Sinapis

Over Sinapis

Herik, vervolg Dodonaeus, vorm, rapen, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

HET III. CAPITEL.

Van Herick.

Ghedaente.

Herick heeft groote rouwe breede langhworpighe bladeren, ghelijck de bladeren van Ghemeyne oft Steck-Rapen, maer aen de sijden niet ghesneden oft ghedeylt. De steelkens zijn dun, hayrachtigh, omtrent anderhalven voet hoogh: daer aen wassen kleyne geelachtighe [1055] bloemkens: ende als die gheresen zijn, soo volghen daer dunne langhworpighe kleyne hauwkens nae, inhoudende saedt als Raepsaedt, doch heet ende scherp van smaeck ghelijck Mostaert-saedt, maer noch bitterer. De wortel is dun ende slecht, ende niet groot.

Plaetse.

Herick wast over al by de weghen, aen de oude muren ende weghen, ende andere woeste rouwe onghebouwde plaetsen; ende oock dickwijls op de velden, als sy stil oft braeck ende ledigh liggen, oft met den ploegh niet omgheroert en worden.

Tijdt.

Dit ghewas bloeyt van in Meert oft April tot in ’t midden van den Somer: ende ter wijlen soo wordt oock sijn saedt rijp.

Naem.

Dit cruydt wordt nu ter tijdt gheheeten Rapistrum in ’t Latijn, ende van sommighe oock Sinapi silvestre; in ’t Nederduytsch Herick; in ’t Hooghduytsch Hederich; in ’t Fransch Velar oft De la Tortelle. Wat naem dat het by de ouders gehadt heeft, is ons onbekent: want het en is gheen Erysimum, dat sommighe meynen: als sijn onghedeylde oft ongesneden, heele, ende de Rackette nerghens in ghelijckende bladeren ghenoeghsaem betoonen.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Herick, ende sonderlinghen sijn saedt, is warm ende droogh van aerdt, alsoo seer als het Mostaerdt-saedt.

Dit cruydt en wordt nu ter tijdt in de medicijne niet ghebruyckt: maer van den sade maecken sommighe Mostaert, die voor oprechten Mostaert met de spijsen ghegeten wordt: oft sy menghen dat met het oprecht Mostaert-saedt: maer alsulcken Mostaert en is soo aenghenaem oft lieflijck van smaeck niet, om dieswille dat hy wat bitterachtigh is.

BIIVOEGHSEL.

Om dat dit ghewas ghemeynlijck tusschen de Rapen wast, oft immers op het landt daer de Rapen ghestaen hebben: daerom hebben sommighe ’t selve voor de Wilde Rape ghehouden, oft voor een oncruydt ende miswas van de Rapen: andere segghen beter, dat het een middelsoorte is tusschen de Rapen ende den Mostaert. Maer aengaende de Wilde Rape oft Rapum silvestre Dioscoridis, dat schijnt de Mariette te wesen, als Lobel meynt, die dese teghenwoordighen Hederick oft Herick Rapistrum arvorum noemt; in ’t Hooghduytsch Guthedrick, in ’t Enghelsch Cadloke ende Kedloke. Ende hy houdt dit oft dierghelijck ghewas voor de Lampsana der ouders (qualijck Erysimum Theophrasti gheheeten) in ’t Italiaensch Di landri ende Lasana; in ’t Fransch Sanves blanches, dat is Wilde Witte Mostaert; dan de selve Fransoysen noemen dat oock wel Ravenon, ghelijck sy het Erysimum van Dodoneus noemen. De wortel is dun, ende niet faselachtigh, van smaeck ghelijck de Wilde Rape. De bladeren hebben somtijdts swarte droppen ghelijck Boom-Varen.

Hederick met witte bloemen wast by de voorgaende soorte, seydt Lobel, ende heeft bladeren seer ghekerft als de Rackette, ende witte bloemen: hy noemt hem Rapistrum flore albo, Erucae foliis.

Daer is oock een soorte van Hederick met een eenigh saedt in elcke hauwe, Rapistrum monospermum ghenoemt.

Bergh-Hederick van Columna is by de soorten van Erysimum hier nae beschreven; om dat het een mede-soorte van Irio ende Hederick schijnt te wesen.

Noch van de krachten.

Sommighe sieden dit cruydt in wijn, ende gheven dien wijn te drincken, als iemandt stram gheworden is van koude. Met Azijn ghesoden doet het sweeten, ende gheneest de pest.

Met dit cruydt maghmen al ’t selve doen, iae beter, dat Dioscorides sijn Wilde Rape toe schrijft, seggende: De Wilde Rape wordt ghedaen in de medicijnen, de welcke bereydt worden om ’t vel van het aensicht ende gantsche lichaem te suyveren, met meel van Lupinen, Terwe, Erven, oft Dravick vermenght.

‘Tpoeder van de wortel inghenomen tweemael ’s daeghs, gheneest de kortsen. Sy heeft de kracht van de Wilde Rape; maer is gheweldigher; hoe wel datse niet ghebruyckt en wordt, ende niet bekent en is.

De Bien beminnen dese bloemen seer, ende maecken daer goeden Honigh van. Het saedt is warm ende droogh in den derden graed.

Lobel seydt dat dit een moes-cruydt soude moghen wesen, ende misschien voor de oprechte Lampsana der ouders te houden is.

HET III. KAPITTEL.

Van herik. (Sinapis arvensis)

Gedaante.

Herik heeft grote ruwe brede langwerpige bladeren gelijk de bladeren van gewone of stekrapen, maar aan de zijden niet gesneden of gedeeld. De steeltjes zijn dun, haarachtig en omtrent vijf en veertig cm hoog en daaraan groeien kleine geelachtige [1055] bloempjes en als die gevallen zijn volgen er dunne langwerpige kleine hauwtjes na die zaad bevatten als raapzaad, doch heet en scherp van smaak als mosterdzaad, maar noch bitterder. De wortel is dun en recht en niet groot.

Plaats.

Herik groeit overal bij de wegen, aan oude muren en wegen en andere woeste ruwe ongebouwde plaatsen en ook dikwijls op de velden als ze stil of braak en leeg liggen of met de ploeg niet omgeroerd worden.

Tijd.

Dit gewas bloeit van in maart of april tot in het midden van de zomer en ondertussen wordt ook zijn zaad rijp.

Naam.

Dit kruid wordt tegenwoordig Rapistrum in het Latijn en van sommige ook Sinapi silvestre genoemd, in het Nederduits herick, in het Hoogduits Hederich, in het Frans velar of de la tortelle. Welke naam dat het bij de ouders gehad heeft is ons onbekend want het is geen Erysimum wat sommige menen zoals zijn ongedeelde of niet gesneden, hele en de raket nergens in gelijkende bladeren voldoende betonen.

Aard, kracht en werking.

Herik en vooral zijn zaad is warm en droog van aard alzo zeer als het mosterdzaad.

Dit kruid wordt tegenwoordig niet in de medicijnen gebruik, maar van het zaad maken sommige mosterd die voor echte mosterd met de spijzen gegeten wordt of ze mengen dat met het echt mosterdzaad, maar zulk mosterd is niet zo aangenaam of lieflijk van smaak omdat het wat bitterachtig is.

BIJVOEGING.

Omdat dit gewas gewoonlijk tussen de rapen groeit of immers op het land daar de rapen gestaan hebben, daarom hebben sommige het voor de wilde raap gehouden of voor een onkruid en miswas van de rapen, andere zeggen beter dat het een middelsoort is tussen de rapen en mosterd. Maar aangaande de wilde raap of Rapum silvestre Dioscoridis, dat schijnt de mariette te wezen, als Lobel meent, die deze tegenwoordige hederick of herick Rapistrum arvorum noemt, in het Hoogduits Guthedrick, in het Engels cadloke en kedloke. En hij houdt dit of diergelijk gewas voor de Lampsana van de ouders (kwalijk Erysimum Theophrasti genoemd) in het Italiaans di landri en lasana, in het Frans sanves blanches, dat is wilde witte mosterd, dan dezelfde Fransen noemen dat ook wel ravenon net zoals ze het Erysimum van Dodonaeus noemen. De wortel is dun en niet vezelachtig en van smaak gelijk de wilde raap. De bladeren hebben soms zwarte droppen als boomvaren.

Hederik met witte bloemen groeit bij de voorgaande soort, zegt Lobel, en heeft bladeren zeer gekerfd als raket en witte bloemen, hij noemt die Rapistrum flore albo, Erucae foliis.

Daar is ook een soort van hederik met een enig zaad in elke hauw en wordt Rapistrum monospermum genoemd.

Berg hederik van Columna is bij de soorten van Erysimum hierna beschreven omdat het een medesoort van Irio en hederik schijnt te wezen.

Noch van de krachten.

Sommige koken dit kruid in wijn en geven die wijn te drinken als iemand stram geworden is van koude. Met azijn gekookt laat het zweten en geneest de pest.

Met dit kruid mag men al hetzelfde doen, ja beter dat Dioscorides zijn wilde raap toeschrijft en zegt: ‘De wilde raap wordt in de medicijnen gedaan die bereid worden om het vel van het aanzicht en ganse lichaam te zuiveren met meel van lupinen, tarwe, erven of dravik vermengt’.

Het poeder van de wortel tweemaal per dag ingenomen geneest de koortsen. Ze heeft de kracht van de wilde raap, maar is geweldiger, hoewel dat ze niet gebruikt wordt en niet bekend is.

De bijen beminnen deze bloemen zeer en maken er goede honig van. Het zaad is warm en droog in de derde graad.

Lobel zegt dat dit een moeskruid zou mogen wezen en misschien voor de echte Lampsana van de ouders te houden is.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/