Lobaria

Over Lobaria

Longkruid, vervolg Dodonaeus, vorm, varens, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

HET XVI. CAPITEL.

Van Longhen-cruydt.

Ghedaente.

Nae het Steen-Lever-cruydt moet noch een ander dierghelijck gheslacht van Mosch beschreven worden, datmen Longher-cruydt noemt; ’t welck dorrer is dan Steen-Lever-cruydt, rondom breeder ende schelferachtigh oft schubbachtigh: ende de bladeren zijn grooter, [774] menighvuldighlijck onder malkanderen verwerret, niet soo glat als die van Steen-Lever-cruydt, maer gherimpelder ende rouw, bijnae soo dick, dicht ende taey als een lever oft ghetouwde huyt; aen d’een sijde groen, aen de andere witachtigh oft bleeck van verwe: in sulcker voeghen, dat dit gheslacht van Mosch met dese sijne gantsche ghedaente een Longher, aengaende sijn puckelkens, krunckelinghen, ende oock uytwendighe verwe, eenighsins ghelijck schijnt te wesen.

Plaetse.

Op de struycken van de oude Eycken, Buecken ende andere wilde boomen, in dichte, duystere bosschen pleegh dit Longhen-cruydt te groeyen: dan men vindt het oock wel somtijdts in steenachtighen grondt, oft in andere schaduwachtighe ghewesten.

Naem.

Nae de ghedaente van een Longher oft Longe is dit ghewas in onse tael Longhen-cruydt gheheeten; in ’t Hooghduytsch Lungenkraut; in ’t Fransch Herbe à poulmon; in ’t Latijn Pulmonaria.

Aerd.

Dit ghewas schijnt verkoelende ende verdrooghende van aerd te wesen.

Kracht ende Werckinghe.

Sommighe herders, ende oock de gene die de Peerden ende het Vee aennemen te genesen, pleghen het poeder van Longen-cruydt, met Sout vermengt, de Schaepen ende ander Vee tegen den hoest ende moeyelijck herhalen des adems oft enghborstigheydt seer nuttelijck in te gheven. Daerom ghelooftmen oock, dat het de menschen nuttelijck soude moghen wesen, ende seer bequaem om de zeeren ende sweeringhen der Longeren ende het bloedtspouwen te ghenesen.

Men prijst het oock seer in de bloedige ende versche wonden, teghen de zeeren van de schamelheydt, ende oock tegen allerhande vloeden der vrouwen; insghelijcks oock teghen het roodtmelizoen, ende andere onmatighe vloeden ende buyckloopen, in sonderheydt die van heete ende galachtige oorsaecken, ’t zy van boven ’t zy van onder komen: want het kan het braecken doen ophouden, ende den buyck stoppen oft hardt maecken.

BIIVOEGHSEL.

Op sommighe donckere plaetsen van de bosschen wordt oock dese soorte van Mosch oock wel ghevonden, oft in vochtige sandachtige velden. Lobel noemtse Muscus pulmonarius oft Pulmonaria fungosa, oft Pulmonaria officinarum: in onse tael Longher-cruydt; in ‘t Fransoys Herbe aux poulmons; in ‘t Enghelsch Lungwurt; den naem Pulmonaria wordt nochtans het Onser Vrouwen Melck-cruydt eyghentlijcker ghegeven (dat oock Longher-cruydt heet;) selfs de Corael-Violiere wordt oock Pulmonaria ghenoemt: maer Pulmonaria is een van de naemen van Duyvenvoet.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Dit cruydt heeft een seer droogende, maer matelijck t’samentreckende ende verkoelende kracht, seydt Lobel: ende het wordt kleyn gestooten ende ghepoedert, ende soo in de wonden ghestroyt, om het bloedt te stelpen, ende teghen de ghebreken van de Longher met water inghenomen: maer met wijn ghesoden ende gedroncken, stelpt het bloedtspouwen, ende den loop des buycks. Het wordt oock veel in drancken ghebruyckt. Men prijst het veel om de zeeren te ghenesen die aen de schamelheydt komen. In Italien wordt daer een water van ghedistilleert, tot de voorseyde ghebreken seer dienstelijck.

HET XVI. KAPITTEL.

Van longenkruid. (Lobaria pulmonaria)

Gedaante.

Na het steenleverkruid moet noch een ander diergelijk geslacht van mos beschreven worden dat men longenkruid noemt wat dorder is dan steenleverkruid en rondom breder en schilferachtig of schubachtig en de bladeren zijn groter [774] en meer onder elkaar verwart en niet zo glad als die van steenleverkruid, maar gerimpelder en ruw, bijna zo dik, dicht en taai als een lever of gelooide huid en aan de ene zijde groen en aan de andere witachtig of bleek van kleur op zo’n manier dat dit geslacht van mos met deze zijn ganse gedaante enigszins op een long, aangaande zijn pukkeltjes, kronkelingen en ook uitwendige kleur, gelijk schijnt te wezen.

Plaats.

Op de stammen van de oude eiken, beuken en andere wilde bomen, in dichte, duistere bossen plag dit longenkruid te groeien, dan men vindt het ook wel soms in steenachtige grond of in andere schaduwachtige gewesten.

Naam.

Naar de gedaante van een longher of long is dit gewas in onze taal longhen-cruydt genoemd, in het Hoogduits Lungenkraut, in het Frans herbe à poulmon en in het Latijn Pulmonaria.

Aard.

Dit gewas schijnt verkoelend en verdrogend van aard te wezen.

Kracht en werking.

Sommige herders en ook diegene die de paarden en het vee aannemen te genezen plegen het poeder van longkruid met zout vermengt de schapen en ander vee tegen de hoest en moeilijk herhalen van de adem of benauwdheid zeer nuttig in te geven. Daarom gelooft men ook dat het de mensen nuttig zou mogen wezen en zeer geschikt om de zeren en zweren van de longen en het bloedspouwen te genezen.

Men prijst het ook zeer in de bloedige en verse wonden, tegen de zeren van de schaamstreek en ook tegen allerhande vloeden van de vrouwen en insgelijks ook tegen de rodeloop en andere onmatige vloeden en buiklopen en vooral die van hete en galachtige oorzaken komen, hetzij van boven hetzij van onder, want het kan het braken laten ophouden en de buik stoppen of hard maken.

BIJVOEGING.

Op sommige donkere plaatsen van de bossen wordt deze soort van mos ook wel gevonden of in vochtige zandachtige velden. Lobel noemt het Muscus pulmonarius of Pulmonaria fungosa of Pulmonaria officinarum, in onze taal longenkruid, in het Frans herbe aux poulmons, in het Engels lungwurt, de naam Pulmonaria wordt nochtans het onze vrouwen melkkruid eigenlijk gegeven (dat ook longenkruid heet) zelfs de koraalviolier wordt ook Pulmonaria genoemd, maar Pulmonaria is een van de namen van duivenvoet.

Aard, kracht en werking.

Dit kruid heeft een zeer drogende, maar matig tezamen trekkende en verkoelende kracht, zegt Lobel, en het wordt klein gestoten en gepoederd en zo in de wonden gestrooid om het bloed te stelpen en tegen de gebreken van de longen met water ingenomen, maar met wijn gekookt en gedronken stelpt het bloedspouwen en de loop van de buik. Het wordt ook veel in dranken gebruikt. Men prijst het veel om de zeren te genezen die aan de schaamstreek komen. In Italië wordt daarvan een water van gedistilleerd dat tot de voor vermelde gebreken zeer dienstig is.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/