Amomum

Over Amomum

Anastacia, Elettaria, vervolg Dodonaeus, vorm, buitenlandse, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

Vertaald en opgezet door Nico Koomen.

Amomum, ende andere vruchten voor Amomum ghehouden. 32.

Amomum is soo onbekent, datmen hedensdaeghs met goede reden den Acorus daer voor ghebruyckt, nae de leeringhe van Galenus, liever dan de andere dinghen die voor Amomum t’onrecht ghehouden worden. Daerom sullen wy eerst handelen van ’t Amomum, soo Dioscorides dat beschrijft, ende andere oude meesters met hem; ende daer nae verhaelen meest alle die drooghen diemen hedensdaeghs voor het Amomum houdt. [1446]

Amomum (in ’t Griecks Amomon) is een kleyn heesterken oft boomken, seydt Dioscorides, dat sich selven met sijn hout in een rolt oft krolt als een tros druyven, met kleyne bloemen als Filieren (oft Witte Violetten) ende bladeren als die van Bryonia. Het meest ghepresen is het Amomum Armeniacum, dat is dat in Armenien wast: ende dat is ros van verwe, ende bijnae goudtgeel, met rosachtigh krachtigh rieckende hout. Het Amomum Medicum, dat is ’t ghene dat in Medien wast op ’t plat veldt, ende in vochten grondt, is veel onstercker, slechter ende slapper in ’t wercken, groot, groenachtigh, malsch oft sacht ende breucksaem, wassende aen een aderachtighe heester, rieckende als Orega. Het Amomum Ponticum dat in Ponto wast, is rosachtigh, kleyn, breucksaem, druyfs-ghewijs ghevoeght, overvloedighe vruchten by een hebbende, sterck rieckende. Dan van waer dat het zy, men acht voor ’t beste Amomum ’t ghene dat versch is, wit oft roodtachtigh, niet in een ghedronghen, oft tsamen gherolt, maer dat van een scheydt, vol saedt, kleyne beziekens ghelijckende, swaer, krachtigh van reuck, onvermeluwet, scherp ende bijtende van smaeck, allesins ghelijck verwigh.

Dit Amomum heeft een verwarmende, tsamentreckende ende drooghende kracht: doet slapen, op ’t voorhooft ghestreken, ende beneemt het ghevoelen van den hooftsweer: het maeckt rijp de heete gheswillen, ende verdrijft de sweerkens aen de knien ende elleboghen, daer geel etter uytloopt. Het selve Amomum met Basilicon ghemenght, gheneest die van de Scorpioenen ghesteken zijn, ende is goedt de ghene die van ’t flercijn ghequelt zijn. Met Rosijnen ghestooten, versoet de heete gheswillen vande ooghen, ende verhittinghe des inghewants. Met eenen pessus ghebruyckt, oft in badt, gheneest de ghebreken van de moeder. Water, daer Amomum is ghesoden is, helpt de lever ende nieren, ende die het flercijn hebben, ghedroncken. Het wordt by de verhoedinghen van de Pest ende verghift ghedaen, ende by de seer kostelijcke salven. Dan dit Amomum wordt vervalscht met een cruydt van dierghelijcke ghedaente, datmen Amomis noemt, maer sonder reuck, ende sonder vruchten, in Armenien wassende, met bloemen als die van Orega. Daerom moetmen de stuckskens verworpen, ende de heele struyckskens, daer de wortel noch by is, verkiesen, alsmen het oprecht Amomum hebben wil. Dit zijn de woorden van Dioscorides.

Amomum officinarum, datmen nu in veele Apoteken ghebruyckt, is een swart saedt, van sommighe ghehouden voor het Sion van Dioscorides. Andere houden de Swarte Aelbesien voor Amomum: om datse van bladeren den Wilden Wijngaert ghelijcken, welrieckende rijskens hebben, binnen groen, met trossen ghelijck blauwe Druyven, ende geelgroene bloemkens: ende heetense daerom Amomum Bryoniae folio, ende Amomum Graecorum & Plinij; want Theophrastus ende Plinius beschrijven het Amomum met dierghelijcke ghedaente, ende segghen dat Amomum ende Cardamomum malkanderen seer ghelijcken in ghedaente ende krachten. Een ander soorte, van den selven Plinius vermaent, hadde bladeren als die van den Granaet-boom, sonder rimpels, ros van verwe, die vervalscht wierdt met bladeren van den Granaet-boom: ende heet daerom Amomum Plinij alterum Punicae folio.

Amomum, seydt Garcias ab Horto, in ‘t Arabisch Amama, oft Hamama (dat is Duyve oft Duyven-cruydt, anders Pes columbinus) is een cruydt in Persien, Arabien ende Asien wassende, de ghedaente van eenen Duyvenvoet hebbende (misschien in sijn ruyghe hayrighe tackskens: ) dan hy en beschrijft dat eyghentlijck niet. Maer Clusius vermaent van een kleyn heesterken in Ormuz wassende, dat sommighe voor Amomum houden, ende van een ander kleyn cruydeken datse Amomis noemen, doch niet wel met de beschrijvingen van Dioscorides ende Plinius over een komende, ten waer dat het sulcks is als Garcias Pes columbinus noemt. Want dit heesterken heeft ettelijcke tackskens, soo dicht ende menighvuldighlijck met bladerkens gheladen, datse bijnae anders niet dan bladers en schijnt te wesen, al oft sy een bloemken oft roosken waren: dan sy en hebben gheenen sonderlinghen reuck oft smaeck.

Valsch Amomum, in ’t Latijn Amomum spurium, voor oprecht Amomum ghesonden, is een ghewas, wiens vruchten druyfs-ghewijs aen de tacken wassen, wat specerijachtigh van reuck, elck de kleyne soorte van Cardamomum wat ghelijckende, oock drijhoeckigh, niet soo ghestreept, inhoudende swarte langhworpighe saden, tweemael grooter dan die van Kleyn Cardamomum, blinckende ende seer hardt, met wit mergh, wat scherp, maer niet bitter van smaeck, in dunne vlieskens ghewonden.

Dierghelijcke baeyen heeft Clusius van den achtbaren Wilhelm Parduyn van Middelburgh ontfanghen: doch niet druyfs-ghewijse aen een hanghende, maer van haer tackskens afgetrocken zijnde: dan den selven Parduyn schrijft daer by, dat den Borghemeester van de voorseyde stadt, ghelockt zijnde door den specerijachtighen, doch swaerachtighen reuck, die dese vrucht heeft, een van die bezien ghegeten hebbende, korts daer nae sieck gheworden is. Daerom is Clusius van ghevoelen gheweest, datmen dese bezien by andere gheneesdinghen niet en behoort te doen, eermense beter kent, oft weet te bedwinghen.

Lignum Amomi is het hout van Amomum; welck ghebruyckt wierdt als de vrucht oft saedt noch niet rijp en was: dan dat is onbekent.

Piper Aethiopicum Matthioli, elders vermaent, houden sommighe oock voor Amomum.

Roose van Hierico, in ’t Latijn Rosa Hierichontina, oft Rosa Hiericontea, oft Ponum Hiericonticum, van sommighe voor Amomum ghehouden, heeft iet ghemeyns met de Thlaspi, seydt Camerarius, doch niet oft heel weynigh scherp van smaeck, dan alleen in de wortelen ende scheutkens. Sy wast in ’t Joodsche landt, ende in ’t savel by de Roode Zee: ende heeft veele tacken, tsamen gevoeght als een Roose, draghende veele saeykens druyfs-ghewijs by een ghehoopt, schubachtigh, maer kleyner dan Sorgh-saedt, staende traellies-ghewijs oft nets-ghewijs binnen de tacken oft Roose: de bladers zijn kleyn, [1447] als die van den Olijf-boom; maer de bloemkens zijn wit, aen een steelken hanghende van een palme langh, ghelijck die van de Bamia: ende zijn van vier bladerkens ghemaeckt, soo als die van de Rackette, in langhworpighe huyskens. Sy wordt veel ghequelt van groene ruspen. Bellonius vermaent hier oock van, segghende dat sommighe bedrieghers dese wortel oft bloeme herwaerts over brenghen, ende in water legghen als ’t Kerst-avondt is, oft alsser eenighe vrouwen in swaeren arbeydt gaet; ende dan gaet sy open: ende dan segghen sy dat ’t selve nimmermeer gheschiedt, dan op dien avondt, oft als eenighe vrouwen in barens noot zijn: iae dat op den ooghenblick dat dese bloeme in ’t water open gaet, die vrouwe van kinde verlost. Nochtans soo en is dit maer bedrogh; ende die Roose sal altijdt ontluycken ende van een gaen, alsse in ’t water gheleydt wordt, wat tijdt dat het zy. Maer hy versekert datse in Hierico niet en wast, dan alleen in de Wildernissen van Arabien, ende aen den dorren oever van de Roode Zee.

De selve Bellonius houdt dit oock voor eenigh ander ghewas, van de Roose seer verscheyden: ende seydt dat de oprechte Roose van Hierico, die soo gheheeten magh worden, anders niet en is dan onse ghemeyne Roode oft Lijfverwighe Roose, omtrent Hierico hedensdaeghs noch wassende; met wiens ghevoelen de geleerde oock stemmen.

Voorts soo waster een wilde mede-soorte van dit ghewas in Syrien op de daken ende oude huysen: die oock gheen oprecht Amomum is.

Steert-Peper wordt oock van sommighe voor een Amomum ghehouden, als gheseydt is.

Amomum van sommighe is een vremde ronde vrucht, meest grooter dan een Peper-koren, gherimpelt, bruyn, inhoudende een rondt swart saedt, in twee deelen scheydbaer: dan midts dat Clusius de selve voor het Garyophyllon Plinij houdt, sullen wy die in ’t Capitel van de Groffels-naghelen beschrijven.

Amomum en andere vruchten die voor Amomum gehouden worden. 32.

Amomum is zo onbekend dat men tegenwoordig met goede reden Acorus daarvoor gebruikt naar de lering van Galenus en liever dan andere dingen die te onrecht voor Amomum gehouden worden. Daarom zullen we eerst handelen van het Amomum zo Dioscorides dat beschrijft en andere oude meesters met hem en daarna meest alle drogen verhalen die men tegenwoordig voor het Amomum houdt. [1446]

(Amomum subulatum) Amomum (in het Grieks Amomon) is een klein heestertjes of boompje, zegt Dioscorides, dat zichzelf met zijn hout ineen rolt of krult als een tros druiven en met kleine bloemen als violieren (of witte violen) en bladeren als die van Bryonia. Het meest geprezen is het Amomum Armeniacum, dat is dat in Armenië groeit en dat is ros van kleur en bijna goudgeel met rosachtig krachtig ruikend hout. Het Amomum Medicum, dat is hetgeen dat in Medië groeit op het platte veld en in vochtige grond is veel zwakker, slechter en slapper in het werken, groot, groenachtig, mals of zacht en breekbaar en groeit aan een aarachtige heester en ruikt als Origanum. Het Amomum Ponticum dat in Pontus groeit is rosachtig, klein, breekbaar en druifvormig gevoegd die overvloedige vruchten bijeen heeft die sterk ruiken. Dan vanwaar dat het is, men acht voor het beste Amomum hetgeen dat vers is, wit of roodachtig en niet ineen gedrongen of tezamen gerold, maar dat vaneen scheidt, vol zaad dat op kleine besjes lijkt en zwaar en krachtig van reuk is, niet vermolmt, scherp en bijtend van smaak en alleszins gelijk gekleurd.

Dit Amomum heeft een verwarmende, tezamen trekkende en drogende kracht, laat slapen, op het voorhoofd gestreken en beneemt het gevoel van hoofdpijn, het maakt de hete gezwellen rijp en verdrijft de zweertjes aan de knieën en ellenbogen daar geel etter uitloopt. Het Amomum met Basilicum gemengd geneest die van de schorpioenen gestoken zijn en is goed diegene die van jicht gekweld zijn. Met rozijnen gestoten verzoet het de hete gezwellen van de ogen en verhitting van het ingewand. Met een pessarium gebruikt of in bad geneest het de gebreken van de baarmoeder. Water daar Amomum in gekookt is helpt de lever en nieren en die jicht hebben, gedronken. Het wordt bij de bescherming van pest en vergif gedaan en bij de zeer kostbare zalven. Dan dit Amomum wordt vervalst met een kruid van diergelijke gedaante dat men Amomis noemt, maar zonder reuk en zonder vruchten dat in Armenië groeit met bloemen als die van Origanum. Daarom moet men de stukjes verwerpen en de hele struikjes daar de wortel noch bij is kiezen als men het echt Amomum hebben wil. Dit zijn de woorden van Dioscorides.

(Alpinia officinarum) Amomum officinarum dat men nu in vele apotheken gebruikt is een zwart zaad dat van sommige voor het Sion van Dioscorides gehouden wordt. Andere houden de zwarte aalbessen voor Amomum omdat ze van bladeren op de wilde wijngaard lijken, welriekende twijgen hebben en van binnen groen en met trossen zoals blauwe druiven en geelgroene bloempjes en noemen het daarom Amomum Bryoniae folio en Amomum Graecorum & Plinij, want Theophrastus en Plinius beschrijven het Amomum met diergelijke gedaante en zeggen dat Amomum en Cardamomum zeer op elkaar lijken in gedaante en krachten. Een andere soort is van dezelfde Plinius vermaand en heeft bladeren als die van de granaatboom, zonder rimpels en ros van kleur die vervalst werd met bladeren van granaatboom en heet daarom Amomum Plinij alterum Punicae folio.

(Elettaria amomum) Amomum, zegt Garcias ab Horto, in het Arabisch amama of hamama (dat is duiven of duifkruid, anders Pes columbinus) is een kruid dat in Perzië, Arabië en Azië groeit die de gedaante van een duivenvoet heeft (misschien in zijn ruige harige takjes) dan hij beschrijft dat eigenlijk niet. Maar Clusius vermaant van een klein heestertje dat in Ormuz groeit dat sommige voor Amomum houden en van een ander klein kruidje dat ze Amomis noemen, doch niet goed met de beschrijvingen van Dioscorides en Plinius overeen komen, tenzij dat het zulks is als Garcias Pes columbinus noemt. Want dit heestertje heeft ettelijke takjes en is zo dicht en menigvuldig met bladertjes geladen dat ze bijna niets anders dan bladeren schijnt te wezen al of ze een bloempje of roosje is, dan ze heeft geen bijzondere reuk of smaak.

(Amomum spurium) Vals Amomum, in het Latijn Amomum spurium, is voor echt Amomum gezonden en is een gewas wiens vruchten druifvormig aan de takken groeien en wat specerijachtig van reuk dat wat op de kleine soort van Cardamomum lijkt en ook driehoekig is en niet zo gestreept en zwarte langwerpige zaden bevat dat tweemaal groter is dan die van klein Cardamomum, blinkend en zeer hard en met wit merg dat wat scherp is, maar niet bitter van smaak en in dunne vliesjes gewonden.

Diergelijke bessen heeft Clusius van de achtbare Wilhelm Parduyn van Middelburg ontvangen, doch die niet druifvormig aaneen hangen, maar van hun takjes afgetrokken zijn en die Parduyn schrijft er bij dat de burgemeester van de voor vermelde stad die gelokt was door de specerijachtige, doch zwaarachtige reuk die deze vrucht heeft een van die bessen gegeten heeft en kort daarna ziek geworden is. Daarom is Clusius van mening geweest dat men deze bessen niet bij andere geneesdingen behoort te doen eer men ze beter kent of weet te bedwingen.

Lignum Amomi is het hout van Amomum wat gebruikt werd zoals de vrucht of zaad dat noch niet rijp was en dat is onbekend.

(Xylopia aethiopica) Piper Aethiopicum Matthioli, elders vermaant, houden sommige ook voor Amomum.

(Anastatica hierochuntica) Roos van Jericho, in het Latijn Rosa Hierichontina of Rosa Hiericontea of Ponum Hiericonticum is van sommige voor Amomum gehouden en heeft iets gemeens met Thlaspi, zegt Camerarius, doch is niet of heel weinig scherp van smaak, dan alleen in de wortels en scheutjes. Het groeit in het Joodse land en in zavel bij de Rode Zee en heeft vele takken die tezamen gevoegd zijn als een roos en draagt vele zaadjes die druifvormig bijeen gehoopt zijn en schubachtig, maar kleiner dan zorgzaad dat tralie of netvormig staat binnen de takken of roos, de bladeren zijn klei, [1447] zoals die van de olijfboom, maar de bloempjes zijn wit die aan een steeltje hangen van een tien cm lang zoals die van de Bamia en zijn van vier bladertjes gemaakt zoals die van raket en in langwerpige huisjes. Ze wordt veel gekweld van groene rupsen. Bellonius vermaant hier ook van en zegt dat sommige bedriegers deze wortel of bloem herwaarts overbrengen en in water leggen als het Kerstavond is of als er enige vrouwen in zware arbeid gaan en dan gaat ze open en dan zeggen ze dat dit nooit gebeurt dan op die avond of als enige vrouwen in barensnood zijn, ja dat op het ogenblik dat deze bloem in het water open gaat die vrouw van kind verlost. Nochtans is dit maar bedrog en die roos zal altijd ontluiken en vaneen gaan als ze in water gelegd wordt, welke tijd dat het is. Maar hij verzekert dat ze in Jericho niet groeit, dan alleen in de wildernis van Arabië en aan de dorre oever van de Rode Zee.

Die Bellonius houdt dit ook voor enig ander gewas dat zeer veel van de roos verschilt en zegt dat echte roos van Jericho die zo genoemd mag worden niets anders is dan onze gewone rode of vleeskleurige roos die omtrent Jericho tegenwoordig noch groeit met wiens mening de geleerden ook instemmen.

Voorts zo groeit er een wilde medesoort van dit gewas in Syrië op de daken en oude huizen dat ook geen echt Amomum is.

Staartpeper wordt ook van sommige voor een Amomum gehouden, zoals gezegd is.

Amomum van sommige is een vreemde ronde vrucht die meest groter is dan een peperkoren, gerimpeld, bruin en rond zwart zaad bevat dat in twee delen te scheiden is, dan omdat Clusius dat voor het Garyophyllon Plinij houdt zullen we die in het kapittel van de kruidnagels beschrijven.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/