Alliaria

Over Alliaria

Look zonder look, vervolg Dodonaeus, vorm, rapen, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

HET XVI. CAPITEL.

Van Loock sonder Loock.

Gheslacht.

By het gheslacht van Loockachtighe cruyden moet dit ander gewas oock gherekent worden, dat de voorgheschreven soorten niet van bladeren oft ander gedaente, maer alleen van sijnen stercken Loockachtigen reuck ghelijckt. [1073]

Ghedaente.

Dit gewas, dat wy Loock sonder Loock noemen, heeft eerst breede rondtachtige, voor spitsachtige bladeren, licht groen van verwe, rondom de kanten ghekertelt, oft met kleyne schaerdekens saegs-gewijs gesneden: tusschen dese bladeren wast eenen dunnen steel, bijnae twee voeten hoogh, daer aen wassen bladeren die langer ende smaller zijn dan de eerste, oock rondom ghekerft: aen d’opperste van desen steel, te weten aen sijn kleyne sijd-tackskens, wassen veele kleyne witte bloemkens; ende daer nae volghen kleyne dunne Hauwkens, langhworpigh van maecksel, daer in swart kleyn saedeken leydt. De wortel is langhachtigh, dun ende hardt oft houtachtigh. Dit heel ghewas is in alle sijn deelen sterck van reuck; in sonderheydt de bladeren; de welcke als sy in stucken gewreven worden, ghelijck Loock riecken ende smaecken.

Plaetse.

Dit cruydt wast geerne in rouwe onghebouwde plaetsen van selfs, ghelijck aen de kanten van de beemden, ende van de vochtighe velden, somtijdts oock by de tuynen ende hagen van de hoven, ende omtrent de oude vervallen wegen, ende oock by de wegen ende sijdpaden.

Tijdt.

Loock sonder Loock bloeyt meest in Mey ende Braeckmaendt: ende daer nae soo levert sijn saedt. De bladeren worden in Meert oft April ghepluckt om by de sausen ende spijse te doen, ende voor oprecht Loock te ghebruycken.

Naem.

Dit cruydt wordt nu ter tijdt in ’t Latijn gheheeten Alliaria ende Alliaris; in Nederduytsch Loock sonder Loock, als ofmen in ’t Latijn Allium non bulbosum seyde; in ’t Fransoys Alliayre; in ’t Hooghduytsch Knoblauchkraut, Leuchel ende Saszkraut. Het en is het Scordium niet, hoe wel dat het daer voor in de Apoteken hier voormaels, doch met groote dwalinghe, ghebruyckt pleegh te worden: het en is oock geen mede-soorte van Scordium, als uyt de beschrijvinghe van het selve in ons vijfde Boeck ghegeven blijckelijck genoegh is. Sommige seggen dat het in’t Latijn Pes asininus pleegh te heeten.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Loock sonder Loock is oock heet ende droogh van aerdt, doch nochtans veel min dan het oprecht Loock; te weten in ’t laetste van den tweeden, oft in ’t beginsel van den derden graed.

Nochtans soo en heeft dit cruydt geen sonderlingh ghebruyck teghen eenighe sieckte, dat wy weten, al is het saecke dat het de ongheleerde oft onbedachte Apotekers seer qualijcken in stede van Scordium pleghen te ghebruycken, als voorseyt is: met het welck dat geensins van krachten te verghelijcken en is.

Maer in de spijse ende met de ghesouten Visschen worden de bladeren van dit cruydt ghestooten, oft met ander sausen somtijdts in stede van Ghemeyn Loock oft Das-Loock ghegeten.

Sommighe sieden dese bladeren oock met de klisterien, die sy teghen de buyck-pijn oft colijcke, oft teghen de pijne van de Nieren ende van ’t graveel bereyden: in de welcke sy niet alleen de winden sterckelijck verdrijven ende doen scheyden, maer oock de pijnen van ’t graveel ende van den ghebroken oft rijsende steen komende versachten ende versoeten konnen, soo men ghelooft.

BIIVOEGHSEL.

Anguillara heeft dit ghewas Rima Maria (niet Rivia Maria) ghenoemt, anders Pes Asini, anders Alectorolophus Plinij; in ’t Hooghduytsch heet het somtijdts Saltzkraut, ende niet Saszkraut; in ’t Fransch Herbe aux Auix, ou aux Ailletae ou Ailae; in ’t Engelsch Sauce allone, or Iacke bij the Hedge. ‘Tgheheele cruydt en is de Netelen niet onghelijck, uytghenomen de Hauwkens, die vol saedt zijn, als dat van de Steck-Raepen. In Duytschlandt wast het van selfs. Sommighe heeten het Scordotis; maer qualijck.

Hier by hoorden de soorten van Cepaea elders beschreven.

Noch van de krachten.

Lobel seydt, dat dit cruydt van kracht de Rakette oft Erysimum wat ghelijckt, ende dat dit gheheel ghewas heetachtigh is ende vocht, van smaeck beter, ende lieflijcker van reuck dan de wortelen oft bladeren van Loock. Waer door dat de Enghelsche vrouwen de sapachtighe bladers ghestooten dickwijls menghen in sausen ende sopkens, ende seer prijsen in de Lente gheten, om dat iaer de ghesondtheydt te bewaeren. Door de selve kracht, seydt Plinius, sal dat seer goedt wesen teghen den hoest.

Het is nut om te doorsnijden ende dun maecken alle grove dicke taeye vochtigheden, ende om te openen, verteeren ende ghenesen de wonden van de beenen oft schenckelen.

Het saedt aen de vrouwelijckheydt plaesters-ghewijs gheleyt, gheneest de opstijginghe, ende doet de vrouwen tot haer selven keeren ende wacker worden.

HET XVI. KAPITTEL.

Van look zonder look. (Alliaria petiolata)

Geslacht.

Bij het geslacht van lookachtige kruiden moet dit ander gewas ook gerekend worden dat op de voorgeschreven soorten niet van bladeren of ander gedaante, maar alleen van zijn sterke lookachtige reuk lijkt. [1073]

Gedaante.

Dit gewas dat we look zonder look noemen heeft eerst brede rondachtige, voor spitsachtige bladeren die licht groen van kleur zijn en rondom de kanten gekarteld of met kleine schaartjes zaagvormig gesneden en tussen deze bladeren groeit een dunne steel van bijna zestig cm hoog en daaraan groeien bladeren die langer en smaller zijn dan de eerste en ook rondom gekerfd en aan het opperste van deze steel, te weten aan zijn kleine zijtakjes groeien vele kleine witte bloempjes en daarna volgen kleine dunne hauwtjes die langwerpig van vorm zijn waarin zwart klein zaad ligt. De wortel is langachtig, dun en hard of houtachtig. Dit hele gewas is in al zijn delen sterk van reuk en vooral de bladeren en als die in stukken gewreven worden ruiken en smaken ze als look.

Plaats.

Dit kruid groeit graag in ruwe ongebouwde plaatsen vanzelf zoals aan de kanten van de beemden en van de vochtige velden, soms ook bij de tuinen en hagen van de hoven en omtrent de oude vervallen wegen en ook bij de wegen en zijpaden.

Tijd.

Look zonder look bloeit meest in mei en juni en daarna levert het zijn zaad. De bladeren worden in maart of april geplukt om bij de sausen en spijs te doen en voor echt look te gebruiken.

Naam.

Dit kruid wordt tegenwoordig in het Latijn Alliaria en Alliaris genoemd, in Nederduits loock sonder loock alsof men in het Latijn Allium non bulbosum zei, in het Franss alliayre, in het Hoogduits Knoblauchkraut, Leuchel en Saszkraut. Het is niet het Scordium hoewel dat het daarvoor in de apotheken hier vroeger doch met grote dwaling gebruikt plag te worden en het is ook geen medesoort van Scordium zoals uit de beschrijving er van dat in ons vijfde boek gegeven duidelijk genoeg is. Sommige zeggen dat het in het Latijn Pes asininus plag te heten.

Aard, kracht en werking.

Look zonder look is ook heet en droog van aard, doch nochtans veel minder dan het echt look, te weten op het eind van de tweede of in het begin van de derde graad.

Nochtans heeft dit kruid geen bijzonder gebruik tegen enige ziekte dat we weten al is het zo dat het de ongeleerde of onbedachte apothekers het zeer kwalijk in plaats van Scordium plegen te gebruiken, als gezegd is, waarmee het geenszins van krachten te vergelijken is.

Maar in de spijs en met de gezouten vissen worden de bladeren van dit kruid gestoten of met andere sausen soms in plaats van gewoon look of daslook gegeten.

Sommige koken deze bladeren ook met de klysma’s die ze tegen de buikpijn of maagpijn of tegen de pijn van de nieren en van het niergruis bereiden waarin ze niet alleen de winden sterk verdrijven en laten scheiden, maar ook de pijnen die van het niergruis en van de gebroken of rijzende steen komen verzachten en verzoeten kunnen, zo men gelooft.

BIJVOEGING.

Anguillara heeft dit gewas Rima Maria (niet Rivia Maria) genoemd, anders Pes Asini, anders Alectorolophus Plinij, in het Hoogduits heet het soms Saltzkraut en niet Saszkraut, in het Frans herbe aux auix of aux ailletz of ailae, in het Engels sauce allone of Jacke bij the hedge. Het gehele kruid lijkt veel op de netels, uitgezonderd de hauwtjes die vol zaad zijn als dat van de stekrapen. In Duitsland groeit het vanzelf. Sommige noemen het Scordotis, maar kwalijk.

Hierbij hoorden de soorten van die Cepaea elders beschreven zijn.

Noch van de krachten.

Lobel zegt dat dit kruid van kracht op de raket of Erysimum wat lijkt en dat dit geheel gewas heetachtig is en vochtig en van smaak beter en lieflijker van reuk dan de wortels of bladeren van look. Waardoor dat de Engelse vrouwen de sapachtige bladeren stoten en dikwijls in sausen en sapjes mengen en zeer prijzen als ze het in de lente eten om dat jaar de gezondheid te bewaren. Door dezelfde kracht, zegt Plinius, zal dat zeer goed wezen tegen de hoest.

Het is nuttig om te doorsnijden en dun te maken alle grove dikke taaie vochtigheden en om te openen, verteren en genezen de wonden van de benen of schenkels.

Het zaad aan de vrouwelijkheid pleistervormig gelegd geneest de opstijging en laat de vrouwen tot zichzelf komen en wakker worden.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/