg.

Op veel plaatsen in de Wouden als elders, aan de kanten van slooten en moerassige veen gronden,

63. Galium foliis fenis lanceolatis retrorfum serrato aculeatis, mucronatis rigidis, corollis fructu majoribus. Spec, plant, 106. n. 6.

Buyten Franeker en elders aan de kanten der slooten en ruyge plaatsen.

64. Galium foliis octonis linearibus fulcatis, ramis floriferis brevibus, Spec. plant, 107. n. 11.

Walstroo. Belg.

In de Wouden op ruyge plaatsen en in de Bosschen.

65. Galium foliis octonis lanceolatis carinatis scabris retrorsum aculeatis, geniculis villosis, fructu hispido. Spec. plant. 108. N. 19.

Kleef kruyd. Belg.

Op zeer veel plaatsen in Bosschen, Hoven, beboude en onbesaaide landen en aan de wegen.

66, Plantago foliis ovato glabris, nudo scapo tereti, spica flosculis imbricatis. Spec, plant. 112. n. 1.

Groote Weegbree. Belg.

Op ontallyke plaatsen de Provintie door, aan wallen, weegen en landen.

67. Plantago foliis lanceolatis, spica subovata nuda, scapo tereti, spica flosculis imbricaris. Spec. plant, 113. N. 5.

Kleyne Weegbree of Honts-ribbe. Belg.

Bv de voorgaande.

68. Plantago foliis semicylindraceis integerrimis, basi lanatis, scapo tereti, Spec, plant, 14. n. 10.

Op veel plaatsen aan de Zeedyk, by Harlingen, Ropta zyl en Dykshoek, als meede op zommige plaatsen in de Wouden.

69. Plantago foliis linearibus dentatis, scapo tereti. Spec, plant, 115 n. 12,

Herts-hoorn. Belg.

Als vooren.

70. Plantago scapo unifloro. Spec. plant, 115. n.14,

Op veele plaatsen in de Wouden, in Veen en Sand grond.

CLASSIS IV.

TETRANDRIA.

MONOGYNIA.

59. Dipsacus fullonum, foliis sessilibus serratis, Species Plantarum 97. n.1

Wilde kaarden. Belg.

Te Franeker aan de Stadswal, te Oosterwierum aan de rijweg naar Sneek en bij de Bolswarder-brug, aan de Harlinger trekvaart en aan de Slag-dijk, niet ver van Oosterbierum en elders.

60. Succisa pratensis, corollis quadrifidis aequalibus, caule simplici ramis approximatis, foliis lanceolato-ovatis. Species Plantarum, 98, n, 4.

Duivels beet, duivelsbeet of Succisa. Belg.

Op vele plaatsen in de wouden, op heidevelden, aan dijkjes en wegen: soms ziet men deze ook wel witte bloemen.

61. Scabiosa columbaria, corollulis quinquefidis, foliis radicalibus ovatis crenatis, caulinis pinnatis setaceis. Species Plantarum 99. n. 10.

Middel Scabiosa of schaap Scabiosa. Belg.

Bij de voorgaande.

62. Galium palustre, foliis quaternis obovatis inaequalibus, caulibus diffusus. Species Plantarum 105. n. 2.

Water walstro. Belg.

Op veel plaatsen in de wouden als elders, aan de kanten van sloten en moerassige veen gronden,

63. Galium uliginosum, foliis fenis lanceolatis retrorsum serrato aculeatis, mucronatis rigidis, corollis fructu majoribus. Species Plantarum, 106. n. 6.

Buiten Franeker en elders aan de kanten der sloten en ruige plaatsen.

64. Galium verum foliis octonis linearibus fulcatis, ramis floriferis brevibus, Species Plantarum, 107. n. 11.

Walstro. Belg.

In de wouden op ruige plaatsen en in de bossen.

65. Galium aparine, foliis octonis lanceolatis carinatis scabris retrorsum aculeatis, geniculis villosis, fructu hispido. Species Plantarum 108. N. 19.

Kleefkruid. Belg.

Op zeer veel plaatsen in bossen, hoven, bebouwde en onbezaaide landen en aan de wegen.

66, Plantago major, foliis ovato glabris, nudo scapo tereti, spica flosculis imbricatis. Species Plantarum 112. n. 1.

Grote weegbree. Belg.

Op ontelbare plaatsen de provincie door, aan wallen, wegen en landen.

67. Plantago lanceolata, foliis lanceolatis, spica subovata nuda, scapo tereti, spica flosculis imbricaris. Species Plantarum, 113. N. 5.

Kleine weegbree of hondsrib. Belg.

Bij de voorgaande.

68. Plantago maritima, foliis semicylindraceis integerrimis, basi lanatis, scapo tereti, Species Plantarum, 114. n. 10.

Op veel plaatsen aan de zeedijk, bij Harlingen, Roptazijl en Dijkshoek als mede op sommige plaatsen in de wouden.

69. Plantago coronopus, foliis linearibus dentatis, scapo tereti. Species Plantarum, 115 n. 12,

Hertshoren. Belg.

Als voren.

70. Littorella uniflora, scapo unifloro. Species Plantarum, 115. n.14,

Op vele plaatsen in de wouden, in veen en zand grond.

DIGYNIA.

71. Cuscuta floribus sessilibus. Spec. plant. 124. n. 1,

Schorfte, Wrange. Belg.

Word even buvten Makkinga aan de rydweg by de Molen, en verder de Heyde op naa Nyeberkoop, aan de Heydestruykjes zittende, in de maandt Julius gevonden.

DIGYNIA.

71. Cuscuta europaea, floribus sessilibus. Species Plantarum 124. n. 1,

Schorfte, wrange. Belg.

Wordt even buiten Makkinga aan de rijweg bij de molen en verder de heide op naar Nijeberkoop, aan de heidestruikjes zittende in de maand juli gevonden.

TETRAGYNIA,

72. Ilex foliis ovatis acutis spinosis. Spec. plant, 125. n. 1,

Hulst. Belg

In Kreupelbosjes, en aan ruyge wallen omtrent het Heerenveen en Dragten, en tusschen Donkerbroek en Haule.

73. Potamogeton foliis oblongo-ovatis petiolatis natantibus.Spec. plant. 126. n.1.

In slooten omtrent Tjemarum, en tusschen Tjetjerk en Bergum, en veele Woud-plaatsen meer,

74. Potamogeton foliis cordatis amplexicaulibus. Spec. plant.126. n 2.

Derde of kleyn Fontein kruyd, Belg.

Te Lollum in de vaart, in de opvaart na Balk, en in de Rivier de Kuvnder of Tjonger en elders.

75. Potamogeton foliis lanecolatis planis in petiolos definentibus. Spec. plant. 126. n 4.

Tweede of groot Fontein kruyd. Belg.

Buyten Leeuwaarden aan de Zwarte-weg by twee bysondere Bruggens, in de opvaart na Balk en in de Rivier de Kuynder of Tjonger.

76. Potamogeton foliis lanceolatis alternis undulatis serratis. Spec. plant. 126. n. 5.

Wordt op veele plaaten in de Provintie, zoo wel op de Kley als in de Wouden, in vaarten, vyvers, slooten en in kuylen, waar uyt de Beesten drinken, gevonden.

77. Potamogeton foliis lanceolatis oppositis subundulatis. Spec. plant. 116. n. 6.

By de voorige, maar in minder getal.

78. Potamogeton foliis linearibus obtusis, caule compresso. Spec. plant 12. n. 7.

Aan de weg van Tjetjerk na Bergum in een sloot, en verscheide andere Woudt plaatsen meer.

79 Potamogeton foliis setaceis parallelis approximatis distichis. Spec. plant. 127.n. 8.

Op ontelbare plaatsen de Provintie door, in allerhande slag van wateren.

80. Sagina ramis procumbentibus. Spec. plant. 128. n. 1.

Groeid menigvuldig tusschen de stenen der straaten, desggelyks in oude muuren, en schaduwagtige plaatsen.

TETRAGYNIA,

72. Ilex aquifolium, foliis ovatis acutis spinosis. Species Plantarum, 125. n. 1,

Hulst. Belg

In kreupelbosjes en aan ruige wallen omtrent het Heerenveen en Drachten en tussen Donkerbroek en Haule.

73. Potamogeton natans, foliis oblongo-ovatis petiolatis natantibus. Species Plantarum 126. n.1.

In sloten omtrent Tzummarum, en tussen Tietjerk en Burgum en vele woud-plaatsen meer,

74. Potamogeton perfoliatum, foliis cordatis amplexicaulibus. Species Plantarum, 126. n 2.

Derde of klein fontein kruid, Belg.

Te Lollum in de vaart, in de opvaart naar Balk, en in de rivier de Kuinder of Tjonger en elders.

75. Potamogeton lucens, foliis lanecolatis planis in petiolos definentibus. Species Plantarum 126. n 4.

Tweede of groot fontein kruid. Belg.

Buiten Leeuwaarden aan de Zwarte-weg bij twee aparte bruggen, in de opvaart naar Balk en in de rivier de Kuinder of Tjonger.

76. Potamogeton crispus, foliis lanceolatis alternis undulatis serratis. Species Plantarum 126. n. 5.

Wordt op vele plaatsen in de provincie, zo wel op de klei als in de wouden, in vaarten, vijvers, sloten en in kuilen, waaruit de beesten drinken gevonden.

77. Potamogeton densus, foliis lanceolatis oppositis subundulatis. Species Plantarum 116. n. 6.

Bij de vorige, maar in minder getal.

78. Potamogeton compressus, foliis linearibus afgestompt, caule compresso. Species Plantarum, 12. n. 7.

Aan de weg van Tietjerk naar Burgum in een sloot en verscheiden andere woud plaatsen meer.

79 Potamogeton pectinatus( Stuckenia pectinata) foliis setaceis parallelis approximatis distichis. Species Plantarum 127. n. 8.

Op ontelbare plaatsen de provincie door, in allerhande slag van wateren.

80. Sagina procumbens, ramis procumbentibus. Species Plantarum 128. n. 1.

Groeit menigvuldig tussen de stenen der straten, desgelijks in oude muren en schaduwachtige plaatsen.

CLASSIS V.

PENTANDRIA.

MONOGYNIA.

81. Myosotis seminibus nudis: foliorum apicibus callosis. Spec. plant.131. n. 1.

a. Myosotis foliis hirsutis. Spec. plant. 131. N. 1. a.

Derde Scorpioides, ook Muysen-oor. Belg.

Op veele plaatsen in Hooven en Zaay- landen.

b. Myosotis foliis glabris. Spec. plant 131. N. 1. B.

Water- Scorpioen kruyd, ook Muysen-oor met gladde bladen. Belg.

Aan de kanten der slooten en andere vogtige plaatsen,

82. Lithospermum seminibus rugosa corollis vix calycem superantibus. Spec. plant 132. n.2.

Wild Steen saad, of Paarel-kruyd. Belg.

In den Voor- somer tusschen het Koorn, op veele plaatsen.

83. Symphytum foliis ovato -lanceolatis decurrentibus. Spec. plant. 136. N. 1.

Waalwortel ook Smeerwortel BeIg.

Op veele plaatsen in de Provintie aan de kanten der wegen en slooten, van deese heeft men in de Woudkant het meest, met drie verschillende coleuren van bloemen, als blauw, roode en witte of wit geele. Welke laatste de Heer Linnaeus in zyn Flora Suecica gedrukt te Stockholm 1755 pag. 5-9. by deese hier boven als een variteit by voegt.

84. Menyanthes foliis cordatis integerrimus, corollis ciliatis. Spec. plant 145, n.1.

Kleyene geele Plompen Belg.

Op verscheide plaatsen in groote en kleyne wateren, als ten noorden Woudsend voorr aan in de meer, in de Langweerder-Wielen, en omtrent de Joure en Akkrum &c.

85 , Menyanthes foliis ternatis. Spec. plant. 147. N.3.

Boxboonen, ook water drie blad. Belg.

Buyten Leeuwaarden aan de Zwarte weg, op lage Landen en in Slooten, op Bergummer Heyde in natte laagtes en in veele vergrave Veenen en moerige plaatsen, in menigte.

86. Hottonia Spec. plant. 145. n. 1,

Water Violieren. Belg.

Buyten Dokkum, in slooten, desgelyk by Tjetjerk en op veele andere plaatsen meer.

87. Lysimachia paniculata, racemis terminalibus. Spec. plant. 146. n. 1.

Wederik of Lysimachia. Belg,

By Bergum, Oostermeer, Heerenveen als elders in de Wouden, in Bosschen, aan de kanten der wegen en slooten, en in lage landen.

88. Lysimachia racemis lateralibus pedunculatis. Spec. plant. 147. N. 4.

Water wederik. Belg.

By de voorgaande.

89. Lysimachia foliis subcordatis, floribus solitariis, caule repente. Spec plant. 148. n. 10.

Penning- kruid. Belg.

Zoo wel op de Kley als in de Wouden meest aan de kanten der slooten.

90. Anagallis foliis indivisis, caule procumbente. Spec. plant, 148 n. 1.

Guychelheyl manneken met roode bloemen. Belg.

Buyten Franker en elders, in Hoven en Koornlanden.

91. Convolvulus foliis sagittatus utrinque acutis, pedunculis unifloris. Spec plant. 153 n. 1.

Kleyne winde, of tweede Kloxkens winde. Belg.

Menigvuldig in Bosschen en Koorn-landen, en aan ruyge wallen om het Riedt en andere planten heen gewonden.

92. Convolvulus foliis sagittatis postice truncalis, pedunculis unifloris Spec. plant. 153. n.2.

Groote sagte winde, of groote Kloxkens winde. Belg.

By de voorige.

93. Campanula foliis radicalibus reniformibus, caulinis linearibus, Spec. plant. 163. n. 3.

Wilde of kleyne Kloxkens, Belg,

By Bergummer-heyde, en elders in de Wouden, aan dykjes en wegen.

94. Campanula caule simplici, foliis cordatis dentatis amplexicaulibus, floribus sessilius aggregatis. Spec. plant, 169 n. 31.

Wordt veelmalen in de Hoven tusschen de vrugten, en buyten Franeker in Zaay-landen gevonden.

95. Samolus. Spec, plant, 171.n. 1.

Waterpungen, met bladeren van Vet salade. Belg,

Bij Koehool aan de binnenkant van de Zeedyk, buyten Franeker op verscheide plaatsen in beneeden wallen der slooten, des gelyks in de Wouden.

96. Lonicera floribus verticillatis terminalibus sessilibus, foliis summis connato perfoliatis, Spec. plant. 173. N. 1. Memmekens kruyd of Geyten blad. BeIg.

Op veele plaatsen in de Wouden in Bosschen en Wildernissen.

97. Hyoscyamus foliis amplexicaulibus. Spec. plant. 179. n. 1.

Swart Bilsen-kruydt. Belg.

Aan de Noorder-dwinger te Franeker, en tusschen Oudescoot en Mildam en te Staveren.

98. Solanum caule inermi frutescente flexuoso, foliis superioribus hastatis, racemis cymosis. Spec. plant. 185. N. 5.

Alfsranken. Bitterzoet. Belg.

Op zeer veel plaatsen op de KIey en in de Wouden, in Bosschen, op wallen en in drooge als moerige en vol water zynde slooten,

59. Solanum caule inermi herbaceo, foliis ovatis dentato-angulatis, umbellis nutantibus. Spec. plant, 186. N. 12.

Tamme of Hof-nagt Schaye. Belg.

In Hoven tusschen de vrugten en boomen, en op besaaide velden en aan zommige weegen. Men vindt van deese, met groene, zwarte en roode besien.

100. Rhamnus inermis, floribus monogynis hermaphroditis, foliis integerrimus. Spec. plant. 193. n. 3.

Sporkhout, of Pylhout. Belg.

Omtrent Kuykhorne in Swartzenburgs Bosch in veele ruyge wallen en kreupel bosjes by ‘t Orange-woud en Bonte Bok.

101. Euonymus floribus plerisque quadrifidis. Spec. plant, 197. N. 1.

Papenhout, of Euonymus. Belg.

Buyten Makkinga tusschen Kreupelhout,

102. Ribes inerme, racimus glabris pendulis, floribus planiusculis. Spec plant: 100. N. 1.

Roode of gemeene Aalbesien. Belg.

Op verscheide plaatsen in Bosschen, op oude muuren, en holle boomen.

103. Ribes racemis aculeatis, baccis glabris, petioli bractea monophylla. Spec. plant. 201. n. 7.

Stekel- besien, of Cruys- besien Belg.

By de voorige.

104. Hedera foliis ovatis lobatisque. Spec. plant. 202. N. 1.

Veyl, ook Klimop. Belg.

Aan veele plaatsen, in Bosschen, en aan muuren, en schuttingen &c.

105. Illecebrum floribus verticillatis nudis, caulibus procumbentibus. Spec. plant. 206. n. 1.

Melk kruyd. Belg,

By het Heerenveen, Orange-woud, Augustininga &c. aan wallen en wegen.

106. Glaux. Spec. plant. 207. n. 1.

Op menigvuldige plaatsen, in weyd-landen, aan rydwege en voetpaden.

CLASSIS V.

PENTANDRIA.

MONOGYNIA.

81. Myosotis scorpioides, seminibus nudis: foliorum apicibus callosis. Species Plantarum, 131. n. 1.

a. Myosotis arvensis, foliis hirsutis. Species Plantarum 131. N. 1. a.

Derde Scorpioides, ook muizenoor. Belg.

Op vele plaatsen in hoven en zaailanden.

b. Myosotis palustris, foliis glabris. Species Plantarum 131. N. 1. B.

Water- schorpioen kruid, ook muizenoor met gladde bladeren. Belg.

Aan de kanten der sloten en andere vochtige plaatsen,

82. Lithospermum arvense, (Buglossoides arvensis) seminibus rugosa corollis vix calycem superantibus. Species Plantarum 132. n.2.

Wild steenzaad of parelkruid. Belg.

In de voorzomer tussen het koren op vele plaatsen.

83. Symphytum officinalis, foliis ovato -lanceolatis decurrentibus. Species Plantarum 136. N. 1.

Waalwortel ook smeerwortel, Belg.

Op vele plaatsen in de provincie aan de kanten der wegen en sloten, van deze heeft men in de woud kant het meeste met drie verschillende kleuren van bloemen, als blauw, rode en witte of wit gele. Welke laatste de heer Linnaeus in zijn Flora Suecica gedrukt te Stockholm 1755 pag. 5-9. Bij deze hier boven als een variteit bij voegt.

84. Nymphoides peltata, foliis cordatis integerrimis, corollis ciliatis. Species Plantarum, 145 n.1.

Kleine gele plompen Belg.

Op verscheiden plaatsen in grote en kleine wateren, als ten noorden Woudsend vooraan in de meer, in de Langweerder-Wielen, en omtrent de Joure en Akkrum &c.

85. Menyanthes trifoliata, foliis ternatis. Species Plantarum 147. N.3

Boksbonen, ook water drie blad. Belg.

Buiten Leeuwaarden aan de Zwarte weg, op lage landen en in sloten, op Burgummer heide in natte laagtes en in vele vergraven venen en moerige plaatsen in menigte.

86. Hottonia palustris, Species Plantarum 145. n. 1,

Water Violieren. Belg.

Buiten Dokkum, in sloten, desgelijks bij Tietjerk en op vele andere plaatsen meer.

87. Lysimachia vulgaris, paniculata, racemis terminalibus. Species Plantarum 146. n. 1.

Wederik of Lysimachia. Belg,

Bij Burgum, Oostermeer, Heerenveen als elders in de wouden, in bossen, aan de kanten der wegen en sloten en in lage landen.

88. Lysimachia thyrsiflora, racemis lateralibus pedunculatis. Species Plantarum 147. N. 4.

Water wederik. Belg.

Bij de voorgaande.

89. Lysimachia nummularia, foliis subcordatis, floribus solitariis, caule repente. Species Plantarum. 148. n. 10.

Penningkruid. Belg.

Zo wel op de klei als in de wouden meest aan de kanten der sloten.

90. Anagallis arvensis, foliis indivisis, caule procumbente. Species Plantarum, 148 n. 1.

Guichelheil mannetje met rode bloemen. Belg.

Buiten Franker en elders, in hoven en korenlanden.

91. Convolvulus arvensis, foliis sagittatus utrinque acutis, pedunculis unifloris. Species Plantarum. 153 n. 1.

Kleine winde, of tweede klokjes winde. Belg.

Menigvuldig in bossen en korenlanden en aan ruige wallen om het riet en andere planten heen gewonden.

92. Calystegia sepium, foliis sagittatis postice truncalis, pedunculis unifloris Species Plantarum 153. n.2.

Grote zachte winde of grote klokjes winde. Belg.

Bij de vorige.

93. Campanula rotundifolia, foliis radicalibus reniformibus, caulinis linearibus, Species Plantarum 163. n. 3.

Wilde of kleine klokjes, Belg,

Bij Burgummer-heide, en elders in de wouden, aan dijkjes en wegen.

94. Campanula persifolia, caule simplici, foliis cordatis dentatis amplexicaulibus, floribus sessilius aggregatis. Species Plantarum, 169 n. 31.

Wordt vele malen in de hoven tussen de vruchten, en buiten Franeker in zaailanden gevonden.

95. Samolus valerandi, Species Plantarum, 171.n. 1.

Waterpungen met bladeren van vet-sla. Belg,

Bij Koehool aan de binnenkant van de zeedijk, buiten Franeker op verscheiden plaatsen in beneden wallen der sloten, desgelijks in de wouden.

96. Lonicera caprifolium, floribus verticillatis terminalibus sessilibus, foliis summis connato perfoliatis, Species Plantarum 173. N. 1. Memmekens kruyd of Geitenblad. BeIg.

Op vele plaatsen in de wouden in bossen en wildernissen.

97. Hyoscyamus niger, foliis amplexicaulibus. Species Plantarum 179. n. 1.

Zwart bilzekruid. Belg.

Aan de Noorder-dwinger te Franeker en tussen Oudeschoot en Mildam en te Stavoren.

98. Solanum dulcamara, caule inermi frutescente flexuoso, foliis superioribus hastatis, racemis cymosis. Species Plantarum 185. N. 5.

Alfsranken. Bitterzoet. Belg.

Op zeer veel plaatsen op de klei en in de wouden, in bossen, op wallen en in droge als moerige en vol water zijnde sloten,

59. Solanum nigrum, caule inermi herbaceo, foliis ovatis dentato-angulatis, umbellis nutantibus. Species Plantarum, 186. N. 12.

Tamme of hof nachtschade. Belg.

In hoven tussen de vruchten en bomen en op bezaaide velden en aan sommige wegen. Men vindt van deze met groene, zwarte en rode bessen.

100. Rhamnus frangula, inermis, floribus monogynis hermaphroditis, foliis integerrimus. Species Plantarum 193. n. 3.

Sporkenhout of pijlhout. Belg.

Omtrent Kuikhorne in Zwartzenburg Bos in vele ruige wallen en kreupel bosjes bij ‘t Oranjewoud en Bonte Bok.

101. Euonymus europaeus, floribus plerisque quadrifidis. Species Plantarum, 197. N. 1.

Papenhout of Euonymus. Belg.

Buiten Makkinga tussen kreupelhout,

102. Ribes rubrum, inerme, racimus glabris pendulis, floribus planiusculis. Spec plant: 100. N. 1.

Rode of gewone aalbessen. Belg.

Op verscheiden plaatsen in bossen, op oude muren en holle bomen.

103. Ribes uva-crispa, racemis aculeatis, baccis glabris, petioli bractea monophylla. Species Plantarum 201. n. 7.

Stekelbes of kruisbes, Belg.

Bij de vorige.

104. Hedera helix, foliis ovatis lobatisque. Species Plantarum 202. N. 1.

Veil, ook klimop. Belg.

Aan vele plaatsen in bossen en aan muren en schuttingen &c.

105. Illecebrum verticillatum, floribus verticillatis nudis, caulibus procumbentibus. Species Plantarum 206. n. 1.

Melkkruid. Belg,

Bij het Heerenveen, Oranjewoud, Augustinusga &c. aan wallen en wegen.

106. Glaux maritima. Species Plantarum 207. n. 1.

Op menigvuldige plaatsen, in weidelanden, aan rijwegen en voetpaden.

DIGYNIA,

107. Herniaria glabra. Spec. plant. 218. n.1.

Duysent koorn Belg.

Aan zaayylanden en sandige wegen in de Wouden.

108. Chenopodium foliis cordato-triangularibus obtusiusiculis dentatis, racemis erectis compositis subnudis caule brevioribus. Spec. plant, 218. n. 3.

Ganse Voet. Belg.

In Moes-hooven, by vervallen Gebouwen, aan ruyge weegen.

109. Chenopodium foliis rhomboideis demato-sinauatis, racemis ramosissub nudis. Spec. plant, 219. n. 6.

By de voorgaande.

110. Chenopodium foliis cordatis angulato acuminatis, racemis ramosis nudis. Spec. plant. 219. n. 7.

Wilde Melde. Belg.

Veel op Koorn en andere Bouw-landen.

111. Chenopodium foliis oblongis sinuatis, racemis nudis multfidis. Spec, plant, 219. n. 8.

Druyven kruyd. Belg.

In Boomquekereyen en zommige Moes-landen, tusschen de boomen en vrugten buyten Leeuwaarden.

112. Chenopodium foliis ovato- oblongis repandis, racemis nudis simplicibus glomeratis. Spec. plant, 220. n. 12.

Omtrent Steden, Dorpen en Gebuurten, aan de dorre wallen by misthoopen en vuylensbakken.

113. Chenopodium foliis integerrimis rhombeo-ovatis, floribus conglomeratis, Spec. plant 220. n. 13.

Stinkende Melde. Belg.

Overal in Moeshoven, en aan de weegen.

114. Salsola herbacea, foliis subulatis, mucronatis, calycibus ovatis axillaribus. Spec. plant. 222. n. I.

Kali, of Alkali. Belg.

Aan de Zee-dyk tusschen Harlingen en Ropta-zyl.

115. Ulmus foliis aequaliter serratis, basi aequalibus. Spec. plant. 226. n. 3.

Herseleer, Smalbladige yper (met sponsagtigen Bast of schorse. Belg.

Op veele plaatsen in de Provintie aan wallen en Wegen en wildernissen, en geheel alleen op groote afgeleegen Heyd-velden; het welke my heeft doen overgaan deese voor een Friesche plant aan teteekenen ; Niet teegenstaande de eerste zoort van de Heer Linnaeus hier ook veel aan de weegen en elders gezien wordt ; maar dog zoo geheel op ruymer veld niet.

116. Gentiana corollis quinquefidis campanulatis oppositis pedunculatis. Spec. plant, 228 n. 5.

Blauwe Lelytjes, of Spade Kloxkens. Belg,

Op Heyde-velden, by Bergum, Heerenveen, Rotteval, Dragten en elders.

117. Gentiana corollis quinquefidis infundibuliformibus, caule dichotomo, Spec. plant. 229. n. 14.

Kleyn Centaurium. Belg.

Buyten de Noorder Poort te Franeker aan de rydweg, en by Bergum, Oostermeer, Dragten en Heerenveen in verschille Gronden.

118. Eryngium foliis radicalibus subrotundis plicatis spinosis capitulis pedunculatis. Spec. plant. 233. N. 5.

Kruysdistel, of Zee Eryngium. Belg.

Tussen Harlingen en Ropta-zyl als elders aan de Zee-dyk.

119. Hydrocotyle foliis peltatus, umbellis quinqueflorus. Spec. plant 234. N. 1.

Water Navel-kruyd, Belg.

I20. Tordylium umbella conferta, foliolis ovato-lanceolatis pinnatifidus. Spec. plant 240, n. 6

An drooge wallen en andere schraale plaatsen en wegen, buyten Franeker en elders.

121. Tordylium umbellis, simplicibus, seminibus exteroribus hispidus, Spec. plant, 240. N. 7.

By de voorige.

122. Daucus seminibus hispidis. Spec. plant. 242. n.1.

Vogelnest, of Kroontjes kruyd. Belg.

Aan de ryd en trek-weg tusschen Franeker en Harlingen als elders.

123. Conium seminibus striatis. Spec. plant. 243. n. 1.

Dulle Kervel of Scheerlink. Belg.

Menigvuldig op veele plaatsen aan de kanten der wegen en slooten, en in bosschen.

124. Selinum sublactescens radice unica. Spec. plant. 244 n. 3.

Wilde Eppte. Belg.

By Tjetjerk en Bergum als elders in de Wouden, aan de sloots wallen.

I25. Peucedanum foliis quinquies tripartitis filiformibus linearibus Spec. plant. 245.n. I.

Varkens Vinkel. Belg.

Te Bergum, Oostermeer, Langweer, en Heerenveen &c, aan de wegen en sloots kanten.

126. Angelica foliis aequalibus ovato-lanceolatis serratis. Spec. plant, 251. n. 2.

Wilde Angelica. Belg.

By de voorige.

117. Sium foliis pinnatis, umbella terminali. Spec. plant. 251. n. 1,

Eerste of Groete-water-Eppe. Belg.

In en aan de kanten der slooten op veele plaatsen de Provintie door.

118. Sium foliis pinnatis, umbellis axillaribus sessilibus. Spec. plant. 251. n. 2.

Omtrent Augustinisga in de beneden wal van een sloot, en aan de kanten van de Revier de Tjonger of Kuynder by het Tolhuys niet ver van Oude- Berkoop.

129. Sison repens, umbellis viridis. Spec. plant. 253. n. 5.

Omtrent Kuykhorne, Bonte-bok, Ureterp, Deurswolde, Haule, &c. in natte gruppels, in en aan kanten van slooten.

130. Oenanthe stolonifera, foliis caulinis pinnatis filiformibus fistulosa. Spec. plant. 254. N. 1

Welriekende Water-Biesen. Belg.

Overvloedig aan de kanten der slooten, en in dezelve buyten Franeker en elders.

131. Phellandrium foliorum ramisicationibus divaricatis. Spec. plant.255. n. 1.

Phellandrium of derde geslagt van Water-Eppe. Belg.

Op veele plaatsen, in vaarten, graften ,slooten en drinkkuylen voor de Beesten.

132. Cicuta umbellis folio oppositis, petiolis marginatis obtusis. Spec. plant 255. N. 1.

Dulle Kervel, of Water Scheerling. Belg.

Dit zoo zeer vergiftig gewas heb ik bij myn weeten nergens elders in de Provintie gevonden, als even buyten Tjetjerk in een sloot aan de Rydweg, en omtrent Wolvega in een Moerassige uytgeveende plaats.

Deese plant met des zelfs wortel, wordt zeer leevendig afgebeeldt en omschreven, mitsgaders der zelver Aard, Kragt en schaadelyke Uytwerkselen, in een byzonder werkje hierover door de Heere Profess. M. G. Schwencke.

133. Aethusa. Spec. plant, 256. n. 1.

Wilde Eppe, ook. KIeyne Dulle- Kervel, Belg.

Aan de wegen, in Bosschen en Moeshoven, op veele plaatsen.

134. Scandix seminibus laevibus, rostro longissimo, Spec. plant. 256. n. 2.

Naalde Kervel Belg. ‘T Kranenhek Rusticis.

Op veele plaatsen, tusschen het Koorn en andere vrugten.

235. Scandix seminibus ovalis hispidus, corollis uniformibus, caule aequali, Spec. plant. 258. n. 4.

Aan de Stads wal te Franeker en elders op ruyge plaatsen.

136. Chaerophyllom slosculis omnibus fertilibus, caule aequali. Spec. plant. 258. n. 1.

Mirrhis, of Wilde Kervel, Belg.

Menigvuldig in Bosschen, Boomgaarden en aan de kanten der wegen, op veele plaatsen, zoo op de Kley als in de Wouden.

137. Pastinaca foliis simpliciter spinatis. Spec. plant, 262. N. 1.

Wilde Pastinaken. Belg.

By de voorige.

138. Carum, Spec. plant. 263.n.1.

Carwei. Belg,

Buyten Franeker in verscheide Weyd- landen.

139. Pimpinella foliis pinnatis: foliolis radicalibus subrotundis; summis linearibus. Spec, plant. 263. n, 1.

Beverelle, of Kleyne steen breek. Belg,

By Bergum, Heerenveen en Orange woud aan de wegen en op Heyd-velden.

240. Aegopodium foliis caulinis summis ternatis. Spec. plant. 265. n. 1.

Gerards-kruyd of Fliersin-kruydt. Belg. (Haane poot.) Vulg.

Op zeer veel plaatsen in de Provintie, aan Wallen, in Hoven, onder Heggens als elders.

DIGYNIA,

107. Herniaria glabra. Species Plantarum 218. n.1.

Duizendkoren, Belg.

Aan zaailanden en zandige wegen in de wouden.

108. Chenopodium rubrum, foliis cordato-triangularibus obtusrusculis dentatis, racemis erectis compositis subnudis caule brevioribus. Species Plantarum, 218. n. 3.

Ganzenvoet. Belg.

In moeshoven, bij vervallen gebouwen, aan ruige wegen.

109. Chenopodium viride, foliis rhomboideis dentato-sinuatis, racemis ramosis subnudis. Species Plantarum, 219. n. 6.

Bij de voorgaande.

110. Chenopodium hybridum, foliis cordatis angulato acuminatis, racemis ramosis nudis. Species Plantarum 219. n. 7.

Wilde melde. Belg.

Veel op koren en andere bouwlanden.

111. Chenopodium botrys, foliis oblongis sinuatis, racemis nudis multfidis. Species Plantarum, 219. n. 8.

Druivenkruid. Belg.

In boomkwekerijen en sommige moeslanden, tussen de bomen en vruchten buiten Leeuwarden.

112. Chenopodium glaucum, foliis ovato- oblongis repandis, racemis nudis simplicibus glomeratis. Species Plantarum, 220. n. 12.

Omtrent steden, dorpen en gebuurten, aan de dorre wallen bij mesthopen en vuilnisbakken.

113. Chenopodium vulvaria, foliis integerrimis rhombeo-ovatis, floribus conglomeratis, Species Plantarum 220. n. 13.

Stinkende melde. Belg.

Overal in moeshoven en aan de wegen.

114. Salsola kali, herbacea, foliis subulatis, mucronatis, calycibus ovatis axillaribus. Species Plantarum 222. n. I.

Kali, of Alkali. Belg.

Aan de zeedijk tussen Harlingen en Roptazijl.

115. Ulmus glabra, foliis aequaliter serratis, basi aequalibus. Species Plantarum 226. n. 3.

Herseleer, smalbladige iep (met sponsachtige bast of schors. Belg.

Op vele plaatsen in de provincie aan wallen en wegen en wildernissen en geheel alleen op grote afgelegen heide velden; way me heeft doen overgaan deze voor een Friese plant aan te tekenen; Niet tegenstaande de eerste soort van de heer Linnaeus hier ook veel aan de wegen en elders gezien wordt; maar dog zo geheel op ruimer veld niet.

116. Gentiana pneumonanthe, corollis quinquefidis campanulatis oppositis pedunculatis. Species Plantarum, 228 n. 5.

Blauwe lelietjes of late klokjes. Belg,

Op heidevelden, bij Burgum, Heerenveen, Rottevalle, Drachten en elders.

117. Centaurium erythraea, corollis quinquefidis infundibuliformibus, caule dichotomo, Species Plantarum 229. n. 14.

Kleine Centaurium. Belg.

Buiten de Noorder-Poort te Franeker aan de rijweg en bij Burgum, Oostermeer, Drachten en Heerenveen in verschillen gronden.

118. Eryngium maritimum, foliis radicalibus subrotundis plicatis spinosis capitulis pedunculatis. Species Plantarum 233. N. 5.

Kruisdistel, of Zee Eryngium. Belg.

Tussen Harlingen en Roptazijl als elders aan de zeedijk.

119. Hydrocotyle vulgaris, foliis peltatus, umbellis quinqueflorus. Species Plantarum. 234. N. 1.

Water navelkruid, Belg.

120. Torilis japonica, umbella conferta, foliolis ovato-lanceolatis pinnatifidus. Species Plantarum 240, n. 6.

Aan droge wallen en andere schrale plaatsen en wegen, buiten Franeker en elders.

121. Torilis nodosa, umbellis, simplicibus, seminibus exterioribus hispidus, Species Plantarum, 240. N. 7.

Bij de vorige.

122. Daucus carota, seminibus hispidis. Species Plantarum 242. n.1.

Vogelnest of kroontjes kruid. Belg.

Aan de rij en trek-eg tussen Franeker en Harlingen als elders.

123. Conium maculatum, seminibus striatis. Species Plantarum 243. n. 1.

Dolle kervel of scheerling. Belg.

Menigvuldig op vele plaatsen aan de kanten der wegen en sloten en in bossen.

124. Peucedanum palustre, sublactescens radice unica. Species Plantarum 244 n. 2.

Wilde eppe. Belg.

Bij Tietjerk en Burgum als elders in de wouden, aan de slootwallen.

I25. Peucedanum officinale, foliis quinquies tripartitis filiformibus linearibus Species Plantarum 245.n. I.

Varkens venkel. Belg.

Te Burgum, Oostermeer, Langweer, en Heerenveen &c, aan de wegen en slootkanten.

126. Angelica sylvestris, foliis aequalibus ovato-lanceolatis serratis. Species Plantarum, 251. n. 2.

Wilde Angelica. Belg.

Bij de vorige.

117. Sium latifolium, foliis pinnatis, umbella terminali. Species Plantarum 251. n. 1,

Eerste of grote-water-eppe. Belg.

In en aan de kanten der sloten op vele plaatsen de provincie door.

118. Apium nodiflorum, foliis pinnatis, umbellis axillaribus sessilibus. Species Plantarum 251. n. 2.

Omtrent Augustinusga in de beneden wal van een sloot en aan de kanten van de rivier de Tjonger of Kuinder bij het Tolhuis niet ver van Olderberkoop.

129. Helosciadium inundatum, repens, umbellis viridis. Species Plantarum 253. n. 5.

Omtrent Kuikhorne, Bonte-bok, Ureterp, Deurswolde, (?) Haule, &c. in natte greppels, in en aan kanten van sloten.

130. Oenanthe fistulosa, stolonifera, foliis caulinis pinnatis filiformibus fistulosa. Species Plantarum 254. N. 1

Welriekende water-biezen. Belg.

Overvloedig aan de kanten der sloten, en in die buiten Franeker en elders.

131. Oenanthe aquaticum, foliorum ramisicationibus divaricatis. Species Plantarum 255. n. 1.

Phellandrium of derde geslacht van water-eppe. Belg.

Op vele plaatsen, in vaarten, grachten ,sloten en drinkkuilen voor de beesten.

132. Cicuta virosa, umbellis folio oppositis, petiolis marginatis afgestompt. Species Plantarum 255. N. 1.

Dolle kervel of water scheerling. Belg.

Dit zo zeer vergiftig gewas heb ik bij mijn weten nergens elders in de provincie gevonden als even buiten Tietjerk in een sloot aan de rijweg en omtrent Wolvega in een moerassige uitgeveende plaats.

Deze plant met diens wortel wordt zeer levendig afgebeeld en omschreven mitsgaders diens aard, kracht en schadelijke uitwerking in een bijzonder werkje hierover door de heer professor. M. G. Schwencke.

133. Aethusa cynapium. Species Plantarum, 256. n. 1.

Wilde eppe, ook kleine dolle kervel, Belg.

Aan de wegen, in bossen en moeshoven, op vele plaatsen.

134. Scandix pecten-veneris, seminibus laevibus, rostro longissimo, Species Plantarum 256. n. 2.

Naaldenkervel Belg. ‘T Kranenhek Rusticis.

Op vele plaatsen, tussen het koren en andere vruchten.

235. Anthriscus cerefolium, seminibus ovalis hispidus, corollis uniformibus, caule aequali, Species Plantarum 258. n. 4.

Aan de stads wal te Franeker en elders op ruige plaatsen.

136. Anthriscus sylvestris, flosculis omnibus fertilibus, caule aequali. Species Plantarum 258. n. 1.

Myrrhis of wilde kervel, Belg.

Menigvuldig in bossen, boomgaarden en aan de kanten der wegen, op vele plaatsen, zo op de klei als in de wouden.

137. Pastinaca sativa, foliis simpliciter pinnatis. Species Plantarum, 262. N. 1.

Wilde pastinaken. Belg.

Bij de vorige.

138. Carum carvi, Species Plantarum 263.n.1.

Karwei. Belg,

Buiten Franeker in verscheiden weidelanden.

139. Pimpinella saxifraga, foliis pinnatis: foliolis radicalibus subrotundis; summis linearibus. Species Plantarum 263. n, 1.

Bevernel of kleine steenbreek. Belg,

Bij Burgum, Heerenveen en Oranjewoud aan de wegen en op heidevelden.

240. Aegopodium podagria, foliis caulinis summis ternatis. Species Plantarum 265. n. 1.

Gerards-kruid of jichtkruid. Belg. (Hanenpoot.) Vulg.

Op zeer veel plaatsen in de provincie, aan wallen, in hoven, onder heggen als elders.

TRIGYNIA;

141. Sambucus cymis tripartitis, stipulis foliaceis, Spec. plant. 269. n. 1.

Hadich, of Ebulus. Belg.

Buyten Leeuwaarden, en omtrent Huysum aan de kant van een stuk Moesland, en buyten Oostermeer aan een laage wal.

141. Sambucus cymis quinquepartitis, caule arboreo. Spec. plant. 22. N. 1.

Gemeene Vlier, Belg.

In de Boschen en ruyge wallen, by vervallene gebouwen en op kerkhoven, aan veele plaatsen.

145. Alsine petalis bipartitis, foliis ovato-cordatis. Spec. plant. 272. n. 1.

Kleyne Muur Belg. (Erf) Vulg.

In hoven, op Moes-landen en aan ruyge wallen en wegen op ontelbaare plaatsen.

TRIGYNIA;

141. Sambucus ebulus, cymis tripartitis, stipulis foliaceis, Species Plantarum 269. n. 1.

Hadich of Ebulus. Belg.

Buiten Leeuwaarden, en omtrent Huins (?) aan de kant van een stuk moesland en buiten Oostermeer aan een lage wal.

142. Sambucus nigra, cymis quinquepartitis, caule arboreo. Species Plantarum 22. N. 1.

Gewone vlier, Belg.

In de bossen en ruige wallen, bij vervallen gebouwen en op kerkhoven, aan vele plaatsen.

143. Stellaria media, petalis bipartitis, foliis ovato-cordatis. Species Plantarum 272. n. 1.

Kleine muur, Belg. (Erf) Vulgair.

In hoven, op moes-landen en aan ruige wallen en wegen op ontelbare plaatsen.

PENTAGYNIA.

144. Statice caule nudo simplici capitato. Spec. plant. 274. N. 1.

Groot Gras met veel Bloemen. ( Zee- gras.) Belg.

Tusschen Harlingen en Dykshoek aan de Zeedyk.

145. Statice caule nudo paniculato tereti, foliis laevibus. Spec. plant. 274. n. 2.

Limonium, met Bloemen den roeden Valeriana gelyk. Belg.

By de voorgaande.

146. Linum calycibus capsulisque mucronatis, petalis crenatis, foliis lanecolatis alternis, caule subsolitario. Spec. plant. 27. n. 1.

b. Linum sativum. Spec. plant. 277, n. 1b

Tam Vlas-kruyd, Belg.

Word hier en daar op de Kley, maar het meest in de Wouden op meenigten van plaatsen op akkers gezaaid ; en ook zomwylen tusschen het Koorn, en aan zommige wegen en andere plaatsen in het wild gevonden.

147. Linum foliis oppositis, caule dichotomo, floribus tetrandris tetragynis. Spec. plant. 181. n. 18.

Alderkleynst Duysent Graan. Belg,

Omtrent Garyp en Dragten aan de kanten tusschen het Koorn.

148. Drosera scapis radicatis,foliis orbiculatis. Spec. plant. 281. n. 1.

Sonnedauw of Loopich kruyd, (met ronde bladeren) Belg.

Zeer veel by Bergum als elders, op Heyd-velden.

149. Drosera scapis radicatis, foliis oblongis, Spec. plant. 282 n. 2.

Sonnedauw, of Loopich kruyd. ( met Langwerpige bladeren ) Belg,

By de voorige.

PENTAGYNIA.

144. Armeria maritima, caule nudo simplici capitato. Species Plantarum 274. N. 1.

Groot gras met veel bloemen. ( zee- gras.) Belg.

Tussen Harlingen en Dijkshoek aan de Zeedijk.

145. Limonium latifolium, caule nudo paniculato tereti, foliis laevibus. Species Plantarum 274. n. 2.

Limonium, met bloemen de rode Valeriana gelijk. Belg.

Bij de voorgaande.

146. Linum usitatissimum, calycibus capsulisque mucronatis, petalis crenatis, foliis lanceolatis alternis, caule subsolitario. Species Plantarum 277. n. 1.

b. Linum sativum. Species Plantarum 277, n. 1b.

Tam vlas kruid, Belg.

Wordt hier en daar op de klei, maar het meest in de wouden op menigten van plaatsen op akkers gezaaid ; en ook soms tussen het koren en aan sommige wegen en andere plaatsen in het wild gevonden.

147. Linum radiola, (Millegrana radiola) foliis oppositis, caule dichotomo, floribus tetrandris tetragynis. Species Plantarum 181. n. 18.

Allerkleinst duizend graan. Belg,

Omtrent Garijp en Drachten aan de kanten tussen het koren.

148. Drosera rotundifolia, scapis radicatis, foliis orbiculatis. Species Plantarum 281. n. 1.

Zonnedauw of lopig kruid (met ronde bladeren) Belg.

Zeer veel bij Burgum als elders op heidevelden.

149. Drosera longifolia, scapis radicatis, foliis oblongis, Species Plantarum 282 n. 2.

Zonnedauw of lopig kruid ( met langwerpige bladeren ) Belg,

Bij de vorige.

POLYGYNIA.

150. Myosurus. Spec.plant. 284. N. 1,

Muyse Steertjes. Belg.

Wordt in de voorsoomer omtrent Franeker als elders, op zommige velden tusschen het jonge Koorn gevonden.

POLYGYNIA.

150. Myosurus minimus, Species Plantarum. 284. N. 1,

Muizen staartjes. Belg.

Wordt in de voorzomer omtrent Franeker als elders, op sommige velden tussen het jonge koren gevonden.

CLASSIS VI.

HEXANDRIA.

MONOGYNIA.

151. Allium caule teretifolio bulbifero, staminibus tricuspidatis. Spec. plant. 299, n. 18.

Wild Look. Belg.

Op verscheide plaatsen in de Provintie aan Wallen en in Bosschen.

252. Allium scapo nudo semycylindrica, foliis lanceolatis petiolaris, umbella fastigiata. Spec. plant 300. N. 23.

Das-Look. Belg.

By Balk en Wykel aan dykjes en kanten van Koorn-land.

153. Anthericum foliis ensiformibus, filamentis lanatis. Spec. plant. 311,n. 8.

Geele Water Asphodillen Belg.

Op Bergummer Heyde en elders in de Wouden meer.

154. Convallaria scapo nudo. Spec, plant. 314. n, 1.

Maybloemen, of Lelyetjes van den Dale. Belg.

In Zwartzenburg Bosch, by Kuykhorne,

155. Convallaria foliis cordatis. Spec. plant, 316. N. 8

Eenblad. Belg.

By het Orange- wout, en in een Bosschje by Donkerbroek.

156. Acorus. Spec. plant, 324. n 1.

Calmus. Belg.

Jn natte lage Moerassige landen en Poelen omtrent Oostermeer en Oenkerk, Oudkerk, en elders in de Wouden.

157. Juncus culmo nudo stricto : panicula laterali, Spec. plant, 326, n. 3.

Onscherpe, of Schagte Biesen, Belg.

Aan de Slagte by Herbajum als elders op de Kley, en is in de Wouden genoegsaam op alle plaatsen aan de wegen en wallen &c.

158. Juncus culmo nudo, foliis setaceis, capictulis glomeratis aphyllis. Spec. plant. 327. N. 7.

Meenigvuldig in de Wouden op hooge en laage gronden.

159. Juncus foliis nodoso-articulatis, Spec. plant, 327. N. 8.

By Franeker in natte Weyd landen en in de beneeden wallen der slooten, desgelyk in veele Woud-plaatsen.

y. Juncus alpinus, folio articuloso. Spec. plant. 317. 87.y.

Tusschen Franeker en Kleyn Lancum in Sloots wallen, en van Donkerbroek na Makkinga aan de Ryd- weg.

160. Juncus foliis linearibus canaliculatis, capsulis obtusis. Spec. plant, 327. N. 9.

Padde Gras. Belg.

Zoo wel op de Kley als in de Wouden, in natte laagtens en aan Slootkanten in meenigten.

b. Juncuoides calycibus paleaceis glomeratis, folio varians. Spec. plant, 327. n 9. b.

Deese Neegende Juncus heeft my veel moeite gegeeven; De Plant selfs, zoo die hier wordt aangehaaldt bij Morison histor. B. p. 227 s. 8. T.9. fig. 11 groeit by ons menigvuldig gelyk ook de variteit beschreeven en verbeeldt ook by Moris. hist. 3. p. 227. f. 8 t. 9. Fig. 4.

Maar de Heer Linnaeus heeft by het recenseeren van deeze zelfde Negende Juncus in zyn Flora Suecica gedrukt te Stokholm in ‘t jaar 1755 en dus na het uytkoomen van de Species plantarum aangehaaldt sub. N 304 een geheel andere figuur van Moris. Hist. 3. P. 227 s. 8. T. 9 fig. 11.

Zoude men hier uyt niet moeten besluyten, dat de Heer Linnaeus de plant van deeze ook houdt voor een varieteit van de twee voorgaande? te meer wyl hy er by voegt opt en daar en booven in de Species plantarum zoo wel als in de Flora Suecica aan haaldt deeze plaats van de heer van Royen Juncus foliis angulatis, culmo subnudo, paniculata terminatrice prolifera, capsulis ovatis Roy Lugdb. 43 op welke plaats de Heer van Royen aanhaaldt Joh.Bauh. Hist. plant, 3. pag. 522. Juncus parvui cum pericarpiis rotundii ; welk plant uyt de beschryving en figuur blykt deselve te zvn die die verbeeldt is in bovengemelde elfde figuur van Morison. Zoude men myt alleen deze, zeg ik, niet vast besluyten moeten, dat de plant van deeze elfde figuur van Morison gehouden moet worden volgens de Heer Linnaeus als een varieteit van de twee planten verbeeldt door de twee fguuren van Morison, aangehaaldt in de Species plantarum. Indien niemand noghthans bij Moris. Sect. 8. Tab. 9, fig. 3 en 4. gelieft naa te zien, en die te vergelyken met fig.11 ook aldaar, die zal mogelyk zwarigheidt maaken om fig.11. als een variteit aan te merken. Ten minsten, zoo dikwils als ik de plant van fig. 11 die by ons ook menigvuldig groeit, met de planten fig. 3 en 4 verbeeldt, vergeleeken heb, heb ik niet wel kunnen besluyten, dat het alleen variteiten zouden zijn. De plant fig. 11 verbeeldt, zoude in zyn habitus naarder kunnen doorgaan voor een variteit van de 7. uytgezondert, dat 7. geen culmus foliosus heeft.

Ik laat het verder ondersoek hier van over aan kundiger, en zal hem voor tegenwoordig onder deese vorige als een variteit voegen.

*. Gramen junceum junci sparsa paniculata Moris hist. plant. 3. P. 227. s. 8.t. 9. fig. 11.

361. Juncus culmo dichotomo, foliis angulatis, floribus solitariis sessilibus. Spec. plant. 328. N. 10.

In de Wouden en vogtige gruppels.

162. Juncus foliis planis pilosis, corymbo ramoso. Spec. plant. 329. N. 13.

Hayrig, of Ruyg Boscb-gras, met (smalle Bladeren) Belg.

y. Juncus foliis planis, culmo paniculato, floribus sparsis. Spec. plant 329. N. 13. y.

Op veele plaatsen in de Provintie, in laage natte Weyd-landen. &c.

z. Gramen hirsutum latifolium minus, Spec. plant. 319. N.z.

Hayrig, of Ruyg Boscb-gras, (met breede Bladeren.) Belg.

In de Wouden en op de Kley in Bosschen, en Hovingen, in de schaduwe.

16. Peplis. Spec. plant. 332. N. 1.

In natte gruppels, stilstaande slooten en ook aan drooge wegen en wallen. Omtrent Օt Wyfel. Augustinisga, Ureterp en Sygerwolde.

CLASSIS VI.

HEXANDRIA.

MONOGYNIA.

151. Allium vineale, caule teretifolio bulbifero, staminibus tricuspidatis. Species Plantarum 299, n. 18.

Wilde look. Belg.

Op verscheiden plaatsen in de provincie aan wallen en in bossen.

252. Allium ursinum, scapo nudo semiocylindrica, foliis lanceolatis petiolaris, umbella fastigiata. Species Plantarum 300. N. 23.

Daslook. Belg.

Bij Balk en Wijckel aan dijkjes en kanten van korenland.

153. Narthecium ossifragum, foliis ensiformibus, filamentis lanatis. Species Plantarum 311, n. 8.

Gele water Affodillen, Belg.

Op Burgummer heide en elders in de wouden meer.

154. Convallaria majalis, scapo nudo. Species Plantarum 316. n, 1.

Meibloemen of lelietjes van de Dale. Belg.

In Zwartzenburg bos bij Kuikhorne.

155. Maianthemum bifolium, foliis cordatis. Species Plantarum, 316. N. 8

Eenblad. Belg.

Bij het Oranjewoud en in een bosje bij Donkerbroek.

156. Acorus calamus, Species Plantarum. 324. n 1.

Kalmoes. Belg.

In natte lage moerassige landen en poelen omtrent Oostermeer en Oenkerk, Oudkerk en elders in de wouden.

157. Juncus effusus, culmo nudo stricto : panicula laterali, Species Plantarum, 326, n. 3.

Onscherpe of zachte biezen, Belg.

Aan de Slachte bij Herbaijum als elders op de klei en is in de wouden genoegzaam op alle plaatsen aan de wegen en wallen &c.

158. Juncus squarrosus, culmo nudo, foliis setaceis, capitulis glomeratis aphyllis. Species Plantarum 327. N. 7.

Menigvuldig in de wouden op hoge en lage gronden.

159. Juncus articulatus, foliis nodoso-articulatis, Species Plantarum, 327. N. 8.

Bij Franeker in natte weidelanden en in de beneden wallen der sloten, desgelijks in vele woud-plaatsen.

y. Juncus alpinus, folio articuloso. Species Plantarum 317. 87. y.

Tussen Franeker en Klein Lankum in sloot wallen en van Donkerbroek naar Makkinga aan de rijweg.

160. Juncus bulbosus, foliis linearibus canaliculatis, capsulis afgestompt. Species Plantarum, 327. N. 9.

Padden gras. Belg.

Zo wel op de klei als in de wouden, in natte laagten en aan slootkanten in menigten.

b. Juncuoides calycibus paleaceis glomeratis, folio varians. Species Plantarum 327. n 9. b.

Deze negende Juncus heeft me veel moeite gegeven; De plant zelf, zo die hier wordt aangehaald bij Morison histor. B. p. 227 s. 8. T.9. fig. 11 groeit bij ons menigvuldig gelijk ook de variteit beschreven en verbeeldt ook bij Morison hist. 3. p. 227. f. 8 t. 9. Fig. 4.

Maar de heer Linnaeus heeft bij het recenseren van deze zelfde negende Juncus in zijn Flora Suecica gedrukt te Stockholm in ‘t jaar 1755 en dus na het uitkomen van de Species Plantarum aangehaald sub. N 304 een geheel andere figuur van Morison Hist. 3. P. 227 s. 8. T. 9 fig. 11.

Zou men hieruit niet moeten besluiten dat de heer Linnaeus de plant van deze ook houdt voor een variëteit van de twee voorgaande? te meer omdat hij er bij voegt op en daarboven in de Species Plantarum zo wel als in de Flora Suecica aanhaalt deee plaats van de heer van Royen Juncus foliis angulatis, culmo subnudo, paniculata terminatrice prolifera, capsulis ovatis Roy Lugdb. 43 op welke plaats de heer van Royen aanhaalt Joh. Bauhin. Hist. plant, 3. pag. 522. Juncus parvui cum pericarpiis rotundii ; welk plant uit de beschrijving en figuur blijkt dezelfde te zijn die afgebeeld is in bovengemelde elfde figuur van Morison. Zoude men met alleen deze, zeg ik, niet vast besluiten moeten dat de plant van deze elfde figuur van Morison gehouden moet worden volgens de heer Linnaeus als een variteit van de twee planten afgebeeld door de twee figuren van Morison, aangehaald in de Species Plantarum. Indien niemand nochtans bij Morison Sect. 8. Tab. 9, fig. 3 en 4. gelieft na te zien en die te vergelijken met fig.11 ook aldaar, die zal mogelijk zwarigheid maken om fig.11. als een variteit aan te merken. Ten minsten, zoo vaak als ik de plant van fig. 11 die bij ons ook menigvuldig groeit met de planten fig. 3 en 4 verbeeldt, vergeleken heb, heb ik niet goed kunnen besluiten dat het alleen variteiten zouden zijn. De plant fig. 11 afgebeeld zou in zijn habitus naarder kunnen doorgaan voor een variteit van de 7. uitgezonderd, dat 7. geen culmus foliosus heeft.

Ik laat het verder onderzoek hiervan over aan kundiger en zal hem voor tegenwoordig onder deze vorige als een variteit voegen.

*.Gramen junceum junci sparsa paniculata Morison hist. plant. 3. P. 227. s. 8.t. 9. fig. 11.

361. Juncus bufonius, culmo dichotomo, foliis angulatis, floribus solitariis sessilibus. Species Plantarum 328. N. 10.

In de wouden en vochtige greppels.

162. Luzula pilosa, foliis planis pilosis, corymbo ramoso. Species Plantarum 329. N. 13.

Harig of ruig bos-gras, met (smalle bladeren) Belg.

y. Juncus foliis planis, culmo paniculato, floribus sparsis. Species Plantarum 329. N. 13. y.

Op vele plaatsen in de provincie, in lage natte weidelanden. &c.

z. Gramen hirsutum latifolium minus, Species Plantarum 319. N. z.

Harig of ruig bos-gras, (met brede bladeren.) Belg.

In de wouden en op de klei in bossen en hoven in de schaduw.

16. Lythrum portula. Species Plantarum 332. N. 1

In natte greppels, stilstaande sloten en ook aan droge wegen en wallen. Omtrent ‘t Weisel. (?) Augustinusga, Ureterp en Siegerswoude.

TRIGYNIA.

164. Rumex floribus hermaphroditis: valvulis integerrimis graniferis, foliis lanceolatis undulatis acutis. Spec. plant. 335. n. 9.

Op veele plaatsen in de Pronvintie aan wallen en weegen.

165. Rumex floribus hermaphroditis ;valvulis dentatis graniferis, foliis cordato-oblongis. Spec. plant. 335. n. 10.

Patig, of Peerdick. Belg.

By de voorige.

166. Rumex floribus hermaphroditis : valvulis dentatis, foliis cordato oblongis obtusiusculis crenulatis. Spec. plant. 335. n. 11.

By de voorige.

167. Rumex floribus hermaphroditis : valvulis integerrimis nudis, foliis cordatis, Spec. plant. 336. n. 14.

Groot patig of Water- patig Belg.

Op veele plaatsen, gelyk de voorgaande, dog meest aan en in het water.

168. Rumex floribus dioicis, foliis oblongis sagittatis. Spec.plant. 337. n.21.

Surkel, of Zeuring (ook Veld-Zeuring) Belg.

Genoegzaam over al in Weyd-landen, ook aan wallen en wegen.

169. Rumex floribus dioicis, foliis lanceolato-hastatis. Spec. plant. 338. n.22.

Kleyne Schaaps- Zurkel. Belg.

Wordt het meest in de Wouden op allerhande plaatsen en gronden in grooten overvloedt gezien.

870. Triglochin capsulis trilocularibus sublinearibus. Spec. plant.338. n. I.

Zee gras met airen. Belg.

Buyten Franeker, en op meenigten van plaatsen meer, in laage natte landen.

371 Triglochin capsulis sexlocularibus ovatis. Spec. plant. 339. N. 2.

By de voorgaande.

TRIGYNIA.

164. Rumex crispus, floribus hermaphroditis: valvulis integerrimis graniferis, foliis lanceolatis undulatis acutis. Species Plantarum 335. n. 9.

Op vele plaatsen in de provincie aan wallen en wegen.

165. Rumex x pratensis, floribus hermaphroditis; valvulis dentatis graniferis, foliis cordato-oblongis. Species Plantarum 335. n. 10.

Patig, of peerdik, Belg.

Bij de vorige.

166. Rumex floribus hermaphroditis : valvulis dentatis, foliis cordato oblongis obtusiusculis crenulatis. Species Plantarum 335. n. 11.

Bij de vorige.

167. Rumex aquaticus, floribus hermaphroditis : valvulis integerrimis nudis, foliis cordatis, Species Plantarum 336. n. 14.

Groot patig of water-patig, Belg.

Op vele plaatsen, gelijk de voorgaande, dog meest aan en in het water.

168. Rumex acetosa, floribus dioicis, foliis oblongis sagittatis. Species Plantarum. 337. n. 21.

Surkel, of zuring (ook veldzuring) Belg.

Genoegzaam over al in weidelanden, ook aan wallen en wegen.

169. Rumex acetosella, floribus dioicis, foliis lanceolato-hastatis. Species Plantarum 338. n. 22.

Kleine schaaps- zurkel. Belg.

Wordt het meest in de wouden op allerhande plaatsen en gronden in groten overvloed gezien.

870. Triglochin palustris, capsulis trilocularibus sublinearibus. Species Plantarum 338. n. I.

Zee gras met aren. Belg.

Buiten Franeker, en op menigten van plaatsen meer, in lage natte landen.

371. Triglochin maritima, capsulis sexlocularibus ovatis. Species Plantarum 339. N. 2.

Bij de voorgaande.

POLVGYNIA.

172. Alisma foliis ovatis acutis, fructibus obtuse trigonis. Spec. plant. 342. n.1.

Water-Weegbree (groot) Belg.

Op de Kley en in de Wouden, in vaarten, graften, slooten, en aan de kanten der selve.

I73. Alisma foliis lineari-lanceolatis, fructubus globosa-squarrosis. Spec. plant. 343. n. 6.

Kleyn Water -weegbree. Belg.

Omtrent Tjetierk, Hardegaryp, Bergum &c. by en in waterplassen en uyt geveende en andere moerige landen

POLVGYNIA.

172. Alisma plantago-aquatica, foliis ovatis acutis, fructibus obtuse trigonis. Species Plantarum 342. n.1.

Water-weegbree (groot) Belg.

Op de klei en in de wouden, in vaarten, grachten, sloten, en aan de kanten er van.

I73. Baldellia ranunculoides, foliis lineari-lanceolatis, fructubus globosa-squarrosis. Species Plantarum 343. n. 6.

Kleine water -weegbree. Belg.

Omtrent Tietjerk, Hardegarijp, Burgum &c. bij en in waterplassen en uitgeveende en andere moerige landen.

CLASSIS VIII,

OCTANDRIA.

MONOGYNIA.

174. Epilobium foliis sparsis lineari-lanceolatis. Spec. plant. 347. n. 1.

Kleyne Eerste Bastaert Wedrik, met purpere bloemen. Belg.

By Hitzum en Pieters-bierum, als meede by de Hasker-Dyken, Nye Haske, Oude-Schoot en Katlyk, in ruyge wallen.

175. Epilobium foliis oppositis lanceolatis serratis. Spec. plant 347. N. 3.

Op veele plaatsen in de Provintie, aan de beneden kanten der slooten, en op vogtige schaduwagtige plaatsen.

176. Epilobium foliis oppositis lanceolacts integerrimis petalis bifidis, caule erecto. Spec. plant. 348. N. 6.

In Hoven tusschen het geboomte, aan ruyge wallen en andere woeste plaatsen zo in de Wouden als op de Kley.

177. Epilobium foliis oppositis ovato-lanceolatis integerrimis, siliquis sessilibus, caule repente. Spec. plant. 348 n. 7.

In ruyge wallen omtrent Baccaveen en Sygers-wolde

178. Vaccinium pedunculis unifloris, foliis serratis ovatis deciduis, caule angulato. Spec. plant, 349 n- 1.

Kraake besien, Postel besien. Belg,

In Bosschen en aan zommige weegen by het Heerenveen, Dragten, Gorradyk en op veel plaatsen in de Wouden meer.

I79. Vaccinium raccimis terminalibus nutantibus, foliis obovatis revolutis integerrimis subtus punctatis. Spec. plant. 351. N. 10.

Roode Kraak- besien, Belg,

By de voorgaande.

180. Erica antheris bicornibus inclusis, corollis inaequalibus campanulatis mediocribus, foliis oppositis sagittalis. Spec. plant. 352. N. 1.

Eerste of gemeene Heyde. Belg.

Op ontelbaare plaatsen de geheele Woud-kant door,

181. Erica antheris bicornibus inclusis, corollis subglobosis aggregatis calyce longioribus, foliis quaternis ciliatis patontibus, Spec. plant.353. n. 8.

Tweede groote Heyde, ook Dop-heyde. Belg.

By de voorgaande.

Van deese vind men hier ook een met witte Bloemen, dog eer weynig.

CLASSIS VIII,

OCTANDRIA.

MONOGYNIA.

174. Epilobium angustifolia, foliis sparsis lineari-lanceolatis. Species Plantarum 347. n. 1.

Kleyne eerste bastaard wederik met purperen bloemen. Belg.

Bij Hitzum en Pietersbierum, als mede bij de Hasker-Dijken, Nijehaske, Oude-Schoot en Katlijk, in ruige wallen.

175. Epilobium hirsutum, foliis oppositis lanceolatis serratis. Species Plantarum 347. N. 3.

Op vele plaatsen in de provincie, aan de beneden kanten der sloten en op vochtige schaduwachtige plaatsen.

176. Epilobium palustre, foliis oppositis lanceolatis integerrimis petalis bifidis, caule erecto. Species Plantarum 348. N. 6.

In hoven tussen het geboomte, aan ruige wallen en andere woeste plaatsen zo in de wouden als op de klei.

177. Epilobium anagallidifolium, foliis oppositis ovato-lanceolatis integerrimis, siliquis sessilibus, caule repente. Species Plantarum 348 n. 7.

In ruige wallen omtrent Bakkeveen en Siegerswoude.

178. Vaccinium myrtillus, pedunculis unifloris, foliis serratis ovatis deciduis, caule angulato. Species Plantarum, 349. n- 1.

Kraak bessen, Postel bessen. Belg,

In bossen en aan sommige wegen bij het Heerenveen, Drachten, Gorredijk en op veel plaatsen in de wouden meer.

I79. Vaccinium vitis-idaea, racimis terminalibus nutantibus, foliis obovatis revolutis integerrimis subtus punctatis. Species Plantarum 351. N. 10.

Rode Kraak- bessen, Belg,

Bij de voorgaande.

180. Calluna vulgaris, antheris bicornibus inclusis, corollis inaequalibus campanulatis mediocribus, foliis oppositis sagittalis. Species Plantarum 352. N. 1.

Eerste of gewone heide. Belg.

Op ontelbare plaatsen de gehele woud-kant door,

181. Erica tetralix, antheris bicornibus inclusis, corollis subglobosis aggregatis calyce longioribus, foliis quaternis ciliatis patentibus, Species Plantarum 353. n. 8.

Tweede grote heide, ook dopheide. Belg.

Bij de voorgaande.

Van deze vindt men hier ook een met witte bloemen, dog zeer weinig.

TRIGYNIA.

182. Polygonum floribus pentandris semidigynis, staminibus corolla longioribus. Spec. plant. 361. n. 7,

Eerste Fonteyn kruyd. Belg.

Deese word overvloedig buyten Franeker en op veele plaatsen meer tusschen allerhande slag van Veldvrugten, aan de wegen en kanten van slooten, ook in deselve gevonden in welke laatste plaats zy zoodanig eene veranderinge aannamen, dat niemand, die zulks niet bekend is, zou willen geloven, dat het een en dezelve plant was met die, welk op het land groeid: Want in het water is deeze plant geheel Glad, de bladeren scherp ovaal met vry lange steelen, daar die op het land geheel Ruyg is, de bladeren zeer lang als die van een Persik of willige boom, en genoegzaam zonder steelen. Daar en boven die in het water vindt men dikwyls net bloemen, daar die op het land zeer zelden mede gezien worden, zie de aanmerkinge hierover van de Heer Linnaeus in Hort. Cliff. & Flor. Suec. &c,

183. Polygonum floribus hexandris semidigynis, foliis lanceolatis, stipulis submuticis. Spec, plant. 361. n.10.

Water-Peper. Belg.

Het meest in de Wouden, op schaduwagtige en vogtige plaatse.

184. Polygonum floribus hexandris dygynis, spicis ovatis longis, foliis lanceolatis, stipulis ciliatis. Spec. plant, 361. N. 11.

Persen-kruyd. Belg.

Veel in Bouw-landen, Hoven, en aan de wegen op ruyge plaatsen. Hier van heeft men met geplekte en ongeplekte bladeren : en met witagtige en roode bloemen.

185. Polygonum floribus octandris trigynis axillaribus, foliis lanceolatis caule procumbente herbaceo. Spec. plant. 362 n. 15.

Varkens- gras of Duysentknop Manneken. Belg.

y. Polygonum oblongo angusto folio, Spec, plant.362, n 15. Y.

d. Polygonum angustis foliis calycibus purpurascentibus. Spec. plant. 362. n. 15. d.

Overvloedig aan allerhande wegen, de Provintie door.

l86. Polygonum foliis cordato-sagittatis, caule erectiusculo inermi, seminum angulis aequalibus. Spec. plant. 364. n. 23.

Boekweyt. Belg.

Word in de Wouden op Zaai-landen geteeldt, en aan zommige wegen als op andere plaatsen in het wild gevonden.

18. Polygonum foliis cordatis, caule volublili, floribus planiusculis. Spec. plant. 364. n. 24.

Zwarte Winde. Belg.

In ruyge wallen, aan kanten van Koorn-landen, onder Heggens, en in Moeshoven tusschen de vrugten, waarom zy zig heen winden, gelyk om allerhande lichamen die zy ontmoeten.

TRIGYNIA.

182. Persicaria amphibia, floribus pentandris semidigynis, staminibus corolla longioribus. Species Plantarum 361. n. 7,

Eerste fontein kruid. Belg.

Deze word overvloedig buiten Franeker en op vele plaatsen meer tussen allerhande slag van veldvruchten, aan de wegen en kanten van sloten, ook in die gevonden in welke laatste plaats ze een zodanige verandering aannamen, dat niemand, die zulks niet bekend is, zou willen geloven dat het een en dezelve plant was met die welke op het land groeit: Want in het water is deze plant geheel glad, de bladeren scherp ovaal met vrij lange stelen, daar die op het land geheel ruig is, de bladeren zeer lang als die van een perzik of willigen boom en genoegzaam zonder stelen. Daarboven die in het water vindt men vaak met bloemen daar die op het land zeer zelden mee gezien worden, zie de aanmerking hierover van de heer Linnaeus in Hort. Cliff. & Flor. Suec. &c.

183. Persicaria hydropiper, floribus hexandris semidigynis, foliis lanceolatis, stipulis submuticis. Species Plantarum 361. n.10.

Waterpeper. Belg.

Het meest in de wouden, op schaduwachtige en vochtige plaatsen.

184. Persicaria maculosa, floribus hexandris digynis, spicis ovatis longis, foliis lanceolatis, stipulis ciliatis. Species Plantarum, 361. N. 11.

Perzikkruid. Belg.

Veel in bouwlanden, hoven en aan de wegen op ruige plaatsen. Hiervan heeft men met gevlekte en niet gevlekte bladeren: en met witachtige en rode bloemen.

185. Polygonum aviculare, floribus octandris trigynis axillaribus, foliis lanceolatis caule procumbente herbaceo. Species Plantarum 362 n. 15.

Varkensgras of duizendknoop mannetje. Belg.

y. Polygonum oblongo angusto folio, Species Plantarum 362, n 15. Y.

d. Polygonum angustis foliis calycibus purpurascentibus. Species Plantarum 362. n. 15. d.

Overvloedig aan allerhande wegen, de provincie door.

l86. Fagopyrum esculentum, foliis cordato-sagittatis, caule erectiusculo inermi, seminum angulis aequalibus. Species Plantarum 364. n. 23.

Boekweit. Belg.

Word in de wouden op Zaailanden geteeld en aan sommige wegen als op andere plaatsen in het wild gevonden.

18. Fallopia convolvulus, foliis cordatis, caule volublili, floribus planiusculis. Species Plantarum 364. n. 24.

Zwarte winde. Belg.

In ruige wallen, aan kanten van korenlanden, onder heggen en in moeshoven tussen de vruchten, waarom ze zich heen winden, gelijk om allerhande lichamen die ze ontmoeten.

CLASSIS IX.

ENNEANDRIA.

HEXAGYNIA.

188. Butomus Spec. plant. 372, n. 1.

Water-Lisch Belg. (zwaane bloem.) Vulg.

Op meenigten van plaatsen in vaarten, graften, en slooten, op de Kley als in de Wouden.

CLASSIS IX.

ENNEANDRIA.

HEXAGYNIA.

188. Butomus umbellatus, Species Plantarum 372, n. 1.

Waterlis, Belg. (zwanenbloem.) Vulgair.

Op menigten van plaatsen in vaarten, grachten, en sloten, op de klei als in de wouden.

CLASSIS X

DECANDR1A.

TRIGYNIA.

189. Cucubalus calycibus subglobosis glabris reticulatovenosis, capsulis trilocularibus, corollis subnudis. Spec. plant. 414. N. 2.

Wit Been, of Behen, Belg.

Aan de Stads wal te Franeker en by het Heerenveen op vogtige ruyge plaatsen.

150. Stellaria foliis cordatis petiolaris, pedunculis ramosis. Spec. plant. 421. n. 1.

Aldergrootste Muur. Belg.

By het Heerenveen aan een Scheeps-timmerwerf, en aan het voetpad na het Orange-woud onder de boomen in een wal.

191. Stellaria foliis ovatis sesselibus, caule dichotomo. Spec. plant. 422.n. 2.

By Donkerbroek aan kanten van slooten en wegen,

192. Stellaria foliis lanceolatis serrulatis petalis bifidis. Spec plant. 422. N. 4.

By het Orange-woud.

193. Stellaria foliis linearibus integerrimis, floribus paniculatis. Spec. plant. 422. N. 5.

Kleyn Oogen-troost-Gras. Belg.

In ruyge wallen, aan kanten van natte gruppels en slooten omtrent Langweer en de Jouwre.

I94. Arenaria foliis ovatis acutis carnosis. Spec. plant. 423- n. 1.

Aan de Zeedyk,by Koehool, Dyks-hoek, en elders aan de strandt.

195. Arenaria foliis subovatis acutis sessilibus, corollis calyce brevioribus. Spec. plant 423 n. 5.

Allerleynste Muur Belg.

By de voorgaande en omtrent Dragten, Gorradyk en Donkerbroek, aan sandige wegen.

196. Arenaria foliis filiformibus, stipulis membranaceis vaginantibus. Spec. plant. 423, n 6.

Zeer veel aan de wegen en zommige kanten van Koorn-landen, buyten Franeker en elders.

CLASSIS X

DECANDR1A.

TRIGYNIA.

189. (Cucubalus) Silene baccifera, calycibus subglobosis glabris reticulato-venosis, capsulis trilocularibus, corollis subnudis. Species Plantarum 414. N. 2.

Witte been, of behen, Belg.

Aan de stadswal te Franeker en bij het Heerenveen op vochtige ruige plaatsen.

150. Stellaria nemorum, foliis cordatis petiolaris, pedunculis ramosis. Species Plantarum 421. n. 1.

Allergrootste muur. Belg.

Bij het Heerenveen aan een scheepstimmerwerf en aan het voetpad na het Oranjewoud onder de bomen in een wal.

191. Stellaria dichotoma, (is het geen holostea ?) foliis ovatis sesselibus, caule dichotomo. Species Plantarum 422 .n. 2.

Bij Donkerbroek aan kanten van sloten en wegen,

192. Stellaria foliis lanceolatis serrulatis petalis bifidis. Species Plantarum. 422. N. 4.

Bij het Oranjewoud.

193. Stellaria graminea, foliis linearibus integerrimis, floribus paniculatis. Species Plantarum 422. N. 5.

Kleine ogentroost-gras. Belg.

In ruige wallen, aan kanten van natte greppels en sloten omtrent Langweer en de Joure.

194. Honckenya peploides, foliis ovatis acutis carnosis. Species Plantarum 423- n. 1.

Aan de Zeedijk, bij Koehool, Dijks-hoek en elders aan het strand.

195. Arenaria serpyllifolia, foliis subovatis acutis sessilibus, corollis calyce brevioribus. Species Plantarum 423 n. 5.

Allerkleinste muur, Belg.

Bij de voorgaande en omtrent Drachten, Gorradijk en Donkerbroek, aan zandige wegen.

196. Arenaria rubra, foliis filiformibus, stipulis membranaceis vaginantibus. Species Plantarum 423, n. 6.

Zeer veel aan de wegen en sommige kanten van korenlanden, buiten Franeker en elders.

PENTAGYNIA.

597. Sedum foliis planiusculis serratis, corymbo folioso, caule erecto. Spec. plant. 430 n. 2.

Thelephium, of Spaansche Smeer wortel. Belg.

Omtrent Bergum, Oostermeer, Heerenveen en elder in de Wouden, aan dykjes en ruyge wegen en onbebouwde stukken lands.

198. Sedum foliis subovatis dentato-sessilibus gibbis erectiusculis alternis, cyma trifida. Spec. plant.,432. n. 12.

Muur peper. Belg. (Bergknop) Vulg.

Menigvuldig de gansche Zee-kust langs, en op veele andere plaatsen binnen dyks.

199 .Oxalis scapo unifloro, foliis ternatis, radice squamoso articulata. Spec. plant. 433. N. 1.

Gemeen Koekkoeks-brood met witte bloemen. Belg.

By de Bontebok en ‘t Heerenveen in Bosschen.

200. Oxalis caule ramoso diffuso, pedunculis umbelliferis. Spec plant. 435. n 11.

Koekkoeks-brood, met geele bloemen. Belg.

In de Hoven, en op Moes-landen tusschen de boomen en vrugten en andere onbesaaide velden.

201. Agrostemma hirsuta, ca!ycibus corollam aequantibus, petalis integris nudis. Spec. plant. 435, n. 1.

Koren-roosen, of Negel bloemen Beig.

By Tjumarnim in Koorn-landen.

202. Lychnis petalis quadrifdis, fructu subrotundo. Spec. plant 436 n 2.,

Wilde L.ychnis( Koekkoeks-bloem.) Belg,

Overvloedig in veele Weyd-landen, als elders,

202. Lychnis floribus dioicis. Spec. plant. 437.n. 6.

Wilde Lychnis. Belg.

Op zommige plaatsen in de Wouden, aan de kanten van wegen, Bosschen en Koorn-velden.

204. Cerastium floribus pentandris, petalis emarginatis. Spec plant. 438, n. 3.

Ruyge muur, Belg,,

Gemeen in Hoven tusschen de vrugten, en aan wegen en wallen.

205. Cerastium foliis lineari-lanceolatis obtusis glabris, corollis calyce majoribus. Spec. plant. 438. N. 5.

Kleyne witte ginoffelen. Belg.

Omtrent Oudega en Rotteval aan dykjes.

206. Spergula foliis verticillatis, floribus decandris. Spec. plant. 44O. n. 1,

Spurrie, Belg.

in grooten overvloed tusschen het Koorn en aan sandige wegen op veele plaatsen in de Wouden.

207. Spergula toliis verticillatus, floribus pentandris. Spec. plant. 440. N. 2.

By de voorgaande.

PENTAGYNIA.

597. Hylotelephium telephium, foliis planiusculis serratis, corymbo folioso, caule erecto. Species Plantarum 430 n. 2.

Telephium, of Spaanse smeerwortel. Belg.

Omtrent Burgum, Oostermeer, Heerenveen en elders in de Wouden, aan dijkjes en ruige wegen en onbebouwde stukken land.

198. Sedum acre, foliis subovatis adnato-sessilibus gibbis erectiusculis alternis, cyma trifida. Species Plantarum,432. n. 12.

Muurpeper. Belg. (bergknop) Vulgair.

Menigvuldig de ganse zeekust langs en op vele andere plaatsen binnendijks.

199. Oxalis acetosella, scapo unifloro, foliis ternatis, radice squamoso articulata. Species Plantarum 433. N. 1.

Gewoon koekoeksbrood met witte bloemen. Belg.

Bij de Bonte bok en ‘t Heerenveen in bossen.

200. Oxalis corniculata, caule ramoso diffuso, pedunculis umbelliferis. Species Plantarum. 435. n 11.

Koekoeksbrood met gele bloemen. Belg.

In de hoven en op moes-landen tussen de bomen en vruchten en andere onbezaaide velden.

201. Agrostemma githago, hirsuta, ca!ycibus corollam aequantibus, petalis integris nudis. Species Plantarum. 435, n. 1.

Korenrozen of nagel bloemen Belg.

Bij Tzummarum in korenlanden.

202. Silene flos-cuculi, petalis quadrifdis, fructu subrotundo. Species Plantarum, 436 n. 2.

Wilde L.ychnis( Koekkoeks-bloem.) Belg,

Overvloedig in vele weidelanden als elders,

202. Silene dioica, floribus dioicis. Species Plantarum 437. n. 6.

Wilde Lychnis. Belg.

Op sommige plaatsen in de wouden, aan de kanten van wegen, bossen en korenvelden.

204. Cerastium semidecandrum, floribus pentandris, petalis emarginatis. Species Plantarum. 438, n. 3.

Ruige muur, Belg,

Gewoon in hoven tussen de vruchten en aan wegen en wallen.

205. Cerastium arvense, foliis lineari-lanceolatis afgestompt glabris, corollis calyce majoribus. Species Plantarum 438. N. 5.

Kleine witte anjers. Belg.

Omtrent Oudega en Rottevalle aan dijkjes.

206. Spergula arvensis, foliis verticillatis, floribus pentandris. Species Plantarum, 44O. n. 1,

Spurrie, Belg.

In groten overvloed tussen het koren en aan zandige wegen op vele plaatsen in de wouden.

207. Spergula pentandra, foliis verticillatus, floribus pentandris. Species Plantarum 440. N. 2.

Bij de voorgaande.

CLASSIS XI.

DODECANDRI A.

MONOGYNIA.

208. Lythrum foliis oppositis cordato lanceolatis, floribus spicatis dodecandris. Spec plant. 446. n. I.

Bastart-Wederik met purpere bloemen Belg.

Zoo wel op de Kley als in de Wouden aan de beneeden wallen van slooten, en zomwyl in de zelve.

209. Lythrum foliis alternis linearibus, floribus hexandris. Spec. plant. 447. N. 5.

By de voorige maar minder.

CLASSIS XI.

DODECANDRI A.

MONOGYNIA.

208. Lythrum salicaria, foliis oppositis cordato lanceolatis, floribus spicatis dodecandris. Species Plantarum. 446. n. I.

Bastaard wederik met purperen bloemen, Belg.

Zo wel op de klei als in de wouden aan de beneden wallen van sloten en soms daarin.

209. Lythrum hyssopifolia, foliis alternis linearibus, floribus hexandris. Species Plantarum 447. N. 5.

Bij de vorige maar minder.

DIGYNIA,

210. Agrimonia foliis caulinis pinnatis, fructibus hispidis. Spec.plant. 448. n, 1.

Buyten Balk, en omtrent Veenhuysen op ruyge plaatsen.

DIGYNIA,

210. Agrimonia eupatoria, foliis caulinis pinnatis, fructibus hispidis. Species Plantarum. 448. n, 1.

Buiten Balk, en omtrent Veenhuizen op ruige plaatsen.

TRIGYNIA.

211. Euphorbia umbella trifida: dichotoma, involucellis ovatis, foliis integerrimis obovatis petiolaris. Spec. plant. 456. N. 27.

Op veele plaatsen in allerhande Saai-landen tusschen de vrugten.

212. Euphorbia umbella quinquefida : trifida : dichotoma, involucellis obovatis, foliis cuneiformibus serratis. Spec. plant. 459. n. 40

Sonne- windende, of Sonne-volgende Wolfs-melk. Belg.

By de voorige.

TRIGYNIA.

211. Euphorbia peplus, umbella trifida: dichotoma, involucellis ovatis, foliis integerrimis obovatis petiolatis. Species Plantarum 456. N. 27.

Op vele plaatsen in allerhande zaailanden tussen de vruchten.

212. Euphorbia helioscopia, umbella quinquefida : trifida : dichotoma, involucellis obovatis, foliis cuneiformibus serratis. Species Plantarum 459. n. 40

Zonnewindende of zon-volgende wolfsmelk. Belg.

Bij de vorige.

CLASSIS XII

ICOSANDRIA.

MONOGYNIA.

213. Prunus pedunculis simplicibus, foliis lanceolato ovatis convolutis. Spec. plant. 475. n, 9

b. Pruna majora dulcia & parva atro caerulea. Spec. plant, 475. N 9. b.

( Wilde kleyne Swart-blauwe pruym) Belg.

Deese wordt omtrent Bergum’t Wysel, Kooten en Drogeham in ruyge wallen, Kreupelbosjes en op zommige afgeleegene plaatsen gevonden.

214. Prunus spinosa foliis lanceolatis, Spec, plant. 475. N. 10.

Slee- doorn, Slee- pruym.Belg.

By de voorgaande, als nog tot Suyrhuysum, by Haule en omtrent Donkerbroek aan zommige wegen en ruyge wallen tussenen kreupelhout.

CLASSIS XII

ICOSANDRIA.

MONOGYNIA.

213. Prunus domestica, pedunculis simplicibus, foliis lanceolato ovatis convolutis. Species Plantarum 475. n, 9

b. Pruna majora dulcia & parva atro caerulea. Species Plantarum, 475. N 9. b.

( Wilde kleine zwartblauwe pruim) Belg.

Deze wordt omtrent Burgum, ‘t Twijzel, Kooten en Drogeham in ruige wallen, kreupelbosjes en op sommige afgelegene plaatsen gevonden.

214. Prunus spinosa, spinosa foliis lanceolatis, Species Plantarum 475. N. 10.

Sleedoorn, slee- pruim. Belg.

Bij de voorgaande als nog tot Surhuizum, bij Haule en omtrent Donkerbroek aan sommige wegen en ruige wallen tussen het kreupelhout.

DIGYINIA.

215. Crataegus foliis obtusis bitrifidis serratis. Spec. plant. 477. n. 8.

Haage-doorn, Belg.

Op veel plaatsen in de Provintie, in Bosschen en wildernissen &c.

216. Sorbus foliis pinnatis utrimque glabris. Spec. plant. 477. n. 1.

Sorben-boom, ook Lyster-besien-boom. Belg.

Menigvuldig in de Wouden in bosschen, wildernissen en op Heyd- velden.

DIGYINIA.

215. Crataegus oxyacantha, foliis afgestompt bitrifidis serratis. Species Plantarum 477. n. 8.

Hagendoorn, Belg.

Op veel plaatsen in de provincie, in bossen en wildernissen &c.

216. Sorbus aucuparia, foliis pinnatis utrinque glabris. Species Plantarum 477. n. 1.

Sorben-boom, ook lijsterbessenboom. Belg.

Menigvuldig in de wouden in bossen, wildernissen en op heidevelden.

PENTAGYNIA.

217. Pyrus foliis serratis, foliis basi productis. Spec. plant. 479. n. 1.

Wilde Peereboom. Belg

Men vindt hier op verscheyden plaatsen in de Provintie en wel voornamdyk in de Wouden in bosschen en wildernissen op ver afggeleegene velden, Peer-struyken, waar van men geen het minste geheugen of bewys heeft datze daar zouden geplant zyn, waarom men vryheydt vindt te denken, dat die daar door zaad en, van Menschen of Dieren by toeval gebragt zyn, wel ke Heesters men in twee byzondere zoorten zoude kunnen deelen, als met, en zonder Doornen, gelyk menze vind; dog om dat ik er tot nog toe geene bloem of vrugt aan gesien heb, moet ik het voor tegenswoordig hier by laaten omze onder een of andere bysoort, die de Heer Linnaeus hier voorsteld, te brengen.

218. Pyrus folis serratis, pomis basi concavis Spec. plant. 479. N. 2.

Wilde appelboom. Belg.

Zoo vind men hier ook Appelstruyken, die men zoo min als die der Peeren haaren herkomst weet; dewelke men ook in twee zoorten kan schiften, als met, en zonder Doornen. En zoo my berigt is van mennschen die er vrugten van geplukt heb ben, zoo zyn er Suuren en Soeten verschillende in gedaante en ook in de tyt haarer rypwording; maar dewyl ik zelf er nooit vrugten aan gevonden heb, zoo zal dit, tot dat ԥr zelf van overtuygt ben, voor als nog hier by laaten.

219. Spirea foliis pinnatis : imperari majore lobato, floribus cymosis. Spec. plant. 490. N. 10.

Reynette, ook Geyte-blad. Belg,

Op veele plaatsene in de Wouden aan de wegen en ruyge wallen ; enu in zommigeWeyd-landen omtrent Beets. Daar ikze het meest by elkander gevonden heb.

PENTAGYNIA.

217. Pyrus communis, foliis serratis, foliis basi productis. Species Plantarum 479. n. 1.

Wilde perenboom. Belg

Men vindt hier op verscheiden plaatsen in de provincie en wel voornamelijk in de wouden in bossen en wildernissen op ver afgelegene velden peer struiken waarvan men geen het minste geheugen of bewijs heeft dat ze daar zouden geplant zijn, waarom men vrijheid vindt te denken dat die daar door zaad en van mensen of dieren bij toeval gebracht zijn, welke heesters men in twee bijzondere soorten zou kunnen delen als met en zonder doornen, gelijk men ze vindt; dog omdat ik er tot nog toe geen bloem of vrucht aan gezien heb moet ik het voor tegenwoordig hierbij laten om ze onder een of andere bij-soort die de heer Linnaeus hier voorstelt te brengen.

218. Malus sylvestris, folis serratis, pomis basi concavis. Species Plantarum 479. N. 2.

Wilde appelboom. Belg.

Zo vindt men hier ook appelstruiken die men zo min als die der peren hun herkomst weet; die men ook in twee soorten kan schiften als met en zonder doornen. En zo mij bericht is van mensen die er vruchten van geplukt hebben zo zijn er zure en zoete verschillende in gedaante en ook in de tijd van hun rijp worden; maar omdat ik zelf er nooit vruchten aan gevonden heb zo zal dit tot dat ԥr zelf van overtuigd ben voor als nog hierbij laten.

219. Filipendula ulmaria, foliis pinnatis : imperari majore lobato, floribus cymosis. Species Plantarum 490. N. 10.

Reinette, ook geitenblad. Belg,

Op vele plaatsen in de wouden aan de wegen en ruige wallen ; en in sommige weidelanden omtrent Beets daar ik het meest bij elkander gevonden heb.

POLYGYNIA,

220. Rosa caule aculeato petiolis inermibus, calycibus semipinnatis. Spec. plant 491. n. 4.

Wilde- Roosen en Honds- Roos. Belg.

Omtrent Eestrum, Drogeham en Kooten als elders, in ruyge wallen aan de wegen en landen.

231. Rubus foliis quinato digitatis ternatisque, caule petiolisque aculeatis. Spec. plant. 493. n. 5.

Groote of gemeene Braam-besien Belg.

In ontelbaare meenigte de gansche Woudkant door, aan wallen en wegen.

232. Fragaria flagellis reptans. Spec. plant. 494. n.1.

Gemeense Aard-besien. Belg.

Op veele plaatsen in de Provintie in Bosschen en andere ruyge plaatsen.

223. Potentilla foliis pinnatis serratis, caule repente. Spec. plant. 495. n. 2.

Ganserik (ook silverschoon.) Belg.

Menigvuldig aan wegen en paaden.

224. Potentilla foliis quinatis cuneiformibus incisis subtus tomentosis, caule erecto. Spec. plant. 497. n. 11.

Op verscheyde plaatsen in de Wouden in Bosschen, laage gruppels, en Heyd-velden.

225. Potentilla foliis digitalis, caule repente, pedunculis unifloris. Spec. plant. 499. N. 17.

Vy- vinger-kruyd. Belg,

By de voorige, maar meenigvuldiger.

226. Tormentilla caule erecto. Spec. plant, 500. n. 1

Tormentille, ook Sevenblad. Belg.

By de voorgaande.

227. Geum floribus erectis, fructu globoso: atistis uncinatis nudis, foliis lyratis. Spec. plant. 501. n 1.

Cariofyllate. (ook Nagel-kruyd) Belg.

Op memigten van plaatsen, op ruyge laanen, wallen en in bosschen

228. Geum floribus nutantibus, fructu oblongo: aristis plumosis: Spec. plant. 501 n 3.

Nagel-kruyd met meer gebogenen bloemen. Belg.

By de voorgaande.

229. Comarum Spec. plant. 502.n. 1.

Water Vyfvinger kruyd Belg.

In veele Woud plaatsen in moerassige landen, aan kanten van slooten en in dezelve.

POLYGYNIA,

220. Rosa canina, caule aculeato petiolis inermibus, calycibus semipinnatis. Species Plantarum, 491. n. 4.

Wilde- rozen en hondsroos. Belg.

Omtrent Eestrum, Drogeham en Kooten als elders in ruige wallen aan de wegen en landen.

321. Rubus fruticosus, foliis quinato digitatis ternatisque, caule petiolisque aculeatis. Species Plantarum 493. n. 5.

Groote of gewone braambessen. Belg.

In ontelbare menigte de ganse woudkant door, aan wallen en wegen.

232. Fragaria vesca, flagellis reptans. Species Plantarum 494. n.1.

Gewone aardbeien. Belg.

Op vele plaatsen in de provincie in bossen en andere ruige plaatsen.

223. Potentilla anserina, foliis pinnatis serratis, caule repente. Species Plantarum 495. n. 2.

Ganzerik (ook zilverschoon.) Belg.

Menigvuldig aan wegen en paden.

224. Potentilla argentea, foliis quinatis cuneiformibus incisis subtus tomentosis, caule erecto. Species Plantarum 497. n. 11.

Op verscheiden plaatsen in de wouden in bossen, lage greppels en heidevelden.

225. Potentilla reptans, foliis digitalis, caule repente, pedunculis unifloris. Species Plantarum 499. N. 17.

Vijfvingerkruid. Belg,

Bij de vorige, maar meer menigvuldig.

226. Potentilla erecta, caule erecto. Species Plantarum, 500. n. 1

Tormentil, ook zevenblad. Belg.

Bij de voorgaande.

227. Geum urbanum, (virginianum staat er) floribus erectis, fructu globoso: atistis uncinatis nudis, foliis lyratis. Species Plantarum 500. n 1.

Cariofyllate. (ook nagelkruid) Belg.

Op menigten van plaatsen, op ruige lanen, wallen en in bossen.

228. Geum rivale, floribus nutantibus, fructu oblongo: aristis plumosis: Species Plantarum 501 n 3.

Nagelkruid met meer gebogen bloemen. Belg.

Bij de voorgaande.

229. Comarum palustre, Species Plantarum 502.n. 1.

Water vijfvingerkruid, Belg.

In vele woud plaatsen in moerassige landen, aan kanten van sloten en in dezelve.

CLASSIS XIII.

POLYANDRIA

MONOGYYNIA.

230. Chelidonium pedunculis umbellatis. Spec. plant. 505. N. 1.

Stinkende Gouw Belg.

Omtrent het Heerenveen en elders in de Wouden.

231. Papaver, capsulis clavatis hispidus, caule; folioso multifloro, Spec plant. 506 n. 2.

(Koorn Roosen met lange ruyge saat bolletjes.) Belg.

By Pitersbierum en elders tusschen het Koorn.

232. Papaver capsulis glabris globisis, caule piloso multifloro, foliis pinnatifidis incisis. Spec. plant. 510. N.9.

Wilde Heul, of Klaproosen Belg.

Op zeer veel plaatsen tusschen het Koorn.

233. Nymphaea calyce magno pentaphyllo. Spec. plant, 510. n 1.

Geele Plompen, Belg.

In meeren, vaarten, graften, slooten &c. zoo in de Wouden als op de Kley; dog in de eerst genoemde het overvloedigst.

234. Nymphaea foliis cordatis intergerrimus, calyce quadrifido. Spec. plant .510. N. 2.

Witte Plompen Belg.

Deese vindt men zeer enkeld op de Kley, maar in de Wouden op veele plaatsen en in de selfde wateren, dog veel spaarsamern als de voorgaande.

235. Tilia floribus nectario difiitutis. Spec, plant. 514, n 1.

Linde boom. Belg.

Van deeze heb ik omtrent Oudega, en tusschen het Heerenveen en Orange-woud, op Heydvelden jeugdige boomtjes gevonden, zeer waarschynelyk door zaad daar voortgekoomen ; daar en boven vindt men die nog in eenige Bosschen en ruyge wallen in de Woudkant meer.

CLASSIS XIII.

POLYANDRIA

MONOGYYNIA.

230. Chelidonium majus, pedunculis umbellatis. Species Plantarum 505. N. 1.

Stinkende Gouw Belg.

Omtrent het Heerenveen en elders in de wouden.

231. Papaver capsulis clavatis hispidus, caule; folioso multifloro, Species Plantarum, 506 n. 2.

(Korenroos met lange ruige zaadbolletjes.) Belg.

Bij Pietersbierum en elders tussen het koren.

232. Papaver rhoeas (er staat argemone) capsulis glabris globisis, caule piloso multifloro, foliis pinnatifidis incisis. Species Plantarum 510. N.9.

Wilde heul of klaprozen, Belg.

Op zeer veel plaatsen tussen het koren.

233. Nuphar lutea. calyce magno pentaphyllo. Species Plantarum, 510. n 1.

Gele plompen, Belg.

In meren, vaarten, grachten, sloten &c. zo in de wouden als op de klei; dog in de eerst genoemde het overvloedigst.

234. Nymphaea alba, foliis cordatis intergerrimus, calyce quadrifido. Spec. plant .510. N. 2.

Witte plompen, Belg.

Deze vindt men zeer enkel op de klei, maar in de wouden op vele plaatsen en in diens wateren, dog veel spaarzamer dan de voorgaande.

235. Tilia europaea, floribus nectario destitutis. Species Plantarum 514, n 1.

Linde boom. Belg.

Van deze heb ik omtrent Oudega en tussen het Heerenveen en Oranjewoud op heidevelden jeugdige boompjes gevonden, zeer waarschijnlijk door zaad daar voortgekomen ; daarboven vindt men die nog in enige bossen en ruige wallen in de woudkant meer.

HEXAGYNIA.

236. Stratiotes foliis ensiformi-triangulis ciliato-aculeatis. Spec. plant. 535. n. 1.

Water Ruyters, of Krabben- klauw Belg.

Worden in grooten overvloed op veele plaatsen in de Wouden, als ook op de Kley maar in veel kleynder getal, in meeren, vaarten, graften, vyvers en slooten gevonden.

HEXAGYNIA.

236. Stratiotes aloides, foliis ensiformi-triangulis ciliato-aculeatis. Species Plantarum 535. n. 1.

Water ruiters of krabbenklauw, Belg.

Worden in grote overvloed op vele plaatsen in de wouden als ook op de klei. maar in veel kleiner getal, in meren, vaarten, grachten, vijvers en sloten gevonden.

POLYGYNIA.

237. Anemone seminibus acutis, foliolis incisis, petalis subrotundis, caule sub-bifioro. Spec. plant 541. n. 17.

Sesde Boscb-hanevoet met geele bloemen Belg.

Omtrent het Orange-woud op een schaduwagte laan, en voor aan in een kreupelbosje by Kleynkatlyk, en even buiten Franeker op een sloots wal.

238. Thalictrum caule folioso fulcato, panicula multiplici erecta. Spec. plant. 546 n.10.

b. Thalictrum majus flavum, floribus luteis sive glaucofolio Spec. plant 546. N 10. B

Water Ruit, Poel-Ruit. Belg.

Tusschen Tjetjerk en het Huys terheyde en elders in de Wouden, in de sloots wallen en aan de wegen, en in zommige Bosschen.

239. Ranunculus foliis ovato lanceolatis petiolatis. Spec. plant 548. N. 1.

Egelkoolen, of Ranunculus, Flammula. Belg.

Groeid op veele plaatsen in de Wouden in moerassige landen, natte gruppels en schaduwagtige plaatsen, als ook op de Kley, dog minder in getal.

240. Ranunculus foliis lanceolatis, caule erecto. Spec. plant.540. n. 2..

Omtrent Tjetjerk, Bergum en Augustiniga op moerassige plaatsen, en laage landen die ճ winters overstroomd worden.

241. Ranunculus foliis cordatis angulatis petiolatis. Spec. plant 510. N. 9

Klyne gouwe, of Speen kruyd Belg.

Op zeer veel plaatsen in de Provintie, in Bosschen, op laanen en wallen, onder heggen, en in Hoven by meenigten.

242. Ranunculus foliis inferioribus palmatis; summis digitatis, fructibus oblongis. Spec. plant. 551. N. 15.

Eerste Wilde Hanenvoet, of Water Hanevoet. BeIg.

In de Wouden als op de Kley op Bouw- landen en andere gronden zoo drooge als vogtige, dog aan de kanten van uitwateringen en in stinkslooten het alder weelderigst.

243. Ranunculus calicybus patulis, pedunculis fulcatis, stolonibus repentibus, foliis sompositis. Spec. plant. 554. N. 26.

Gemeene Boter -bloem (Kruypende ) Belg.

Overvloedig in Weyd-landen en langs de wegen en paden.

244. Ranunculus calycibus patulis, pedunculis teretibus, foliis tripartito-multfidis: summis linearibus. Spec. plant. 554. N. 28

Boter-bloem met regt opstaande steelen Belg.

By de voorgaande.

245. Ranunculus seminibus aculeatis, foliis superioribus decompositis linearibus. Spec. plant. 555. N. 32.

Akker-Hanevoet Belg.

Zoo wel op de Kley als in de Wouden; op Bouwlanden tusschen de vrugten.

246. Ranunculus seminibus aculeatis, foliis simplicibus palmatis incisis. Spec. plant. 555. N. 32.

Op de Kley het meeste; in laagtens en aan uytwateringen.

247. Ranunculus foliis subversis cappillaceis, emersis peltatis. Spec. plant.556. n. 37.

Water- Hanevoet, of Water- Lever kryd. Belg.

b Ranunculus foliis submersis capillaceis. Spec. plant. 556. N. 37. B.

y Ranuculus foliis capillacis circumscriptione vaga brevioribus. Spec plant 37 y.

d. Ranunculus foliis omnibus cappillaceis circumscriptione oblongis. Spec. plant. 37. D.

Deesen worden genoegsaam altyt in vyvers, waterdobben en stilstaande slooten daar geen roering door vaaren of anders veel geschied op zeer veel plaatsen in de Provintie, in grooten overvloed gevonden. Men vindt van deeze ook zomwyl op het drooge groejen; veroorsaakt door op hekeling en suyver making van ‘t water; of door vissers die haar met hunne Netten ophaalen. &c. Alwaarze haar ook dikwyls zoodanig vertoonen, als of ‘t een andere plant was; door dien zy dan zeer kort, gekruld, en digt in bosjes by een groejen. By welke gevallen Geleerden hebben opgemerkt, dat haare fyne borstelagtige bladeren overgaan tot wortelen, die haar (schoon niet in hun natuurlyk Element) voor eenige tyt, een genoegsaam voedsel verschaffen.

248. Caltha. Spec. plant. 558. n. 1.

Dotter bloemen. Belg.

Buyten Leeuwaarden aan de Zwartewegch en op verscheyde Woud plaatsen in laage Moerassige landen.

POLYGYNIA.

237. Anemone ranunculoides, seminibus acutis, foliolis incisis, petalis subrotundis, caule sub-bifloro. Species Plantarum, 541. n. 17.

Zesde bos-hanenvoet met gele bloemen, Belg.

Omtrent het Oranjewoud op een schaduwachtig laan en voor aan in een kreupelbosje bij Klein Katlijk en even buiten Franeker op een sloot wal.

238. Thalictrum flavum, caule folioso fulcato, panicula multiplici erecta. Species Plantarum 546 n.10.

b. Thalictrum speciosum, majus flavum, floribus luteis sive glauco folio, Species Plantarum. 546. N 10. B

Water Ruit, Poel-Ruit. Belg.

Tussen Tietjerk en het Huis Terheide en elders in de wouden, in de sloot wallen en aan de wegen en in sommige bossen.

239. Ranunculus flammula, foliis ovato lanceolatis petiolatis. Species Plantarum, 548. N. 1.

Egelkolen of Ranunculus, Flammula. Belg.

Groeit op vele plaatsen in de wouden in moerassige landen, natte greppels en schaduwachtige plaatsen, als ook op de klei, dog minder in getal.

240. Ranunculus reptans, foliis lanceolatis, caule erecto. Species Plantarum 510. n. 2.

Omtrent Tietjerk, Burgum en Augustinusga op moerassige plaatsen en lage landen die ճ winters overstroomd worden.

241. Ficaria verna, foliis cordatis angulatis petiolatis. Species Plantarum, 510. N. 9.

Kleine gouwe of speenkruid, Belg.

Op zeer veel plaatsen in de provincie, in bossen, op lanen en wallen, onder heggen en in hoven bij menigten.

242. Ranunculus sceleratus, foliis inferioribus palmatis; summis digitatis, fructibus oblongis. Species Plantarum 551. N. 15.

Eerste wilde hanenvoet of water hanenvoet. Belg.

In de wouden als op de klei op bouwlanden en andere gronden zo droge als vochtige, dog aan de kanten van uitwateringen en in stinksloten het aller weelderigst.

243. Ranunculus repens, calicybus patulis, pedunculis fulcatis, stolonibus repentibus, foliis compositis. Species Plantarum 554. N. 26.

Gewone boterbloem (kruipende ) Belg.

Overvloedig in weidelanden en langs de wegen en paden.

244. Ranunculus acris, calycibus patulis, pedunculis teretibus, foliis tripartito-multfidis: summis linearibus. Species Plantarum 554. N. 28

Boterbloem met regt opstaande stelen Belg.

Bij de voorgaande.

245. Ranunculus arvensis, seminibus aculeatis, foliis superioribus decompositis linearibus. Species Plantarum 555. N. 32.

Akker-hanenvoet, Belg.

Zo wel op de klei als in de wouden; op bouwlanden tussen de vruchten.

246. Ranunculus muricatus, seminibus aculeatis, foliis simplicibus palmatis incisis. Species Plantarum 555. N. 32.

Op de klei het meeste; in laagten en aan uitwateringen.

247. Ranunculus aquatilis, foliis submersis cappillaceis, emersis peltatis. Species Plantarum 556. n. 37.

Water- hanenvoet, of water- leverkruid. Belg.

b Ranuculus foliis submersis capillaceis. Species Plantarum 556. N. 37. B.

y Ranunculus foliis capillacis circumscriptione vaga brevioribus. Species Plantarum 37 y.

d. Ranunculus foliis omnibus cappillaceis circumscriptione oblongis. Species Plantarum 37. D.

Dezen worden genoegzaam altijd in vijvers, waterputten en stilstaande sloten daar geen roering door varen of anders veel geschiedt op zeer veel plaatsen in de provincie in grote overvloed gevonden. Men vindt van deze ook soms op het droge groeien; veroorzaakt door op hekeling en zuiver maken van ‘t water; of door vissers die haar met hun netten ophalen. &c. Alwaar ze zich ook vaak zodanig vertonen alsof ‘t een andere plant was; doordat ze dan zeer kort, gekruld en dicht in bosjes bijeen groeien. Bij welke gevallen geleerden hebben opgemerkt dat hun fijne borstelachtige bladeren overgaan tot wortels die zich (ofschoon niet in hun natuurlijk element) voor enige tijd een genoegzaam voedsel verschaffen.

248. Caltha palustris, Species Plantarum 558. n. 1.

Dotter bloemen. Belg.

Buiten Leeuwaarden aan de Zwarte weg en op verscheiden woud plaatsen in lage moerassige landen.

CLASSIS XIV.

DIDYNAMIA.

GYMNOSPERMIA.

249. Ajuga stolonibus repratricibus. Spec. plant, 561. N. 4.

Senegroen, Ingroen, ook: Bugula, Belg.

By de Bonte bok, en omtrent het Orange-woud, op dykjes en in Bosjes.

250. Teucrium foliis ovatis inciso-crenatis petiolatis, floribus subverticillatis. Spec. plant. 565. n. 19.

b. Chamaeedrys minor repens. Spec. plant. 565. N. 19. B.

Kleyne kruypende Chamedrys. Belg,

By Bergum, Heerenveen, Dragten &c. op Heydevelden en in zommige Bosschen.

251. Mentha floribus capitatis, foliis ovatis serratis petiolatis, staminibus corolla longioribus. Spec. plant. 576. N. 3.

Roode wilde Munt of Sisimbrion, ook Water-Munt. Belg.

Op ontelbare plaatsen in de Provintie, aan de kanten der slooten en in deselve

252, Mentha floribus verticillatis, foliis ovatis acutis serratis, staminibus coroliam aequantbus. Spec. plant. 577. n. 6.

Wilde Veldt-Munt. Belg.

Op de Kley, in overvloed aan de wegen en kanten van Koorn- landen, op dykjes en ruyge wallen en aan slooten, zoo ook: in de Wouden.

253. Glecoma foliis reniformibus crenatis, Spec. plant. 578, n. 1.

Onder-have of Eerd-Veyl ook Hondsdraf Belg.

Op ontallyke plaatsen de Provintie door, in Bosschen, Hoven, aan weegen en kanten van Koorn-landen. &c.

254. Lamium foliis cordatis acuminatis serratis petiolatis. Spec. plant. 579. n. 1.

Eerste dove Neetel. Belg.

In de Wouden als op de Kley, aan allerhande wegen wallen en andere ruyge plaatsen.

255. Lamium foliis cordatis obtusis petiolatis. Spec. plant. 579 n. 2.

Tweede stinkende-dove- Neetel. Belg.

Op veele plaatsen in nieuw beboude gronden, zoo in Hoven als op Koorn velden.

256. Lamium foliis floralibus sessilibus amplexicaulibus obtusis. Spec plant. 579 n. 3.

By de voorgaande, dog minder.

257. Galeopsis internodiis caulinis aequalibus : verticillis omnibus remotis. Spec. plant. 579 n. 1,

Op verscheyde plaatsen in de Wouden, tusschen het Koorn en aan dykjes en wegen.

258. Galeopsis internodiis superne incrassatis, verticillis summis subcontiguis. Spec. plant. 579. n 2.

b. Galeopsis corolla flava; labio inferiore maculato. Spec. plant,580 n. 2. B.

Wilde Valsche Hennip of Kennip. Belg.

Van deese twee, vind men zeer veel op meenigten van plaatsen in de Wouden tusschen het Koorn en aan de wegen, als meede hier en daar op de Kley, maar veel minder, dog de variteit. b maar op eenige plaatsen in de Wouden, en op de KIey by myn weeten geheel niet.

259. Stachys verticillis sexfloris, foliis cordatus petiolatis. Spec. plant, 580. N 1.

Jn Bosschen en ruyge wallen en aan de wegen omtrent Dragten, Oudega en Rotteval.

460. Stachys verticillis sexfloris, foliis lineari-lanceolitis semi-amplex caulibus. Spec. plant. 580. N2.

Op veele plaatsen de Provintie door, aan de wegen en kanten van slooten en Koorn-landen.

261. Ballota foliis cordatis indivisa serrratis. Spec. plant. 582. N. 1.

Swarte Malrove, of Stinkende Androon. Belg.

Omtrent Sumeer, Bergum, en Gorradyk, aan de kanten van ruyge wallen en in zommige Bosschen.

262. Thymus floribus capitatis, caulibus repentibus, foliis planis obtusis, basi ciliatis. Spec. plant. 590. n. 1.

Gemeene Quindel, of Wilde Tym Belg.

Omtrent Bergum ,Heerenveen en andere Woud-plaatsen meer, op Heydvelden, en aan zommige wegen.

263. Thymus floribus verticillatus, pedunculis unifloris, caulibus erectis subramosis, foliis acutis serratis. Spec. plant 591. N. 4.

Wilde Basilicum of Acinos Belg.

Op dezelve plaatsen gelyk de voorige, maar het meest aan de wegen en op bezaayde en beplante gronden.

264. Scutellaria foliis cordato-lanceolatis crenatis, floribus axillaribus. Spec. plant.599. n. 4.

Tweede Glidt-kruyd Belg.

By Langweer in een Kreupelbosje niet ver van de weg, en omtrent het Orange-woud.

265. Prunella foliis ovato oblongis petiolaris. Spec. plant. 600. N. 4.

Brunelle. Belg.

op zeer veel plaatsen de Provintie door, in Weyd-landen, en wegen en kanten van Koorn landen en in Bosschen, op welke eerste plaatsen deese plant op den grond kruypende, en in de laatste veeltyts regt opstaande groeid.

CLASSIS XIV.

DIDYNAMIA.

GYMNOSPERMIA.

249. Ajuga reptans, stolonibus repratricibus. Species Plantarum, 561. N. 4.

Zenegroen, ingroen, ook: Bugula, Belg.

Bij de Bonte bok en omtrent het Oranjewoud, op dijkjes en in bosjes.

250. Teucrium chamaedrys, foliis ovatis inciso-crenatis petiolatis, floribus subverticillatis. Species Plantarum 565. n. 19.

b. Chamaedrys minor repens. Species Plantarum 565. N. 19. B.

Kleine kruipende Chamaedrys. Belg,

Bij Burgum, Heerenveen, Drachten &c. op heidevelden en in sommige bossen.

251. Mentha aquatica, floribus capitatis, foliis ovatis serratis petiolatis, staminibus corolla longioribus. Species Plantarum 576. N. 3.

Rode wilde munt of Sisymbrium, ook watermunt. Belg.

Op ontelbare plaatsen in de provincie, aan de kanten der sloten en in dezelve.

252, Mentha arvensis, floribus verticillatis, foliis ovatis acutis serratis, staminibus corollam aequantbus. Species Plantarum 577. n. 6.

Wilde veld-munt. Belg.

Op de klei, in overvloed aan de wegen en kanten van korenlanden, op dijkjes en ruige wallen en aan sloten, zo ook in de wouden.

253. Glechoma hederacea, foliis reniformibus crenatis, Species Plantarum 578, n. 1.

Onder-have of aardklimop, ook hondsdraf Belg.

Op ontelbare plaatsen de provincie door, in bossen, hoven, aan wegen en kanten van korenlanden. &c.

254. Lamium album, foliis cordatis acuminatis serratis petiolatis. Species Plantarum 579. n. 1.

Eerste dovenetel. Belg.

In de wouden als op de klei, aan allerhande wegen wallen en andere ruige plaatsen.

255. Lamium purpureum, foliis cordatis afgestompt petiolatis. Species Plantarum 579 n. 2.

Tweede stinkende-dovenetel. Belg.

Op vele plaatsen in nieuw bebouwde gronden, zo in hoven als op korenvelden.

256. Lamium amplexicaule, foliis floralibus sessilibus amplexicaulibus afgestompt. Species Plantarum. 579 n. 3.

Bij de voorgaande, dog minder.

257. Galeopsis ladanum, internodiis caulinis aequalibus: verticillis omnibus remotis. Species Plantarum 579 n. 1,

Op verscheiden plaatsen in de wouden, tussen het koren en aan dijkjes en wegen.

258. Galeopsis tetrahit, internodiis superne incrassatis, verticillis summis subcontiguis. Species Plantarum 579. n 2.

b. Galeopsis corolla flava; labio inferiore maculato. Species Plantarum,580 n. 2. B.

Wilde Valse hennep of kennip. Belg.

Van deze twee vindt men zeer veel op menigten van plaatsen in de wouden, tussen het koren en aan de wegen als mede hier en daar op de klei, maar veel minder, dog de variteit. b maar op enige plaatsen in de wouden en op de klei bij mijn weten geheel niet.

259. Stachys sylvatica, verticillis sexfloris, foliis cordatus petiolatis. Species Plantarum, 580. N 1.

In Bossen en ruige wallen en aan de wegen omtrent Drachten, Oudega en Rottevalle.

460. Stachys palustris, verticillis sexfloris, foliis lineari-lanceolatis semi-amplexicaulibus. Species Plantarum 580. N2.

Op vele plaatsen de provincie door, aan de wegen en kanten van sloten en korenlanden.

261. Ballota nigra, foliis cordatis indivisa serrratis. Species Plantarum 582. N. 1.

Zwarte malrove of stinkende andoorn. Belg.

Omtrent Suameer, Burgum, en Gorredijk, aan de kanten van ruige wallen en in sommige bossen.

262. Thymus serpyllum, floribus capitatis, caulibus repentibus, foliis planis afgestompt, basi ciliatis. Species Plantarum 590. n. 1.

Gewone quindel of wilde tijm, Belg.

Omtrent Burgum , Heerenveen en andere woud-plaatsen meer, op heidevelden en aan sommige wegen.

263. Clinopodium acinos, floribus verticillatus, pedunculis unifloris, caulibus erectis subramosis, foliis acutis serratis. Species Plantarum 591. N. 4.

Wilde Basilicum of Acinos. Belg.

Op dezelve plaatsen gelijk de vorige, maar het meest aan de wegen en op bezaaide en beplante gronden.

264. Scutellaria galericulata, foliis cordato-lanceolatis crenatis, floribus axillaribus. Species Plantarum 599. n. 4.

Tweede glidkruid Belg.

Bij Langweer in een kreupelbosje niet ver van de weg en omtrent het Oranjewoud.

265. Prunella vulgaris, foliis ovato oblongis petiolatis. Species Plantarum 600. N. 4.

Brunelle. Belg.

Op zeer veel plaatsen de provincie door, in weidelanden en wegen en kanten van korenlanden en in bossen, op welke eerste plaatsen deze plant op de grond kruipt en in de laatste vaak recht opstaande groeit.

ANGIOSPERMIA.

266. Rhinanthus corollarum labio superiore compresse breviore. Spec. plant 603. N. 3.

Geele Raatelen of Haane kammetjes. Belg.

In de Wouden op zeer veel plaatsen aan wegen en op zaay landen en andere velden, en op de Kley omtrent Kleyn-Lankum, Donjum, Piterbierum &c.

267. Euphrasia foliis ovatis argute dentatis. Spec. plant. 604. N. 2.

Oogen-troost. Belg.

In de Wouden, op veel plaatsen aan de wegen, en op de Kley omtrent Tjum, Spannum &c. in Weyd-landen.

268. Euphrasia foliis linearibus: omnibus serratis. Spec. plant, 604. n. 4,

Tweede Oogentroost. Belg.

Wordt in grooten overvloed buyten Franeker en elders op de Kley, aan de wegen en kanten van Koorn-landen gevonden; als meede in de Wouden, dog minder in getal.

269. Pedicularis caule ramoso, calycibus oblongis angulatis laevibus, corollae labio cordato. Spec. plant. 607. N. 2.

Roode Raatelen. Belg

Op verscheidene Heyd-velden, en aan wegen, in Wouden.

270. Antirrhinum foliis lanceolato-linearibus confertis, caule erecto, spicis terminalibus sessilibus, floribus imbricatis. Spec. plant 616. n. 21.

Eertste Linaria, of Wild Vals. Belg.

Omtrent Langweer en elders in de Wouden, aan ruyge wallen &c.

271. Scophularia foliis cordatis, basi transversis, caule obtus-angulo. Spec. plant. 619. N. 2.

Groot Speen-kruyd. Belg.

Omtrent het Orange-woud als elders in de Wouden, aan ruyge wallen en wegen.

272. Scrophularia foliis cordatis petiolatis decurrentibus, caule membranis angulato, racemis terminalibus. Spec. plant. 620 n.3.

Beek-Schuym, of Water-Betonica. Belg.

Omtrent Kooten en Drogeham, aan de weg op de sloots wallen.

ANGIOSPERMIA.

266. Rhinanthus crista-galli, corollarum labio superiore compresse breviore. Species Plantarum. 603. N. 3.

Gele ratelen of hanenkammetjes. Belg.

In de wouden op zeer veel plaatsen aan wegen en op zaailanden en andere velden en op de klei omtrent Klein-Lankum, Dongjum, Pietersbierum &c.

267. Euphrasia officinalis, foliis ovatis argute dentatis. Species Plantarum 604. N. 2.

Ogentroost. Belg.

In de wouden, op veel plaatsen aan de wegen en op de klei omtrent Tzum, Spannum &c. in weidelanden.

268. Odontites vulgaris, foliis linearibus: omnibus serratis. Species Plantarum, 604. n. 4,

Tweede ogentroost. Belg.

Wordt in grote overvloed buiten Franeker en elders op de klei, aan de wegen en kanten van korenlanden gevonden; als mede in de wouden, dog minder in getal.

269. Pedicularis sylvatica, caule ramoso, calycibus oblongis angulatis laevibus, corollis labio cordato. Species Plantarum 607. N. 2.

Rode ratelen. Belg

Op verscheidene heidevelden en aan wegen, in wouden.

270. Linaria vulgaris, foliis lanceolato-linearibus confertis, caule erecto, spicis terminalibus sessilibus, floribus imbricatis. Species Plantarum, 616. n. 21.

Eerste Linaria of wilde vlas. Belg.

Omtrent Langweer en elders in de wouden, aan ruige wallen &c.

271. Scrophularia nodosa, foliis cordatis, basi transversis, caule obtusangulo. Species Plantarum 619. N. 2.

Groot speenkruid. Belg.

Omtrent het Oranjewoud als elders in de wouden aan ruige wallen en wegen.

272. Scrophularia aquatica, foliis cordatis petiolatis decurrentibus, caule membranis angulato, racemis terminalibus. Species Plantarum 620 n.3.

Beekschuim of Water-Betonica. Belg.

Omtrent Kooten en Drogeham, aan de weg op de slootwallen.

CLASSIS XV.

TETRADYNAMIA.

SILICULOSA,

273. Draba caulibus nudis, foliis incifis. Spec, plant- 642. N. 2.

Eerste of Gemeen Paronichia (ook kleyne Harder-tas met ongevederde bladeren) Belg.

By Langweer en Joure als elders in de Wouden, op drooge wallen, in meenigte; als ook op de Kley omtrent Sweins op en aan de voet van een schiphuis.

274. Lepidium floribus diandris capitaris, foliis radicalibus dentate-pinnatis; ramicris linearibus integerrimis. Spec. plant. 645. N. 10.

Beezem-kruyd of kleyne Wilde- Kersse, Belg.

Aan dc Westkant van Staveren digt aan Zee, by vuylens hopen.

275. Thlaspi filiculis obcordatis, foliis radicalibus pinnatifidis. Spec. plant. 647. n. 9.

Taskens-kruyd, of Beursjes-kruyd. Belg.

Genoegsaam over al aan de wegen.

275. Cochlearia foliis pinnatifidis. Spec.plant. 648. N. 5.

Kruypende Herts hoorn Belg.

Overvloedig, even buyten Franeker aan de Leewaarder trek weg als elders aan de wegen.

277. Iberis foliis sinuatis, caule nudo simplici. Spec. plant, 650 n. 9.

Kleyn taskens kruyd, Belg.

Tusschen het Koorn aan dykjes en wegen by Balk, Bergum en ‘T Heerenveen.

CLASSIS XV.

TETRADYNAMIA.

SILICULOSA.

273. Draba verna, caulibus nudis, foliis incifis. Species Plantarum, 642. N. 2.

Eerste of gewone Paronychia (ook kleine herderstas met ongeveerde bladeren) Belg.

Bij Langweer en Joure als elders in de wouden, op droge wallen in menigte; als ook op de klei omtrent Zweins op en aan de voet van een schiphuis.

274. Lepidium ruderale, floribus diandris apetalis, foliis radicalibus dentate-pinnatis; ramiferis linearibus integerrimis. Species Plantarum 645. N. 10.

Bezemkruid of kleine wilde kers. Belg.

Aan de Westkant van Stavoren dicht aan zee, bij vuilnis hopen.

275. Capsella bursa-pastoris, filiculis obcordatis, foliis radicalibus pinnatifidis. Species Plantarum 647. n. 9.

Tasjeskruid of beursjeskruid. Belg.

Genoegzaam overal aan de wegen.

275. Coronopus squamatus, foliis pinnatifidis. Species Plantarum. 648. N. 5.

Kruipende hertshoren. Belg.

Overvloedig, even buiten Franeker aan de Leeuwarder trekweg als elders aan de wegen.

277. Teesdalia nudicaulis, foliis sinuatis, caule nudo simplici. Species Plantarum, 650 n. 9.

Klein tasjeskruid, Belg.

Tussen het koren aan dijkjes en wegen bij Balk, Burgum en ‘t Heerenveen.

SILIQUOSA.

278. Cardamine foliis pinnatis: foliolis radicalibus subrotundis; caulinis lanceolatis. Spec, plant, 656. n 11

Koek Koexbloem, of kleyn Water kers, Belg. (ook Pinxter- bloem. vulg.)

Op ontelbaare plaatsen in de Provintie, in Weyd landen.

279. Cardamine foliis pinnatis, axilis stoloniferis. Spec. plant. 656. N. 12.

Omtrent Tjetjerk by de Hofsteede Hanenburg, aan de weg in een slootswal.

280. Sisymbrium siliquis declinatis, foliis pinnatis: foliosa subcordatis. Spec. plant. 657 n. 1.

Water kerffe Belg.

Op veele plaatsen in de Provintie in stilstaande slooten en aan de beneden kanten der zelve.

281. Sisymbrium siliquis declinatis oblongo-ovatis, foliis pinnatifidis serratis, Spec. plant 657. N 3.

a. Sisymbrium foliis pinnatifdis serratis. Spec. plant. 657. A.

Wilde Water-Radys. Belg.

b. Sisymbrium foliis simplicibus dentatis serratis. Spec. plant 657. N. 3 b.

In de Wouden als op de Kley, in Moerassige laage landen, aan kanten van slooten en in deselve.

282. Sisymbrium petalis calyci minoribus, foliis decomposito-pinnatis. Spec. plant 659. n. 11.

Vuur-kruyd, of Sophia. Belg.

Aan het eerste steenwerk buyten Franeker, en omtrent Balk : en Heerenveen aan de wegen.

283. Erysimum foliis spicae adpressis. Spec. p!ant. 660 n. 1.

Steen Raket. Belg,

In overvloed op meenigten van plaatsen in de Provintie, omtrent steeden, Dorpen en gebuurten, by vuylenshoopen en op andere ruyge dorre plaatsen en wegen.

284 Erysimum foliis cordatis- Spec. plant. 660. n.3.

Look sonder Look. Belg.

Menigvuldig buyten Franeker, en elders aan ruyge wallen en kanten van Moes landen en zommige wegen.

285. Turritis foliis radicalibus dentatis integerrimus amplexicaulibus glabris. Spec. plant. 666. N. 1.

In een donker Bosje omtrent Bontebok en hier en daar in en op oude vervalle Muuren in de schaduwe.

286. Brassica radice cauleque tenui, foliis caulinis uniformibus corditis sessilibus. Spec. plant. 666. n. 2.

Wilde Kool met bladeren van Durwas, Belg.

Op veel plaatsen in de Wouden, aan de kanten van Boekwyt en andere Teel-landen: en in jong geplante bosjes.

287. Brassica radice caulescente tereti. Spec, plant. 667. N. 5.

Kool-zaad. Vulg.

Deesee word op veele plaatsen in de Provintie op Akkers gezaaid; en op verscheide plaatsen en wegen in het wild gevonden.

288. Sinapis siliquis multangulis toroso turgidis, rostro longioribus. Spec. plant, 668. n. 1.

Herik, Belg. Krodde. Rusticis.

Over al in bebouwde en onbeboude Koorn en andere Teel landen, als meede aan allerhande wegen &c. in groote meenigte.

289. Raphanus siliquis teretibus articulatis laevibus unifocularis. Spec. plant. 669. n. 2.

b. Raphnistrum segetum, flore luteo vel pallido. Flor. Suec. Edit. 2. Pag. 238. N. 612.

Keyk. Rusticis,

Deese eene variteit van de 2 Raphanus hier boven, vindt men in de Spec. plant niet en word op zeer veel plaatsen in de Wouden tusschen het Koorn en andere vrugten,als aan de wegen en wallen vernoomen. By de Huylieden als andere onder de naam hier boven bekend.

290. Bunias filiculis ovatis laevibus ancipitibus. Spec. plant. 670 n. 4.

Zee- Rakette Belg.

Buyten Staveren aan de strand, en aan de voet van ‘t Roode klif.

SILIQUOSA.

278. Cardamine pratensis, foliis pinnatis: foliolis radicalibus subrotundis; caulinis lanceolatis. Species Plantarum, 656. n 11.

Koekoeksbloem of kleine waterkers, Belg. (ook Pinksterbloem. vulgair.)

Op ontelbare plaatsen in de provincie, in weidelanden.

279. Cardamine amara, foliis pinnatis, axilis stoloniferis. Species Plantarum, 656. N. 12.

Omtrent Tietjerk bij de Hofstede Hanenburg, aan de weg in een sloot wal.

280. Nasturtium officinalis, siliquis declinatis, foliis pinnatis: foliosa subcordatis. Species Plantarum 657 n. 1.

Waterkers, Belg.

Op vele plaatsen in de provincie in stilstaande sloten en aan de beneden kanten er van.

281. Rorippa amphibia siliquis declinatis oblongo-ovatis, foliis pinnatifidis serratis, Species Plantarum, 657. N 3.

a. Sisymbrium foliis pinnatifdis serratis. Species Plantarum 657. A.

Wilde water-radijs. Belg.

b. Sisymbrium foliis simplicibus dentatis serratis. Species Plantarum 657. N. 3 b.

In de wouden als op de klei, in moerassige lage landen, aan kanten van sloten en in die.

282. Descurainia sophia, petalis calyce minoribus, foliis decomposito-pinnatis. Species Plantarum 659. n. 11.

Vuurkruid of Sophia. Belg.

Aan het eerste steenwerk buiten Franeker en omtrent Balk: en Heerenveen aan de wegen.

283. Sisymbrium officinale, foliis spicae adpressis. Species Plantarum,. 660 n. 1.

Steenraket. Belg,

In overvloed op menigten van plaatsen in de provincie, omtrent steden, dorpen en gebuurten, bij vuilnishopen en op andere ruige dorre plaatsen en wegen.

284 Alliaria petiolata, foliis cordatis, Species Plantarum 660. n.3.

Look zonder look. Belg.

Menigvuldig buiten Franeker en elders aan ruige wallen en kanten van moes landen en sommige wegen.

285. Arabis glabra, foliis radicalibus dentatis integerrimus amplexicaulibus glabris. Species Plantarum 666. N. 1.

In een donker bosje omtrent Bonte bok en hier en daar in en op oude vervallen muren in de schaduw.

286. Brassica campestris, radice cauleque tenui, foliis caulinis uniformibus cordatis sessilibus. Species Plantarum 666. n. 2.

Wilde kool met bladeren van doorwas, Belg.

Op veel plaatsen in de wouden, aan de kanten van boekweit en andere teellanden: en in jong geplante bosjes.

287. Brassica oleracea, radice caulescente tereti. Species Plantarum 667. N. 5.

Koolzaad. Vulgair.

Deze word op vele plaatsen in de provincie op akkers gezaaid; en op verscheiden plaatsen en wegen in het wild gevonden.

288. Sinapis arvensis, siliquis multangulis toroso turgidis, rostro longioribus. Species Plantarum, 668. n. 1.

Herik, Belg. Krodde. Rusticis.

Overal in bebouwde en onbebouwde koren en andere teellanden, als mede aan allerhande wegen &c. in grote menigte.

289. Raphanus raphanistrum, siliquis teretibus articulatis laevibus unifocularis. Species Plantarum 669. n. 2.

b. Raphanistrum segetum, flore luteo vel pallido. Flora Suecica. Edit. 2. Pag. 238. N. 612.

Keik. Rusticis,

Deze ene variteit van de 2 Raphanus hier boven, vindt men in de Species Plantarum niet en wordt op zeer veel plaatsen in de wouden tussen het koren en andere vruchten als aan de wegen en wallen vernomen. Bij de huislieden als andere onder de naam hier boven bekend.

290. Cakile maritima, filiculis ovatis laevibus ancipitibus. Species Plantarum 670 n. 4.

Zee raket, Belg.

Buiten Stavoren aan de strand en aan de voet van ‘t Rode klif.

CLASSIS XVI.

MONADELPHIA.

DECANDRIA,

291. Geranium pedunculis multifloris, calycibus pentaphyllis, floribus pentandris, foliis pinnatis incisis obtusis. Spec plant. 680. n. 21.

Kruypende of Leggende Oyevaars-bek, Belg,

Op meenigten van plaatsen en in de Wouden, op Bouwlanden en aan de wegen, zoo ook op de Kley, maar in minder getal.

292.. Geranium pedunculis bifloris, calicybus pilosus decem angulatis. Spec. plant. 681. n. 31.

Robbrecht of Robberts-kruyd. Belg.

Buyten Franeker omtrent Groot en Kleyn Lankum, Sweynt, Peynt en meer andere plaatsen, onder Heggen en ruyge wallen en in de Hoven tusschen de vrugten; en in de Wouden, op veel plaatsen in Bosschen en wildernissen.

293. Geranium pedunculis bifloris foliisque rameis alternis, caule ramoso diffuso, calycibus muticis. Spec. plant. 682. N. 33.

Buyten Franeker en elders, op Zaay-landen en aan ruyge wallen.

294. Geranium pedunculis bifloris, foliis quinque partito-multifidis angulatis: lacinis acutis, capsulis glabris calycibus aristatus. Spec. plant. 682. N. 35.

By de voorige.

295. Geranium pedunculis bifloris, petatalis integris longitudine calycis, caule prostrato, foliis reniformibus incisis. Spec. plant 683, n. 36.

Duyve-poot. Duyve-voet. Belg.

By

de voorgaande, maar minder in getal, als ook in de Wouden aan zommige wegen en wallen.

CLASSIS XVI.

MONADELPHIA.

DECANDRIA,

291. Geranium cicutarium, pedunculis multifloris, calycibus pentaphyllis, floribus pentandris, foliis pinnatis incisis afgestompt. Species Plantarum. 680. n. 21.

Kruipende of liggende ooievaarsbek, Belg,

Op menigten van plaatsen en in de wouden, op bouwlanden en aan de wegen, zo ook op de klei, maar in minder getal.

292.. Geranium robertianum, pedunculis bifloris, calicybus pilosus decem angulatis. Species Plantarum 681. n. 31.

Robbrecht of Roberts-kruid. Belg.

Buiten Franeker omtrent Groot en Klein Lankum, Zweins, Peinst en meer andere plaatsen, onder heggen en ruige wallen en in de hoven tussen de vruchten; en in de wouden, op veel plaatsen in bossen en wildernissen.

293. Geranium, molle, pedunculis bifloris foliisque rameis alternis, caule ramoso diffuso, calycibus muticis. Species Plantarum 682. N. 33.

Buiten Franeker en elders, op zaailanden en aan ruige wallen.

294. Geranium columbinum, pedunculis bifloris, foliis quinque partito-multifidis angulatis: lacinis acutis, capsulis glabris calycibus aristatus. Species Plantarum 682. N. 35.

Bij de vorige.

295. Geranium rotundifolium, pedunculis bifloris, petatalis integris longitudine calycis, caule prostrato, foliis reniformibus incisis. Species Plantarum 683, n. 36.

Duivenpoot, duivenvoet, (zie de vorige) Belg.

Bij de voorgaande, maar minder in getal, als ook in de wouden aan sommige wegen en wallen.

POLYANDRIA.

296. Malva caule repente, foliis cordato orbiculatis obsolete quinquelobis. Spec. plant. 688. n 8.

Kleyne Wilde Malowe. Belg,

Aan de stads wal te Franeker, en op meenigten van diergelyke plaatsen in de Provintie meer, als meede aan de kanten der wegen.

407. Malva caule erecto herbaceo, foliis lobatis obtusis, pedunculis petiolisque pilosis. Spec. plant. 989. n 9.

Groote wilde Malowe, ook Keesjes kruyd. Belg.

By de voorgaande, dog meer in getal.

POLYANDRIA.

296. Malva pusilla, caule repente, foliis cordato orbiculatis obsolete quinquelobis. Species Plantarum 688. n 8.

Kleine wilde maluwe. Belg,

Aan de stadswal te Franeker en op menigten van diergelijke plaatsen in de provincie meer, als mede aan de kanten der wegen.

407. Malva sylvestris, caule erecto herbaceo, foliis lobatis afgestompt, pedunculis petiolisque pilosis. Species Plantarum 989. n 9.

Grote wilde maluwe, ook kaasjeskruid. Belg.

Bij de voorgaande, dog meer in getal.

CLASSIS XVII.

DlADELPHlA.

HEXIANDRA.

298. Fumaria pericarpiis monospermis racemosus, caule diffuso. Spec. plant, 700 n 7.

Grvsekom of Duive-kervel Belg.

Op ontelbaare plaatsen inde Provintie, op allerhande zaay-landen &c.

299. Fumaria sliquis linearibus, foiis cirrihiiferis. Spec. plant. 701. n. 10.

Tweede soort van Grysecom, of Duyve kervel. Belg.

Omtrent Oenkerk, Oudkerk, Heerenveen en Mildam, in Bosschen.

CLASSIS XVII.

DlADELPHlA.

HEXIANDRA.

298. Fumaria officinalis, pericarpiis monospermis racemosus, caule diffuso. Species Plantarum, 700 n 7.

Griesecom of duivenkervel Belg.

Op ontelbare plaatsen inde provincie, op allerhande zaailanden &c.

299. Ceratocapnos claviculata, sliquis linearibus, foiis cirrihiiferis. Species Plantarum 701. n. 10.

Tweede soort van Griesecom of duivenkervel. Belg.

Omtrent Oenkerk, Oudkerk, Heerenveen en Mildam, in bossen.

OCTANDRIA,

500 Polygala floribus cristatis racemosis, caulibus herbaceis simplicibus procumbentibus, foliis lineari-lanceolata. Spec. plant. 702.n. 2.

y. Polygala minor, foliis circa radicem rotundiusculis. Spec plant. 702. N. 2. y.

Kruys bloemtjes. Belg.

Deese wordt gevonden buyten het Heerenveen op de Heyd-velden, aan het voetpad na het Orange-woud, zoo ook op diergelijke velden omtrent Dragten, Ureterp en Sygerswolde.

OCTANDRIA,

500. Polygala vulgaris, floribus cristatis racemosis, caulibus herbaceis simplicibus procumbentibus, foliis lineari-lanceolata. Species Plantarum 702. n. 2.

y. Polygala minor, foliis circa radicem rotundiusculis. Species Plantarum. 701. N. 2.

Kruisbloempjes. Belg.

Dees wordt gevonden buiten het Heerenveen op de heidevelden, aan het voetpad naar het Oranjewoud, zo ook op diergelijke velden omtrent Drachten, Ureterp en Siegerswoude.

DECANDRIA.

301. Spartium foliis ternatis folitariisque, ramis inermibus angulatis. Spec. plant. 709. n. 7.

Gemeene Brem Belg.

Op zeer veel plaatsen in de Wouden, aan de wegen en op heyde- velden.

302. Genista spinis simplicibus, ramis floriferis inermibus, foliis lanceolatis, Spec. plant. 710. n. 6.

Kleyne steekende Brem. Belg,

Overvloedig op Heyd-velden in veele Woud plaatsen.

303. Ononis floribus racemosus geminatis, foliis ternatis, ramis spinosis. Spec. Plant. 716. n. 1.

Prangwortel of stal-kruyd. Belg.

In overvloed aan de wegen buyten Franeker als elders,

304. Pisum stilipulis inferne rotundatis crenatis, petiolis teretibus, pedunculis multifloris. Spec. plant. 727. n. 1

Erweten, Belg.

Hier worden in het algemeen op de velden drierleye Erweten gequeekt, onder den naam van witte, groene en grauwe, by elk bekendi van welke men ook zomwyl aan de wegen, als elders in het wilde ziet groejen.

305. Lathyrus pedunculis multifloris, cirrhis diphyllis; foliis lanceolatis cirrhis simpliccissimis. Spec. plant. 733.n. 16.

Geele Wikken. Belg.

Worden aan de wallen, wegen en kanten van Koorn-landen &c in de Wouden als op de Kley gevonden.

306. Vicia pedunculis multifloris, floribus imbricatis foliolis lanceolatis pubescentibus, stipuils integris. Spec. plant. 735. N. 5.

Wilde Vitsen. Belg,

Overvloedig op en aan de kanten van Koorn velden, en in ruyge wallen langs de wegen buyten Franeker, en veel plaatsen in de Provintie meer.

307. Vicia leguminibus sessilibus subbinatis erectis, foliis, retusus, stipulis notatis. Spec. plant 736. N. 10.

Worden op zommige plaatsen op zaay-land gequeekt; en worden dikwyls op veel plaatsen tusschen ander Koorn, als ook aan ruyge wallen en wegen gevonden,

308. Vicia leguminibus pedicellatis subquaternis erectis, foliosis ovatis integerrimis: exterioribus decrescentibus. Spec. plant. 737, n.15.

Vitsen, kleyne wilde Wikken. Belg.

Aan veele plaatsen tusschen het Koorn en andere veldvrugten en in ruyge wallen aan de wegen en landen.

309. Vicia caue erecto, petiolis absque cirrhis, Spec. plant. 737. n. 17.

Paarde Boonen Belg.

Worden op veele plaatsen beneeven andere veldvrugten op Akkers gezaayd; en meenigmaal tusschen het Koorn, aan de wegen en andere plaatsen in het wild gezien.

310. Ervum pedunculis, multifloris, seminibus globosis binis. Spec. plant. 738. N. 3.

Tweede of kleyne Crock. Belg.

Aan de ruyge wallen en wegen op veel plaatsen in de Wouden en op de Kley, aan de kanten van zommige Koornlanden &c.

311. Ornithopus foliis pinnatis, leguminibus subarcuatus. Spec. plant. 743. N. 1

Vogelvoet. Belg.

Op veele plaatsen in de Wouden, aan sandige wallen en wegen.

312. Trifolium leguminibus racemosis nudis dispermis, caule erecto. Spec. plant. 765. N. 4.

Melilote, of welruykend Klaver. Belg.

Op Warmoes-landen en Boomqueckereyen buyten Leeuwaarden en tusschen Pinjum en Witmarsum aan de weg. En op zommige ruyge plaatsen in de Wouden.

313. Trifolium capitulis umbellatibus leguminibus tetraspermis, caule repente. Spec. plant. 767. N. 12.

Gemeene Veld-Klaver met Witte bloemen.Belg.

Overvloedig de gansche Provintie door, in Weyd- landen en aan wallen en wegen &c.

314. Trifolium spicis subvillosis, cinctis stipulis oppositis membranaceis, corollis monopetalis. Spec. plant. 768. N. 18.

Roode Klaver. Belg. Varkens Klaver, Rusticis.

By de voorgaande.

315. Trifolium spicis villosus ovalibus, dentibus calycinis setaceis aequalibus. Spec. plant. 769. N. 23.

Hasepootjes. Belg.

Veel in de Wouden omtrent Bergum, Suyderhuysum, Heerenveen, Dragten &c. op Bouw-landen en aan de wegen.

316. Trifolium capitulis subrotundus, calycibus inflatis bidentatis reflexis, caulibus repentibus. Spec. plant. 772. N 35.

Klaver met Bezien, Belg. Aardbefie- Klaver. Vulg.

Meenigvuldig in zommige Weyd-landen en aan wegen, zoo in de Wouden als op de Kley.

317. Lotus capitulis depressis, caulibus decumbentibus, leguminibus cylindricis. Spec. plant. 775. N 13.

Eerste Gehoornde-Klaver, of Steen-Klaver. Belg.

Veel in sommige Weyd-landen en aan de wegen op veele plaatsen..

b. Lotus pentaphyllos, flore majore luteo splendente. Spec. plant 775. N. 13. B.

Derde Gehoornde Klaver. Belg.

Buyten Balk als elder in deWouden, aan kanten van Koorn-landen en wegen &c.

318. Medicago pedunculis racemosis, leguminibus lunatis, caule prostrato. Spec. plant 779. N. 6

Op zommige velden en aan de wegen omtrent het Heerenveen als elders,

319. Medicago spicis ovalibus, leguminibus reniformibus, monospermis, caule procumbente Spec. plant. 779. N. 7.

Geele Veld-Klaver met kleyne hoofdjes. Belg.

Veel op Koorn-velden tusschen de vrugten; zoo ook op Weyd als Moeslanden en in zomnige Hoven, op meenigten van plaatsen in de Provintie.

320. Medicago leguminibus cochleatis, stipulis dentatis caule diffuso. Spec. plant 779. n 9.

b. Medicago cochleata dicarpos, capsula spinosa rotunda minore. Spec. plant. 779. N. 9 b.

Tweede- Klaver met Gekrinkelde hantjes. Belg.

By de voorgaande dog minder in getal.

DECANDRIA.

301. Cytisus scoparius, foliis ternatis folitariisque, ramis inermibus angulatis. Species Plantarum 709. n. 7.

Gewone brem Belg.

Op zeer veel plaatsen in de wouden, aan de wegen en op heidevelden.

302. Genista anglica, spinis simplicibus, ramis floriferis inermibus, foliis lanceolatis, Species Plantarum 710. n. 6.

Kleine stekende brem. Belg,

Overvloedig op heidevelden in vele woud plaatsen.

303. Ononis spinosa, floribus racemosus geminatis, foliis ternatis, ramis spinosis. Species Plantarum 716. n. 1.

Prangwortel of stalkruid. Belg.

In overvloed aan de wegen buiten Franeker als elders,

304. Pisum sativum, stilipulis inferne rotundatis crenatis, petiolis teretibus, pedunculis multifloris. Species Plantarum 727. n. 1

Erwten, Belg.

Hier worden in het algemeen op de velden drie soorten erwten gekweekt onder de naam van witte, groene en grauwe, bij elk bekend waarvan men ook soms aan de wegen als elders in het wilde ziet groeien.

305. Lathyrus pratensis, pedunculis multifloris, cirrhis diphyllis; foliis lanceolatis cirrhis simplicissimis. Species Plantarum 733. n. 16.

Gele wikken. Belg.

Worden aan de wallen, wegen en kanten van korenlanden &c. in de wouden als op de klei gevonden.

306. Vicia cracca, pedunculis multifloris, floribus imbricatis foliolis lanceolatis pubescentibus, stipuils integris. Species Plantarum 735. N. 5.

Wilde Vitsen. Belg,

Overvloedig op en aan de kanten van korenvelden en in ruige wallen langs de wegen buiten Franeker en veel plaatsen in de provincie meer.

307. Vicia sativa, leguminibus sessilibus subbinatis erectis, foliis, retusus, stipulis notatis. Species Plantarum, 736. N. 10.

Worden op sommige plaatsen op zaailand gekweekt; en worden vaak op veel plaatsen tussen ander koren als ook aan ruige wallen en wegen gevonden,

308. Vicia sepium, leguminibus pedicellatis subquaternis erectis, foliosis ovatis integerrimis: exterioribus decrescentibus. Species Plantarum 737, n.15.

Vitsen, kleine wilde wikken. Belg.

Aan vele plaatsen tussen het koren en andere veldvruchten en in ruige wallen aan de wegen en landen.

309. Vicia faba, caule erecto, petiolis absque cirrhis, Species Plantarum 737. n. 17.

Paarden bonen Belg.

Worden op vele plaatsen benevens andere veldvruchten op akkers gezaaid; en menigmaal tussen het koren, aan de wegen en andere plaatsen in het wild gezien.

310. Vicia hirsuta, pedunculis, multifloris, seminibus globosis binis. Species Plantarum 738. N. 3.

Tweede of kleine krok. Belg.

Aan de ruige wallen en wegen op veel plaatsen in de wouden en op de klei, aan de kanten van sommige korenlanden &c.

311. Ornithopus perpusillus, foliis pinnatis, leguminibus subarcuatus. Species Plantarum 743. N. 1

Vogelvoet. Belg.

Op vele plaatsen in de wouden, aan zandige wallen en wegen.

312. Melilotus officinale, leguminibus racemosis nudis dispermis, caule erecto. Species Plantarum 765. N. 4.

Melilote of goed ruikende klaver. Belg.

Op warmoes-landen en boomkwekerijen buiten Leeuwaarden en tussen Pinjum en Witmarsum aan de weg. En op sommige ruige plaatsen in de wouden.

313. Trifolium repens, capitulis umbellatibus leguminibus tetraspermis, caule repente. Species Plantarum 767. N. 12.

Gewone veldklaver met witte bloemen .Belg.

Overvloedig de ganse provincie door, in weidelanden en aan wallen en wegen &c.

314. Trifolium pratensis, spicis subvillosis, cinctis stipulis oppositis membranaceis, corollis monopetalis. Species Plantarum 768. N. 18.

Rode klaver. Belg. Varkens klaver, Rusticis.

Bij de voorgaande.

315. Trifolium arvense, spicis villosus ovalibus, dentibus calycinis setaceis aequalibus. Species Plantarum 769. N. 23.

Hazenpootjes. Belg.

Veel in de wouden omtrent Burgum, Surhuizum, Heerenveen, Drachten &c. op bouwlanden en aan de wegen.

316. Trifolium fragiferum, capitulis subrotundis, calycibus inflatis bidentatis reflexis, caulibus repentibus. Species Plantarum 772. N 35.

Klaver met bessen, Belg. Aardbeiklaver. Vulgair.

Menigvuldig in sommige weidelanden en aan wegen, zo in de wouden als op de klei.

317. Lotus corniculatus, capitulis depressis, caulibus decumbentibus, leguminibus cylindricis. Species Plantarum 775. N 13.

Eerste gehoornde-klaver of steenklaver. Belg.

Veel in sommige weidelanden en aan de wegen op vele plaatsen..

b. Lotus pentaphyllos, flore majore luteo splendente. Species Plantarum. 775. N. 13. B.

Derde gehoornde klaver. Belg.

Buiten Balk als elders in de wouden, aan kanten van korenlanden en wegen &c.

318. Medicago falcata, pedunculis racemosis, leguminibus lunatis, caule prostrato. Species Plantarum, 779. N. 6

Op sommige velden en aan de wegen omtrent het Heerenveen als elders,

319. Medicago lupulina, spicis ovalibus, leguminibus reniformibus, monospermis, caule procumbente, Species Plantarum 779. N. 7.

Gele veld-klaver met kleine hoofdjes. Belg.

Veel op korenvelden tussen de vruchten; zo ook op weide als moeslanden en in sommige hoven, op menigten van plaatsen in de provincie.

320. Medicago polymorpha, leguminibus cochleatis, stipulis dentatis caule diffuso. Species Plantarum, 779. n 9.

b. Medicago cochleata dicarpos, capsula spinosa rotunda minore. Species Plantarum 779. N. 9.

Tweede- klaver met gekrinkelde hauwtjes. Belg.

Bij de voorgaande, dog minder in getal.

CLASSIS XVIII.

POLYADELPHIA.

POLYGYNIA.

321. Hypericum floribus trigynis: caule quadrato herbaceo. Spec. plant. 785, n. 13.

Harts hooy, Belg.

In de Wouden, op veele plaatsen in Bosschen, en aan ruyge wallen en wegen.

322. Hypericum floribus trigynis : caulc ancipiti, foliis obtusis pellucido-punctatis. Spec. plant. 785. N. 14.

Sint Ians-Kruyd, Belg.

By de voorige.

323. Hypericum floribus trigynus; calycibus serratoglandulosis, foliis subovatis hirsutis Spec. plant. 786. N. 17.

b. Hypericum supinum tomentosum majus & hispanicum. Spec. plant. 786. 1.7 b

Leggende of Kruypende Hypericum, ook Wolagtige Hypericum. Belg.

Deese plant heb ik een en andermaal groeiende gevonden in de eerste opvaart ten Oosten het Verlaat by de Bonte Bok en, op wat voor plaatsen ik ook in de Provintie ben geweest om Planten te vergaderen, heb deselfde nergens niet aangetroffen, dan hier bovengenoemd.

CLASSIS XVIII.

POLYADELPHIA.

POLYGYNIA.

321. Hypericum tetrapterum, floribus trigynis: caule quadrato herbaceo. Species Plantarum 785, n. 13.

Hertshooi, Belg.

In de wouden, op vele plaatsen in bossen en aan ruige wallen en wegen.

322. Hypericum perforatum, floribus trigynis : caulo ancipiti, foliis afgestompt pellucido-punctatis. Species Plantarum 785. N. 14.

Sint Janskruid. Belg.

Bij de vorige.

323. Hypericum tomentosum, floribus trigynus; calycibus serrato glandulosis, foliis subovatis hirsutis Species Plantarum 786. N. 17.

b. Hypericum supinum tomentosum majus & hispanicum. Species Plantarum 786. 1.7 b.

Liggende of kruipende Hypericum, ook wolachtige Hypericum. Belg.

Deze plant heb ik eens en andermaal groeiende gevonden in de eerste opvaart ten Oosten het Verlaat bij de Bonte Bok en op wat voor plaatsen ik ook in de provincie ben geweest om planten te verzamelen heb dezelfde nergens niet aangetroffen, dan hier boven genoemd.

CLASSIS XIX

SYNGENESIA

POLYGAMIA AEQUALIS.

324, Tragopogon calycibus cororollae radium aequantibus foliis integris strictis. Spec. plant. 785. N. 1.

Boks baard met geele bloemen. Ook Salsafi. Belg.

Op het Oude-Bildt aan Verscheyden plaatsen tusschen het Koorn &c.

325. Tragopogon calycibus corollae radio brevioribus, foliis integris strictis, pedunculis superne incrastatis. Spec. plant. 789. N. 3.

Boks baard met purper- blauwe bloemen. Belg.

Aan de kanten van Koorn- landen tusschen Beetgum en Marsum.

326. Sonchus pedunculis ca!ycibusque hispidis subumbellatis, foliis basi cordatis. Spec. plant. 793. n. 3.

Op meenigten van plaatsen in de Provintie, in Koorn-landen en aan de kanten derselve, als ook aan de wegen.

327. Sonchus pedunculis tomentosis, calycibus glabris, Spec. plant -794. n.4.

a. Sonchus laevis laciniatus latifolius. Spec. plant. 794. N. 4. A.

Sagte Hasen-Latouw. Belg.

y. Sonchus asper laciniatus & non laciniatus. Spec. plant 794-n. 4- y.

Stekende Hase-Latouw. Belg.

Veel op Bouw-landen tusschen de vrugten; van gelyken in Hooven en Moes-landen, aan de wegen en op ruyge plaatsen, de gansche Provintie door.

328. Leontodon calyce inferne reflexo. Spec. plant. 798. N. 1.

Paarde-bloem Kranker- bloem Belg.

Menigvuldig op ontelbare plaatsen de-Provintie door, in Weyd-landen en Hoven, aan wallen en wegen.

329. Leontodon calycibus erectis, pedunculis squamosis, foliis glabris dentatis integerrimis. Spec. plant. 798.

n. 4.

Vierde of Kley Haviks-kruyd. Belg.'

In weyd-landen en aan de wegen op zeer veel plaatsen.

a. Hieracium quintum Dodonaeus pemptades, pag. 936.. n. 4.

Vyfde of allerkleynst Haviks-kruyd. Belg.

Dese Variteit heb ik hier onder den 4 Leontodon van de Heer Linnaeus (hier voor beschreven) gevoegt, om redenen, dat de Heer Linnaeus onder deese 4de aanhaalt Bauh. pin. 127 Hieracium choondrilla, folio glabro, radice succisa majus, alwaar gemelde Heer Linnaeus by voegt & minus dat hier by Bauhinus niet gevonden word. Ten anderen, om det De Heer David de Gorter in zyn flora Gelre Zutphaniea pag.152 Sub. no. sub No. 446 de selfde plaats van Bauh. pin. citeert ; waar genomde Heer de Gorter laat volgen Dod. pemp. 639. Hieracium quartum en dan by den 5de Hieravium van Dod. pemp. Als een Variteit er by voegt, Hieracium quintum. Dod. pempt. 936. En eyndelyk,om dat deese 4de Leontodon van de Heer Linnaeus met de Variteit die ik ԥr hier onder by doen, genoegsaam gelyk is, uytgenoomen dat kleynder is en dieper getand. Welk ondericheyd, die er lust aan heeft ligt kan gewaar worden, dewyl zy hier beyde op deselfde plaatsen groejende gevonden worden.

330. Hieracium foliis integerrimis ovatis, caule repente scapo unifloro. Spec. plant. 800. N. 5.

Groot Pilosella, of Nagel-kruyd, ook Muysen-oor, Belg.

Word in de Wouden in meenigte, aan Wallen en wegen gevonden, als meede op zommige plaatsen op de Kley, maar veel minder.

331. Hieracium caule paniculato, foliis amplexicaulibus dentatus glabris, calycibus hispidis. Spec. plant. 802. N. 16.

Word aan de agterkant ten noordwesten op Bergummer-Heyde gevonden.

332. Hieracium foliis linearibus subdentatis sparsis, floribus subumbellatis. Spec. plant 804. N. 26.

Eerst gemeen groot Haviks-kruyd, Belg.

Op verscheyde plaatsen in de Wouden; in Bosschen aan dykjes en kanten der wegen.

333. Hypochaeris foliis dentato sinuatus scabris, caule ramoso nudo, pedunculis squamosis. Spec. plant. 811. n. 6.

Derde gemeene Haviks-kruyd. Belg.

Buyten Balk en Wykel aan de kanten van de Koorn-landen ena an zommige wallen en wegen ; zoo ook omtrent Gorradyk en Dragten.

334. Lapsana calycibus fructus angulatis, pedunculis tanuibus ramosissimus. Spec. plant 811. n. 1.

Lampsana, ook Basterd Hasenlatouw. Belg.

Overvloedig op menigten van plaatsen, in Hoven onder heggens en tusschen de vrugten, in Bosschen en aan wegen by vulens-hoopen.

335. Arctium foliis dentatus spinosis. Spec. plant 816. N. 1.

Groot Klissen- kruyd, Belg.

Op veele er allerhande plaatsen de Provintie door.

336. Serratula foliis dentatis spinosis. Spec. plant, 820. N. 14.

Haver-distel. Belg.

In Overvloed de gansche Provintie door.

336. Carduus foliis sinuatis decurrentibus; margine spinosis, flosculis aggregatis terminalibus nudis. Spec. plant. 821. N. 6.

Derde wilde Distel, ook wilde gekrulde Distel. Belg.

In de de Wouden op de Kley, in Weyd en Bouw-landen, en aan de wegen.

338. Carduus foliis dentatis decurrentibus: margine spinosis, floribus racemosis erectis, pedunculis inermibus. Spec. plant.. 822. n. 7.

By de voorgaande, maar meerder in getal.

339. Carduus caule subunifloro, calyce inermi acuto, foliis amplexicaulibus lanceolatis ciliatis integris laciniatisque. Spec. plant. 824. n. 19.

Deese Carduus groeid by ons overvloedig in lage Veenagtige Weyd-ianden en andere Velden tusschen Tjetjerk en Bergum als elders in de Wouden meer, en schyndt deselve te zyn welke de Heer Linnaeus hier beschryft. De geheele omschryving komt ook over een met onse plant; maar Gemelde Heer Linnaeus haalt in de Flor. Suecica Stokholm 1755. aan de plaats van de Heer HALLER. namentlyk.Cirsium foliis longis lancelotis subtus tomentosis. Hall. Helv. 683]. t. 21, en dit zoude kunnen twyfeling geeven, of het deselve plant wel was met die by ons groeid, also de bladeren hier noyt zoo lang gevonden worden, en ook noyt zoo menigvuldig aan de steel als by de Heer Haller verbeeld word. Fn dit heeft mogelyk de Heer Haller zelfs ook doen twyfelen of het deselve plant wel was met die hier de Heer Linnaeus voosteld. Gelyk blykt met het vragen aan? De Heer Linnaeus segt dog in zyn Flor. Suecica dat deese Carduus is foliis Lanceolatis ciliatis integris Lacinatisque ‘t geen seeker ; met de figuur van de Heer Haller geensins over een komt, en in de Spec. plant, voegt gemelde Heer Linnaeus er by dat de folia zyn 5 tot 10. daar er aan de figuur van de Heer Haller vry meer gevonden worden. Dewyl derhalven onse plant met de omschryving van de Heer Linnaeus gelyk is, stellen wy dat die deselfde 19de van de Spec. plant. is en dat mogelyk de figuur van de Heer Haller van de Heer Linnaeus selfs. in zyn Flor. Suecica aangehaald, door deselve Heer, is geconfidereert als een variteit. En hoe zeer de Cardui variren kunnen, kan men na zien in een andere Carduus voorgesteld by de Heer Gemelin flora siberica tom. 2, pag. 52. Cirsium calycibus inermibus &c., tab. 22. & 23 fig. 1.

340. Carlina caule multifloro corymboso, floribus terminalibus. Spec plant, 828. n. 4.

Eerste groote Drie-distel, of wilde Veld Saffraan, Belg.

Op de Kley als in de Wouden in zommige Hoven, en in Moes- en Koorn- landen tusschen de vrugten &c.

341. Bidens corollis fosculosis, calycibus subfolosis, seminibus erectis, foliis trifidis. Spec. plant. 834. n.1.

Water Boelkens-kruyd. Belg.

Menigvuldig op veele plaatsen in de Provintie, in schaduwagtige ruyge plaatsen, aan de kanten van ‘t water; in Moerassen en stink-slooten.

342. Bidens seminibus erectis: foliis lanceolatis amplexicaulibus, floribus cernuis. Spec. plant. 832.n. 2.

Water Boelkens-kruyd met neergebogen bloemen, Belg,

Deese word het meest in dc Wouden gevonden, genoegzaam op dezelve plaatsen, maar veel minder, als de voorgaande.

343. Eupatorium foliis digitatis, Spec plant 838, n. 10. '

Boelkens-kruyd, Koninginne-kruyd, Belg.

Word gevonden by Pietersbierum in de Grafts wallen op ‘T Oude Adelyke Martena cn Ljaukama staate; als omtrent Haskerborne in oude slooten en op schaduwagtige natte plaatsen; zoo ook by Langweer, Heerenveen &c.

344. Tanacetum foliis pinnatis incises serratis. Spec. plant. 844. n.7

Rynvaar, ook Worm-kruyd. Belg.

Zeer veel in de Wouden, aan wallen, wegen en andere ruyge plaatsen ; desgelyks op de Kley, maar veel minder in getal.

CLASSIS XIX

SYNGENESIA

POLYGAMIA AEQUALIS.

324, Tragopogon pratense, calycibus corollae radium aequantibus foliis integris strictis. Species Plantarum 785. N. 1.

Boksbaard met gele bloemen. Ook salsafi. Belg.

Op het Oude-Bildt aan verscheiden plaatsen tussen het koren &c.

325. Tragopogon porrifolius, calycibus corollae radiis longioribus, foliis integris strictis, pedunculis superne incrassatis. Species Plantarum 789. N. 3.

Boks baard met purperblauwe bloemen. Belg.

Aan de kanten van korenlanden tussen Beetgum en Marsum.

326. Sonchus arvensis, pedunculis calycibusque hispidis subumbellatis, foliis basi cordatis. Species Plantarum 793, n. 3.

Op menigten van plaatsen in de provincie, in korenlanden en aan de kanten er van als ook aan de wegen.

327. Sonchus oleracea, pedunculis tomentosis, calycibus glabris, Species Plantarum. 794. n. 4.

a. Sonchus laevis laciniatus latifolius. Species Plantarum 794. N. 4. A.

Zachte hazensla. Belg.

y. Sonchus asper laciniatus & non laciniatus. Spec. plant 794-n. 4- y.

Stekende hazensla. Belg.

Veel op bouwlanden tussen de vruchten; van dergelijke in hoven en moes-landen, aan de wegen en op ruige plaatsen, de ganse provincie door.

328. Taraxacum officinale, calyce inferne reflexo. Species Plantarum 798. N. 1.

Paardenbloem, kanker-bloem Belg.

Menigvuldig op ontelbare plaatsen de provincie door, in weidelanden en hoven, aan wallen en wegen.

329. Scorzoneroides autumnalis, (Leontodon autumnalis) calycibus erectis, pedunculis squamosis, foliis glabris dentatis integerrimis. Species Plantarum 798. n. 4.

Vierde of kleine havikskruid. Belg.

In weidelanden en aan de wegen op zeer veel plaatsen.

a. Hieracium quintum Dodonaeus pemptades, pag. 936. n. 4. (is Crepis praemorsa)

Vijfde of allerkleinste havikskruid. Belg.

Deze variteit heb ik hier onder de 4de Leontodon van de heer Linnaeus (hier voor beschreven) gevoegd om redenen dat de heer Linnaeus onder deze 4de aanhaalt Bauhin pin. 127 Hieracium chondrilla, folio glabro, radice succisa majus, alwaar gemelde heer Linnaeus bij voegt & minus dat hier bij Bauhin niet gevonden wordt. Ten anderen, omdat de heer David de Gorter in zijn flora Gelre Zutphaniea pag.152 Sub. no. sub No. 446 dezelfde plaats van Bauhin. pin. citeert; waar genoemde heer de Gorter laat volgen Dodonaeus pemp. 639. Hieracium quartum en dan bij de 5de Hieracium van Dodonaeus pemp. als een variteit er bij voegt, Hieracium quintum. Dodonaeus pemp. 936. En eindelijk omdat deze 4de Leontodon van de heer Linnaeus met de variteit die ik er hier onder bij doe genoegzaam gelijk is, uitgezonderd dat het kleiner is en dieper getand. Welk onderscheid, die er lust aan heeft, licht kan gewaar worden omdat ze hier beide op dezelfde plaatsen groeiende gevonden worden.

330. Hieracium pilosella, foliis integerrimis ovatis, caule repente scapo unifloro. Species Plantarum 800. N. 5.

Groot Pilosella, of nagelkruid, ook muizenoor, Belg.

Wordt in de wouden in menigte, aan wallen en wegen gevonden, als mede op sommige plaatsen op de klei, maar veel minder.

331. Crepis paludosa, caule paniculato, foliis amplexicaulibus dentatus glabris, calycibus hispidis. Species Plantarum 803. N. 16.

Word aan de achterkant ten noordwesten op Burgummer-heide gevonden.

332. Hieracium umbellatum, foliis linearibus subdentatis sparsis, floribus subumbellatis. Species Plantarum, 804. N. 26.

Eerste gewone havikskruid, Belg.

Op verscheiden plaatsen in de wouden; in bossen aan dijkjes en kanten der wegen.

333. Hypochaeris radicata, foliis dentato sinuatus scabris, caule ramoso nudo, pedunculis squamosis. Species Plantarum 811. n. 6.

Derde gewone havikskruid. Belg.

Buiten Balk en Wijckel aan de kanten van de korenlanden en aan sommige wallen en wegen ; zo ook omtrent Gorredijk en Drachten.

334. Lapsana communis, calycibus fructus angularis, pedunculis tenuibus ramosissimus. Species Plantarum, 811. n. 1.

Lampsana, ook basterd hazensla. Belg.

Overvloedig op menigten van plaatsen, in hoven onder heggen en tussen de vruchten, in bossen en aan wegen bij vuilnishopen.

335. Arctium lappa, foliis cordatis inermibus petiolaris. Species Plantarum, 816. N. 1.

Groot klissen- kruid, Belg.

Op velerhande plaatsen de provincie door.

336. Serratula arvensis, foliis dentatis spinosis. Species Plantarum, 820. N. 14.

Haver-distel. Belg.

In overvloed de ganse provincie door.

336. Carduus crispus, foliis sinuatis decurrentibus; margine spinosis, flosculis aggregatis terminalibus nudis. Species Plantarum 821. N. 6.

Derde wilde distel, ook wilde gekrulde distel. Belg.

In de wouden op de klei, in weide en bouwlanden en aan de wegen.

338. Cirsium palustris, foliis dentatis decurrentibus: margine spinosis, floribus racemosis erectis, pedunculis inermibus. Species Plantarum. 822. n. 7.

Bij de voorgaande, maar meerder in getal.

339. Cirsium heterophyllum, caule subunifloro, calyce inermi acuto, foliis amplexicaulibus lanceolatis ciliatis integris laciniatisque. Species Plantarum 824. n. 19.

Deze Cirsium groeit bij ons overvloedig in lage veenachtige weidelanden en andere velden tussen Tietjerk en Burgum als elders in de wouden meer en schijnt dezelve te zijn welke de heer Linnaeus hier beschrijft. De gehele omschrijving komt ook overeen met onze plant; maar gemelde heer Linnaeus haalt in de Flor. Suecica Stockholm 1755 aan de plaats van de heer Haller, namelijk Cirsium foliis longis lancelotis subtus tomentosis. Hall. Helv. 683. t. 21, en dit zou twijfel kunnen geven of het dezelve plant wel was met die bij ons groeit, alzo de bladeren hier nooit zo lang gevonden worden en ook nooit zo menigvuldig aan de steel als bij de heer Haller verbeeld wordt. En dit heeft mogelijk de heer Haller zelfs ook laten twijfelen of het dezelfde plant wel was met die hier de heer Linnaeus voorstelt. Gelijk blijkt met het vragen aan? De heer Linnaeus zegt dog in zyn Flora Suecica dat deze Carduus is foliis lanceolatis ciliatis integris lacinatisque ‘t geen zeker met de figuur van de heer Haller geenszins overeen komt en in de Species Plantarum voegt gemelde heer Linnaeus er bij dat de bladeren zijn 5 tot 10 daar er aan de figuur van de heer Haller vrij meer gevonden worden. Omdat derhalve onze plant met de omschrijving van de heer Linnaeus gelijk is stellen we dat diezelfde 19de van de Species Plantarum is en dat mogelijk de figuur van de heer Haller van de heer Linnaeus zelf in zijn Flora Suecica aangehaald door dezelfde heer is geconsidereerd als een variteit. En hoe zeer de Cardui variren kunnen, kan men na zien in een andere Carduus voorgesteld bij de heer Gemelin flora siberica tom. 2, pag. 52. Cirsium calycibus inermibus &c., tab. 22. & 23 fig. 1.

340. Carlina corymbosa, caule multifloro corymboso, floribus terminalibus. Species Plantarum, 828. n. 4.

Eerste grote driedistel, of wilde veld saffraan, Belg.

Op de klei als in de wouden in sommige hoven en in moes- en korenlanden tussen de vruchten &c.

341. Bidens corollis fosculosis, calycibus subfolosis, seminibus erectis, foliis trifidis. Species Plantarum 834. n.1.

Water Boelkens-kruyd. Belg.

Menigvuldig op veele plaatsen in de Provincie, in schaduwagtige ruyge plaatsen, aan de kanten van ‘t water; in Moerassen en stink-slooten.

342. Bidens cernua, seminibus erectis: foliis lanceolatis amplexicaulibus, floribus cernuis. Species Plantarum 832. n. 2.

Water boelkenskruid met neergebogen bloemen, Belg,

Deze word het meest in dc wouden gevonden, genoegzaam op dezelve plaatsen, maar veel minder, als de voorgaande.

343. Eupatorium purpureum, foliis digitatis, Species Plantarum 838, n. 10.

Boelkenskruid, Koninginne-kruid, Belg.

Wordt gevonden bij Pietersbierum in de gracht wallen op ‘T Oude Adelijke Martena en Ljaukama state; als omtrent Haskerborne in oude sloten en op schaduwachtige natte plaatsen; zo ook bij Langweer, Heerenveen &c.

344. Tanacetum vulgare, foliis pinnatis incisis serratis. Species Plantarum 844. n.7

Reinvaarn, ook wormkruid. Belg.

Zeer veel in de wouden, aan wallen, wegen en andere ruiyge plaatsen; desgelijks op de klei, maar veel minder in getal.

POLYGAMIA SUPERFLUA.

345. Artemisia foliis multipartitis tamentosis, racemis cernuis, flosculis seminis cernis. Spec. plant. 846. n. 7.

Zee-Alsum. Belg.

Genoegzaam de geheele Zee-kust langs van het Dokkumerdiept tot de Lemmer. Evenwel heb ik die noch in grooter meenig te by malkander zien groeien, als digt aan Staveren, alwaar de Zee-dyk er een groot stuk heen als met bekleed is.

346. Artemisia foliis pinnantifidis planis incisis : subtus tomentosis, racemis simplicibus floribis ovatis, radio quinquefloro. Spec, plant. 848. n. 13.

Byvoet, Belg.

Groeidt menigvuldig omtrentt Joure en Langweer,aan de wegen en in verscheyde Wallen en Bosjes, als elders in de Wouden.

347. Gnaphalium caule simplicissimo, corymbo simplici terminali, larmentis procumbentibus. Spec plant. 850. N. 1.

348. Gnaphalium montanum, flore rotundiore. Spec. plant 850. N. 1. Mas.

b Gnaphalium montanum longiore & folio & flore. Spec. plant. 850. N. 1. Femina.

Kleyn Nagel-kruyd, ook Kattevoet, Belg.

Aan wallen en op Heyd-velden, op veel plaatsen in de Wouden.

349. Gnaphalium foliis semiamplexicaulibus, ensiformibus repandis obtusis utrimque pubescentibus, floribus conglomeratis, Spec. plant. 851. N 7.

By Nye Mirdum aan de wegen en dykjes.

350. Gnaphalium caule ramoso diffuso, floribus confertis terminalibus. Spec. plant. 856. n. 30.

Klein Reur- Krujd. Belg.

Op de Kley en in de Wouden: op Vogtige en Schaduwagtige plaatsen.

351. Gnaphalium caule simplisissimo, floribus sparsis. Spec. plant 856. N. 31.

Engels Reur Kruydt met langagtige bladeren. Belg,

Omtrent Zumeer en Bergum als elders in de Wouden, op Heyd-velden en aan zommig wegen en wallen.

352. Gnaphalium caule erecto diviso, floribus pyramidalis lateralibus axillaribusque. Spec. plant. 857. N. 33.

Alderminste Reur- Kruyd, Belg.

By Oude schoot, Rottum, Katlyk en elders in de Woudkant meer, aan sandige wegen eni op Zaai-landen.

353. Tussilago scape imbricato-unifloro, foliis sub cordatis angulatis denticulatis. Spec. plant. 865, n. 3,

Hoef-blad, Belg.

In groote menigte, buiten Franeker als elders op de Kley zoo ook in de Wouden op Bouw-land.

354. Tussilago thyrso oblongo, flosculis semineis nudis plurimis. Spec. plant. 866. n. 6.

Dokkebladeren, Pestilentie-wortel. Belg.

By Herbajum, en aan de Trek-weg by een Brug digt an Dron-Ryp en op verscheyde Kerk-hooven en andere plaatsen meer.

355. Senecio corollis nudis, foliis pjnnato sinuatis amplexicaulibus, floribus sparsis Spec. plant. 867. n. 4.

Kleyn Grind-Kruyd, of Kruis-Kruyd. Belg.

Zeer gemeen op alderhande Zaay-landen in Hoven en aan wegen en wallen: in de wouden als op de Kley.

356. Senecio corollis revolutis, foliis pinnatifidis viscidis, squamis calycinis laxis longitudine perianthii. Spec. plant. 868. N. 9.

Groot Grind-Kruyd of kruys-kruyd. Belg.

By de voorgaande.

357. Senecio corollis radiantibus, foliis, pinnato-lyratis; laciniis lacinulatis, caule erecto. Spec. plant. 870. n. 19.

Sint Jacobs-kruid. (met gestraalde bloemen) Belg.

Veel buyten Franeker en elders aan de wegen &c.

Hier vindt men genoegsaam diergelyke op de zelve plaatsen groejen: welke maar voor een variteit van dese voorgaande kan gereekent worden; welkers verschil bestaat in de Bloemen: zynde de voorige met straalen, en deese zonder, van welkers verandering by de heer Linnaeus in zyn Spec. plant. niet gevonden word.

358. Aster foliis lanceolatis integerrimis carnosis glabris, ramis inaequatis floribus corymbosis. Spec. plant. 872. N. 4.

Tripolium, of Zee-sterrekruyd. Belg.

Veel aan de Zee-kant, en buyten Franeker als elders aan de wegen; en in zommige lage Weyd- landen.

359. Inula foliis oblongis integris hirsutis, caule piloso corymboso, floribus confertis. Spec plant. 881. n. 3.

Word aan zommrige wegen en op Heyd-velden omtrent het Herenveen gevonden.

360. Inula foliis oblongis, caule hirsutis paniculato squamis calycinis setaceis. Spec, plant. 882,. n.5.

Middel geslagt van Conyza, ook stinkende Conyza. Belg.

Buyten –Franeker en op veele andere plaatsen meer; aan ruyge wallen en beneeden kanten van slooten.

361. Arnica foliis ovatis integris: caulinis geminis opsitis. Spec. plant. 884. n.1.

Woud-bloem of vokelaar met breede bladeren, ook Hongarische schorpioen- wortel. Belg.

Omtrent Bergum, Oudega, Augustinisga en Heerenveen, op Heyd-velden. Op de laatst genoemde plaats, op een der eerste stukken Heyd-veld aan het voetpat na het Orange-woud, daar vindt men die in meenigten by elkanderen groejen, meer als ik ooit elders ontmoet heb.

362. Bellis scapo nudo. Spec. plant. 886. n. 1.

Wilde Madlieven. Belg. Fenne bloemen vulgo.

Overvloedig in weyd-landen ; en aan veelderleye wegen wallen paden de gansche Provintie door.

363, Chrysanthemum foliis amplexicaulibus: oblongis: superne serratis, inferne dentatis. Spec. plant. 888. N. 3.

Groote Madelieven, of Ganse-bloemen. Belg.

Aan de Trek weg van Franeker na Leeuwaerden, by Sweyns en elders.

264. Chrysanthemum foliis amplexicaulibus; superne laciniatis; inferne dentato-serratis. Spec. plant. 889. N. 10.

V okelaar, of geele Ganse-bloemen, Belg.

Aan de Molenaars-wier buyten het westen te Franeker en aan de buyten kant van Staveren digt aan Zee.

365. Matricaria resceptaculis hemisphaericis, radiis patenibus, seminibus coronato marginatis, squamis calycinis margine obsoletis. Spec. plant. 891. N. 3.

Gemeene Camille, Belg.

In de Wouden, en op de Kley aan veele plaatsen op Bouw-landen, in Moes- hoven tussen de vrugten, en aan wallen en wegen.

366. Anthemis foliis pinnnato-compositis linearibus subvillosis. Spec. plant. 894. n. 7.

Welruykende Camille, of Edele Camille. Belg.

By de voorgaande.

367. Anthemis reseptaculis conicis: paleis setaceis, seminbus nudis. Spec. plant. 894, n. 9.

Stinkende Camille, ook Koe-dille. Belg.

By de voorgaande.

368. Achillea foliis lanceolatis acuminatis argute serratis. Spec. plant. 898. n.10.

Ptarmica of wilde Dragon. Belg.

Omtrent Haskerdyken. Heerenveen. Wolvega, en elders in de Wouden aan de wegen en in ruyge wallen.

369. Achillea foliis bipinnatus nudis: laciniis linearibus dentatis. Spec, plant. 899. N. 14.

Gerwe, of Duysend-blad met witte bloemen. Belg.

b. Millefolium purpureum. Spec. plant. n. 14. b.

Gerwe, of Duysend- blad met peerse bloemen. Belg.

Deese eerste, groeit op ontellbaare plaatsen de Provintie door in meenigte en in Weyd-landen, en aan wegen en wallen, gelyk ook de laatste of by zoort, maar in minder getal.

POLYGAMIA SUPERFLUA.

345. Artemisia maritima, foliis multipartitis tomentosis, racemis cernuis, flosculis seminis ternis. Species Plantarum 846. n. 7.

Zee-alsem. Belg.

Genoegzaam de gehele zeekust langs van het Dokkumer diep tot de Lemmer. Evenwel heb ik die noch in groter menigte bij elkaar zien groeien, als dicht aan Stavoren alwaar de zeedijk er een groot stuk heen als met bekleed is.

346. Artemisia vulgaris, foliis pinnantifidis planis incisis : subtus tomentosis, racemis simplicibus floribis ovatis, radio quinquefloro. Species Plantarum 848. n. 13.

Bijvoet, Belg.

Groeit menigvuldig omtrent Joure en Langweer, aan de wegen en in verscheiden wallen en bosjes als elders in de wouden.

347. Antennaria dioica, caule simplicissimo, corymbo simplici terminali, farmentis procumbentibus. Species Plantarum. 850. N. 1.

348. Gnaphalium montanum, flore rotundiore. Species Plantarum 850. N. 1. Mas.

b. Gnaphalium montanum, longiore & folio & flore. Species Plantarum 850. N. 1. B, Femina.

Klein nagelkruid, ook kattenvoet, Belg.

Aan wallen en op heidevelden, op veel plaatsen in de wouden.

349. Gnaphalium luteo-album, foliis semiamplexicaulibus, ensiformibus repandis afgestompt utrinque pubescentibus, floribus conglomeratis, Species Plantarum 851. N 7.

Bij Nijemirdum aan de wegen en dijkjes.

350. Gnaphalium uliginosum, caule ramoso diffuso, floribus confertis terminalibus. Species Plantarum 856. n. 30.

Klein roerkruid. Belg.

Op de klei en in de wouden: op vochtige en schaduwachtige plaatsen.

351. Gnaphalium sylvaticum, caule simplisissimo, floribus sparsis. Species Plantarum, 856. N. 31.

Engels roerkruid met langachtige bladeren. Belg,

Omtrent Suameer en Burgum als elders in de wouden, op heidevelden en aan sommige wegen en wallen.

352. Filago arvensis, caule erecto diviso, floribus pyramidalis lateralibus axillaribusque. Species Plantarum 857. N. 33.

Allerkleinste roerkruid, Belg.

Bij Oudeschoot, Rottum, Katlijk en elders in de woudkant meer, aan zandige wegen en op zaailanden.

353. Tussilago farfara, scapo imbricato-unifloro, foliis subcordatis angulatis denticulatis. Species Plantarum 865, n. 3.

Hoefblad, Belg.

In grote menigte buiten Franeker als elders op de klei zo ook in de wouden op bouwland.

354. Petasites hybridus, thyrso oblongo, flosculis semineis nudis plurimis. Species Plantarum 866. n. 6.

Dokke-bladeren, pestilentie-wortel. Belg.

Bij Herbajum en aan de trekweg bij eenbBrug dicht aan Dronrijp en op verscheiden Kerkhoven en andere plaatsen meer.

355. Senecio vulgaris, corollis nudis, foliis pinnato sinuatis amplexicaulibus, floribus sparsis. Species Plantarum 867. n. 4.

Klein grindkruid of kruiskruid. Belg.

Zeer algemeen op allerhande zaailanden, in hoven en aan wegen en wallen: in de wouden als op de klei.

356. Senecio viscosus, corollis revolutis, foliis pinnatifidis viscidis, squamis calycinis laxis longitudine perianthii. Species Plantarum 868. N. 9.

Groot grindkruid of kruiskruid. Belg.

Bij de voorgaande.

357. Jacobaea vulgaris, corollis radiantibus, foliis, pinnato-lyratis; laciniis lacinulatis, caule erecto. Species Plantarum 870. n. 19.

Sint Jacobs-kruid. (met gestraalde bloemen) Belg.

Veel buiten Franeker en elders aan de wegen &c.

Hier vindt men genoegzaam diergelijke op dezelfde plaatsen groeien welke maar voor een variëteit van deze voorgaande kan gerekend worden; wiens verschil bestaat in de bloemen: en is de vorige met stralen en deze zonder, van wiens verandering bij de heer Linnaeus in zijn Species Plantarum niet gevonden wordt.

358. Aster tripolium, foliis lanceolatis integerrimis carnosis glabris, ramis inaequatis floribus corymbosis. Species Plantarum 872. N. 4.

Tripolium, of zee-sterrenkruid. Belg.

Veel aan de zeekant en buiten Franeker als elders aan de wegen; en in sommige lage weidelanden.

359. Inula oculus-christi, foliis oblongis integris hirsutis, caule piloso corymboso, floribus confertis. Species Plantarum. 881. n. 3.

Word aan sommige wegen en op heidevelden omtrent het Herenveen gevonden.

360. Inula dysenterica, foliis oblongis, caule hirsuto paniculato squamis calycinis setaceis. Species Plantarum 882. n.5.

Middel geslacht van Conyza, ook stinkende Conyza. Belg.

Buiten Franeker en op vele andere plaatsen meer; aan ruige wallen en beneden kanten van sloten.

361. Arnica montana, foliis ovatis integris: caulinis geminis oppositis. Species Plantarum 884. n.1.

Woud-bloem of vokelaar met brede bladeren, ook Hongaarse schorpioen- wortel. Belg.

Omtrent Burgum, Oudega, Augustinusga en Heerenveen op heidevelden. Op de laatst genoemde plaats, op een der eerste stukken heideveld aan het voetpad naar het Oranjewoud daar vindt men die in menigten bij elkaar groeien, meer dan ik ooit elders ontmoet heb.

362. Bellis perennis, scapo nudo. Species Plantarum 886. n. 1.

Wilde madelieven. Belg. Fenne bloemen vulgo.

Overvloedig in weidelanden en aan velerlei wegen wallen en paden de ganse provincie door.

363, Leucanthemella serotina, foliis amplexicaulibus: oblongis: superne serratis, inferne dentatis. Species Plantarum 888. N. 3.

Grote madelieven of ganzenbloemen. Belg.

Aan de Trekweg van Franeker naar Leeuwarden, bij Zweins en elders.

264. Glebionis segetum, foliis amplexicaulibus; superne laciniatis; inferne dentato-serratis. Species Plantarum 889. N. 10.

Vokelaar, of gele ganzenbloemen, Belg.

Aan de Molenaars-wier buiten het westen te Franeker en aan de buiten kant van Stavoren dicht aan zee.

365. Matricaria chamomilla, resceptaculis hemisphaericis, radiis patenibus, seminibus coronato marginatis, squamis calycinis margine obsoletis. Species Plantarum 891. N. 3.

Gewone kamille, Belg.

In de wouden en op de klei aan vele plaatsen op bouwlanden, in moeshoven tussen de vruchten en aan wallen en wegen.

366. Chamaemelum nobile, foliis pinnnato-compositis linearibus subvillosis. Species Plantarum 894. n. 7.

Goed ruikende kamille of edele kamille. Belg.

Bij de voorgaande.

367. Anthemis cotula, receptaculis conicis: paleis setaceis, seminibus nudis. Species Plantarum 894, n. 9.

Stinkende kamille, ook koe-dille. Belg.

Bij de voorgaande.

368. Achillea ptarmica, foliis lanceolatis acuminatis argute serratis. Species Plantarum. 898. n.10.

Ptarmica of wilde dragon. Belg.

Omtrent Haskerdijken, Heerenveen, Wolvega, en elders in de wouden aan de wegen en in ruige wallen.

369. Achillea millefolium, foliis bipinnatus nudis: laciniis linearibus dentatis. Species Plantarum 899. N. 14.

Gerwe of duizendblad met witte bloemen. Belg.

b. Millefolium purpureum. Species Plantarum. 14. b.

Gerwe, of duizendblad met paarse bloemen. Belg.

Deze eerst, groeit op ontelbare plaatsen de provincie door in menigte en in weidelanden en aan wegen en wallen, gelijk ook de laatste of bij-soort, maar in minder getal.

POLYGAMIA FRUSTRANEA.

370. Centaurea calycibus serratis : foliis linearibus integerrimis: infimis dentatis. Spec. plant. 911. n.12.

Koorn-bloemen, of Rogge-bloemen. Belg.

Zoo in de Wouden als op de Kley, tussen het Koorn.

POLYGAMIA FRUSTRANEA.

370. Centaurea cyanus, calycibus serratis : foliis linearibus integerrimis: infimis dentatis. Species Plantarum 911. n.12.

Korenbloemen of rogge-bloemen. Belg.

Zo in de wouden als op de klei tussen het koren.

POLYGAMIA NECESSARIA.

371. Othonna foliis lanceolatis dentato sinuatis.Spec. plant. 924 n. 1.

Water Conyza. Belg.

By Donjega, Eesterga, Vollega. &c. in slooten en moerassige plaatsen.

POLYGAMIA NECESSARIA.

371. Cineraria geifolia, foliis lanceolatis dentato sinuatis. Species Plantarum 924 n. 1.

Water Conyza. Belg.

Bij Doniaga, Eesterga, Vollega (Wolvega?). &c. in sloten en moerassige plaatsen.

MONOGAMIA.

372. Jasione. Spec. plant. 928. n. 1.

Kleyne Scabieuse, ook Schaaps Scabieusa. Belg.

Word op veele plaatsen en in de Wouden, aan sandige wegen en wallen gevonden.

373. Viola acaulis, foliis cordatis, stolonibus reptantibus. Spec. plant. 934.n. 8.

Gemene Blauwe Violetten. Belg.

Op verscheyden plaatsen in de Provintie, aan hooge drooge wallen, in Boschen en andere ruyge plaatsen.

374. Viola caule demum adscendente, foliis oblongo cordatis. Spec. plant. 935. N. 9.

Wilde Violetten sonder reuk. Belg.

In lange natte grieven by Harkama -opeynde; en op verscheyden plaatsen onder geboomte by Donkerbroek, Haule en Ooster-Woude.

375. Viola caule triquitro diffuso, foliis oblongis incisis, stipulis dentatis. Spec. plant. 935. n. 13.

Wilde Penfeen, Belg.

B. Viola tricolor hortensis repens. Spec. plant. 935. N. 13. B.

Penseen, of drie vervige Violetten. Belg.

Deese word omtrent Balk, Wykel, Heeren-Veen en elders in de Wouden meer, tusschen het Koorn, in Bosschen en aan sommige wallen en wegen gesien; zoo ook de bysoort.

MONOGAMIA.

372. Jasione montana. Species Plantarum 928. n. 1.

Kleine Scabieuze, ook schaap Scabieuze. Belg.

Word op vele plaatsen en in de wouden, aan zandige wegen en wallen gevonden.

373. Viola odorata, acaulis, foliis cordatis, stolonibus reptantibus. Species Plantarum 934. n. 8.

Gewone blauwe violen. Belg.

Op verscheiden plaatsen in de provincie, aan hoge droge wallen, in bossen en andere ruige plaatsen.

374. Viola canina, caule demum adscendente, foliis oblongo cordatis. Species Plantarum 935. N. 9.

Wilde violen zonder reuk. Belg.

In lange natte grieven bij Harkema -opeinde; en op verscheiden plaatsen onder geboomte bij Donkerbroek, Haule en Ooster-Woude.

375. Viola tricolor, caule triquetro diffuso, foliis oblongis incisis, stipulis dentatis. Species Plantarum 935. n. 13.

Wilde pensee, Belg.

B. Viola tricolor hortensis repens. Species Plantarum 935. N. 13. B.

Pensee of drie kleurige violen. Belg.

Deze word omtrent Balk, Wijckel, Heerenveen en elders in de wouden meer tussen het koren, in bossen en aan sommige wallen en wegen gezien; zo ook de bij-soort.

CLASSIS XX

GYNANDRIA.

DIANDRIA.

376. Orchis bulbis indivisis, nectarii labio lanceolato integerrimo: cornu longissimo, petalis patentibus. Spec. plant. 939. n 3.

Welruykend standel-kruyd. Belg.

Op veele plaatsen in de Wouden op Heyd-velden.

377. Orchis bulbis indivisis, nectarii labio quadrifido crenulato, cornu obtuso. Spec. plant. 940. n. 8.

Kulletjes-kruyd. Belg.

y. Orchis papilionem referens angustifolia alba. Spec. plant. 941. n. 8 y.

Op verscheydene plaatsen in vogtige schraale en andere Weyd- landen. &c.

Van deese vindt men hier nog een, maar mnet een Vlees-coleurde bloem.

378. Orchis bulbis palmatis patentibus, nectarii cornu germinibus breviore : labio plano, petalis dorsalibus erectis Spec. plant. 942. n. 12.

Groot Handekens-kruyd wyfje. Belg.

Op Heyde-velden en in laage Weyd-landen omtrent Bergum, Oostermeer, en Eestrum, als elders in de Wouden meer.

CLASSIS XX

GYNANDRIA.

DIANDRIA.

376. Platanthera bifolia, bulbis indivisis, nectarii labio lanceolato integerrimo: cornu longissimo, petalis patentibus. Species Plantarum 939. n 3.

Goed ruikend standelkruid. Belg.

Op vele plaatsen in de wouden op heidevelden.

377. Anacamptis morio, bulbis indivisis, nectarii labio quadrifido crenulato, cornu obtuso. Species Plantarum 940. n. 8.

Kulletjes-kruid. Belg.

y. Orchis mascula, papilionem referens angustifolia alba. Species Plantarum 941. n. 8 y.

Op verscheiden plaatsen in vochtige schrale en andere weidelanden. &c.

Van deze vindt men hier nog een, maar met een vleeskleurige bloem.

378. Dactylorhiza maculata, bulbis palmatis patentibus, nectarii cornu germinibus breviore : labio plano, petalis dorsalibus erectis. Species Plantarum 942. n. 12.

Groot handekens-kruid wijfje. Belg.

Op heidevelden en in lage weidelanden omtrent Burgum, Oostermeer en Eestrum, als elders in de wouden meer.

POLYANDRIA,

379. Zostera. Spec. plant. 968. n. 5.

Zee- Nestelen, Zee-wier. Belg.

Groeid hier niet verre van strandt af in de Zee, en word altyd aan den Oever der zelve, alwaar de windt op aan is, gevonden.

POLYANDRIA,

379. Zostera marina. Species Plantarum 968. n. 5.

Zee- nestelen, zeewier. Belg.

Groeit hier niet ver van strand af in de zee en wordt altijd aan de oever er van, alwaar de wind op aan is, gevonden.

CLASSIS XXI.

MONOECIA.

MONANDRIA.

380. Zannichellia, Spec. plant. 969. n 1.

Overvloedig op verscheydene plaatsen in de Provintie, in vaarten en slooten.

381. Callitriche, Spec. plant. 969. n. 1.

Water starre-kruyd. Belg.

Op verscheydene plaatsen, zoo in de Wouden als op de Kley, in slooten en natte gruppels. &c.

382. Lemna foliis petiolatis lanceolatis. Spec. plant. 570, n. 1.

Kleyn Water-veyl. Belg.

Overvloedig op ontelbare plaatsen in de Provintie, in allerhande slag van varsche of binnen wateren.

383. Lemna foliis sessilibus utrimque planiusculis, radicibus solitariis. Spec. plant. 970. n. 2.

Water Linsen of Enden~groen. Belg. (aan beyde kanten plat)

By de voorgaande.

384. Lemna foliis sessilibus subtus hemisphericis, radicibus solitariis. Spec. plant. 970. N. 3.

Water Linsen, of Enden- groen. Belg. (van onderen met half ronde of gebulte bladen.)

By de voorgaande.

385. Lemna foliis sessilibus radicibus confertis. Spec. plant. 970 n. 4.

Waterlins, of enden groen, Belg, (van onderen donker purper.)

By de voorgaande, maar minder het getal.

CLASSIS XXI.

MONOECIA.

MONANDRIA.

380. Zannichellia palustris, Species Plantarum 969. N. 1.

Overvloedig op verscheidene plaatsen in de provincie, in vaarten en sloten.

381. Callitriche palustris, Species Plantarum 969. n. 1.

Water sterrenkruid. Belg.

Op verscheidene plaatsen, zo in de wouden als op de klei, in sloten en natte greppels. &c.

382. Lemna trisulca, foliis petiolatis lanceolatis. Species Plantarum 570, n. 1.

Klein water klimop. Belg.

Overvloedig op ontelbare plaatsen in de provincie, in allerhande slag van verse of binnen wateren.

383. Lemna minor, foliis sessilibus utrinque planiusculis, radicibus solitariis. Species Plantarum 970. n. 2.

Water linzen of eenden groen. Belg. (aan beide kanten plat)

Bij de voorgaande.

384. Lemna gibba, foliis sessilibus subtus hemisphearicis, radicibus solitariis. Species Plantarum 970. N. 3.

Water linzen of eenden- groen. Belg. (van onderen met half ronde of gebulte bladen.)

Bij de voorgaande.

385. Spirodelia polyrhiza, foliis sessilibus radicibus confertis. Species Plantarum 970 n. 4.

Waterlinze of eenden groen, Belg, (van onderen donker purper.)

Bij de voorgaande, maar minder in getal.

TRIANDRIA,

386. Typha foliis subsensiformibus, spica mascula feminoaque approximatis. Spec. plant. 971. n 1.

Lischdodden of Donsen, Belg.

Het meest in de Wouden: aan sommige ruygevaart en slootwallen en in ried-poelen.

387. Sparganium foliis erectis triquitris. Spec. plant 971. N. 1.

Eerste Ried-gras, of Driekante Liesch. Belg. Duykers. Vulg.

Menigvuldig op de Kley als in de Wouden; aan de kanten van vaarten en slooten, ook in de selve.

388. Carex spica supra decomposita inferne laxiore: spiculis androgynis ovatis sessilibus glomeratis; superne masculis. Spec. plant. 973. n 7.

Water-Wild- Galigaan-Gras. Belg.

Deese vindt men het meest op de de kanten van slooten &c.

389. Carex spica mascula oblonga, semineis sessilibus oblongis, inferiore foliolo proprio breviore. Spec. plant. 976. n.17.

Op zeer veel plaatsen in Provintie, in Weyd- landen en aan de kanten der zelve, als ook aan sommige wegen.

390. Carex spicis masculis pedunculitis erectis reamotis, semineis linearibus, capsulis obtusiulculis inflatis. Spec. plant, 977. n 24.

By de voorige.

391. Carex spicis masculis, semineis pedunculatis, capsulis inflatis acuminatis, Spec. plant. 979. n. 29.

Zegge of Water-Ried- gras. Belg.

Menigvuldig op de Kley en in de Wouden; aan de kanten van sommige wegen, vaarten en slooten; en in lage moerassige landen en poelen.

TRIANDRIA,

386. Typha latifolia, foliis subsensiformibus, spica mascula femineaque approximatis. Species Plantarum 971. n 1.

Lisdodden of donzen, Belg.

Het meest in de wouden: aan sommige ruige vaarten en slootwallen en in riet-poelen.

387. Sparganium natans, foliis erectis triquitris. Species Plantarum 971. N. 1.

Eerste rietgras of driekante lis. Belg. Duikers. Vulgair.

Menigvuldig op de klei als in de wouden; aan de kanten van vaarten en sloten, ook in dezelfde.

388. Carex vulpina, spica supra decomposita inferne laxiore: spiculis androgynis ovatis sessilibus glomeratis; superne masculis. Species Plantarum 973. n 7.

Water wilde galigaan gras. Belg.

Deze vindt men het meest op de kanten van sloten &c.

389. Carex tomentosa (filiformis) spica mascula oblonga, semineis sessilibus oblongis, inferiore foliolo proprio breviore. Species Plantarum 976. n.17.

Op zeer veel plaatsen in provincie, in weide landen en aan de kanten er van, als ook aan sommige wegen.

390. Carex panicea, spicis masculis pedunculitis erectis reaotis, semineis linearibus, capsulis obtusiulculis inflatis. Species Plantarum, 977. n 24.

Bij de vorige.

391. Carex vesicaria, spicis masculis, semineis pedunculatis, capsulis inflatis acuminatis, Species Plantarum 979. n. 29.

Zegge of water rietgras. Belg.

Menigvuldig op de klei en in de wouden; aan de kanten van sommige wegen, vaarten en sloten; en in lage moerassige landen en poelen.

TETRANDRIA

391. Betula foliis ovatis acuminatis serratis. Spec. plant. 982. N. 1.

Berken boom. Belg.

Met deese, vind men in de Wouden voornamentlyk, geheele bosschen en wallen &c. beplant; en wordt ook geheel afsonderlyk aan zommige wegen en op woeste velden in ‘t wild gevonden.

393. Betula pedunculis ramosis. Spec. plant.983, n. 5.

Elsen boom. Belg.

Gelyk de voorgaande.

394. Urtica foliis oppositis ovalibus. Spec. plant.984. n. 3.

Kleyne Heete- Neetelen. Belg.

Over al de Provintie door, op alderhande plaatsen en gronden.

395. Urtica foliis oppositis cordatis, racemis geminis. Spec. plant. 984. N. 4.

Groote heete-Netelen. Belg.

By de voorgaande.

TETRANDRIA

391. Betula pendula, foliis ovatis acuminatis serratis. Species Plantarum 982. N. 1.

Berken boom. Belg.

Met deze vindt men in de wouden voornamelijk gehele bossen en wallen &c. beplant; en wordt ook geheel afzonderlijk aan sommige wegen en op woeste velden in ‘t wild gevonden.

393. Alnus glutinosa, pedunculis ramosis. Species Plantarum 983, n. 5.

Elzen boom. Belg.

Gelijk de voorgaande.

394. Urtica urens, foliis oppositis ovalibus. Species Plantarum 984. n. 3.

Kleine hete netetelen. Belg.

Overal de provincie door, op allerhande plaatsen en gronden.

395. Urtica dioica, foliis oppositis cordatis, racemis geminis. Species Plantarum 984. N. 4.

Grote hete-netelen. Belg.

Bij de voorgaande.

POLYANDRIA.

396. Ceratophyllum. Spec. plant. 992. N. 1.

Op veele plaatsen in de Provintie, in slooten en in Drink-kuylen voor de Beesten.

397. Myriophyllum floribus masculis interrupte spicatis. Spec. plant. 992. N. 1.

Water -Duysentblad. Belg, (met geaierde Blom trossen)

By de voorige.

398. Myriophyllum floribus omnibus verticillatis. Spec. plant. 992. N. 2.,

Water- Duysentblad Belg. ( met wervels wyse bloemen)

Het meest in de Wouden, op lage moerassige Veen-gronden, en in uytgeveende petten.

399. Sagittaria foliis sagittatis acutis. Spec. plant. 993. N. 1.

Kleyne serpents- tongen. Belg.

Word het meest in de Wouden, en op de Kley (maar veel minder) in vaarten, graften en slooten &c. gevonden.

400. Quercus foliis deciduis oblongis superne latioribus: sinubus acutioribus; angulis obtusis. Spec. plant, 996. N. 12.

Eyken-boom Belg.

Deese ontmoet men op veele plaatsen op de Kley ; tot bemanteling en Laanen &c geplant : dog voornamelyk in de Wouden; waar men er geheele velden, wallen &c. mede geplant vind, en word ook op zeer veel afgeleegene plaatsen in het wild gesien.

401. Fagus foliis ovatis obsolete serratis, Spec. plant. 998. N. 3.

Beuken boom Belg,

Op de Kley, vind men deese genoegzaam zoo als van de Eyke gesegt is; maar in de Wouden, ziet men deese in verre na zoo veel niet als de voorgaande, hoe wel mener nog verscheydene fraje Plantagien van ontmoet; als mede aan veele wegen en wallen, en ook op rouwe velden in het wild.

402. Corylus stipulis ovatis obtusis, Spec. plant. 998. N. 1.

Haselaar, Hase-nooten. Belg.

Op verscheyde Woud-plaatsen; als te Twyfel, Kooten, Droge-ham em Blesdyk &c. in sommige Bosschen en ruyge wildernissen.

POLYANDRIA.

396. Ceratophyllum demersum. Species Plantarum 992. N. 1.

Op vele plaatsen in de provincie, in sloten en in drinkkuilen voor de beesten.

397. Myriophyllum spicatum, floribus masculis interrupte spicatis. Species Plantarum 992. N. 1.

Water -duizendblad. Belg, (met geaarde bloemtrossen)

Bij de vorige.

398. Myriophyllum verticillatum, floribus omnibus verticillatis. Species Plantarum 992. N. 2.,

Water- duizendblad Belg. ( met wervelvormige bloemen)

Het meest in de wouden, op lage moerassige veengronden, en in uitgeveende petten.

399. Sagittaria sagittifolia, foliis sagittatis acutis. Species Plantarum 993. N. 1.

Kleine serpents-tongen. Belg.

Word het meest in de wouden en op de klei (maar veel minder) in vaarten, grachten en sloten &c. gevonden.

400. Quercus robur, foliis deciduis oblongis superne latioribus: sinubus acutioribus; angulis afgestompt. Species Plantarum, 996. N. 12.

Eikenboom Belg.

Deze ontmoet men op vele plaatsen op de klei ; tot ommantelen en lanen &c. geplant : dog voornamelijk in de wouden waar men er gehele velden, wallen &c. mede geplant vindt en wordt ook op zeer veel afgelegen plaatsen in het wild gezien.

401. Fagus sylvatica, foliis ovatis obsolete serratis, Species Plantarum 998. N. 3.

Beuken boom Belg,

Op de klei vindt men deze genoegzaam zoals van de eik gezegd is; maar in de wouden ziet men deze in verre na zoveel niet als de voorgaande, hoe wel men er nog verscheidene fraaie plantages van ontmoet; als mede aan vele wegen en wallen en ook op ruwe velden in het wild.

402. Corylus avellana, stipulis ovatis afgestompt, Species Plantarum 998. N. 1.

Hazelaar, hazelnoten. Belg.

Op verscheiden woud-plaatsen; als te Twijzel, Kooten, Drogeham en Blesdijke &c. in sommige bossen en ruige wildernissen.

CLASSIS XXII

DIOECIA.

DIANDRIA.

403. Salix foliis integerrimis, subtus tenuissime villosus, ovato--oblongis. Spec. plant.1019, n. 17.

Kleyne kruypende willig, Belg.

Veel in de Wouden, op Heyd-velden en op Veenagtige plaatsen.

404, Salix foliis integerrimis lanceolato-linearibus strictis sessilibus subtus tomentosis. Spec. plant. 1020. n. 25.

Laage willig, met Roosmaryn bladeren. Belg.

By de voorgaande.

405. Salix foliis ovatis, rugosis: subtus tomentosis, undatis superne denticulatis. Spec. plant. 1020. N. 26.

Water willig. Belg.

In de Wouden, en op de Kley aan kanten van slooten. &c.

406. Salix foliis subintegerrimis lanceolato linearibus longissimis acutis subtis sericeis, ramis virgatis. Spec. plant. 1021. N. 27.

Het meeste in de Wouden, op laage moerassige gronden.

407. Salix foliis subserratis oblongo-ovatis: subtus subvillosis, stipulis dimidiato cordatis. Spec. plant. 1021. n. 28.

Op veele plaatsen in de Wouden, aan wegen, in gruppels en bosschen.

408. Salix foliis lanceolatis acuminatis serratis utrinque pubescentibus ; serraturis infimis glandulofis. Spec. plant. 1021, n. 29.

Wilgenboom Belg.

Om Huysen, Hoven en Landen &c. op veele plaatsen in Provintie. Dit zyn de Salices, welke ik zeeker meene te

weeten, dat ik hier gevonde heb. Daar zyn nog verscheydene veranderingen van Salices die hier groejen, welke zeer schynen te verschillen van die hier opgegevene, dog zoo men zig gelieft te herinneren, of na te zien, wat de Heer Linnaeus stelt in zyn Species Plant, pag. 1022. na optelling van verscheyde soorte van Salices heeft geschreven, en dat hy aldoor meldt dat de Historia van de Salices tot nu toe geheel onvolmaakt is, en van nieuws moet begonnen worden, zoo zal men zig niet verwonderen, dat ik zoo een zwaar werk niet onderneemende, my liever alleen heb bepaaldt, met het aanteekenen van die Soorten van Salices, van welke ik meende volkoomen versekerd te zyn dat hier gevonden wierden.

409. Empetrum procumbens. Spec. plant. 1022. N. 2.

Besien-dragende Heyde. Belg.

By Bergum, Suyderhuysum, &c. op de Heyden.

CLASSIS XXII

DIOECIA.

DIANDRIA.

403. Salix glauca, foliis integerrimis, subtus tenuissime villosus, ovato--oblongis. Species Plantarum 1019, n. 17.

Kleine kruipende wilg, Belg.

Veel in de wouden, op heidevelden en op veenachtige plaatsen.

404, Salix rosmarinifolia, foliis integerrimis lanceolato-linearibus strictis sessilibus subtus tomentosis. Species Plantarum 1020. n. 25.

Lage wilg met rozemarijn bladeren. Belg.

Bij de voorgaande.

405. Salix caprea, foliis ovatis, rugosis: subtus tomentosis, undatis superne denticulatis. Species Plantarum 1020. N. 26.

Water wilg. Belg.

In de wouden en op de klei aan kanten van sloten. &c.

406. Salix viminalis, foliis subintegerrimis lanceolato linearibus longissimis acutis subtis sericeis, ramis virgatis. Species Plantarum 1021. N. 27.

Het meeste in de wouden op lage moerassige gronden.

407. Salix cinerea, foliis subserratis oblongo-ovatis: subtus subvillosis, stipulis dimidiato cordatis. Species Plantarum 1021. n. 28.

Op vele plaatsen in de wouden, aan wegen, in greppels en bossen.

408. Salix alba, foliis lanceolatis acuminatis serratis utrinque pubescentibus ; serraturis infimis glandulofis. Species Plantarum 1021, n. 29.

Wilgenboom Belg.

Om huizen, hoven en landen &c. op vele plaatsen in provincie. Dit zijn de Salices, welke ik zeker meen te weten dat ik hier gevonden heb. Daar zijn nog verscheidene veranderingen van Salices die hier groeien welke zeer schijnen te verschillen van die hier opgegeven, dog zo men zich gelieft te herinneren of na te zien wat de heer Linnaeus stelt in zijn Species Plant, pag. 1022. na optelling van verscheiden soorten van Salices heeft geschreven en dat hij aldoor meldt dat de Historia van de Salices tot nu toe geheel onvolmaakt is en van nieuws moet begonnen worden, zo zal men zich niet verwonderen, dat ik zo’n zwaar werk niet onderneem en me liever alleen heb bepaald met het aantekenen van die soorten van Salices van welke ik meende volkomen verzekerd te zijn dat hier gevonden wierden.

409. Empetrum nigrum, procumbens. Species Plantarum 1022. N. 2.

Bessen-dragende heide. Belg.

Bij Burgum, Surhuizum &c. op de heide.

TETRANDRIA.

410. Myrica foliis lanceolatis subternatis, caule suffruticosa, Spec. plant. 1024. n.1.

Gagel, Belg.

Menigvuldig op zeer veele plaatsen in de Wouden, op Heyd-velden, en aan wallen en wegen.

411. Humulus. Spec. plant. 1028. n. 1. Mas & Femina.

Hop, Hoppe- Kruyd. Belg.

Word in de Wouden, op veele plaatsen en in Bosschen aan ruyge wallen gevonden, als ook op de Kley, maar minder.

TETRANDRIA.

410. Myrica gale, foliis lanceolatis subserratis, caule suffruticosa, Species Plantarum 1024. n.1.

Gagel, Belg.

Menigvuldig op zeer vele plaatsen in de wouden, op heidevelden en aan wallen en wegen.

411. Humulus lupulus. Species Plantarum 1028. n. 1. Mas & Femina.

Hop, hoppe- kruid. Belg.

Wordt in de wouden op vele plaatsen en in bossen aan ruige wallen gevonden, als ook op de klei, maar minder.

OCTANDRIA.

412. Populus foliis subrotundis dentato angulatis utrinque glabris. Spec. plant. 1034. n. 2.

Ratelaar, Belg.

Deese word op veele plaatsen in de Provintie op alderhande gronden geplant, tot beschuttinge voor sterke winden van Hoven, Huysen, en in Bosschen en aan de wegen ; ook word deese in wildernissen en op afgeleegene velden gevonden.

OCTANDRIA.

412. Populus termula, foliis subrotundis dentato angulatis utrinque glabris. Species Plantarum 1034. n. 2.

Ratelaar, Belg.

Deze wordt op vele plaatsen in de provincie op allerhande gronden geplant tot beschutting voor sterke winden van hoven, huizen en in bossen en aan de wegen ; ook word deze in wildernissen en op afgelegene velden gevonden.

ENNEANDRIA.

413. Mercurialis caule brachiato, foliis glabris. Spec. plant. 1035. N. 2.

Mas et Femina.

Bengel-Kruyd. Belg.

Op zommige plaatsen, in Moes-hooven tussen de vrugten.

414. Hydrocharis. Spec. plant, 1036. N 1..

Vorschen-beet, of Kleyne witte plompen. Belg.

In grooten overvloet op zeer veel plaatsen in de Provintie, vaarten, graften, vyvers, en slooten &c.

ENNEANDRIA.

413. Mercurialis annua, caule brachiato, foliis glabris. Species Plantarum 1035. N. 2.

Mas et Femina.

Bingelkruid. Belg.

Op sommige plaatsen in moeshoven tussen de vruchten.

414. Hydrocharis morsus-ranae. Species Plantarum, 1036. N 1.

Kikkerbeet of kleine witte plompen. Belg.

In grote overvloed op zeer veel plaatsen in de provincie, vaarten, grachten, vijvers, en sloten &c.

CLASSIS XXIII.

POLYGAMIA.

MOMOECIA.

415. Holcus glumis bifloris villosis: hermaphrodito mutico, masculo arista recurva. Spec. plant. 1048.n. 4.

In de Wouden op de Kley, in Weyd- landen en Bosschen, als ook aan de Wegen.

416. Atriplex caule fruticoso, foliis obovatis. Spec.plant. 1053. N. 2.

Zee-Porseleyn. Belg.

Word op verscheydene plaatsen digt aan strand, tusschen Ropta-zyl en Dyks-hoek als elders gevonden.

417. Atriplex caule herbaceo foliis deltoideo-lanceolatis obtuse dentatus subtus farinaceis. Spec. plant. 1053, n. 5.

Zee-Melde. Belg.

By de voorige.

483. Atriplex caule herbaceo patulo, foliis subdeltoideo-lanceolatis, calycibus seminum disco dentatis. Spec. plant. 1053. N. 7.

Lage wilde Melde. Belg.

In Moes-hoven en andere Zaailanden tusschen de vrugten; en veel aan de wegen buyten Steeden en Dorpen &c. by mist en vuylnis hoopen.

419. Atriplex caule herbaceo erecto, foliis omnibus linearibus integerrimis. Spec. plant. 1054. N. 8.

Aan de Zee-strand, tusschen Harlingen en Dyke-hoek &c. Men vind deese zomwylen ook waar dat de schelpen van de strand tot overdekking van Plainen, Laanen, Paaden, &c. gebruikt zyn.

CLASSIS XXIII.

POLYGAMIA.

MOMOECIA.

415. Holcus lanatus, glumis bifloris villosis: hermaphrodito mutico, masculo arista recurva. Species Plantarum 1048. n. 4.

In de wouden op de klei, in weidelanden en bossen als ook aan de wegen.

416. Atriplex portulacoides, caule fruticoso, foliis obovatis. Species Plantarum. 1053. N. 2.

Zee-postelein Belg.

Wordt op verscheidene plaatsen dicht aan strand tussen Roptazijl en Dijkshoek als elders gevonden.

417. Atriplex laciniata, caule herbaceo foliis deltoideo-lanceolatis obtuse dentatis subtus farinaceis. Species Plantarum. 1053, n. 5.

Zee-melde. Belg.

Bij de vorige.

483. Atriplex patula, caule herbaceo patulo, foliis subdeltoideo-lanceolatis, calycibus seminum disco dentatis. Species Plantarum 1053. N. 7.

Lage wilde melde. Belg.

In moeshoven en andere zaailanden tussen de vruchten; en veel aan de wegen buiten steden en dorpen &c. Bij mest en vuilnishopen.

419. Atriplex littoralis, caule herbaceo erecto, foliis omnibus linearibus integerrimis. Species Plantarum 1054. N. 8.

Aan de zeestrand tussen Harlingen en Dijkshoek &c. Men vind deze soms ook waar dat de schelpen van de strand tot overdekking van pleinen, lanen, paden, &c. gebruikt zijn.

DIOECIA.

421. Fraxinus foliis serratis, floribus apetalis. Spec. plant, 1057. N. 1.

Esschen-boom. Belg.

In veele Plantagien tot Laanen, buyten Mantelingen &c. en in Bosschen, aan de wegen en op ruyge en afgelegene plaatsen in het wild, zoo in te Wouden als op de Kley.

DIOECIA.

421. Fraxinus excelsior, foliis serratis, floribus apetalis. Species Plantarum, 1057. N. 1.

Essenboom. Belg.

In vele plantages tot lanen, buiten mantelingen &c. en in bossen, aan de wegen en op ruige en afgelegene plaatsen in het wild, zo in te wouden als op de klei.

CLASSIS XXIV.

CRYPTOGAMIA.

FILICES.

421. Equisetum scapo fructficanto nudo, sterili frondoso. Spec. plant. 1061. n. 2.

Kleynen Paarde-staart, ook Hermoes. Belg.

In de Wouden als op de Kley, in Boschen, laage Landen en ruyge sloots wallen en aan zommige wegen,

422. Equisetum caule angulato, frondibus simplicibus. Spec. plant. 1061. N. 3.

In de WoudenȠzeer overvloedig in laage Moerassige landen, slooten. Water-dobben en Ried-poelen; als meede op de Kley in diergelyke plaatsen, maar minder.

b. Equisetum palustre minus polystachyon. Spec. plant. 1061. N. 3. B.

Tussen Oudehorne en Oude-Berkoop digt aan het Tol-huys in een uitwatering aan de Rivier de Kuynder of Tjonger.

432. Osmunda fronde pinnata apice ramifera. Spec. plant. 1065. N. 12.

Water varen. Belg,

Digt by Balk, en op meer plaatsen in de Wouden, aan natte gruppels en in Bosschen &c.

424. Osmunda frondibus lanceolatis pinnatifidis: laciniis confluentibus integerrimis parallelis. Spec. plant. 1066. Gragt-varen. Belg.

In de Wouden op veele plaatsen, aan kanten van gruppels by de wegen en in zommige Bosschen.

425. Pteris fronde supra decomposita foliolis pinnatis; pinnis lanceolatis: infimis pinnatifidis: superioribus minroribus. Spec. plant. 1075. N. 13.

Varen Wyfken (Boomagtig.) Belg.

Op veele plaatsen in de Wouden, aan de wegen, op Heyd-velden: en in Bosschen.

426. Asplenium frondibus alternatim decompositis: foliolis cuneiformibus crenulatis. Spec. plant. 1081. n. 15.

Steen-Ruyte, Muur-Ruyte. Belg.

Groeid op veele plaatsen in de Provintie tusschen de steenen van oude muur; maar heb deselvee by myn weeten nergens meer bv malkander groejende gevonden als in de gevel van de Kerk op dՠIouwre.

427. Polypodium frondibus pinnatifidis: pinnis oblongis subserratis obtusis, radice squamata. Spec. plant. 1085. N. 13.

Groote Boom Varen. Belg,.

Op veele plaatsen in de Wouden, aan wallen, wegen en in Bosschen. &c.

428. Polypodium frondibus sub-pinnatis: foliolis ovato-oblongis: pinnis obtususiusculis apice acute serratis. Spec. plant.1090. n. 36.

Moet dese hier als een variteit by gevoegt worden ?

*. Polypodium pinnis ramorum pinnatis pinnulis laxis acutis sectis spinulosis. Hall. Shirp. helv. 141.

Word gevonden omtrent Oude-Berkoop in een Bosch niet ver van de Ryd-weg.

429. Polypodium fronde bipinnata: pinnis obtusis crenulatis,stipite paleaceo. Spec. plant. 1090. n. 37.

Varen Manneken, ook Bosch-varen. Belg.

Seer menigvuldig op veele plaatsen inde Wouden, in natte donkere gruppels en andere schaduwagtige plaatsen, in Bosschen en aan Wallen &c.

330. Polypodium fronde bipinnnata: pinnulis lanceolatis pinnatificis is acutis. Spec. plant. 1090. N. 38.

Vaaren Wyfken. Belg.

By de voorige.

431. Plularia. Spec. plant. 1100. N. 1.

Word gevonden ten Ooften Kuyk-horne en Bergum niet ver van de Ryd-weg, aan een Waterpoel.

432. Lycopodium foliis sparsis filamentosis, spicis teretibus pedunculatis geminis. Spec. plant.1101. n. 4.

Wolfs-klauwen, of Groote Eerd-mosch. Belg.

Te Bergum, Dragten &c, op Heyd-velden in vogtige plaatsen.

CLASSIS XXIV.

CRYPTOGAMIA.

FILICES.

421. Equisetum arvense, scapo fructficanto nudo, sterili frondoso. Species Plantarum 1061. n. 2.

Kleine paardenstaart, ook heermoes. Belg.

In de wouden als op de klei, in bossen, lage landen en ruige slootwallen en aan sommige wegen,

422. Equisetum palustre, caule angulato, frondibus simplicibus. Species Plantarum 1061. N. 3.

In de wouden, zeer overvloedig in lage moerassige landen, sloten. Waterputten en riet-poelen; als mede op de klei in diergelijke plaatsen, maar minder.

b. Equisetum palustre minus polystachyon. Species Plantarum 1061. N. 3. B.

Tussen Oudehorne en Oldeberkoop dicht aan het tolhuis in een uitwatering aan de rivier de Kuinder of Tjonger.

432. Osmunda regalis, fronde pinnata apice ramifera. Species Plantarum 1065. N. 12.

Water varen. Belg,

Dicht bij Balk en op meer plaatsen in de wouden, aan natte greppels en in bossen &c.

424. Blachnum spicant, frondibus lanceolatis pinnatifidis: laciniis confluentibus integerrimis parallelis. Species Plantarum 1066.

Grachtvaren. Belg.

In de wouden op vele plaatsen, aan kanten van greppels bij de wegen en in sommige bossen.

425. Pteridium aquilinum, fronde supra decomposita foliolis pinnatis; pinnis lanceolatis: infimis pinnatifidis: superioribus minotibus. Species Plantarum 1075. N. 13.

Varen wijfje (boomachtig.) Belg.

Op vele plaatsen in de wouden, aan de wegen, op heidevelden en in bossen.

426. Asplenium ruta-muraria, frondibus alternatim decompositis: foliolis cuneiformibus crenulatis. Species Plantarum 1081. n. 15.

Steenruit, muurruit. Belg.

Groeit op vele plaatsen in de provincie tussen de stenen van oude muren; maar heb die bij mijn weten nergens meer bij elkaar groeiende gevonden als in de gevel van de kerk op de Joure.

427. Polypodium vulgare, frondibus pinnatifidis: pinnis oblongis subserratis afgestompt, radice squamata. Species Plantarum 1085. N. 13.

Grote boom varen. Belg,

Op vele plaatsen in de wouden, aan wallen, wegen en in bossen. &c.

428. Polypodium vulgare ҃ristatumլ frondibus sub-pinnatis: foliolis ovato-oblongis: pinnis obtususiusculis apice acute serratis. Species Plantarum 1090. n. 36.

Moet deze hier als een variteit bijgevoegd worden ?

*. Polypodium pinnis ramorum pinnatis pinnulis laxis acutis sectis spinulosis. Hall. Shirp. helv. 141.

Wordt gevonden omtrent Oldeberkoop in een bos niet ver van de rijweg.

429. Dryopteris filix-mas, fronde bipinnata: pinnis afgestompt crenulatis, stipite paleaceo. Species Plantarum 1090. n. 37.

Varen mannetje, ook bosvaren. Belg.

Zeer menigvuldig op vele plaatsen in de wouden, in natte donkere greppels en andere schaduwachtige plaatsen, in bossen en aan wallen &c.

330. Athyrium filix-femina, fronde bipinnnata: pinnulis lanceolatis pinnatifidis acutis. Species Plantarum 1090. N. 38.

Varen wijfje, Belg.

Bij de vorige.

431. Pilularia globulifera. Species Plantarum 1100. N. 1.

Word gevonden ten Oosten van Kuikhorne en Burgum niet ver van de rijweg, aan een waterpoel.

432. Lycopodium clavatum, foliis sparsis filamentosis, spicis teretibus pedunculatis geminis. Species Plantarum1101. n. 4.

Wolfsklauwen of grote aardmos. Belg.

Te Burgum, Drachten &c, op heidevelden in vochtige plaatsen.

433. Lycopodium foliis sparsis, integerimis, spicis terminalibus foliosis. Spec. plant. 1102..n. 8.

By de voorige.

434. Lycopodium foliis sparsis octifariis, caule dichotomo erecto fastigiato, floribus sparsis. Spec. plant. 1102. N. 9.

Op verscheidene plaatsen in de Wouden op Heyd velden.

435. Sphagnum ramis diflexis. Spec. plant. 1106. N. 1.

b. Sphagnum palustre molle deflexum, squamis capilaceis. Spec. plant. 1106. N 1. B.

Overvloedig op zeer veel plaatsen in de Wouden, in slooten en waterkuylen en natte lage gruppels.

436. Phascum acaule, anthera sessili. Spec. plant. 1106. n.1.

Op Bergummer- Heyde, en aan de kanten van vogtige gruppels by Hitzum en Schalsum.

437. Fontinalis foliis complicato-crenatis trifariis acutis, antheris lateralibus. Spec. plant. 1107. n. 1.

In donkere Bosschen, en in slooten en natte gruppels onder de Boomen, op veel plaatsen in de Wouden.

438. Fontinalis foliis imbricatis subulato-lanceolatis, capitulis lateralibus. Spec. plant. 1108. n. 3.

Te Franeker gevonden in een Regenbak, alwaar deselve onder het water in de Muur was vast gegroeidt. Hier groeidt nog een Fontinalis, welke ik tusschen Franeker en Harlingen op verscheyde plaatsen ontmoet heb in Dobben met water en andere natte Laagtens, welke de heer Linnaeus in zyn Species Plantarum niet beschreeven heeft; maar in zyn flora Suecica Eerste enTweede Druk, al waar deselve genoemt word.

439. Fontinalis foliis linearia-setaceis. Edit. 1. Pag. 867. N. & Edit. 2. Pag. 379. N. 962.

440. Polytrichum caule simplici. Spec. plant.1109. n. 1.

y. Polytrichum quadrangulare, juniperi foliis brevioribus & rigidioribus, Spec. plan. 1109. N. 1. B.

y. Polytrichum quadrangulare minus, juniperi foliis, pilosis, Spec. plant. 1109. n.1. y.

Gulden Wederdood, Belg.

Van deese, eerste Polytrichum vind men genoegzaam alle de byzonder heeden, in de Wouden en op Heyd-velden &c. menigvuldig groejen, die op de 54 Plaat in de Hist. Muscorum van de Heer Dillenius afgebeeld staan, en Pag. 420 tot 427 beschreeven worden.

441.Mnium acaule anthera nutante, calyptra reflexa tetragona. Spec. plant. 1110. n 5.

Op veele plaatsen in de Provintie, op dorre wallen, en schraale plaatsen onder geboomte &c.

442. Mnium antheris pendulis, pedunculo curvato, furculo simplici, foliolis margine scabris. Spec. plant.

1112. n. 10.

In de Wouden het meeste, in Bosschen en ruyge velden.

443. Mnium antheris pendulis, calyptra recurvata, foliis pellucidis. Spec. plant. 1112. n. 11.

Veel in de Provintie, in Bosschen en kanten van gruppels.

444. Mnium pedunculis aggregatis, foliis patentibus pelllucidis. Spec. plant. 1113. n. 14.

b. Mnium pedunculis aggregatts, foliis alternis scutis serratis. Spec. plant. 1113. N. 14. b.

In de Wouden en op de Kley, op veel der hande oude Boomen en andere Lichamen.

d. Mnium pedunculis aggregatis foliis oblongis undulatis. Spec. plant. 1113. N 14. d.

Deese twee by soorten, worden op de Kley, omtrent Hitzum, en op verscheydene plaatsen in de Wouden, aan vogtige en beschaduwde wallen vernoomen.

445. Bryum antheris sessilibus terminalibus, calyptra minima. Spec. plant. 1115. N. 1.

Over al op Muuren en oude Boomen &c.

446. Bryum antheris sessilibus sparsis, calyptris striates sursumque pilosis Spec. plant. 1115. N. 2.

Op veelerhande plaatsen in de Provintie, op Boomen &c.

447. Bryum antheris erectis obovatis, calyptra subelata, furculis acaulibus, foliis ovatis muticis. Spec. plant. 1116. N. 4.

In de Wouden als op de Kley, aan schaduwagtige wallen in schraale Weyden.

448. Bryum antheris erectis subulatis furculis acaulibus. Spec. plant. 1116. N. 6.

An lage Gruppels kanten, en onder aan zommige stammen van Boomen.

449. Bryum antheris erectiusculis, foliis piliferis recurvis. Spec. plant. 116. N. 7.

Op veele plaatsen in de Provintie, tuschen de steenen der straaten en muuren, op daaken van Huysen &c.

450. Bryum antheris erectis, foliis piliferis, erectiusculis, furculis simplicibus cespitosis. Spec. plant. 1117. N. 8.

By de voorgaande.

451. Bryum antheris erectiusculis, pedunculis aggregatis, foliis secundis recurvatis, caule declinato. Spec. plant. 1117. N. 9.

Op Heyd velden en dorre wallen, op veele plaatsen in de Wouden.

452. Bryum antheris erectis, foliis setaceis, pedunculis fluxuolis. Spec. plant. 1118, n. 15.

Omtrent het Heerenveen als elders in de Wouden, op Heyd-velden aan dykjes en wegen.

453. Bryum antheris erectis, foliis setaceis secundis. Spec. plant, 11180. N. 16.

Op veele plaatsen onder heggen &c. ook wel op stammen en takken van boomen.

454. Bryum antheris erectis subrotundis: operculo mucronato. Spec. plant. 1119. n. 1 8.

In schraale Landen en aan kanten van gruppels &c. op veele plaatsen.

455. Bryum antheris erectis, caule erectiusculo, ramis lateralibus brevibus fertilibus. Spec. plant, 1119. N. 21.

In de Wouden het meeste, in donkere vogtige en met boomen overschaduwde plaatsen, op de grond, steenen en aan de benedekanten van boomstammen, en ander oud hout; als meede op Heyd- velden en aan dykjes &c.

456. Bryum antheris pendulis, foliis lanceolatis acuminato-setaceis, pedunculis longissimis. Spec. plant. 1121. N. 28.

In de Wouden als op de Kley, op allerhande daaken, het zy van leyen, pannen, hout, stroo &c. en op muuren en meer andere lichaamen in de schaduwe.

433. Lycopodiella inundata, foliis sparsis, integerrimis, spicis terminalibus foliosis. Species Plantarum 1102. n. 8.

Bij de vorige.

434. Huperzia selago, foliis sparsis octifariis, caule dichotomo erecto fastigiato, floribus sparsis. Species Plantarum 1102. N. 9.

Op verscheidene plaatsen in de wouden op heidevelden.

435. Sphagnum palustre, ramis diflexis. Species Plantarum 1106. N. 1.

b. Sphagnum palustre molle deflexum, squamis capillaceis. Species Plantarum 1106. N 1. B.

Overvloedig op zeer veel plaatsen in de wouden, in sloten en waterkuilen en natte lage greppels.

436. Tortula acaulon, acaule, anthera sessili. Species Plantarum 1106. n.1.

Op Burgummer-heide, en aan de kanten van vochtige greppels bij Hitzum en Schalsum.

437. Fontinalis antipyretica, foliis complicato-crenatis trifariis acutis, antheris lateralibus. Species Plantarum 1107. n. 1.

In donkere bossen en in sloten en natte greppels onder de bomen, op veel plaatsen in de wouden.

438. Fontinalis squamosa, foliis imbricatis subulato-lanceolatis, capitulis lateralibus. Species Plantarum 1108. n. 3.

Te Franeker gevonden in een regenbak alwaar die onder het water in de muur was vast gegroeid. Hier groeit nog een Fontinalis welke ik tussen Franeker en Harlingen op verscheiden plaatsen ontmoet heb in kuilen met water en andere natte laagten welke de heer Linnaeus in zijn Species Plantarum niet beschreven heeft; maar in zijn flora Suecica Eerste en Tweede Druk al waar dezelve genoemd wordt;

439. Fontinalis foliis linearia-setaceis. Edit. 1. Pag. 867. N. & Edit. 2. Pag. 379. N. 962.

440. Polytrichum commune, caule simplici. Species Plantarum 1109. n. 1.

y. Polytrichum quadrangulare, juniperi foliis brevioribus & rigidioribus, Species Plantarum. 1109. N. 1. B.

y. Polytrichum quadrangulare minus, juniperi foliis, pilosis, Species Plantarum 1109. n.1. y.

Gulden wederdood, Belg.

Van deze eerste Polytrichum vind men genoegzaam alle de bijzonderheden in de wouden en op heidevelden &c. menigvuldig groeien die op de 54ste plaat in de Hist. Muscorum van de Heer Dillenius afgebeeld staan en pagina 420 tot 427 beschreven worden.

441. Mnium hygrometicus, acaule anthera nutante, calyptra reflexa tetragona. Species Plantarum 1110. n 5.

Op vele plaatsen in de provincie, op dorre wallen en schrale plaatsen onder geboomte &c.

442. Mnium hornum, antheris pendulis, pedunculo curvato, furculo simplici, foliolis margine scabris. Species Plantarum 1112. n. 10.

In de wouden het meeste, in bossen en ruige velden.

443. Mnium crudum, antheris pendulis, calyptra recurvata, foliis pellucidis. Species Plantarum 1112. n. 11.

Veel in de provincie, in bossen en kanten van greppels.

444. Mnium pedunculis aggregatis, foliis patentibus pelllucidis. Species Plantarum 1113. n. 14.

b. Mnium pedunculis aggregatts, foliis alternis scutis serratis. Species Plantarum 1113. N. 14. b.

In de Wouden en op de Kley, op veel der hande oude Boomen en andere Lichamen.

d. Mnium rostratum (serpyllifolium) pedunculis aggregatis foliis oblongis undulatis. Species Plantarum 1113. N 14. d.

Deze twee bij soorten worden op de klei omtrent Hitzum en op verscheidene plaatsen in de wouden aan vochtige en beschaduwde wallen vernomen.

445. Bryum apocarpum, antheris sessilibus terminalibus, calyptra minima. Species Plantarum 1115. N. 1.

Over al op muren en oude bomen &c.

446. Bryum antheris sessilibus sparsis, calyptris striates sursumque pilosis Species Plantarum 1115. N. 2.

Op velerhande plaatsen in de provincie, op bomen &c.

447. Eurhynchium striatum, (Bryum) antheris erectis obovatis, calyptra subelata, furculis acaulibus, foliis ovatis muticis. Species Plantarum 1116. N. 4.

In de wouden als op de klei, aan schaduwachtige wallen in schrale weiden.

448. Leptobryum pyriforme, Bryum antheris erectis subulatis furculis acaulibus. Species Plantarum 1116. N. 6.

Aan lage greppels kanten en onder aan sommige stammen van bomen.

449. Bryum rivale, antheris erectiusculis, foliis piliferis recurvis. Species Plantarum 116. N. 7.

Op vele plaatsen in de provincie, tussen de stenen der straten en muren, op daken van huizen &c.

450. Bryum murale, antheris erectis, foliis piliferis, rectiusculis, furculis simplicibus cespitosis. Species Plantarum 1117. N. 8.

Bij de voorgaande.

451. Bryum scoparium, antheris erectiusculis, pedunculis aggregatis, foliis secundis recurvatis, caule declinato. Species Plantarum 1117. N. 9.

Op heidevelden en dorre wallen, op vele plaatsen in de wouden.

452. Bryum flexuosum, antheris erectis, foliis setaceis, pedunculis fluxuosis. Species Plantarum 1118, n. 15.

Omtrent het Heerenveen als elders in de wouden, op heidevelden aan dijkjes en wegen.

453. Ditrichum heteromallum (Bryum) antheris erectis, foliis setaceis secundis. Species Plantarum, 11180. N. 16.

Op vele plaatsen onder heggen &c. ook wel op stammen en takken van bomen.

454. Gymnostomum ovatum, (Bryum trunculatum) antheris erectis subrotundis: operculo mucronato. Species Plantarum 1119. n. 18.

In schrale landen en aan kanten van greppels &c. op vele plaatsen.

455. Bryum hypnoides, antheris erectis, caule erectiusculo, ramis lateralibus brevibus fertilibus. Species Plantarum, 1119. N. 21.

In de wouden het meeste, in donkere vochtige en met bomen overschaduwde plaatsen, op de grond, stenen en aan de beneden kanten van boomstammen en ander oud hout; als mede op heidevelden en aan dijkjes &c.

456. Bryum caespiticium, antheris pendulis, foliis lanceolatis acuminato-setaceis, pedunculis longissimis. Species Plantarum 1121. N. 28.

In de wouden als op de klei, op allerhande daken, hetzij van leien, pannen, hout, stro &c. en op muren en meer andere lichamen in de schaduw.

457. Hypnum fronde simplicissima pinnata lanceolata basi pedunculifera. Spec. plant. 1122. N. 2.

Op veele plaatsen in de Provintie, op de grond tusschen het Gras &c. en in vogtige en andere plaatsen, ia gruppels en wallen.

458. Hypnum fronde pinnata simplici : pinnis duplicatis basi pedunculifera. Spec. plant, 1122. N. 3.

By de voorgaande.

559. Hypnum ramis vagis recurvis, foliis ovatis recurvatis patulis. Spec. plant. 1124. n. 12.

Op zeer veel plaatsen de Provintie door, in Weyd-landen en ruyge Hoven tusschen het gras.

460. Hypnum ramis vagis subrepentibus, foliolis ovatis mucronatis imbricatis. Spec. plant. 1124. N. 13.

By de voorige.

461. Hypnum furculis subbipinnatis decumbentibus : ramolis remotis, foliolis ovatis, antheris cernuis. Spec. plant. 1125. n. 18.

Op veele plaatsen in Bosschen, onder oude Heggen en op oud hout &c. onder de ruygte begroeid.

462. Hypnum ramis vagis, foliis ovatis apice subulatis, undique reflexis. Spec. plant. 1127. N. 25.

b. Hypnum repens, triangularibus reflexis folius minus. Spec. plant 1127. N 25. b.

Veel in vogtige gronden, zoo op de Kley, Veen als Sand.

463. Hypnum furculis pinnato sparsis subulatis, foliis ovatis obtusis conniventibus Spec. plant. 1128 n. 30.

Op de Kley, als in de Wouden, zeer veel in natte en ruyge Weyd- landen en Hoven.

464. Hypnum furculo repente, ramis confertis erectis, foliis subulatis, antheris erectis. Spec. plant. 1129.n. 35. Op veel plaatsen aan boomen, op steenen, in vogtige Weyd- landen en in Hoven &c. daar het ruyg is,

465. Hypnum furculo repente, ramis confertis erectis, foliis subulatis, antheris subnutantibus. Spec. plant. 1129. N. 35..

Op meenigten van plaatsen, aan de stammen der boomen en andere oude stukken houts &c.

466. Hypnum furculis repentibus, ramis filiformibus, foliis obliteratis. Spec. plant. 1130. N. 36.

By de voorgaande.

467. Hypnum furculis ramosissimus : ramis subulatis utrimque attenuatis teretibus. Spec. plant. 1130. N. 38.

Op de Kley en in de Wouden, onder aan stammen van boomen, op en tusschen Steenen, &c.

468. Jungermannia furculis repentibus: foliolis inferne auriculatis duplicato imbricatis, ramis aequalibus. Spec. Plant, 1133. N. 13.

Aan de stammen van veelerhande boomen zoo in de Wouden als op de Kley.

469. Jungermannia furculis repentibus, foliis inferne auriculatis duplicato imbricatis, ramis apice latioribus. Spec. plant, 1133. N. 4.

By de voorige, maar menigvuldiger.

470. Jungermannia furculis erectiusculis bifariam, imbricatis, foliolis bipartitis. Spec. plant. 1135. N. 18.

In de Wouden op Heyd- velden en in Bosschen, en op de Kley in zommige Hoven &c onder het geboomte.

471. Marchantia calyce communi decemfido. Spec. plant, 1137. N 1.

b. Marchantia stellata. Spec. plant. 1137. N 1, b.

Steen Lever kruyd Belg.

Word op de Kley aan zommige natte schaduwagtige sloot en gruppels kanten gevonden, desgelyks in de Wouden, maar veel meerder, grooter en volkoomener.

472. Riccia frondibus dichotomis lineari-filiformibus. Spec. plant. 1139. N. 4.

Deese word in de eerste Opvaart of Wyk ten Oosten het Verlaat by de Bonte -bok, en in de vaart by de Schans na het Heerenveen &c. aan ronde bosjes en by gedeeltens der zelve dryvende, of aan kroost en ruygte vast gehegt gevondenen wel in het laatste van de maandt Junius tot het laaste van Julius; wanneer my wel gebeurt is, dat ik deezen plant voor en na die tyten op dezelve plaatsen gesogt heb, dog niet heb kunnen vinden.

Ook heb ik deeze plant met veele moeite door behulp van diverse Microscoopen onderzogt, om (zoo het mogelyk waare) aan dezelve bloem of vrugt te ontdekken, maar heb er tot nog toe niets diergelyks aan kunnen vinden. Zie ookde heer Linnaeus hier omtrent in zyn Flor. Suec. gedrukt te Stockholm Pag. 406. Sub. Num. 1056. Zoo dat deeze onze plant wel in ‘t byzonder uyt de nette over een komst dien zy heeft met de Fig. van de Heer Dillenius in zyn Hist. Musc.Tab. 74. Fig. 47- (van de Heer Linnaeus hier aangehaald.) voor als nog voor deeze plant kan gehouden worden; schoon de Fig. van de Heer Vaillant in zyn Botanicon Parisiense Tab. 10, fig. 3. (die hier eensgelyks van boven gemelde Heer Linnaeus word by gebragt) lang zoo wel niet met onze plant over een stemdt.

457. Hypnum taxifolium, fronde simplicissima pinnata lanceolata basi pedunculifera. Species Plantarum 1122. N. 2.

Op vele plaatsen in de provincie, op de grond tussen het gras &c. en in vochtige en andere plaatsen, ia greppels en wallen.

458. Plagiothecium denticulatum, fronde pinnata simplici: pinnis duplicatis basi pedunculifera. Species Plantarum, 1122. N. 3.

Bij de voorgaande.

559. Hypnum triquetrum, ramis vagis recurvis, foliis ovatis recurvatis patulis. Species Plantarum 1124. n. 12.

Op zeer veel plaatsen de provincie door, in weidelanden en ruige hoven tussen het gras.

460. Hypnum rutabulum, ramis vagis subrepentibus, foliolis ovatis mucronatis imbricatis. Species Plantarum 1124. N. 13.

Bij de vorige.

461. Kindbergia praelonga (Hypnum praelongum), furculis subbipinuatis decumbentibus : ramulis remotis, foliolis ovatis, antheris cernuis. Species Plantarum 1125. n. 18.

Op vele plaatsen in bossen, onder oude heggen en op oud hout &c. onder de ruigte begroeid.

462. Hypnum squarrosum, ramis vagis, foliis ovatis apice subulatis, undique reflexis. Species Plantarum 1127. N. 25.

b. Hypnum repens, triangularibus reflexis folius minus. Species Plantarum, 1127. N 25. b.

Veel in vochtige gronden, zo op de klei, veen als zand.

463. Pseudoscleropodium purum, furculis pinnato sparsis subulatis, foliis ovatis afgestompt conniventibus, Species Plantarum 1128 n. 30.

Op de klei als in de wouden, zeer veel in natte en ruige weidelanden en hoven.

464. Hypnum sericeum, furculo repente, ramis confertis erectis, foliis subulatis, antheris erectis. Species Plantarum 1129. n. 34.

Op veel plaatsen aan bomen, op stenen, in vochtige weidelanden en in hoven &c. daar het ruig is,

465. Hypnum velutinum, furculo repente, ramis confertis erectis, foliis subulatis, antheris subnutantibus. Species Plantarum 1129. N. 35.

Op menigten van plaatsen, aan de stammen der bomen en andere oude stukken hout &c.

466. Hypnum serpens, furculis repentibus, ramis filiformibus, foliis obliteratis. Species Plantarum 1130. N. 36.

Bij de voorgaande.

467. Hypnum sciuroides, furculis ramosissimus : ramis subulatis utrinque attenuatis teretibus. Species Plantarum 1130. N. 38.

Op de klei en in de wouden onder aan stammen van bomen, op en tussen stenen, &c.

468. Jungermannia complanata, furculis repentibus: foliolis inferne auriculatis duplicato imbricatis, ramis aequalibus. Species Plantarum, 1133. N. 13.

Aan de stammen van velerhande bomen zo in de wouden als op de klei.

469. Jungermannia dilatata, furculis repentibus, foliis inferne auriculatis duplicato imbricatis, ramis apice latioribus. Species Plantarum, 1133. N. 14.

Bij de vorige, maar meer menigvuldig.

470. Jungermannia varia, furculis erectiusculis bifariam, imbricatis, foliolis bipartitis. Species Plantarum 1135. N. 18.

In de wouden op heidevelden en in bossen en op de klei in sommige hoven &c. onder het geboomte.

471. Marchantia polymorpha, calyce communi decemfido. Species Plantarum, 1137. N 1.

b. Marchantia stellata. Species Plantarum 1137. N 1, b.

Steenleverkruid, Belg.

Wordt op de klei aan sommige natte schaduwachtige sloot en greppels kanten gevonden, desgelijks in de wouden, maar veel meerder, groter en meer volkomen.

472. Riccia fluitans, frondibus dichotomis lineari-filiformibus. Species Plantarum 1139. N. 4.

Deze wordt in de eerste opvaart of wijk ten Oosten het Verlaat bij de Bonte -bok en in de vaart bij de Schans naar het Heerenveen &c. aan ronde bosjes en bij gedeelte ervan drijvende of aan kroost en ruigte vast gehecht gevondene n wel in het laatste van de maand juni tot het laatste van juli; wanneer me wel gebeurd is dat ik deze plant voor en na die tijden op dezelve plaatsen gezocht heb, dog niet heb kunnen vinden.

Ook heb ik deze plant met vele moeite door behulp van diverse microscopen onderzocht om (zo het mogelijk was) aan dezelve bloem of vrucht te ontdekken, maar heb er tot nog toe niets diergelijks aan kunnen vinden. Zie ook de heer Linnaeus hier omtrent in zijn Flora. Suecica gedrukt te Stockholm pagina 406. Sub. Num. 1056. Zodat deze onze plant wel in ‘t bijzonder uit het nette overeenkomst die ze heeft met de figuur van de heer Dillenius in zijn Hist. Musc. Tab. 74. Fig. 47-.(van de Heer Linnaeus hier aangehaald.) voor als nog voor deze plant kan gehouden worden; ofschoon de figuur van de Heer Vaillant in zijn Botanicon Parisiense Tab. 10, fig. 3. (die hier insgelijks van boven gemelde heer Linnaeus wordt bijgebracht) lang zo goed niet met onze plant overeen stemt.

473. Lichen leprosus albicans, lineolis nigris ramosis characteriformibus. Spec. plant,1140. N1.

Op zeer veel plaatsen in de Provintie, het meeste op de bast van tamelyk jeugdige boomen.

474. Lichen leprosus flavescens; lineolis nigris mappam referens. Spec. plant. 1140. N. 2.

Deese vind men hier het fraaist op boomen van middelbaare ouderdom, wiens bast nog ongeborsten en glad is.

475. Lichen leprosus albicans,lineolis simplicibus punctisque nigris confertis. Spec. plant. 1140 n. 3.

Op veele plaatsen in de Provintie, op de bast der boomen,

476. Lichen leprosus fulcus, tuberculis atris. Spec. plant. 1140. N. 5.

Buyten Franeker op stammen van doode Elsen boomen. Hier toe schynt als een variteit te moeten werden gebragt. Lichenoides tuberculosum compressum lignis putridis adnascens. Dill. hist, musc. 127. tab. 18. fig 7. Tusschen Harlingen en Ropta-zyl als elders aan strand, aan het Paal-werk. Heb deeze (tot nog toe) mynes weetens nergens anders gevonden.

477. Lichen leprosus niger, tuberculis albis. Spec. plant. 1141. N. 8.

De Heer Micheli heeft een Lichen die zig op doet als door het opbreeken van ‘t onderste gedeelte van de bast der boom op welke dezelve wast.

Deeze weet ik niet naarders te brengen als tot deeze agste van de Heer Linnaeus.

* Lichen-Agaricus cespitosus acaulis nigricans, sub cute arianagyridis non foetide erumpens. Mich. pag, 105. tab, 54. fig. 5.

Wordt hier gevonden op de stammen van zwaare Elsen boomen. Dog het komt my voor, dat onder de Liches leprosi zoo veel verscheiderhande manieren van voortkoomenen groejen zyn, dat men se onmogelyk alle, te regt omschryven kan.

478. Lichen leprosus albus, tuberculis albis farinaceis, Spec. plant. 1141. N. 10.

Op veele plaatsen in de Provintie, op de bast van allerley boomen en aan muuren &c.

479. Lichen leprosus candidus, tuberculis incarnatis Spec. plant. 1141. N, 12.

In de Wouden en op de KIey in Bosschen &c. op de bast van stammen en takken van leevenden en doode boomen.

480. Lichen crustaceus flavus, scutellis luteis. Spec. plant. 1141. N. 13.

Aan de stammen van veelerhande oude boomen en aan muuren &c. op veele plaatsen.

481. Lichen crustaceus albicans, scutellis subfuscis : margine cinereo subcrenato, Spec. plant. 1142. N. 16.

Gelyk de voorgaande.

482. Lichen imbricatus, foliolis lobatis nitidis lividis. Spec. plant. 1143. N, 21.

Op meenigten van plaatsen, op de schorsen van boomen, muuren en andere steenen &c.

483. Lichen umbricatus, foliis crispis-fulvis, peltis concoloribus fulvis. Spec. plant. 1143. N. 25.

Over al op de schorsen der bomen, muuren, losse steenen, planken, paalen en andere lichamen meer, in grooten menigte.

484. Lichen imbricatus: foliolis oblongis laciniatis angustus cinereis. Spec. plant. 1144. N. 27.

Zeer veel de Provintie door, op de bast van boomen, en op de grond.

485. Lichen imbricatus: foliolis oblongis laciniatis angustis cinereis, scutellis pullis. Spec. plant. 1144. N. 28.

Op veelderhande plaatsen in de Provintie aan de schorse de boomen &c.

486 Lichen foliaceus erectiusculus: laciniis linearibus, scutellis pedunculatis crenatis. Spec. plant. 1144. N. 28.

In de Wouden en op de Kley, op de bast van oude boomen.

487. Lichen foliaceus laciniatus obtusus glaber: supra lacunosus; subtus tomentosus. Spec. plant. 1145. N. 32.

Long-Kruyd. Belg.

Omtrent Bergum en andere Woud-plaatsen meer, op Heyd-velden, aan vogtige wallen en dykjes, en zomwyl onder aan stammen van boomen.

488. Lichen foliaceus erectus, compressus ramosus farinaceus; lateribus verrucocus. Spec. plant. 1146. N. 35.

Word zoo wel op de Kley, als in de Wouden op veelderhande boomen, dog op de Eyken het meest, als meede aan schuttingen, hekken en paalen, groeiende gevonden,

489. Lichen foliaceus erectus linearis ramosus lacunosus convexus mucronatus. Spec. plant. 1146. N. 36.

By de voorgaande.

490. Lichen foliaceus erectus oblongus lanceolatus sublaciniatus lacunosus glaber, scutellis subpedunculatis, Spec. plant. N. 1146. N. 37.

By de voorige.

491. Lichen pallide viridis rugosus margine undulatus. Spec. plant. 1147. N. 41.

Op veele plaatsen in de Provintie, op de bast der Boomen.

492. Lichen foliaceus depressus lobatus glaber: margine crispo farinaceo. Spec. plant. 1148. N. 41.

Deese volgende Lichen weet ik niet te plaatsen onder eenigen van de Foliacei door de Heer Linnaeus aangehaalt.

*. Lichen pulmonarius, membrananaceus gelatinosus pullus, in segmenta latiora divisus, receptaculis florum exiguis, obicure rubris numerosissimis. Haller stirp, helv. pag. 80, Micheli pag. 87. ord. 16. N. 1

Lichenoides gelatinosum membranaceum, tenue nigricans Dilleni hist. musc. Pag. 138. Tab. 19. Fig. 20.

Op de bast van Ypenboomen te Hytzum.

493. Lichen foliaceus repens lobatus obtusus planus subtus venosus villosus, pelta marginali adscendente. Spec. plant. 1149. N. 8.

In de Wouden, op verscheiden plaatsen, op Heydvelden onder de Heyde struyken; als meede aan Dykjes en wallen in de schaduwe.

494. Lichen scyphifer simplex integerrimus, stipites cylindrico, tuberculis coccineis. Spec. plant. 1151. N. 57.

In de Wouden, op Heyd- Velden en andere dorre en vogtige plaatsen.

495. Lichen scyphifer simplex crenulatus, tuberculis fuscis. Spec. plant, 1151. N. 59.

By de voorige.

496. Lichen scyphifer simplex denticulatus,stipite cylindrico. Spec. plant,1152. N. 60.

By de voorgaande.

497- Lichen scyphifer ramosus denticulatus filiformis. Spec. plant. 1152. N. 61.

Als de voorige.

498. Lichen scyphifer ramosissimus: ramis cylindricis integris nodosis. Spec. plant. 1152. N. 62.

Als vooren.

499. Lichen scyphifer simpliciusculus subventricosus, calycibus integris. Spec. plant. 1152. N. 63.

By de voorgaande.

473. Aspicilia contorta, leprosus albicans, lineolis nigris ramosis characteriformibus. Species Plantarumt,1140. N. 1.

Op zeer veel plaatsen in de Provincie, het meeste op de bast van tamelijk jeugdige bomen.

474. Caloplaca flavescens, leprosus flavescens; lineolis nigris mappam referens. Species Plantarum 1140. N. 2.

Deze vind men hier het fraaist op bomen van middelbare ouderdom wiens bast nog niet gebarsten en glad is.

475. Leprosi tubercolati, leprosus albicans, lineolis simplicibus punctisque nigris confertis. Species Plantarum 1140 n. 3.

Op vele plaatsen in de provincie, op de bast der bomen,

476. Lecides fuscoatra, fusco-ater, leprosus fulcus, tuberculis atris. Species Plantarum 1140. N. 5.

Buiten Franeker op stammen van dode elzenbomen. Hiertoe schijnt als een variëteit te moeten werden gebracht Lichenoides tuberculosum compressum lignis putridis adnascens. Dill. hist, musc. 127. tab. 18. figuur. 7. Tussen Harlingen en Roptazijl als elders aan strand, aan het paalwerk. Heb deze (tot nog toe) mijn weten nergens anders gevonden.

477. Lichen atro-albus, leprosus niger, tuberculis albis. Species Plantarum 1141. N. 8.

De Heer Micheli heeft een Lichen die zich op doet als door het opbreken van ‘t onderste gedeelte van de bast der boom waarop die groeit.

Deze weet ik niet nader te brengen als tot deze achtste van de heer Linnaeus.

* Lichen-Agaricus cespitosus acaulis nigricans, sub cute arianagyridis non foetide erumpens. Micheli pagina 105. tab, 54. figuur 5.

Wordt hier gevonden op de stammen van zware elzen bomen. Dog het komt me voor dat onder de Lichen leprosi zoveel verschillende manieren van voortkomen en groeien zijn dat men ze onmogelijk alle terecht omschrijven kan.

478. Lichen fagineus, leprosus albus, tuberculis albis farinaceis, Species Plantarum 1141. N. 10.

Op vele plaatsen in de provincie, op de bast van allerlei bomen en aan muren &c.

479. Protoparmelia badia (Lichen piceus) Lichen leprosus candidus, tuberculis incarnatis. Species Plantarum 1141. N, 12.

In de wouden en op de klei in bossen &c. op de bast van stammen en takken van levende en dode bomen.

480. Limacus flavus, crustaceus flavus, scutellis luteis. Species Plantarum 1141. N. 13.

Aan de stammen van velerhande oude bomen en aan muren &c. op vele plaatsen.

481. Candida albicans, scutellis subfuscis : margine cinereo subcrenato, Species Plantarum 1142. N. 16.

Gelijk de voorgaande.

482. Melanohalea olivacea, imbricatus, foliolis lobatis nitidis lividis. Species Plantarum 1143. N, 21.

Op menigten van plaatsen, op de schorsen van bomen, muren en andere stenen &c.

483. Xanthoria parietina, imbricatus, foliis crispis-fulvis, peltis concoloribus fulvis. Species Plantarum 1143. N. 25.

Over al op de schorsen der bomen, muren, losse stenen, planken, palen en andere lichamen meer, in grote menigte.

484. Baemyces imbricatus: foliolis oblongis laciniatis angustus cinereis. Species Plantarum 1144. N. 27.

Zeer veel de provincie door, op de bast van bomen en op de grond.

485. Physcia stellaris, imbricatus: foliolis oblongis laciniatis angustis cinereis, scutellis pullis. Species Plantarum 1144. N. 28.

Op velerhande plaatsen in de provincie aan de schors der bomen &c.

486 Anaptychia ciliaris, foliaceus erectiusculus: laciniis linearibus, scutellis pedunculatis crenatis. Species Plantarum 1144. N. 28.

In de wouden en op de klei, op de bast van oude bomen.

487. Lobaria pulmonarius, foliaceus laciniatus obtusus glaber: supra lacunosus; subtus tomentosus. Species Plantarum 1145. N. 32.

Longkruid. Belg.

Omtrent Burgum en andere woud-plaatsen meer, op heidevelden, aan vochtige wallen en dijkjes en soms onder aan stammen van bomen.

488. Ramalina farinacea, foliaceus erectus, compressus ramosus farinaceus; lateribus verrucocus. Species Plantarum 1146. N. 35.

Wordt zo wel op de klei als in de wouden op velerhande bomen, dog op de eiken het meest, als mede aan schuttingen, hekken en palen groeiende gevonden,

489. Ramalina calicaris, foliaceus erectus linearis ramosus lacunosus convexus mucronatus. Species Plantarum 1146. N. 36.

Bij de voorgaande.

490. Ramalina fraxinea, foliaceus erectus oblongus lanceolatus sublaciniatus lacunosus glaber, scutellis subpedunculatis, Species Plantarum N. 1146. N. 37.

Bij de vorige.

491. Flavoparmelia caperata, pallide viridis rugosus margine undulatus. Species Plantarum 1147. N. 41.

Op vele plaatsen in de provincie, op de bast der bomen.

492. Platismatia glauca, foliaceus depressus lobatus glaber: margine crispo farinaceo. Species Plantarum 1148. N. 42.

Deze volgende Lichen weet ik niet te plaatsen onder enigen van de Foliacei door de heer Linnaeus aangehaald.

*. Lichen pulmonarius, membrananaceus gelatinosus pullus, in segmenta latiora divisus, receptaculis florum exiguis, obicure rubris numerosissimis. Haller stirp, helv. pag. 80, Micheli pag. 87. ord. 16. N. 1

Lichenoides gelatinosum membranaceum, tenue nigricans Dilleni, hist. musc. Pag. 138. Tab. 19. Fig. 20.

Op de bast van iepenbomen te Hitzum.

493. Peltigera canina, foliaceus repens lobatus obtusus planus subtus venosus villosus, pelta marginali adscendente. Species Plantarum. 1149. N. 8.

In de wouden op verscheiden plaatsen, op heidevelden onder de heidestruiken; als mede aan dijkjes en wallen in de schaduw.

494. Cladonia coccifera, scyphifer simplex integerrimus, stipites cylindrico, tuberculis coccineis. Species Plantarum 1151. N. 57.

In de wouden, op heidevelden en andere dorre en vochtige plaatsen.

495. Cladonia pyxidata, scyphifer simplex crenulatus, tuberculis fuscis. Species Plantarum, 1151. N. 59.

Bij de vorige.

496. Cladonia fimbriata, scyphifer simplex denticulatus, stipite cylindrico. Species Plantarum, 1152. N. 60.

Bij de voorgaande.

497. Pandercetes gracilis, fimbriatus, scyphifer ramosus denticulatus filiformis. Species Plantarum 1152. N. 61.

Als de vorige.

498. Cladonia digitata, scyphifer ramosissimus: ramis cylindricis integris nodosis. Species Plantarum 1152. N. 62.

Als voren.

499. Cladonia cornuta, scyphifer simpliciusculus subventricosus, calycibus integris. Species Plantarum 1152. N. 63.

Bij de voorgaande.

500. Lichen fruticulosus perforatus ramosissimus, ramulis nutantibus. Spec. plant. 1152. N. 65.

In de Wouden, op dorre schraale plaatsen op Heyd- velden.

501. Lichen fruticulosus perforatus, ramulis brevissimis acutis. Spec. plant. 1153. n. 66.

By de voorige.

* Coralloides perforatum majus, molle & crassum. Dill. Hist. Musc. 98. Tab. 15. Fig. 21. Lit. B.

Deese laatste, welke bij de Heer Linnaeus niet gevonden word, en die ik hier onder de 66ste als een Variteit voege, word hier ook by de voorgaande groejende gevonden.

502. Lichen fruticulolus subdichotomus, ramis simplicibus subulatis. Spec. plant. 1153. N. 67.

* Coralloides corniculatus brevioribus & crebrioribus. Dill. Hist. Musc. 104. tab. 16. fig. 27. Tabernamontanus heeft deese beyde species als een aangemerkt, en Dillenius heeftse in twee soorten verdeelt. Groejen hier beyde menigvuldig by de voorgaanden.

Ik heb een Lichen gevonden op de Bergummerheyde in de maandt Julius 1755, waar van ik tot nog toe geen beschryving nog afbeelding by enig Auteur heb aangetroffen, hoe veel moeite ook aangewend heb. Deselve komt het allermeest over een met de 70ste Lichen van de Heer Linnaeus in Spec. plant. Uytgenoomen, dat de onze geheel en al van onderen tot booven uyt Geniculi of Geleedigen bestaat. De Heer Linnaeus haalt by zyn 70ste aan den Heer Dilleneus Hist. Musc. pag. 120 alwaar men onder n. 39 deeze volgende omschryving vind. Coralloides corniculatum fasciculare tinctorum, fuci teretis facie teekenende den Heer Dillenius op de kant aldaar aan de 17de plaat, op welke de 39ste afbeelding onder letter D. den onzen het meeste gelykt, uytgenomen de Geleedingen welke in die niet gevonden worden. De geleedingen van onze Lichen zyn byna als de geleedingen van de 2de Corallina van de Heer Linaeus Nova Syf. Nat. pag. 805 of de Corallina officinalis, uytgesondert dat de geleedingen in onze Lichen langer zyn en niet zoo driekant schynen als de geleedingen van Corallina, als men die door een vergrootglas ziet, en ook zoo dik niet: maar zelfs de couleur en substantie schynen eenige over een komst te hebben. Niet tegenstaande dit laatste, heb ik egter om deszelfs zonderlingheid die, zoo nauw voor myn denelyk was naar het leeven afgeteekent en in het koper gebragt, zynde Tab. 1 Fig. 1 de natuurlyke grootte en Fig. 2. Door een vergrootglas uyt gewerkt. Deese zoude kunnen genoemdt worden.

500. Lichen fruticulosus perforatus ramosissimus, ramulis nutantibus. Species Plantarum 1152. N. 65.

In de wouden, op dorre schrale plaatsen op heidevelden.

501. Clandonia rangifera, fruticulosus perforatus, ramulis brevissimis acutis. Species Plantarum 1153. n. 66.

Bij de vorige.

* Coralloides perforatum majus, molle & crassum. Dill. Hist. Musc. 98. Tab. 15. Fig. 21. Lit. B.

Deze laatste, welke bij de heer Linnaeus niet gevonden wordt en die ik hier onder de 66ste als een variteit voeg wordt hier ook bij de voorgaande groeiende gevonden.

502. Cladonia subulata, fruticulolus subdichotomus, ramis simplicibus subulatis. Species Plantarum 1153. N. 67.

* Coralloides corniculatus brevioribus & crebrioribus. Dill. Hist. Musc. 104. tab. 16. fig. 27. Tabernaemontanus heeft deze beide species als een aangemerkt en Dillenius heef ze in twee soorten verdeeld. Groeien hier beide menigvuldig bij de voorgaanden.

Ik heb een Lichen gevonden op de Burgummer heide in de maand juli 1755 waarvan ik tot nog toe geen beschrijving nog afbeelding bij enig auteur heb aangetroffen, hoeveel moeite ook aangewend heb. Die komt het allermeest overeen met de 70ste Lichen van de heer Linnaeus in Species Plantarum Uitgezonderd dat de onze geheel en al van onderen tot boven uit Geniculi of geledingen bestaat. De heer Linnaeus haalt bij zijn 70ste aan de heer Dilleneus Hist. Musc. pag. 120 alwaar men onder n. 39 deze volgende omschrijving vindt. Coralloides corniculatum fasciculare tinctorum, fuci teretis facie tekende de heer Dillenius op de kant aldaar aan de 17de plaat waarop de 39ste afbeelding onder letter D. de onzen het meeste gelijkt, uitgezonderd de geleedingen welke in die niet gevonden worden. De geledingen van onze Lichen zijn bijna als de geledingen van de 2de Corallina van de heer Linnaeus Nova Systema. Natura pagina 805 of de Corallina officinalis, uitgezonderd dat de geledingen in onze Lichen langer zijn en niet zo driekantig schijnen als de geledingen van Corallina als men die door een vergrootglas ziet en ook zo dik niet: maar zelfs de kleur en substantie schijnen enige overeen komst te hebben. Niet tegenstaande dit laatste heb ik echter om zijn zonderlingheid die, zo nauw voor mij doenlijk was naar het leven afgetekend en in het koper gebracht, zijnde Tab. 1 figuur 1 de natuurlijke grootte en Fig. 2. door een vergrootglas uitgewerkt. Deze zou kunnen genoemd worden.


503. Lichen fruticulosus ramosus, articulatus, articulis longis cylindricus, peltis pedunculatis.

504. Chara caulibus laevibus, frondibus interne dentatis. Spec. plant, 1156. N. 2.

Even buiten Franeker aan het voetpad na Donjum, en omtrent Peyus en Slappeterp, &c. in slooten.

505, Chara aculeis caulinis capillaribus confertis. Spec. plant. 1156. N. 3.

By de voorgaande

506. Tremella plicata undulata. Spec. plant. 1157. N. 2.

Op verscheyde plaatsen in Hoven, en weyd-!anden, in den nasomer wanneer het een tytlang nat Weder is geweest.

507. Tremella sessilis membranacea auriformis cinerea. Spec. plant.1157. n. 3.

Judas-ooren. Belg.

Op.verscheyde plaatsen in de Provintie, in Hoven, Bosschen en stammen van diverse oude boomen, als op plaatsen aan dezelve, waars tukken afgehouwen zyn.

508. Tremella subglobosa sessiilis solitaria glabra. Spec. plant. 1158. N. 7.

Aan quynende en doode takken van verschillende soorten van boomen, ia Hoven, Bosschen &c. in het voor en naa jaar. Ik meen opgemerkt te hebben, dat deeze aan het hout van Aalbesie boomen het meeste te vinde zyn. Waar aan men dezelve, (zoo ook aan ander zoorten) door haare fraaje roode coleur ligtelyk ontdekt.

509. Fucus fronde dichotoma integra, caule medium folium transcurrente, vesiculis verrucosis terminalibus.

Spec. plant. 1158. N. 2.

Zee Eyke. Belg.

Op verscheyden plaatsen aan de Zeestrand, als te Stavoren Hindeloopen, Makkum, Harlingen &c.

510. Fucus fronde dichotoma plana integra: apicibus bifidis vesiculosis. Spec. plant. 1158. N. 3.

Tusschen Harlingen en Dyks-hoek op verscheydene plaatsen aan strand.

De plaat van de Heer Morison door de Heer Linnaeus hier aangehaaldt schynt me toe niet al te wel onse plant te verbeelden. Wyl die meer haakjes als wratjes vertoont: daar nogthans voornamentlyk in een oude plant (want in de jonge worden zy zeer weynig en geheel kleyn gevonden) de verrucae zeer menigvuldig zyn. Ik twyffele of deeze verrucae niet het zaad of de zaad huysjes zyn: want de zelve krygen eerst rondtom haar een dunne kring, en vallen dan geheel uyt, zoodat er een rond gaatje blyft, daar een verrucae is uitgevallen: Ook zyn de apices bifidi vesiculosi door de Heer Morison niet uytgedrukt. Ik heb deeze Fucus zomtyts, geheel groen gevonden, zomtyts van verscheydene co!euren, als groen-, rood en wit : Zomtyts alleen rood en wit: en wanneer die alleen rood en wit is, geloof ik die te zyn de Alga crispa scabiosa rubra &c pallida van Joh. Bauh. hist. plant. tom. 3. pag. 795. Zomtyts heb ik deeze plant geheel bezet gevonden met een wit blinkende Escara, dewelke door Morison verbeeldt is Sect. 15, tab 8, fig. 16 en aldaar genoemdt wordt Fucus marunus scruposus: albus telam sericeam textura suaemulans welke by de Heer Linnaeus Hist. Nat. des Corall. pg. 85. genoemt wordt Escara foliacea millepora spongiosa caule acruatis alternis utrimque instructa.

511, Fucus fronde membranacea lineari dichotoma divaricata integra: ramisicationibus vesiculosis. Spec. plant. 1159. N. 9

By de voorgaande.

512. Fucus caule compresso dichotomo medio ramorum in vesiculam dilatato. Spec. plant. 1159. N. 9.

Derde Wiert, of Zee-Fucus. Belg.

By de voorige.

513. Fucus caule tereti ramosissimo, pedunculis alternis, vesiculis oblongis acuminatis. Spec. plant. 1160. n. 15.

Vierde Wiert, of Zee Fucus. Belg.

By de voorgaande.

Nog word hier op de Friesche Kust dikwyls gevonden iets dat ik denk, dat het naast te brengen is tot een Fucus, alzo heele kleyne blaatjes op de uyt eyndens der veeselts gevonden heb, gelyk de Heer Rajus eerst heeft aangemerkt. Dezelve is rosagtig van coleur en hoornagtig van substantie en zoo gelyk aan de dikkere takkige veeselen van wortels van boomen als iets zyn kan, en ik twyfele daarom nietof dit is 't geene Rajus genoemt heeft.

514. Fucus radicibus arborum fibrosis similis Raji. Sym. Stirp. Brit. pag. 5. N. 20 Conf. Moris. Hist. plant, pag. 649. n. 20. Tournef. Inflit. pag. 571.

515. Ulva tubulosa simplex. Spec. plant. 1163. n. 1.

Omtrent Koehool als elders aan strand.

516. Ulva tubulosa ramosa compressa. Spec. plant. 1163. N. 2.

By de voorgaande.

Hoe zeer deese Ulva onder zeer verschillende gedaantens voorkomt, kan men zien by Dill. Hist. Musc. tab. 9 & 10. 10. fig. 8. variis.

517. Ulva palmata prolifera membranacea : ramentis inferne angustatis. Spec. plant 1163. n. 5.

Zee- Salade, Belg

Men vind deeze ook gelyk de voorige aan strandt. als meede in Kuylen en waterplassen een goede distantie daar van daan; in welke men dezelve zeer uytgebreyd ziet groeien. Ik heb er nooit grooter gevonden als die met hunne vliesagtige lobben, in diameter meer dan twee en een halve voet konden houden㠨oewel 'er zyn die aanteekenen datze deese plant van eenige voeten groot ontmoet hebben.

518. Ulva fronde oblonga bullata. Spec, plant, 1163. N. 7

By de voorgaande.

519. Conferva filamentis simplicissimus aequalibus longissimis. Spec. plant. 1164. n. 1.

Op veele plaatsen in de Provintie in stilstaande Graften, Vyvers en Slooten.

520. Conferva filamentis aequalibus basin versus ramosioribus. Spec. plant. 1164. n. 4.

Als de voorgaande.

521. Conferva filamentis aequalibus ramosis,exsiccatione coentibus in aculeos. Spec. plant. 1164. n 5.

Deese vind men op veele plaatsen, in Vaarten, Graften, Vyvers en Slooten, aan stammen van planten en takken van boomen als andere lichamen onder water, en somyts op het water aan bosjes dryven, als meede op het Land in vogtige gruppels en gooten. &c.

522. Conferva filamentis aequalibus ramosissimis elongatis scabriusculis. Spec. plant. 1165. N. 6.

Tusschen Harlingen en Dykshoek &c. aan strand.

523. Conferva filis geniculatis simplicibus : articulis alternatim compressis. Spec. plant. 1166. N. 14.

Deese heb ik niet verre van Dyks-hoek in plassen met brak water, en in slooten, groeiende gevonden.

524. Conferva filis geniculatis dichotomus. Spec. plant. 1166. N 15.

De Heer Linnaeus haalt hieraan Dill. Hist. Musc. 33 tab. 6, fig. 36. lk zie niet dat die Heer ergens aan haalt de 40. fig, van de 7 plaat van de Heer Dillenius: deese 40 figuur komt als eenigsins overeen met de 36. en 37. fig. van de 6 plaat van de Heer Dillenius, en denke daarom dat de Heer Linnaeus deese 40ste fig. van de 7 plaat zal genoomen hebben als een variteit of Mogelyk voor dezelve Conferva welke in de 36. en 37ste fig. tab. 6. verbeeldt is. Onse Conferva die ik derhalven hiertoe brenge, komt, wanneer men hem niet door een vergrootglas ziet, volmaakt overeen met de 40ste afbeeldig van de 7. Plan t.van de heer Dilenius, en word pag. 35. genoemt.

* Conferva marina nodosa lubrica ramosissima elegantissime rubens.

Gelyk daar ook schyndt verbeeldt te worden.

Deese groeit zeer dikwyls by ons aan Mossels. Zoude het ook eenige opmerking verdienen, dat deese plant altoos beset is met oneindige kleine Mosseltjes; waarvan zommige, (die door een vergrootglas nog nauwelyks gesien worden.) zeer onvolkoomen zyn, en als in de substantie van de Conferva geplaatst ? Andere zyn wederom grooter, en hangen buyten aan. Deese Conferva is zomtyds wit, zomtyds rood, en zomtyds uyt den witten rood gecoleerd, gelyk de Heer Linnaeus ook aangeteekend heeft. En word hier op veele plaatsen menigvuldig aan strand gevonden.

Edog, dewyl ik door onderzoek met diverse vergrootende glaasen aan deese Plant vele merkwaardige veranderingen ontdekt heb, heb ik dezelve naar het leeven (zoo goed voor my doenlyk) afgeteekent en in het koper gebragt, om de Liefhebberen een denkbeeldt derselve enigsins mede te deelen, gelyk hier geschiet. Zie Tab. II. Fig. 1.de natuurlyke grote, en Fig. 2. door een vergrootglas.

503. Lichen fruticulosus ramosus, articulatus, gewrichten longis cylindricus, peltis pedunculatis.

504. Chara vulgaris, caulibus laevibus, frondibus interne dentatis. Species Plantarum plant, 1156. N. 2.

Even buiten Franeker aan het voetpad na Dongjum en omtrent Peins en Slappeterp, &c. in sloten.

505, Chara hispida, aculeis caulinis capillaribus confertis. Species Plantarum 1156. N. 3.

Bij de voorgaande

506. Tremella nostoc, plicata undulata. Species Plantarum 1157. N. 2.

Op verscheiden plaatsen in hoven, en weidelanden in den nazomer wanneer het een tijd lang nat weer is geweest.

507. Auricularia auricula, sessilis membranacea auriformis cinerea. Species Plantarum 1157. n. 3.

Judasoren. Belg.

Op verscheiden plaatsen in de provincie, in hoven ,bossen en stammen van diverse oude bomen als op plaatsen aan dezelve waar stukken afgehouwen zijn.

508. Tremella purpurea, subglobosa sessilis solitaria glabra. Species Plantarum 1158. N. 7.

Aan kwijnende en dode takken van verschillende soorten van bomen, ja, hoven, bossen &c. in het voor en najaar. Ik meen opgemerkt te hebben dat deze aan het hout van aalbes bomen het meeste te vinden zijn. Waaraan men dezelve, (zo ook aan andere soorten) door zijn fraaie rode kleur licht ontdekt.

509. Fucus vesiculosus, fronde dichotoma integra, caule medium folium transcurrente, vesiculis verrucosis terminalibus.

Species Plantarum 1158. N. 2.

Zee-eik. Belg.

Op verscheiden plaatsen aan het zeestrand als te Stavoren, Hindelopen, Makkum, Harlingen &c.

510. Fucus ceranoides, fronde dichotoma plana integra: apicibus bifidis vesiculosis. Species Plantarum 1158. N. 3.

Tussen Harlingen en Dijks-hoek op verscheidene plaatsen aan strand.

De plaat van de heer Morison door de heer Linnaeus hier aangehaald schijnt me toe niet al te goed onze plant te verbeelden. Omdat die meer haakjes dan wratjes vertoont: daar nochtans voornamelijk in een oude plant (want in de jonge worden ze zeer weinig en geheel klein gevonden) de verrucae zeer menigvuldig zijn. Ik twijfel of deze verrucae niet het zaad of de zaadhuisjes zijn: want die krijgen eerst rondom zich een dunne kring en vallen dan geheel uit, zodat er een rond gaatje blijft daar een verrucae is uitgevallen: Ook zijn de apices bifidi vesiculosi door de Heer Morison niet uitgedrukt. Ik heb deze Fucus soms geheel groen gevonden, soms van verschillende kleuren als groen, rood en wit : Soms alleen rood en wit: en wanneer die alleen rood en wit is, geloof ik die te zijn de Alga crispa scabiosa rubra &c pallida van Joh. Bauhin. hist. plant. tom. 3. pag. 795. Soms heb ik deze plant geheel bezet gevonden met een wit blinkende Escara die door Morison verbeeld is Sect. 15, tab 8, fig. 16 en aldaar genoemd wordt Fucus marunus scruposus: albus telam sericeam textura suaemulans welke bij de heer Linnaeus Hist. Nat. des Corall. pg. 85. genoemd wordt Escara foliacea millepora spongiosa caule acruatis alternis utrinque instructa. (Elenchus zoophytorum)

511, Ascophyllum nodosum, fronde membranacea lineari dichotoma divaricata integra: ramisicationibus vesiculosis. Species Plantarum 1159. N. 9

Bij de voorgaande.

512. Fucus caule compresso dichotomo medio ramorum in vesiculam dilatato. Species Plantarum 1159. N. 9.

Derde wier of zee-Fucus. Belg.

Bij de vorige.

513. Fucus siliquosus, caule tereti ramosissimo, pedunculis alternis, vesiculis oblongis acuminatis. Species Plantarum 1160. n. 15.

Vierde wier of zee Fucus. Belg.

Bij de voorgaande.

Nog word hier op de Friese kust vaak gevonden iets dat ik denk dat het naast te brengen is tot een Fucus, alzo hele kleine blaasjes op de uiteinden der vezels gevonden heb gelijk de heer Rajus eerst heeft aangemerkt. Dezelve is rosachtig van kleur en hoornachtig van substantie en zo gelijk aan de dikkere takachtige vezels van wortels van bomen als iets zijn kan en ik twijfel daarom niet of dit is hetgeen Rajus genoemd heeft.

514. (Mackaia mucronata?) Fucus radicibus arborum fibrosis similis Raji. Sym. Stirp. Brit. pag. 5. N. 20 Conf. Moris. Hist. plant, pag. 649. n. 20. Tournefort Inflit. pag. 571.

515. Ulva intestinalis, tubulosa simplex. Species Plantarum 1163. n. 1.

Omtrent Koehool als elders aan strand.

516. Ulva compressa, tubulosa ramosa compressa. Species Plantarum 1163. N. 2.

Bij de voorgaande.

Hoe zeer deze Ulva onder zeer verschillende gedaanten voorkomt kan men zien bij Dill. Hist. Musc. tab. 9 & 10. 10. fig. 8. variis.

517. Ulva lactuca, palmata prolifera membranacea : ramentis inferne angustatis. Species Plantarum 1163. n. 5.

Zee-salade, Belg

Men vindt deze ook gelijk de vorige aan strand als mede in kuilen en waterplassen een goede afstand daar vandaan; waarin men die zeer uitgebreid ziet groeien. Ik heb er nooit groter gevonden als die met hun vliesachtige lobben, in diameter meer dan twee en een halve voet konden houden, hoewel 'er zijn die aantekenen dat ze deze plant van enige voeten groot ontmoet hebben.

518. Ulva linza, fronde oblonga bullata. Species Plantarum, 1163. N. 7

Bij de voorgaande.

519. Conferva rivularis, filamentis simplicissimus aequalibus longissimis. Species Plantarum 1164. n. 1.

Op vele plaatsen in de provincie in stilstaande grachten, vijver en sloten.

520. Vaucheria canalicularis, filamentis aequalibus basin versus ramosioribus. Species Plantarum 1164. n. 4.

Als de voorgaande.

521. Conferva amphibia, filamentis aequalibus ramosis,exsiccatione coentibus in aculeos. Species Plantarum 1164. n 5.

Deze vind men op vele plaatsen, in vaarten, grachten, vijvers en sloten, aan stammen van planten en takken van bomen als andere lichamen onder water en soms op het water aan bosjes drijven, als mede op het land in vochtige greppels en goten. &c.

522. Conferva littoralis, filamentis aequalibus ramosissimis elongatis scabriusculis. Species Plantarum 1165. N. 6.

Tussen Harlingen en Dykshoek &c. aan strand.

523. Conferva filis geniculatis simplicibus : gewrichten alternatim compressis. Species Plantarum 1166. N. 14.

Deze heb ik niet verre van Dijks-hoek in plassen met brak water en in sloten, groeiende gevonden.

524. Griffithsia corallinoides, filis geniculatis dichotomus. Species Plantarum 1166. N 15.

De Heer Linnaeus haalt hieraan Dillenius. Hist. Musc. 33 tab. 6, fig. 36. lk zie niet dat die heer ergens aanhaalt de 40. figuur van de 7de plaat van de heer Dillenius: deze 40ste figuur komt als enigszins overeen met de 36ste en 37ste figuur van de 6de plaat van de Heer Dillenius en denk daarom dat de heer Linnaeus deze 40ste figuur van de 7de plaat zal genomen hebben als een variteit of mogelijk voor dezelve Conferva welke in de 36ste en 37ste figuur tab. 6. verbeeld is. Onze Conferva die ik derhalve hiertoe breng komt wanneer men hem niet door een vergrootglas ziet volmaakt overeen met de 40ste afbeelding van de 7de plaats de heer Dillenius en wordt pagina 35 genoemd.

* Conferva marina nodosa lubrica ramosissima elegantissime rubens.

Gelijk daar ook schijnt afgebeeld te worden.

Deze groeit zeer dikwijls bij ons aan mossels. Zou het ook enige opmerking verdienen dat deze plant altijd bezet is met oneindige kleine mosseltjes; waarvan sommige, (die door een vergrootglas nog nauwelijks gezien worden) zeer onvolkomen zijn en als in de substantie van de Conferva geplaatst ? Andere zijn wederom groter en hangen buiten aan. Deze Conferva is soms wit, soms rood en soms uit het witte rood gekleurd gelijk de heer Linnaeus ook aangetekend heeft. En wordt hier op vele plaatsen menigvuldig aan strand gevonden.

Edoch, omdat ik door onderzoek met diverse vergroot glazen aan deze plant vele merkwaardige veranderingen ontdekt heb, heb ik dezelve naar het leven (zo goed voor mij doenlijk) afgetekend en in het koper gebracht om de liefhebbers een denkbeeld ervan enigszins mee te delen, gelijk hier geschiedt. Zie Tab. II. Fig. 1.de natuurlijke grote en Fig. 2. door een vergrootglas.


525. Conferva filis geniculatis, articulis cylindricis. Spec. plant. 1166. N. 16.

In brakke waterplassen by Dyks-hoek.

526. Conferva filamentis geniculatis, ramis fascicularis. Spec. plant. 1167.n. 17

Deese heb ik naa voorgaande harde Storm wind, by Koehool &c. aan strand gevonden. Deese heeft ongemeen veele veranderinge van gedaantens, en men zoude nooit gelooven wanneer men verschillende voorwerpen van deese met het bloote oog zag, dat het dezelve Conferva was, en word met regt Polymorpha genoemdt, zie de figuuren van de Heer Dill. tab. 6. fig 35. A. B. C.

527. Byssus filamemtis plumosis natantibus. Spec. plant.1168. n. 1.

Water- bloeysel. Vulg.

Aan veele plaatsen, in den zoomertyt op het water dryvende,

b. Byssus membranacea aquatica, Spec. plant. 1168. N. 1. B.

By de voorgaande, op en onder het water.

528. Byssus lanuginosa violacea lignis adnascens. Spec. plant. 1168. n. 2.

Deese word op veele plaatsen in de Provintie, aan nat rottig hout op vogtige en beschaduwde plaatsen in de opene lugt, in besloote kelders &c. gevonden.

529. Byssus filamentosa viridis. Spec. plant, 1168. N. 3.

Op ontelbare plaatsen in de schaduwe op de grond.

530. Byssus pulverulenta sangvinea laxis innascens. Spec. plant. 1169. N. 8.

Deese worden op steenen en tusschen dezelve by veranderlyk, en vogtig Weder gevonden, als meede op de oppervlaktes der grond in vogtige donkere plaatsen, zoo ook in bloempotten en in Kassen en Broeibakken.

531. Byssus pulverulenta flava Iignis adnascens. Spec. plant. 1169. N 9.

Genoegsaam over al op schors en hout van oude zoo leevende als doode boomen; op planken paalen &c.

532. Byssus pulverulenta viridis. Spec. plant. 1169. N. 10.

Aan zeer veele plaatsen, op de grond, in vogtige en schaduwagtige plaatsen. en op de opperflakte der grond in bloempotten, en aan de randen der zelve.

533. Byssus pulverento crustacea albissima. Spec. plant. 1169. N. 12.

Op veele plaatsen aan bast van oude zoo leevende als doode boomen.

Dit volgende voorwerp schynt zeer over een te koomen met fig. 14. tab 4. van de Dillenius Hist. Musc.pag.25. uytgesondert, dat dezelve er niets aan verbeeldt. Dog in het onze zyn eenige uytwasjes als Blaasjes of Kruykjes verbeeld by Ellia Hist. Nat. des Corall. PL. 1, en 2. en volgens dien Heer zoude deese tot de Corallina's moeten worden gebragt, en zoude dus kunnen genoemt worden.

*Corallina gelatinosa alba paulum ramosa denticulis nullis, vesiculus rarissime dispersei instructa.

Dewyl ik deese Corallina hier aan Zee gevonden heb, hoope ik dit het niet qualyk geduyd zal worden, dat ik hier nog by voege enige Sertularia en zoorten van Spongia, die op onse Friesche kusten gevonden worden, en welke, schoon mogelyk tot de planten niet behoorende, ik nogthans onder ‘t nasoeken der planten heb versameldt.

* 535. Sertularia denticulis suboppositis, subacutis, calycinis obovatis bidentatis, ramis sparsis. Linn. Nov Syst. Nat. pag. 808.

Corallina cupressiforma denticulis obtusis, paulum alternis, ramulis in exigua & rariora capillamenta sparsis, vesiculis bidentibus. Ell. Hist. Nat. des Cor. pag. 21, n 5.

Zee-Cypres. Belg.

525. Cladophora fuliginosa, filis geniculatis, gewrichten cylindricis. Species Plantarum 1166. N. 16.

In brakke waterplassen bij Dijks-hoek.

526. Polysiphonia lanosa, (Conferva polymorpha) filamentis geniculatis, ramis fascicularis. Species Plantarum 1167. n. 17

Deze heb ik na voorgaande harde stormwind bij Koehool &c. aan strand gevonden. Deze heeft ongemeen vele veranderingen van gedaanten en men zou nooit geloven wanneer men verschillende voorwerpen van deze met het blote oog zag dat het dezelve Conferva was en wordt met regt Polymorpha genoemd, zie de figuren van de Heer Dillenius tab. 6. figuur 35. A. B. C.

527. Aphanizomenon flos-aquae, filamentis plumosis natantibus. Species Plantarum 1168. n. 1.

Water- bloei. Vulgair.

Aan vele plaatsen in de zomertijd op het water drijvende,

b. Byssus membranacea aquatica, Species Plantarum 1168. N. 1. B.

Bij de voorgaande op en onder het water.

528. Byssus phosphorea lanuginosa violacea lignis adnascens. Species Plantarum 1168. n. 2.

Deze word op vele plaatsen in de provincie aan nat rottig hout op vochtige en beschaduwde plaatsen in de open lucht, in besloten kelders &c. gevonden.

529. Byssus velutina, filamentosa viridis. Species Plantarum, 1168. N. 3.

Op ontelbare plaatsen in de schaduw op de grond.

530. Byssus Jolithus, pulverulenta sangvinea faxis innascens. Species Plantarum 1169. N. 8.

Deze worden op stenen en tussen dezelve bij veranderlijk en vochtig weer gevonden, als mede op de oppervlaktes der grond in vochtige donkere plaatsen, zo ook in bloempotten en in kassen en broeibakken.

531. Chrysothrix candelaris, pulverulenta flava lignis adnascens. Species Plantarum 1169. N 9.

Genoegzaam overal op schors en hout van oude zo levende als dode bomen; op planken, palen &c.

532. Lichenomphalia umbellifera, (Byssus botryoides) pulverulenta viridis. Species Plantarum 1169. N. 10.

Aan zeer vele plaatsen, op de grond, in vochtige en schaduwachtige plaatsen. en op de oppervlakte der grond in bloempotten en aan de randen der zelve.

533. Byssus lactea, pulverento crustacea albissima. Species Plantarum 1169. N. 12.

Op vele plaatsen aan bast van oude zo levende als dode bomen.

Dit volgende voorwerp schijnt zeer overeen te komen met figuur 14. tab 4. van Dillenius Hist. Musc. Pagina 25. uitgezonderd dat die er niets aan verbeeldt. Dog in het onze zijn enige uitwasjes als blaasjes of kruikjes verbeeld bij Ellia Hist. Nat. des Corall. plaat 1, en 2 en volgens die heer zou deze tot de Corallina 's moeten worden gebracht en zou dus kunnen genoemd worden.

*Corallina gelatinosa alba paulum ramosa denticulis nullis, vesiculus rarissime dispersei instructa.

Omdat ik deze Corallina hier aan zee gevonden heb hoop ik dit het niet kwalijk genomen zal worden dat ik hier nog bij voeg enige Sertularia en soorten van Spongia die op onze Friese kusten gevonden worden en die, ofschoon mogelijk tot de planten niet behorende, ik nochtans onder ‘t nazoeken der planten heb verzameld.

* 535. Sertularia cupressina, denticulis suboppositis, subacutis, calycinis obovatis bidentatis, ramis sparsis. Linnaeus. Nov Syst. Nat. pag. 808.

Corallina cupressiforma denticulis afgestompt, paulum alternis, ramulis in exigua & rariora capillamenta sparsis, vesiculis bidentibus. Ell. Hist. Nat. des Cor. pag. 21, n 5.

Zee-cipres. Belg.

* 536. Sertularia denticulis secundis tubulosis, calycibus ovatis, ramis pinnatis alternis. Linn. Nov. Syst. Nat. pag. 810.

Corallina muscosa pinnata ramulis & capillamenti falcatis. Ell. Hist. Nat. des cor. 26. n. 11.

Corallin in de gedaante als een Seis. Belg.

* 537. Sertularia denticulis obsoletis, calycibus obovaris axillaribus, pedunculis intortis, caule dichotomo geniculato. Linn. Nov. Syft. Nat. pag. 812.

Corallina procumbens, caule corneo longo filiformi articulato, vesiculis ramorum axilis pedunculis infidentibus. Ell. Hist. Nat. des Cor. pag. 37.

Zee-Draad. Belg.

Wanneer ik deese Sertulariae bezie, en ik ondersoek Conferva 6. en Conf. 15 en voor al Conf. 17. weet ik waarlyk niet, wyl ik ook zoort gelyke Blaasjes en Kruykjes aan deese Confervae vinde, hoe men deese en de Sertulariae onderscheyden zal moeten. Mogelyk zyn er meer Confervae wvaar in ook het zelve plaats heeft.

Deese volgende voorwerpen heb ik ook hier aan strand gevonden.

*. 538. Spongia medullam panis referens. Ell. Hist. Nat. des Cor. Pag. 95. Tab 16. Fig. D.

Als ik myn object door het Microscoop bezie, verbeeld het ten eenemaal de aangehaalde afbeelding van de Heer Ellis, maar met het bloote oog, verbeeldt het Halcyoneum molle & Halyconeum quartum Dioscorides Vid. Imperati Hist. Nat. pag. 836.

*. Spongia capillaris tubilosa smiplex miro modo implicate crispa ferruginea.

Zoo schynt dit voorwerp genoemt te moeten worden. Mogelyk zoude de Heer Ellis het liever tot een Corallina brengen. Het onze, bestaat uyt zeer fyn dun Hair, zoo digt in een gevlogten en door weeven, dat het geheel de gedaante en couleur van een Spongia heeft. Als men een zeer kleyn stukje hier van voor ‘t vergrootglas zet, kan het niet naarder verbeeldt worden als door een figuur, welke uytgebeeld is by Imperatis Hist. Nat. pag 835. en die daar genoemt word Halyconeum terteium Dioscorides Sen Vermicularia & Halyconeum milesinum: uytgesonderd, dat de verbeelde figuur by Imperati schyndt aan ‘t bloote oog zoo voor te koomen, daar ons voorwerp eerst zoo voorkomt, als het met een goed vergrootglas gezien wordt.

* 536. Sertularia falcata, denticulis secundis tubulosis, calycibus ovatis, ramis pinnatis alternis. Linn. Nov. Syst. Nat. pag. 810.

Corallina muscosa pinnata ramulis & capillamenti falcatis. Ell. Hist. Nat. des cor. 26. n. 11.

Corallina in de gedaante als een zeis. Belg.

* 537. Sertularia uva, denticulis obsoletis, calycibus obovaris axillaribus, pedunculis intortis, caule dichotomo geniculato. Linnaeus Nov. Syst. Nat. pag. 812.

Corallina procumbens, caule corneo longo filiformi articulato, vesiculis ramorum axilis pedunculis infidentibus. Ell. Hist. Nat. des Cor. pag. 37.

Zee-Draad. Belg.

Wanneer ik deze Sertulariae bezie en ik onderzoek Conferva 6 en Conferva 15 en voor al Conferva 17 weet ik waarlijk niet omdat ik ook soortgelijke blaasjes en kruikjes aan deze Confervae vindt hoe men deze en de Sertulariae onderscheden zal moeten. Mogelijk zijn er meer Confervae waarin ook hetzelfde plaats heeft.

Deze volgende voorwerpen heb ik ook hier aan strand gevonden.

*. 538. Poria medulla-panis?) Spongia medullam panis referens. Ell. Hist. Nat. des Cor. Pag. 95. Tab 16. Fig. D.

Als ik mijn object door de microscoop bezie verbeeldt het ten enenmale de aangehaalde afbeelding van de heer Ellis, maar met het blote oog verbeeldt het Halcyoneum molle & Halyconeum quartum Dioscorides Vid. Imperati Hist. Nat. pag. 836.

*. Spongia capillaris tubulosa smiplex miro modo implicate crispa ferruginea.

Zo schijnt dit voorwerp genoemd te moeten worden. Mogelijk zou de heer Ellis het liever tot een Corallina brengen. Het onze bestaat uit zeer fijn dun haar en zo dicht ineen gevlochten en doorweven zodat het geheel de gedaante en kleur van een Spongia heeft. Als men een zeer klein stukje hiervan voor ‘t vergrootglas zet kan het niet naarder verbeeld worden als door een figuur welke uitgebeeld is bij Imperati Hist. Nat. pagina 835 en die daar genoemd wordt Halyconeum terteium Dioscorides Sen Vermicularia & Halyconeum milesinum: uitgezonderd dat de verbeelde figuur bij Imperati schijnt aan ‘t blote oog zoo voor te komen, daar ons voorwerp eerst zo voorkomt als het met een goed vergrootglas gezien wordt.

FUNGI.

540. Agaricus stipitatus, lamellis ramosus decurrentibus. Spec. plant, 1171. N. 1.

y. Fungus angulosus & velut in lacinias sectus. Spec. plant. 1171. N. 1, y.

Omtrent het Oranje- woud op verscheydene tyden van ‘t jaar in bosschen &c.

Hier groeit het meeste in den herfst ook eenen Tros-Agaricus, buyten Franeker in weyd-land, die altoos wit is, en volkoomen overeenkomt met dese volgee, die hier by de Heer Linnaeus niet gevonden word.

*. Fungus (luteus sive) pallidus, Chanterelle dictus, se contorquens efsulentus. Joh. Bauh. 3. pag. 832.

541. Agaricus stipitatus lamellis omnibus magnitudine aequalibus. Spec. plant. 1171. N. 3.

Deese heeft men op Heyd-velden en zommige Weyd-landen omtrent Augustinisga &c.

542. Agaricus stipitatus, pileo convexo squamato albido, lamellis ruffis. Spec. plant. 1173. N 9.

Eetbare campernoelie, ook Duyvels-broot, Belg.

Op seer veel plaatsen de Provintie door, in het voor- en jaar, (dog in het laatst genoemde zayzoen het meest) in Weyd- landen &c.

543. Agaricus stipitatus, pileo flavo convexo, lamellis albis. Spec, plant. 1173. N. 14.

Op verscheydene plaatsen in den Herfst in het zoogenaamde Hitzummer Hof, en elders.

544. Agaricus stipitatus, pileo convexo acuminato griseo, lamellis convexis griseis crenatis, stipite nudo. Spec. plant. 1174. N. 15.

By het Strandmeester-Huys aan de Zee-dyk, omtrent het Bildt,

545. Agaricus stipitatus, pileo hemesphaerico, viscido acuminato, lamellis albis, stipite longo cylindrico albo. Spec. plant. 1174. N. 16.

In Hoven. Op verscheyde plaatsen en gronden, in het najaar. Hier by schyndt als een variteit gebragt te moeten worden, deese volgende.

*. Fungi albi lucentes ex uno principio plurise radicibus arboreum. Joh. Bauh. 3 pag. 835. & Bunbaum, tom. 4 pag. 23. tab 26, fig. 2..

NB: Bauhinus heeft wel aangemerkt, dat de vliesen van deese Fungus, door Diertjes veel worden afgevreeten,

546. Agaricus stipitatus, pileo campanulato lacero, lamellis nigris lateraliter flexuolus, stipite fistuloso. Spec. plant. 1174. N, 18.

Op meenigten van plaatsen in de Provintie op Mist hoopen &c.

Daar groejen by ons Agarici uyt rottig hout dat onder de grond zit, ten eenemaal met de aangehalde figuuren door de Heer Linnaeus overeenkomende. Dog de grootte verschilt opgelooflyk, wyl er zyn die ses of seven en mogelyk tien malen grooter zyn, als die geene, die het meest met de figuuren over een koomen.

n. Agaricus stipitatus, pileo campanulato striato pellucido, lamellis adscendentibus, stipite nudo. Spec. plant. 1175. N. 19.

In meenigten van Weyd-landen op hoopjes oude Koe-mist het naajaar.

548. Agaricus stipitatus, pileo convexo viscido pellucido, lamellisque luteis, stipite nudo. Spec. plant. 1175. N. 21.

Moet hier toe als een variteit gebragt worden ?

*. Agaricus pileo plano, viscido, citrino & splendente, vertice in conum acutum fastigitato, lamellis, rarioribus Gleditsch Meth. Fung. pag. 109,

Deese word in het najaar op veele plaatsen, in Weyd- landen buyten Franeker gevonden.

549. Agaricus stipitatus, pileo plicato membranaceo, lamellis basi latioribus. Spec. plant.1175. n. 22.

Moet hier als een variteit by gebragt worden?

*. Fungus minimus albus, pileo haemispherico, in arborum caudicibus. Mich.. Pag. 146. N. 34 tab. 74. Fig. 7.

Word op zommige plaatsen in de Provintie, in het najaar, onder aan de grond, aan de bast van oude vergaane boomen gevonden.

550. Agaricus acaulis, lamellis, labyrinthiformibus. Spec. plant. 1176. n. 25.

Fonk- hout. Belg.

Deese heb ik te Higtum aan een Eyken-paal gevonden, als meede, te Augustininga.

Deese volgende niet kunnende gebragt worden onder de Agarici paricitici van de Heer Linnaeus, en overeenkoomende met de figuur en beschryving van de Michelii heb ik hier overgebragt uyt de Heer Haller. Agarico-Fungus superne villosus, longus &

angustus Halller, stirp. Helv. Pag. 57.

* Agaricus auriculae vel flabelliforma, superne subobscurum, inferne album & lamellatum. Michelli. Pag. 123. Tab. 65. Fig. 1.

Op verscheydene plaatsen in de Provintie in Boomgaarden &c. uyt stammen van boomen die aan het vergaan zyn ; en ook uyt die plaatsen waar aleer takken zyn afgehouwen.

551. Boletus acaulis pulvinatus laevis, poris tenuissimis. Spec. plant. 1176. n. 3.

Aan stammen van oude Pruym-bomen, even buyten Franeker in het zoogenaamde Koekoeks-bosch, als elders in Hoven meer.

552. Boletus acaulis: fasciis dicoloribus, poris albis. Spec. plant. 1176. N4.

Gekrulde Spaander Fungus. Belg.

Op veele plaatsen in de Provintie, aan stammen van veelderhande oude boomen zoo quynende als doode; as meede aan rottige planken en palen: en zy zyn het aller fraayste in in het voor en najaar.

553. Elvella pileo deflexo adnato lobato diffiormi. Spec. plant. 1180. N. 1.

Dewyl de Heer Linnaeus alleen twee soorten van Elvelaՠs heeft, dՠeerste met een steel, en de andere zonder steel, is het zelfs klaar dat de plant hier onder gemeld, behoort tot de eerste species, dog of hy als een variteit kan gereekend worden, weet ik niet.

* Fungoidaster minimus discoides albus, semine ovato donatis, foliis lignis semiputridis innascens. Micheli pag. 101, tab. 82. Fif. 3.

Op de bast of schorse van een boomagtige Aloe plant, die ik 7 a 8. jaaren in een glas met waater gecultiveert heb, en koomen uyt, boven het water.

554. Peziza campanulata lentifera. Spec. plant 1180, n. 1.

Groeid op verscheydene plaatsen in de Provintie, in Bosschen, op takken en andere stukken hout: ook heb ik deselve in Hoven ontmoet, zittende aan de kanten van oude Broey-bakken, en op bedden Run of Kif overdekt. 555, Peziza turbinana truncata, disco punctato. Spec. plant. 1180. N. 2.

Deese heb ik nergens anders als in de Herfst op oude hoopjes Paarde mist in Weyd-landen buyten Franeker ontmoet.

556. Peziza plana: margine convexo piloso. Spec. plant 1182. N. 5.

Op veele plaatsen in de Provintie in Wey-landen, menigvuldig by een, op hoopjes oude Koe-mist, in nat weder.

FUNGI.

540. Cantharellus cibarius, stipitatus, lamellis ramosus decurrentibus. Spec. plant, 1171. N. 1.

y. Fungus angulosus & velut in lacinias sectus. Species Plantarum 1171. N. 1, y.

Omtrent het Oranjewoud op verscheidene tijden van ‘t jaar in bossen &c.

Hier groeit het meeste in den herfst ook een tros-Agaricus, buiten Franeker in weideland die altijd wit is en volkomen overeenkomt met deze volgende die hier bij de heer Linnaeus niet gevonden wordt.

*.(Suillus luteus?) Fungus (luteus sive) pallidus, Chanterelle dictus, se contorquens esculentus. Joh. Bauhin 3. pag. 832.

541. Russula integra, stipitatus lamellis omnibus magnitudine aequalibus. Species Plantarum 1171. N. 3.

Deze heeft men op heidevelden en sommige weidelanden omtrent Augustinusga &c.

542. Agaricus campestris, stipitatus, pileo convexo squamato albido, lamellis ruffis. Species Plantarum 1173. N 9.

Eetbare kampernoelie, ook duivelsbrood, Belg.

Op zeer veel plaatsen de provincie door, in het voor- en jaar, (dog in het laatst genoemde seizoen het meest) in weidelanden &c.

543. Calocybe gambosa, (Agaricus georgii,) stipitatus, pileo flavo convexo, lamellis albis. Species Plantarum 1173. N. 14.

Op verscheidene plaatsen in de herfst in de zogenaamde Hitzummer Hof en elders.

544. Entoloma mammosum, stipitatus, pileo convexo acuminato griseo, lamellis convexis griseis crenatis, stipite nudo. Species Plantarum 1174. N. 15.

Bij het strandmeester-huis aan de zeedijk omtrent het Bildt,

545. Entoloma clypeatum, stipitatus, pileo hemesphaerico, viscido acuminato, lamellis albis, stipite longo cylindrico albo. Species Plantarum 1174. N. 16.

In hoven, op verscheiden plaatsen en gronden in het najaar. Hierbij schijnt als een variteit gebracht te moeten worden deze volgende.

*. Fungi albi lucentes ex uno principio plurise radicibus arboreum. Joh. Bauhin 3 pagina 835. & Bunbaum, tom. 4 pag. 23. tab 26, fig. 2..

NB: Bauhinus heeft wel aangemerk, dat de vliezen van deze Fungus door diertjes veel worden afgevreten,

546. Coprinus fimetarius stipitatus, pileo campanulato lacero, lamellis nigris lateraliter flexuolus, stipite fistuloso. Species Plantarum 1174. N, 18.

Op menigten van plaatsen in de provincie op mesthopen &c.

Daar groeien bij ons Agarici uit rottig hout dat onder de grond zit, ten enenmale met de aangehaalde figuren die met de heer Linnaeus overeenkomen. Dog de grootte verschilt ongelooflijk omdat er zijn die zes of zeven en mogelijk tien maal groter zijn dan diegene, die het meest met de figuren overeen komen.

n. Agaricus stipitatus, pileo campanulato striato pellucido, lamellis adscendentibus, stipite nudo. Species Plantarum 1175. N. 19.

In menigten van weidelanden op hoopjes oude koeienmest in het najaar.

548. Russula fragilis, stipitatus, pileo convexo viscido pellucido, lamellisque luteis, stipite nudo. Species Plantarum 1175. N. 21.

Moet hier toe als een variteit gebracht worden ?

*. Agaricus pileo plano, viscido, citrino & splendente, vertice in conum acutum fastigitato, lamellis, rarioribus Gleditsch Meth. Fung. pag. 109,

Deze word in het najaar op vele plaatsen in weidelanden buiten Franeker gevonden.

549. Lichenomphala umbellifera, stipitatus, pileo plicato membranaceo, lamellis basi latioribus. Species Plantarum 1175. n. 22.

Moet hier als een variteit bij gebracht worden?

*. Fungus minimus albus, pileo haemispherico, in arborum caudicibus. Mich. pagina 146. N. 34 tab. 74. figuur 7.

Wordt op sommige plaatsen in de provincie in het najaar onder aan de grond aan de bast van oude vergane bomen gevonden.

550. Daedalea quercina, acaulis, lamellis, labyrinthiformibus. Species Plantarum 1176. n. 25.

Vonkhout. Belg.

Deze heb ik te Hitzum aan een eikenpaal gevonden als mede te Augustinusga.

Deze volgende kon niet gebracht worden onder de Agarici paricitici van de heer Linnaeus en overeenkomt met de figuur en beschrijving van de heer Michelii heb ik hier overgebracht uit de Heer Haller. Agarico-Fungus superne villosus, longus & angustus Halller, stirp. Helv. pagina 57.

* Agaricus auriculae vel flabelliforma, superne subobscurum, inferne album & lamellatum. Michelli. Pag. 123. Tab. 65. Fig. 1.

Op verscheidene plaatsen in de provincie in boomgaarden &c. uit stammen van bomen die aan het vergaan zijn; en ook uit die plaatsen waar aleer takken zijn afgehouwen.

551. Boletus acaulis pulvinatus laevis, poris tenuissimis. Species Plantarum 1176. n. 3.

Aan stammen van oude pruimenbomen, even buiten Franeker in het zogenaamde Koekoeks-bos als elders in hoven meer.

552. Phellinus igniarius, acaulis: fasciis dicoloribus, poris albis. Species Plantarum 1176. N. 4.

Gekrulde spaander Fungus. Belg.

Op vele plaatsen in de provincie, aan stammen van velerhande oude bomen zo kwijnende als dode; als mede aan rottige planken en palen: en ze zijn het aller fraaiste in het voor en najaar.

553. Helvella crispa, mitra, pileo deflexo adnato lobato diffiormi. Species Plantarum 1180. N. 1.

Omdat de heer Linnaeus alleen twee soorten van Elvelaՠs heeft, dՠeerste met een steel en de andere zonder steel, is het zelf klaar dat de plant hieronder gemeld behoort tot de eerste specie, dog of het als een variteit kan gerekend worden weet ik niet.

* Fungoidaster minimus discoides albus, semine ovato donatis, foliis lignis semiputridis innascens. Micheli pag. 101, tab. 82. figuur 3.

Op de bast of schors van een boomachtige Alo plant die ik 7 a 8 jaren in een glas met water gecultiveerd heb en komen uit boven het water.

554. Peziza lentifera, (Crucibulum laeve) campanulata lentifera. Species Plantarum 1180, n. 1.

Groeit op verscheidene plaatsen in de provincie, in bossen, op takken en andere stukken hout: ook heb ik die in hoven ontmoet zittende aan de kanten van oude broeibakken en op bedden run of kif overdekt.

555, Poronia punctata, turbinata truncata, disco punctato. Species Plantarum 1180. N. 2.

Deze heb ik nergens anders als in de herfst op oude hoopjes paardenmest in weidelanden buiten Franeker ontmoet.

556. Sarcoscypha coccinea, (Peziza cyathoides) plana: margine convexo piloso. Spec. plant 1182. N. 5.

Op vele plaatsen in de provincie in weidelanden menigvuldig bijeen, op hoopjes oude koeienmest in nat weer.

557. Clavaria ramoso-cornuta compressa. Spec. plant. 1182. N. 5.

Deese heb ik gevonden te Harkema-opeinde; en even buyten Franeker in oude rottige bomen.

*Fungus ramosus niger compressus parvus apicibus albidis Raj. Syn. 2. Pag. 15. N. 8.

De Heer Haller heeeft in zyn Stirp. helvet. pag. 89. onder zyn 2ste. Lichenastrum aan als een varieteit.

*. 558. Agaricum nigrum reticulatum compressum, emortuis arboribus inter corticem & lignum, interdum in ipso ligna innascens, ac late se diffundest. Micheli pag. 125. N. 2, tab. 66. Fig. 3.

Ik heb deese in menigte gevonden in verrot hout tusschen de bast en het hout; ook in mist en sand-bakken tusschen de mist of sand en de schutting planken in, digt aan de schuttinge gekleeft. ja zelfs die erin vast gegroeid waaren. De naam van Corallo fungus door de Heer Vaillant er aan gegeeven, komt my voor, zeer wel de natuur der plant uyt te drukken.

De omschryving van de Heer Micheli en desselve figuur komt ten eenemaal over een. Dog ik kan nauwlyks denken dat dusdanige harde en meenigvuldigc veeselen alleen de wortels zouden zyn van fungi, gelyk de Heer Buxbaum meent dat dese fungus ramosus niger compressus parvus apicibus albidus, Raj syn 3. Pag. N. 8 zouden zyn de wortels van de fungus digetatis niger menzelii in radice adbuc constitutus vel in crescendo impeditus. Buxbaum in octe Petropol. Tom 3 pag. 266.

559. Clavaria ramis confertis ramosissimis inaequalibus, cpec. Plant. 1182. N. 6.

Van deese 6de Clavaria worden hier de navolgende Varieteiten omtrent Hitzum &c. in de maand October en Novenber in Weyd- landen gevonden.

*.b. Coralloides minus ramosa flava, longioribus corniculis.

* c. Coralloides flava ramis expansis obtusis.

* d. Coralloides maximum ramosissimum albidum.

Hier moet ik nog byvoegen.

*. 559. Corallo-fungus dilute purpurascens Vall. Bot. Paris, pag. 41.

Fungus-Coralloides roseus Italilcus Baer. Ic. Pag. 1260.

Welke als een variteit onder de xste Coralloides by de Heer Haller wordt aangehaald.

560. Lycoperdon subrotundum; lacerato dihiascens. Spec. plant. 1183. N. 3.

Wolfs veest of Bovist. Belg.

Deese vindt men op de Kley in Weyd-landen; en in de Wouden in Weyd landen en Bosschen beyde; zoo vindt men ook hier van deezelve in verschillende gedaante, als Rondt Peer-formige en Bekers-wyse; welke de Heer Linnaeus alle onder deeze 3de zoort schynt te begrypen.

561. Mucor stipitacus, capsula globosa. Spec. plant. 1185. N. 6.

Schimmel met holronde zaad-huysjes. Belg,

Deese vind men op verschillende lichamen die aan het bederven zyn, als van verscheydene deelen van Planten en Dieren &c.

562. Mucor stipitatus, capotulo subrotundo, aggregata. Spec. plant. 1186. n 8.

Schimmel met rondagtige byeen vergaderde zaad-huysjes. Belg.

Meest op vrugten die aan het rotten zyn.

563. Mucor stipitatus, spicis digitatis. Spec. plant, 1186. N. 9.

Schemmel, met vinger gewyse airen. Belg.

Deeze wordt het meest en frayste in het warmste van de zomer, op verscheydene gekookte en gebakte spysen en die aan het bederven zyn.

Hier toe behoort volgens de Genera Plantarum van den Heer Linnaeus pag. 493, ook de Mucilago en de Lycogola van de Heer Michelius. Dog de volgende die hier gevonden worden, vind ik by de Heer Linnaeus niet,

*, 564. Mucilago flava, ramosissima mollis. Haller, stirp. Helv. Pag. 5.

Spongia fugax, mollis, flavo & amoena in pulvere coriaria nascens, Marchant. Memoir. De Acad, des Scienc. LՠAn. 1727.

Alwaar er een vry goede beschryving van gegeven wordt. Alleen moet ik hier aantekenen, dat hy alleen in het begin van zvn uyt koomen op de broeyende Run &c in broeybakken, zeer takagtig is, dog dat deese takagtigheidt in ‘t kort weg gaat en geheel verdwynt, en een sponsagtige figuur aaanneemt.

*. 565. Lycogola grisium majus. Mich. Pag. 216. Tab. 95. Fig. 1.

Deese vind men hier zomwylen aan oude Eyken en andere paalen, onder Bruggens en aan Schoejengen &c.

557. Xylaria hypoxylon, ramoso-cornuta compressa. Species Plantarum 1182. N. 5.

Deze heb ik gevonden te Harkema-opeinde en even buiten Franeker in oude rottige bomen.

*Fungus ramosus niger compressus parvus apicibus albidis Raj. Syn. 2. Pagina 15. N. 8.

De Heer Haller heeft in zijn Stirp. helvet. pag. 89. onder zijn 2de Lichenastrum aan als een variteit.

*. 558. Agaricum nigrum reticulatum compressum, emortuis arboribus inter corticem & lignum, interdum in ipso ligna innascens, ac late se diffundest. Micheli pag. 125. N. 2, tab. 66. Fig. 3.

Ik heb deze in menigte gevonden in verrot hout tussen de bast en het hout; ook in mest en zandbakken tussen de mest of zand en de schutting planken in, dicht aan de schutting gekleefd, ja zelfs die erin vast gegroeid waren. De naam van Corallofungus door de Heer Vaillant er aan gegeven komt me voor zeer goed de natuur der plant uit te drukken.

De omschrijving van de heer Micheli en diens figuur komt ten enenmale overeen. Dog ik kan nauwelijks denken dat dusdanige harde en menigvuldige vezels alleen de wortels zouden zijn van fungi gelijk de Heer Buxbaum meent dat deze fungus ramosus niger compressus parvus apicibus albidus, Raj zijn 3de pagina. N. 8 zouden zijn de wortels van de fungus digetatis niger menzelii in radice adbuc constitutus vel in crescendo impeditus. Buxbaum in octe Petropol. Tom. 3 pag. 266.

559. Clavulina coralloides, ramis confertis ramosissimis inaequalibus, Species Plantarum. 1182. N. 6.

Van deze 6de Clavaria worden hier de navolgende variteiten omtrent Hitzum &c. in de maand oktober en november in weidelanden gevonden.

*.b. Coralloides minus ramosa flava, longioribus corniculis.

* c. Coralloides flava ramis expansis afgestompt.

* d. Coralloides maximum ramosissimum albidum.

Hier moet ik nog bijvoegen.

*. 559. Corallo-fungus dilute purpurascens Vall. Bot. Paris, pag. 41.

Fungus-Coralloides roseus Italicus Baer. Ic. Pag. 1260.

Welke als een variteit onder de 10de Coralloides bij de heer Haller wordt aangehaald.

560. Globaria gigantea (Lycoperdon bovista) subrotundum; lacerato dehiscens. Species Plantarum 1183. N. 3.

Wolfs veest of bovist. Belg.

Deze vindt men op de klei in weidelanden; en in de wouden in weidelanden en bossen beide; zo vindt men ook hier van dezelve in verschillende gedaante als rond peer vormige en beker vormige; welke de heer Linnaeus alle onder deze 3de soort schijnt te begrijpen.

561. Mucor mucedo, stipitatus, capsula globosa. Species Plantarum 1185. N. 6.

Schimmel met holronde zaadhuisjes. Belg,

Deze vindt men op verschillende lichamen die aan het bederven zijn als van verscheidene delen van planten en dieren &c.

562. Mucor glaucens, stipitatus, capotulo subrotundo, aggregata. Species Plantarum 1186. n 8.

Schimmel met rondachtige bijeen verzamelde zaadhuisjes. Belg.

Meest op vruchten die aan het rotten zijn.

563. Mucor crustaceus, stipitatus, spicis digitatis. Species Plantarum, 1186. N. 9.

Schimmel, met vingervormige aren. Belg.

Deze wordt het meest en fraaiste in het warmste van de zomer op verscheidene gekookte en gebakte spijzen en die aan het bederven zijn.

Hiertoe behoort volgens de Genera Plantarum van de heer Linnaeus pagina 493 ook de Mucilago en de Lycogola van de heer Michelius. Dog de volgende die hier gevonden worden vind ik bij de heer Linnaeus niet,

*, 564. Mucilago flavus, flava, ramosissima mollis. Haller, stirp. Helv. pagina 5.

Spongia fugax, mollis, flavo & amoena in pulvere coriaria nascens, Marchant. Memoir. De Acad, des Scienc. LՠAn. 1727.

Alwaar er een vrij goede beschrijving van gegeven wordt. Alleen moet ik hier aantekenen dat hij alleen in het begin van zijn uitkomen op de broeiende run &c, in broeibakken zeer vertakt is, dog dat deze vertakkingen in ‘t kort weg gaat en geheel verdwijnt en een sponsachtige figuur aanneemt.

*. 565. Lycogola griseum majus. Mich. pagina 216. Tab. 95. figuur 1.

Deze vindt men hier soms aan oude eiken en andere palen, onder bruggen en aan beschoeiingen &c.

Appendix.

N. 1. Lycopus foliis lanceolatis hispidis, calycibus flores-centibus erectis. Spec. plant. 139.n. 4.

Wilde kleyne Buglossum, of Ossetongen. Belg.

Tusschen Olde en Nye Mirdum als elders in de Wouden aan sandige Wegen.

N.2 Chenopodium foliis subulati semicylindrica. Spec. plant. 221. N. 16.

Witte kleyne Kali. Belg.

Menigvuldig op veele plaatsen aan de Zee-kust; en even buyten verscheydene Zee-plaatsen, aan de wegen.

N.3. Apium foliis cuneiformibus. Spec. plant. 26 n.

Eppe of Juffrouw-merk. Belg.

In groote meenigte aan de kanten van eene der Ryd-wegenin Wornummer-Nylanden.

N. 4, Melampyrum, corollis hiantibus. Spec. plant. 605. N. 5.

Word op verscheydene plaatsen in de Wouden, in Bosschen aan de kanten derselve gevonden; dog heb er nooyt meer by malkander zien groejen, als aan de zuyd kant van het Orange-woud, op eene der Laanen; en niet verre van Bacaveen, voor aan in een Boschje.

N.5. Thlaspi filiculis orbiculatis, foliis oblongis dentatis glabris. Spec. plant. 646. N. 2.

Eerste wilde Kerse, of Vissel-kruyd Belg.

Omtrent Buytenpost en Visvliet, tusschen het Koorn.

N. 6, Cochlearia foliis radicalibus subrotundis, caulinis oblongis subsinulatis. Spec.lplant.n. 647.n. 1.

Lepel-blad Belg.

Groeit zeer veel ten Westen de Lemmer aan de Zee-dyk.

Appendix.

N. 1. Lycopus europaeus, foliis lanceolatis hispidis, calycibus flores-centibus erectis. Species Plantarum 139. n. 4.

Wilde kleine Buglossum of ossentongen. Belg.

Tussen Olde en Nijemirdum als elders in de wouden aan zandige wegen.

N.2 Chenopodium maritimum, foliis subulati semicylindrica. Species Plantarum 221. N. 16.

Witte kleine kali. Belg.

Menigvuldig op vele plaatsen aan de zeekust en even buiten verscheidene zeeplaatsen aan de wegen.

N.3. Apium graveolens, foliis cuneiformibus. Species Plantarum 226 n.

Eppe of juffrouw-merk. Belg.

In grote menigte aan de kanten van ene der rijwegen in Wornummer-Nylanden.

N. 4, Melampyrum sylvaticum, corollis hiantibus. Species Plantarum 605. N. 5.

Wordt op verscheidene plaatsen in de wouden, in bossen aan de kanten er van gevonden; dog heb er nooit meer bij elkaar zien groeien dan aan de zuidkant van het Oranjewoud op een der lanen en niet verre van Bakkeveen, voor aan in een bosje.

N.5. Thlaspi arvense, filiculis orbiculatis, foliis oblongis dentatis glabris. Species Plantarum 636. N. 2.

Eerste wilde kers of wissel-kruid Belg.

Omtrent Buitenpost en Visvliet, tussen het koren.

N. 6, Cochlearia officinalis, foliis radicalibus subrotundis, caulinis oblongis subsinulatis. Species Plantarum. 647.n. 1.

Lepelblad Belg.

Groeit zeer veel ten Westen de Lemmer aan de zeedijk.

zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en : http://www.volkoomen.nl/