Foeniculum

Over Foeniculum

Venkel, vervolg Dodonaeus, vorm, schermbloemen, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Joost van Ravelingen. Vervolg van Dodonaeus of Dodoens. Cruydt-boeck, 1644.

[477] HET TWEEDE DEEL.

Het tienste Boeck.

Van de cruyden met Krans-ghevvijse bloemen.

VOOR-REDEN.

Het vijfde Boeck van dit tweede Deel, dat is het tienste van dit gantsche Cruydt-Boeck, hebben wy ghedocht te besteden tot de beschrijvinghe van de cruyden die Krans-gewijse bloemen voort pleghen te brenghen: welcke beschrijvinghe met seer goede redenen nae die van de Krans-cruyden ende welrieckende spruyten volghen magh: want al is ’t saecke dat dese cruyden tot de tuylkens, meyen oft kranssen niet oft seer luttel dienen, nochtans komen haer bloemen op ’t hooghste van de steelen in de ronde voort, als sommighe kranssen oft kroonen gheschicktelijck ghevoeght ende ghestelt. Voorts soo hebben sommighe van dese oock welrieckende saedt, ende daerom moghen sy nae de welrieckende cruyden beschreven wesen; als zijn Anijs, Venckel, Ammi, Carwi, ende veel meer andere. Sommighe andere gheven van haer een welrieckende sap, alsmen siet in de geslachten van Panax ende van Laser. De wortelen van sommige andere mogen oock wel onder de welrieckende dingen gherekent wesen; als zijn die van Angelica, Meester-wortel oft Astrantia, ende van Meum. Maer nochtans wy en sullen in dit Boeck niet alle de cruyden beschrijven die Krans-ghewijse bloemen draghen; want veel van die sullen wat bequaemer onder de Moes-cruyden ghestelt ende beschreven worden; waer onder sy met recht te rekenen zijn, ende behooren.

Dan wy hebben nu van de Venckel willen beginnen, ’t welck een seer ghemeyn ghewas, ende beter bekent dan eenigh ander van alle dese cruyden; want soo sal den wegh ende den voortgangh tot de andere dierghelijcke lichter ende ghemackelijcker vallen.

[477] HET TWEEDE DEEL.

Het tiende boek.

Van de kruiden met kransvormige bloemen.

VOORREDEN.

Het vijfde boek van dit tweede deel, dat is het tiende van dit ganse kruidboek, hebben we gedacht te besteden tot de beschrijving van de kruiden die kransvormige bloemen voort plegen te brengen welke beschrijving met zeer goede redenen na die van de kranskruiden en welriekende spruiten volgen mag want al is het zaak dat deze kruiden niet of zeer weinig tot de tuiltjes, meien of kransen dienen, nochtans komen haar bloemen op het hoogste van de stelen in de rondte voort als sommige kransen of kronen die regelmatig gevoegd en gesteld staan. Voorts zo hebben sommige van deze ook welriekend zaad en daarom mogen ze na de welriekende kruiden beschreven wezen als zijn anijs, venkel, Ammi, karwij en veel meer andere. Sommige andere geven van zich een welriekend sap zoals men ziet in de geslachten van Panax en van Laser. De wortels van sommige andere mogen ook wel onder de welriekende dingen gerekend wezen als zijn die van Angelica, meesterwortel of Astrantia en van Meum. Maar nochtans zullen we in dit boek niet alle kruiden beschrijven die kransvormige bloemen dragen want veel van die zullen wat beter onder de moeskruiden gesteld en beschreven worden waaronder ze met recht te rekenen zijn en behoren.

Dan we hebben nu van venkel willen beginnen wat een zeer algemeen gewas en beter bekend is dan enige ander van al deze kruiden want zo zal de weg en de voortgang tot de diergelijke andere lichter en gemakkelijker vallen.

Geschreven en omgezet door Nico Koomen.

HET I. CAPITEL.

Van Venckel.

Gheslachten.

Venckel wordt gherekent onder de gheslachten van cruyden die groote, lichte, voose, hoogh opschietende ijdele steelen hebben, Ferulacea in ’t Latijn gheheeten. Sy is drijderhande: de Ghemeyne, met groene bladeren: een ander met roodachtighe bladeren; ende de Soete Venckel: behalven de twee soorten van Wilden Venckel.

Ghedaente.

1. Venckel heeft hoogh op schietende steelen, somtijdts langer dan een mans lenghde wordende; hebbende de dickte van eenen vingher, gheknoopt, dat is in ledekens oft kniekens verdeylt, met een effenem gladde, dunne ende groene schelle oft schorsse bekleet ende bedeckt, binnen in met wit voos ende swammachtigh hol merch ghevult zijnde, nae bovenwaerts in sommighe sijd-scheutkens verspreydt. De bladeren, soo wel de ghene die uyt de wortelen spruyten, als die uyt de leden oft knoopkens van de steelen komen, zijn wijt verspreyt, getackt, in heel dunne snippelinghen oft deelinghen ghesneden, van verwe groen, lieflijck ende aenghenaem van reuck: elcke deelen oft bladerkens op haer selven, dat is de enckele bladerkens, zijn rond; dan de uyterste zijn heel teer ende kleyn, dunne draeykens oft hayrkens ghelijckende. Op de tsoppen van de steelkens ende sijd-tackskens vertoonen haer wijt uytghespreyde ende uytstekende ronde ende dichte kranssen oft kroonen van bleeck-gheele bloemen: de welcke daer nae het saedt vertoonen, dat langhworpigh is, bloot, met gheen velleken oft schorsse bedeckt oft bewonden: de wortel is wit, recht ende slecht, diep in der aerden sinckende, een houdtachtige zenue oft harde witte ribbe in ’t midden hebbende. Sy is seer langh levende, ende blijft menige iaeren over, alle iaer op een nieuw uytspruytende, ende versche steelen voortbrengende, die midtsgaders de bladeren, vergaen, maer de wortelen blijven in ’t leven.

2. Daer is een medesoorte van Venckel, wiens bladeren wat roodachtigh zijn, doch wat nae den swarten treckende; anders en verschilt sy van de voorgaende noch in reuck noch in smaeck. [478]

3. De Derde soorte van Venckel is van saedt ende somtijdts oock van bladeren veel soeter dan de twee voorgaende; welcke soetigheydt sy nochtans hier te lande haest pleegh te verliesen.

4. A. Behalven dese Ghemeyne soorten van Venckel beschrijft Dioscorides noch een ander gheslacht, van hem Wilde Venckel oft Hippomarathron, dat is Ros-venckel, gheheeten, dat hoogher op schiet, ende groover wordt dan dit Tam gheslacht, hebbende oock veel grooter bladeren, ende eenen soo grooten steel, dat die in Moorenlandt somtijdts by de twaelf cubitus, dat is achtien voeten, hoogh opschietende is ghevonden: wiens saedt de Cachrys ghelijckt. B. Noch schrijft den selven Dioscorides van een ander soorte van Wilde Venckel, met smalle kleyne langhe bladeren, ende met rond saedt, als dat van den Coriander.

Plaetse.

Venckel wast seer weeldighlijck in luchtighe wel ter Sonnen staende ende oock steenachtige ghewesten: het wast oock seer gheerne in de hoven ende wel ghebouwde plaetsen. Dan de derde soorte, als voorseydt is, hier te lande ghebroght ende in de hoven onderhouden, en behoudt oft en bewaert haer eyghen soetigheydt ende lieflijcken smaeck niet langh; maer verandert in den ghemeynen Venckel in seer korter tijdt. De Wilde Venckel en is hier te lande, noch oock elders, dat ick weet, noch niet ten vollen bekent.

Tijdt.

De bladeren van Venckel spruyten uyt der aerden in de Lente oft Vooriaer; dan volght den steel: den welcken daer nae sijn kranssen met bloemen voortbrenght. Het saedt wordt rijp omtrent het laetste van de Ooghstmaendt, ende in den Herfst. Des winters vergaen de bladeren met de steelen, ende de wortelen blijven alleen in ’t leven, die daer nae in ’t naeste iaer wederom nieuwe uytspruytselen van bladeren ende steelen geven, als voorseydt is.

Naem.

Dit cruydt is hier te lande Venckel gheheeten; in ’t Hooghduydtsch Fenchel; in ’t Italiaensch Finocchio; in ’t Spaensch Hinojo, ende in ’t Portugues Funcho; in ’t Fransch Fenoil: welcke naemen allegader ghemaeckt ende bedorven zijn oft verdraeyt van den Latijnschen Foeniculum: ende dien naem wordt hedensdaeghs oock in de Apoteken gebruyckt. In ’t Griecks heet het Marathron; in ’t Behemsche Wlaskykoyz.

1. De Eerste heet Ghemeyne Venckel.

2. De Tweede Roode Venckel.

3. De Derde Soete Venckel.

4. A. De Wilde soorte van Venckel is van Dioscorides Hippomarathron geheeten, oft Marathron agrion, dat is Ros-Venckel, ende Wilde Venckel: sommighe noemense Marathris, oft Mysineum. B. De andere Wilde soorte magh Kleyne Ros-Venckel heeten.

Aerd.

Het saedt van onse ghemeynen Venckel is warm van aerd in den tweeden, maer droogh in den eersten graed; het cruydt selve en is soo heet niet: de wortel is krachtiger dan het cruydt, ende veel warmer dan dat.

Kracht ende Werckinghe.

Venckel-saedt inghenomen versterckt de maghe, geneest de walginge, versoet de smerte ende krimpinghe des buycks, ende verdrijft alle windachtigheden.

‘Tselve met wijn ghedroncken, is seer krachtigh tegen de steken ende beten van de slanghen ende scorpioenen.

Het poeder van Venckel-saedt met suycker vermenght, ’s morghen met nuchteren maghe ghenoten, bewaert ende versterckt de scherpheyt des gesichts; ende vermeerdert dat melck, wanneer dat van de voesters ghebruyckt, ende ’s morghens ghenomen wordt.

Het sap van dit cruydt selve heeft oock alle de voorseyde krachten; alsoock doet het cruydt selfs gegeten, ’t zy by het warmoes ghedaen, ’t zy alleen.

Het cruydt is de Nieren oock seer nut ende bequaem, ende oock de Blase; ende het is seer krachtigh om de pisse te verwecken ende wel te doen rijsen, ende drijft de steenen ende ’t graveel uyt.

De wortelen zijn bequaem in alle de voorseyde ghebreken; dan sy zijn noch veel krachtiger, als veel warmer wesende: daerom en verwecken sy niet alleen de pisse, maer sy ontsluyten ende maecken los alle verstoptheden ende vervullingen van de Lever, van de Milte, ende van ’t gantsche inghewant: sy zijn oock seer goet om de maendtstonden te doen komen.

Men seght dat de selve wortelen kleyn gestooten, ende met honigh vermenght, op de beten van de dulle verwoede honden gheleyt, die seer wel ghenesen konnen.

Sap uyt de steelen ende bladeren van Venckel gedruckt, ende in de Sonne gedrooght, is seer nut om te vermengen met de dinghen oft collyrien diemen tegen de gebreken der ooghen pleegh te bereyden, bijsonder de gene diemen maeckt om het ghesicht te scherpen ende te verklaeren.

Men perst oock wel somtijdts een sap uyt het saedt ter wijlen dat het noch groen ende versch is, ende insgelijcks oock uyt de bladeren ende eerst spruytende tackskens, kleyn ghesneden zijnde; ’t welck tot alle de voorseyde ghebreken oock seer nut ghehouden wordt.

Uyt den middensteel van Venckel, af gesneden ter wijlen die staet en bloeyt, ende soo op het vier gheleyt, pleegh een gomme te traenen oft te vloeden: welcke gomme veel krachtiger is dan het sap selve, soo Dioscorides betuyght.

Verkiesinghe.

Voor de beste, soetste ende lieflijckste soo van smaeck als van reuck wordt ghehouden de derde soorte van Venckel, die wy gheseyt hebben hier te lande haest in den Ghemeynen Venckel te verkeeren. Daer-en-tusschen salmen by ghebreke van dese, de andere twee ghemeyne soorten moghen ghebruycken, die best te krijghen zijn.

BIIVOEGHSEL

De Soeten Venckel, in ’t Latijn Foeniculum dulce, en kan hier te lande soo wel niet aerden als de andere; want sy en kan de kouwe niet wel verdraghen, nochtans is sy wel de gene die aldermeest in ’t bereyden van de spijse gebruyckt wordt, waer af ’t saedt grooter is dan d’andere, ende den smaeck heeft van den Anijs, soet, witachtigh, niet soo heet, korter ende kleyn van steelen; ende de saedt-kranssen zijn veel langer ende breeder verspreyt. De bladers zijn die van de Dille ghelijck. Het saedt van dese Venckel, seght Lobel, wordt uyt Grieckenlandt oft Syrien ghebroght. De Swarte Venckel, die in Italien ende hier te lande in de hoven ghevonden wordt, is een medesoorte van de Tweede Venckel van Dodoneus.

Het saedt van Venckel wast meest altijdt twee teghen een.

Foeniculum tortuosum is van Clusius beschreven, ende is een soorte van Selinum, te Montpelliers Foeniculum tortuosum gheheeten, als ofmen Ghekronckelde Venckel seyde, ende is een medesoorte van Seseli van Marsilien.

Foeniculum porcinum oft Verckens-Venckel, is het Peucedanum, ’t welck elders beschreven wordt; andere noemende Beerwortel oft Meum oock alsoo.

Foeniculum marinum oft Zee-Venckel, is een soorte van Crithmum Dioscoridis, oft een medesoorte van Zee-Porceleyne.

Ros-Venckel of Wilde Venckel, van Dioscorides Hippomarathron, van sommighe in ’t Latijn Foeniculum creticum gheheeten, is ons hedensdaeghs noch niet ten vollen bekent; ten zy dat het die soorte van Venckel is, daer Lobel af vermaent; die de ghemeyne Venckel wel ghelijck was; maer de steelen waeren dry oft vier cubitus hoogh, de bladers korter ende wat stijver, witachtigh, die van de Corruda oft Korael-cruydt ghelijck. ’T saedt was van grootte den anderen gelijck, oft een weynigh kleyner, ronder, ende den Anijs gelijck. Sulcks is bijnae dat gewas (aengaende de smalle dickwijls ghesnippelde bladeren) wiens plat breed saedt van de vrouwen van Candien gebruyckt wordt om het hayr ros te verwen; ’t welck aldaer Platycymino, dat is Cuminum latum oft Breede Comijn ghenoemt wordt.

Oeffeninge van Venckel.

Venckel groeyt op alle plaetsen, ende in alle locht, nochtans liever in warme dan in koude locht, ende in steenachtige dan in beter aerde; maer sandtachtigen grond en begeert hy niet. Venckel wordt in de Lente ghesaeyt, ende oock in den Herfst; insghelijcks wordt sy in de selve tijden gheplant. Maer de Soete Venckel is liever ghesaeyt dan geplant, liever oock in de Lente dan in den Herfst; want sy wordt dan soeter ende grooter van saedt. Dese moet ghesaeyt ende gheplant worden op eenen grond die wel ter Sonnen staet, tamelijck droogh ende licht is, van saedt dat niet meer dan een iaer oudt en is. Moet oock wel ghewiet zijn, ter wijle dat sy groeyt, om van ’t quaedt cruydt niet verdruckt te worden. De wortelen worden ’s winters in ’t sandt bewaert.

Om seer soeten Venckel te hebben, steeckt het saedt in een Vijghe, ende plant het alsoo; oft menghter Honigh onder d’aerde daer in dat ghy u Venckel-saedt wilt saeyen, oft Honigh-water, oft Melck, de selve ververschende ende ruerende.

Naemen.

Actuarius noemt de Venckel oock Malathron; in ’t Enghelsch heet sy Fenel ende Fenkel; in ’t Hooghduytsch somtijdts Fenichel oft Fenkel.

Aerd, Kracht ende Werckinghe van Venckel.

De groene Venckel-bladeren met edick vermenght, zijn goedt gheleyt op ’t wilt vier, ende alle heete gheswillen. De selve met was vermenght, zijn goedt op de blauw gheslaghen placken gheleyt.

De selve bladeren van Venckel ghegheten, oft met ptisane oft ghersten-water ghedroncken, doen oock de borsten vol melck worden, ende veel sochs krijghen, ende zijn oock goedt teghen de steken ende beten van fenijnighe dieren.

De tsoppen van Venckel ghesoden ende ghedroncken, versoeten de pijne der Nieren, doen de pisse lossen, ende den steen rijsen, ende verwecken de maendtstonden; ende zijn goedt inghenomen tegen de walghinge ende kranckheydt van de maghe die in de kortsen komt. [479]

‘Tselve doen de wortelen, die oock goedt zijn teghen dat water-laden, in wijn ghesoden ende ghedroncken,

Venckel oock in wijn ghesoden, oft met olie ghewreven, is seer goedt om de ghebreken der schamelijcke leden daer mede te strijcken oft te stoven.

‘T sap van Venckel doodet de wormen der ooren, daer in ghedruypt.

Lobel verhaelt, dat in de West-sijde van Spaegnien de Gomme van Venckel aldus bereydt ende vergadert wordt: De boeren, seght hy, snijden af de middenste steelen als ’t bloeyt, ende leggen die aen ’t vier, om datse door de kracht van de hitte sweetende, souden Gomme van haer gheven; de welcke tot de medicijnen der ooghen seer goedt ende krachtigh is.

’T sap van Venckel, seght den selven Lobel, en suyvert niet alleen ’t schemelen van de ooghen, van buyten daer op gheleyt, maer oock de Venckel ingenomen, maeckt klaer gesicht, midts datse de vochtigheden opdrooght, ende de subtijle dompen oft gheesten dick maeckt; oft sy iaeght oock af door de pisse de overvloedighe vochtigheden van de herssenen, die ‘t ghesicht bot maecken.

Men maeckt een confiture van Venckel-saedt, die seer goedt is om de slijmerachtighe vochtigheden uyt den lijve te iaeghen.

Men seght dat de slanghen haer ghesicht met de Venckel scherpen, ende haer oude vel daer aen wrijvende oft strijckende haere ionckheydt wederom krijghen.

Alsmen ghebeten oft ghesteken is van eenigh dier, salmende gequetste plaetse eerst met edick oft pisse wasschen, ende dan de wortel van Venckel kleyn ghestooten, ende met honigh ghemenght, daer op legghen.

Ghedistilleert Venckel-water is goedt in alle de voorseyde ghebreken.

Men maeckt aldus een krachtigh water van Venckel teghen de ghebrecken der ooghen ende des gesichts: Men snijdt de steelen van de Soeten Venckel af in den Herfst twee palmen hoogh van der aerden, ende men vervult de ijdelheyt oft holigheydt van ’t ghene datter van den steele in der aerden blijft met ghepoedert Suycker Candy, ende men stopt dat boven toe met perckmaent: als dat Suycker daer soo eenen dagh ghestaen heeft, snijdtmen de steelen tot de wortel toe af, ende men vergadert ende bewaert het nat dat daer in is; ’t welck seer goedt is om ’t ghesicht te stercken ende te scherpen.

Venckel-saedt is goedt om de winden te verdrijven, nae den eten inghenomen, hoe wel dat het swaer is om te verteeren, ende gheeft den lichaem luttel voetsels.

Men magh de Venckel in ’t beghinsel van de Ooghstmaendt groene eten; iae de tsoppen ende malsche steelen, oock de kroonken met saedt gheladen, moghen in aerde potten met azijn ende sout gheconfijt oft inghemaeckt ende bewaert worden, om tot allen tijden te ghebruycken; maer sonderlinghen als ’t uytermaten heet weder is.

Krachten van Wilde Venckel oft Hippomarathrum uyt Dioscorides ende andere.

De wortel heeft eenen lieflijcken reuck; de welcke inghenomen, de koude pisse gheneest: ende de selve als eenen pessus ghebruyckt, verweckt de maendtstonden van de vrouwen.

De wortel oft saedt ghedroncken stelpt den buyck-loop, gheneest de beten van de slanghen ende fenijnighe dieren, breeckt den steen, verdrijft de gheelsucht, ende gheeft overvloedigheydt van melck. De bladeren in water ghesoden, ende ghedroncken, suyveren de vrouwen, nae dat sy ghebaert hebben.

De Kleyne soorte van Wilde Venckel met ronde welrieckende saedt is heet van smaeck, ende heeft een verwarmende kracht, ende is daer in de Ghemeyne Venckel ghelijck, maer tot alle dingen onkrachtigher. Galenus schrijft daer aldus van: De wortel ende het saedt van de Wilde Venckel heeft de droogende kracht stercker dan de Hof-Venckel; waer door datse oock den buyck-loop schijnt te stoppen: nochtans en schijnt in de soorten van Venckel geen merckelijcke t’samen-treckinghe te wesen. De wortel ende ’t saedt van dese Wilde Venckel is die van den Cachrys ghelijck, ende magh den steen breken, de gheelsucht ghenesen, de maendtstonden verwecken, ende water doen maecken, nochtans gheen melck doen krijghen, ghelijck als de voorgaende doet.

HET I. KAPITTEL.

Van venkel. (Foeniculum vulgare)

Geslachten.

Venkel wordt onder de geslachten van kruiden gerekend die grote, lichte, voze, hoog opschietende en lege stelen hebben die Ferulacea in het Latijn genoemd worden. Ze is drievormig, de gewone met groene bladeren en een ander met roodachtige bladeren en de zoete venkel, behalve de twee soorten van wilde venkel.

Gedaante.

1. Venkel heeft hoog opschietende stelen die soms langer dan een mannen lengte worden en hebben de dikte van een vinger en zijn geknoopt, dat is in leden of knietjes verdeeld en zijn met een effen gladde, dunne en groene schil of schors bekleed en bedekt en binnenin met wit voos en zwamachtig hol merg gevuld en naar boven in sommige zijscheutjes verspreidt. De bladeren en zowel diegene die uit de wortels spruiten als die uit de leden of knoopjes van de stelen komen zijn wijdt verspreid, getakt en in heel dunne snippers of delen gesneden en van kleur groen, lieflijk en aangenaam van reuk en elk deel of blaadje op zichzelf, dat zijn de enkele bladertjes, zijn rond en de uiterste zijn heel teer en klein en lijken op dunne draadjes of haartjes. Op de toppen van de steeltjes en zijtakjes vertonen zich wijdt uitgespreide en uitstekende ronde en dichte kransen of kronen van bleekgele bloemen die daarna het zaad vertonen dat langwerpig is, bloot en niet met een velletje of schors bedekt of omwonden, de wortel is wit, recht en slecht die diep in de aarde zinkt en heeft een houtachtige zenuw of harde witte rib in het midden. Ze blijft zeer lang leven en blijft menige jaren over en spruit elk jaar opnieuw uit en brengt verse stelen voort die met de bladeren vergaan, maar de wortels blijven in het leven.

2. Daar is een medesoort van venkel wiens bladeren wat roodachtig zijn, doch wat naar het zwarte trekken, anders verschilt ze van de voorgaande noch in reuk noch in smaak. [478]

3. De derde soort van venkel is van zaad en soms ook van bladeren veel zoeter dan de twee voorgaande welke zoetigheid ze nochtans hier te lande gauw plag te verliezen.

(Seseli hippomarathrum) 4. A. Behalve deze gewone soorten van venkel beschrijft Dioscorides noch een ander geslacht die van hem wilde venkel of Hippomarathron, dat is rosvenkel, genoemd wordt dat hoger opschiet en grover wordt dan dit tam geslacht en heeft ook veel groter bladeren en een zo grote steel dat die in Morenland soms bij de twaalf kubitus, dat is vijf meter veertig hoog, opschiet is gevonden en wiens zaad op de Cachrys lijkt. B. Noch schrijft dezelfde Dioscorides van een andere soort van wilde venkel met smalle kleine lange bladeren en met rond zaad als dat van de koriander.

Plaats.

Venkel groeit zeer weelderig in luchtige en goed in de zon staande en ook steenachtige gewesten en groeit ook zeer graag in de hoven en goed gebouwde plaatsen. Dan de derde soort, als gezegd is, hier te lande gebracht en in de hoven onderhouden behoudt of bewaart niet lang zijn eigen zoetigheid en lieflijke smaak, maar verandert in zeer korte tijd in de gewone venkel. De wilde venkel is hier te lande, noch ook elders dat ik weet noch niet te volle bekend.

Tijd.

De bladeren van venkel spruiten uit de aarde in de lente of voorjaar en dan volgt de steel die daarna zijn kransen met bloemen voortbrengt. Het zaad wordt rijp omtrent het laatste van augustus en in de herfst. ‘s Winters vergaan de bladeren met de stelen en de wortels blijven alleen in het leven die daarna in het volgende jaar wederom nieuwe uitspruitsels van bladeren en stelen geven, als gezegd is.

Naam.

Dit kruid is hier te lande venkel genoemd, in het Hoogduits Fenchel, in het Italiaans finocchio, in het Spaans hinojo en in het Portugees funcho, in het Frans fenoil, welke namen allen gemaakt en bedorven zijn of verdraaid van de Latijnse Foeniculum en die naam wordt tegenwoordig ook in de apotheken gebruikt. In het Grieks heet het Marathron, in het Boheems wlaskykoyz.

1. De eerste heet gewone venkel.

2. De tweede rode venkel.

3. De derde zoete venkel.

4. A. De wilde soort van venkel is van Dioscorides Hippomarathron genoemd of Marathron agrion, dat is ros venkel en wilde venkel, sommige noemen het Marathris of Mysineum. B. De andere wilde soort mag kleine ros venkel heten.

Aard.

Het zaad van onze gewone venkel is warm van aard in de tweede, maar droog in de eerste graad en het kruid zelf is niet zo heet, de wortel is krachtiger dan het kruid en veel warmer dan dat.

Kracht en werking.

Venkelzaad ingenomen versterkt de maag, geneest de walging, verzoet de smart en krampen van de buik en verdrijft alle winderigheden.

Hetzelfde met wijn gedronken is zeer krachtig tegen de steken en beten van de slangen en schorpioenen.

Het poeder van venkelzaad met suiker vermengt en ‘s morgens met nuchtere maag genoten bewaart en versterkt de scherpte van het gezicht en vermeerdert de melk wanneer dat van de voedsters gebruikt en ’s morgens genomen wordt.

Het sap van dit kruid zelf heeft ook alle voor vermelde krachten als ook doet het kruid zelfs als het gegeten wordt hetzij bij warme moes gedaan, hetzij alleen.

Het kruid is de nieren ook zeer nuttig en geschikt en ook de blaas en het is zeer krachtig om de plas te verwekken en goed te laten rijzen en drijft de stenen en het niergruis uit.

De wortels zijn geschikt in alle voor vermelde gebreken, dan ze zijn noch veel krachtiger omdat ze veel warmer zijn en daarom verwekken ze niet alleen de plas, maar ontsluiten en maken alle verstoppingen en vervullingen van de lever, van de milt en van het ganse ingewand los en zijn ook zeer goed om de maandstonden te laten komen.

Men zegt dat die wortels klein gestoten en met honing vermengt op de beten van de dolle verwoede honden gelegd die zeer goed genezen kunnen.

Sap dat uit de stelen en bladeren van venkel is gedrukt en in de zon gedroogd is zeer nuttig om te vermengen met de dingen of oogzalven die men tegen de gebreken van de ogen plag te bereiden en vooral diegene die men maakt om het gezicht te verscherpen en te verhelderen.

Men perst ook wel soms een sap uit het zaad terwijl dat het noch groen en vers is en insgelijks ook uit de bladeren en net spruitende takjes die klein gesneden worden wat tegen al de voor vermelde gebreken ook zeer nuttig gehouden wordt.

Uit de middensteel van venkel die afgesneden is terwijl die staat en bloeit en zo op het vuur gelegd plag een gom te tranen of te vloeien welke gom veel krachtiger is dan het sap zelf, zo Dioscorides betuigt.

Verkiezing.

Voor de beste, zoetste en lieflijkste zo van smaak als van reuk wordt de derde soort van venkel gehouden waarvan we gezegd hebben dat die hier te lande gauw in de gewone venkel verandert. Daartussen zal men bij gebrek van deze de andere twee gewone soorten mogen gebruiken die het best te verkrijgen zijn.

BIJVOEGING

De zoete venkel, in het Latijn Foeniculum dulce, kan hier te lande niet zo goed aarden als de andere want ze kan de koude niet goed verdragen, nochtans is ze wel diegene die allermeest in het bereiden van de spijs gebruikt wordt waarvan het zaad groter is dan de andere en de smaak heeft van anijs, zoet, witachtig en niet zo heet, korter en klein van stelen en de zaadkransen zijn veel langer en breder verspreid. De bladeren zijn die van de dille gelijk. Het zaad van deze venkel, zegt Lobel, wordt uit Griekenland of Syrië gebracht. De zwarte venkel die in Italië en hier te lande in de hoven gevonden wordt is een medesoort van de tweede venkel van Dodonaeus.

Het zaad van venkel groeit meest altijd twee tegenover een.

(Seseli tortuosum) Foeniculum tortuosum is van Clusius beschreven en is een soort van Selinum en te Montpelliers Foeniculum tortuosum genoemd als of men gekronkelde venkel zei en is een medesoort van Seseli van Marseille.

Foeniculum porcinum of varkensvenkel is het Peucedanum wat elders beschreven wordt, andere noemen de beerwortel of Meum ook alzo.

Foeniculum marinum of zeevenkel is en soort van Crithmum Dioscoridis of een medesoort van zeepostelein.

Ros venkel of wilde venkel die van Dioscorides Hippomarathron en van sommige in het Latijn Foeniculum creticum genoemd wordt is ons tegenwoordig noch niet te volle bekend, tenzij dat het die soort van venkel is daar Lobel van vermaant die op de gewone venkel wel lijkt, maar de stelen waren honderd veertig of honderd tachtig cm hoog en de bladeren korter en wat stijver, witachtig en die van de Corruda of koraalkruid gelijk. Het zaad was van grootte het andere gelijk of wat kleiner, ronder en de anijs gelijk. Zulks is bijna dat gewas (aangaande de smalle en dikwijls gesnipperde bladeren) wiens plat breed zaad van de vrouwen van Kreta gebruikt wordt om het haar ros te kleuren wat aldaar platycymino, dat is Cuminum latum of brede komijn genoemd wordt.

Teelt van venkel.

Venkel groeit op alle plaatsen en in alle lucht, nochtans liever in warme dan in koude lucht en in steenachtige dan in betere aarde, maar zandachtige grond begeert het niet. Venkel wordt in de lente gezaaid en ook in de herfst en insgelijks wordt het in dezelfde tijden geplant. Maar de zoete venkel is liever gezaaid dan geplant en liever ook in de lente dan in de herfst want ze wordt dan zoeter en groter van zaad. Deze moet gezaaid en geplant worden op een grond die goed in de zon staat en tamelijk droog en licht is en van zaad dat niet meer dan een jaar oud is. Moet ook goed gewied worden terwijl dat ze groeit om van het kwaad kruid niet verdrukt te worden. De wortels worden ’s winters in het zand bewaard.

Om zeer zoete venkel te hebben, steek het zaad in een vijg en plant het alzo of meng honing onder de aarde waarin dat ge uw venkelzaad wil zaaien of honingwater of melk en dat verversen en roeren.

Namen.

Actuarius noemt de venkel ook Malathron, in het Engels heet het fenel en fenkel, in het Hoogduits soms Fenichel of Fenkel.

Aard, kracht en werking van venkel.

De groene venkelbladeren met azijn vermengd zijn goed gelegd op het wild vuur en alle hete gezwellen. Die met was vermengd zijn goed op de blauw geslagen plekken gelegd.

Dezelfde bladeren van venkel gegeten of met ptisane of gerstewater gedronken laten ook de borsten vol melk worden en veel zog krijgen en zijn ook goed tegen de steken en beten van venijnige dieren.

De toppen van venkel gekookt en gedronken verzoeten de pijn van de nieren, laten de plas lossen en de steen rijzen en verwekken de maandstonden en zijn goed ingenomen tegen de walging en ziekte van de maag die in de koortsen komt. [479]

Hetzelfde doen de wortels die ook goed zijn tegen dat water laden in wijn gekookt en gedronken,

Venkel ook in wijn gekookt of met olie gewreven is zeer goed om de gebreken van de schaamdelen daarmee te bestrijken of te stoven.

Het sap van venkel doodt de wormen van de oren, daarin gedruppeld.

Lobel verhaalt dat in de westzijde van Spanje de gom van venkel aldus bereid en verzameld wordt: ‘de boeren, zegt hij, snijden de middelste stelen af als het bloeit en leggen die aan het vuur zodat ze door de kracht van de hitte zweten en de gom van zich zullen geven die tot de medicijnen der ogen zeer goed en krachtig is.

Het sap van venkel, zegt dezelfde Lobel, zuivert niet alleen het schemeren van de ogen als het van buiten daarop gelegd wordt, maar ook de venkel ingenomen maakt helder gezicht omdat ze de vochtigheden opdroogt en de subtiele dampen of geesten dik maakt of ze jaagt ook af door de plas de overvloedige vochtigheden van de hersens die het gezicht bot maken.

Men maakt een confiture van venkelzaad die zeer goed is om de slijmachtige vochtigheden uit het lijf te jagen.

Men zegt dat de slangen hun gezicht met de venkel scherpen en hun oude vel daaraan wrijven of strijken en zo hun jeugd wederom krijgen.

Als men gebeten of gestoken is van enig dier zal men de gekwetste plaats eerst met azijn of plas wassen en dan de wortel van venkel die klein gestoten en met honing gemengd is daarop leggen.

Gedistilleerd venkelwater is goed in alle de voor vermelde gebreken.

Men maakt aldus een krachtig water van venkel tegen de gebreken van de ogen en gezicht: ‘men snijdt de stelen van de zoete venkel in de herfst twintig cm hoog van de aarde af en men vult de losheid of holte van hetgeen dat er van de steel in de aarde overblijft met poeder suiker kandij en men stopt dat boven toe met perkamant en als dat suiker er zo een dag gestaan heeft snijdt men de stelen tot de wortel toe af en men verzameld en bewaart het vocht dat er in is wat zeer goed is om het gezicht te versterken en te verscherpen.

Venkelzaad is goed om de winden te verdrijven als het na het eten ingenomen wordt, hoewel dat het zwaar is om te verteren en geeft het lichaam weinig voedsel.

Men mag venkel in het begin van augustus groen eten, ja de toppen en malse stelen en ook de kroontjes die met zaad geladen zijn mogen in aarden potten met azijn en zout gekonfijt of ingemaakt en bewaard worden om te alle tijden te gebruiken, maar vooral als het uitermate heet weer is.

Krachten van wilde venkel of Hippomarathrum uit Dioscorides en andere.

De wortel heeft een lieflijke reuk en als die ingenomen wordt geneest het de koude plas en als dat als een pessarium gebruikt wordt verwekt het de maandstonden van de vrouwen.

De wortel of zaad gedronken stelpt de buikloop en geneest de beten van de slangen en venijnige dieren, breekt de steen, verdrijft de geelzucht en geeft overvloedig melk. De bladeren in water gekookt en gedronken zuiveren de vrouwen nadat ze gebaard hebben.

De kleine soort van wilde venkel met rond welriekend zaad is heet van smaak en heeft een verwarmende kracht en is daarin de gewone venkel gelijk, maar tegen alle dingen zwakker. Galenus schrijft daar aldus van: ‘de wortel en het zaad van de wilde venkel heeft de drogende kracht sterker dan de hofvenkel waardoor dat ze ook de buikloop schijnt te stoppen, nochtans schijnt in de soorten van venkel geen merkelijke tezamen trekking te wezen. De wortel en het zaad van deze wilde venkel is die van de Cachrys gelijk en mag de steen breken, de geelzucht genezen, de maandstonden verwekken en water laten maken, nochtans laat het geen melk krijgen zoals als de voorgaande doet.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/