Jatropha

Over Jatropha

Wonderboom, vervolg Dodonaeus, vorm, buitenlandse, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

Olie van Indiaenschen Wonder-boom, oft Ricinus, de vrucht Curcas, ende meer andere Olien. 18.

Nae alle de voorgaende Hersten, Gommen, Traenen, Sapen ende vochtigheden van de uytlandtsche ghewassen komende, sullen de volghende Olien oock met recht ghestelt worden, die in Indien oft in andere vremde landen hedensdaeghs bekent zijn, sommige oock van Dioscorides vermaent zijn, hoe wel dat sy wel soo bequaemelijck by de cruyden oft boomen daer sy van genomen zijn, meest alle in ’t kort oft in ’t langh van ons vermaent zijn gheweest.

Olie van Indiaenschen Mollen-boom oft Wonderboom wordt ghebroght uyt een landtschap van Nieuw Spaegnien Gelisco ghenoemt, ende is een Olie oft vochtigheydt, Oleum Ficus infernalis oft Oleum cicinum gheheeten, om datse van eenen boom ghehaelt wordt, ghelijckende den ghemeynen Wonder-boom, oft Mollen-boom, anders Cherva oft Kerva, dat is Ricinus; hoe wel dat hy veel grooter van bladeren ende vruchten is dan den ghemeynen Ricinus; ende daer uyt wordt de Olie ghehaelt op de selve wijse als Dioscorides sijn Elaeon Kikinon oft Oleum Cininum leert maecken: dat is, Sy stooten het saedt wel kleyn: ende sieden dat in water: ende vergaderen de Olie, die daer op drijft, met lepels: ghelijck de Indiaenen meest alle hun olien pleghen te vergaderen: want die wijse is ghemackelijcker dan de uytperssinghe die hun onbekent is. Voorts soo is dese Olie seer krachtigh ende nut tot verscheyden dinghen: want sy gheneest alle sieckten die van koude oorsaecken komen: sy ontdoet ende scheydt alle gheswillen, ende verdrijft alle opblasinghen ende wonden, sonderlinghen in den buyck; ende is midts dien nut teghen allerley leversucht ende watersucht, alsmen den buyck daer mede strijckt, ende ettelijcke druppen van de selve met Wijn oft eenigh ander nat inslorpt (want sy loost veel waters) maer noch bequaemelijcker, alsmense met een klisterie inspuyt. Sy verlost de maghe van alle koude vochtigheden ende winden; ende is nut teghen de colijcke oft buyckpijn, ende het lanckevel, ghestreken ende inghenomen als boven. De selve gheneest de sieckten van de lidtmaten, ende allerley gicht oft flercijn, die van gheen groote koude ghekomen is, met Hoendersop inghenomen zijnde. De ghespannen, ghetrocken ende verkrompen zenuwen worden ghenesen, daer mede ghesmeert. Van buyten ghestreken aen de maghe, moeder, ende milte, ontsluyt die, ende verlostse van verstoppinghe. Sy maeckt de kinderen den buyck los, over den heelen buyck ghesmeert; ende drijft de wormen uyt, een drup oft twee met Melck oft vet sop inghenomen. Teghen de krauwagie ende loopende zeerigheden des hoofts is sy oock nut; ende versoet de smerten der ooren, ende gheneest de doofheydt. Daer-en-boven isse oock seer nut teghen allerley ghebreken van de huyt, in sonderheyt van ’t aensicht; als zijn wratten, weeren ende dierghelijcke puckelen. Want sy is warm in ’t beghinsel van den derden, ende vocht in den tweeden graed.

Dierghelijck ghewas schijnt te wesen dat Clusius (als wy in ’t Bijvoeghsel van den Wonder-boom vermaent hebben) Ricinus Americanus noemt, ende wiens saedt aen hem ghesonden is, Curcas gheheeten: ende is wat grooter dan ’t saedt van ghemeynen Ricinus, wiens buytenste drijhoeckighe schelle, daer het saedt in schuylt, niet rouwen is, oft met oneffene puckelkens bedeckt, maer effen ende gladt, aschgrauw van verwe. ‘Tsaedt selve is als ’t ghemeyn, doch swart, sonder placken, soo krachtigh, dat de helft van een die van die saden den buyck van onder ende van boven sterckelijck los maecken kan.

Dan aengaende den ghemeynen Wonder-boom, Clusius heeft in Spaegnien (op de plaetsen in ’t voorseyde Bijvoeghsel vermaent) planten van de selven ghesien, van struyck soo dick als eenen man in sijn middel is, dry mans lenghden hoogh, in veele tacken verdeylt als andere boomen: welcke tacken alle dry oft vier iaeren pleghen ghekapt oft ghesnoeyt te worden: want dat is eenen langh levende boom, ende gheen verganckelijck cruydt, als onsen Ghemeynen Wonder-boom. Bellonius vermaent oock van grooter boomen van Ricinus, in Candien wassende. Maer oft den Curcas van America op dierghelijcke boomen wast, oft niet, is noch onbekent. Dan daer is een ander Curcas, soo oneyghentlijck gheheeten, die eetbaer is, ende hier nae vermaent sal worden.

Eraway van West-Indien is oock een vrucht van een soorte van Wonder-boom, die soo hoogh niet op en schiet als den anderen West-Indische Wonder-boom; welcke vrucht van sommighe landtloopers teghen veele sieckten ghebruyckt wordt, midts datse soo gheweeldighe kracht heeft om het lichaem te beroeren, ende den buyck weeck te maecken.

Elaeomeli van Dioscorides is een Olie soo soet als Honigh, uyt de struyck van eenen boom in Syrien traenende, hier voren by de soorten van Honigh vermaent, ende by den Olijf-boomen beschreven.

Olie oft vettigheyt van de ghemeyne Olijfboom-struycken hebben wy oock beschreven, als wy van den Olijfboom handelden.

Olie van bitter Amandelen, van Dioscorides Metopium gheheeten, is elders met de Amandelen vermaent.

Olie van Ben, oft Oleum Balaninum, sal hier nae beschreven worden. Maer Oleum Caryinon, dat is Olie van Okernoten, is ghenoegh beschreven; als oock is de Sesam-olie, Sesaminon Elaeon van Dioscorides ghenoemt; ende de Olie van Wilden Saffraen, dat is Cnicus oft Cartamus, in ’t Griecks Cnicelaeon; ende Rhaphanelaeon, van Radijs-saedt ghemaeckt, ende het Hyoscyaminon, dat is Bilsen-saedt-olie; ende Melanthelaeon oft Olie van Nardus-saedt, ende Sinapelaeon van Mostaert-saedt ghemaeckt; want die zijn alle op haer eyghen stede ghenoegh beschreven; als oock is de Myrthus-olie, Myrsinelaeon gheheeten, de Laurus-olie, oft Daphnelaeon; de Olie van Lentisck-bezien, oft Schinolaeon; ende de Olie van Mastick Mastichelaeon ghenoemt. Dan Olie van Coccus Gnidius, Cnidelaeon ghenoemt, wierdt te drincken ghegheven om den buyck weeck te maecken.

Gheslachten ende krachten van de meeste ghebruyckelijcke Olien. Sommighe Olien worden ghedistilleert, sommighe worden uytgheperst, sommighe worden ghemaeckt alsmen de cruyden in de Olien weyckt oft siedt; dese sullen wy in ’t kort verhaelen. De vochtmaeckende Olien zijn dese, Ghemeyne Olie van Olijven, die versch is, Olie van Soete Amandelen, Sesam-olie, Olie van Violetten, van Cauwoorden, Meloenen, Concommeren ende meer andere. Sommighe zijn verdrooghende, als Nardus-olie, Note-olie, Olie van Cherva oft van Wonder-boom. Sommighe verkoelen, als zijn Olie van Heul, van Mandragora, van Bilsen, van Queen, van Myrtus, van Myrtus-saedt, van Lentisch, van Roosen, Violen, Plompen ende Cauwoorden. Sommighe verwarmen, als Olie van Munte, Alssen, Mastick, Nardus, van Bitter Amandelen, van Peersekeernen, van Cappers, Spick, van Behen, van Lelien, van Irias, van Dille, van Cheyri oft Violieren, van Saffraen, Ruyte, Noten, Indiaensche Noten, Note-Muscaten, van Costus, van Peper, van Euphorbium, van Alant, van Monthout, [1389] ende meer andere. Voorts soo zijn de sommighe bequaem om de wonden te heelen, als is den Balsem, Olie van Taback, van Myrrhe, ende van den Liquidambar. Sommighe zijn tsamentreckende, doch met geen oft immers niet seer groote koude; als Olie van Alssen, Munte, Lentiscus, Mastick, Myrtus, ende van Myrtus-saedt. Sommighe versoeten de pijne; als olie van Vlier, van Cheyri, van Camille, Dille, Witte Lelien, Laurier, Hypericon, Leliekens van den Dale, Populier, ende Hadick. Sommighe doen slapen; als olie van Mandragora, Gulde Appelen, ende Aranie-appelen, van Heul, van Plompen, ende van Bilsen. Eenighe breken den steen in de blase oft nieren; als olie van Citroen-saedt, ende van Krieck-steenen. Sommighe versachten, als Lijn-saedt-olie, Narcis-olie, ende van Styrax. Sommighe ontdoen ende openen de sweetgaten; als Camille-olie, Dil-olie, Sesam-olie, Jasmin-olie, Olijf-olie, Soete Amandel-olie. Sommighe verteeren ende doen scheyden; als Note-olie, oude Olijf-olie, Ruyte-olie, Bitter Amandel-olie. Sommighe zijn afvaghende; als Olie van Myrrhe, van Koren, van Vlier, van Wonder-boom. In ’t kort, de Olien hebben meest alle de krachten van de cruyden daer sy van ghemaeckt zijn. Want de Olien uyt de soorten van Harst ghedistilleert, als uyt Mastick, Wieroock, Myrrhe, Camfer, Benionin, Ammoniacum, Terebentijn, Ladanum, hebben alle de krachten die voren in de beschrijvinghe van elck een van de selve dinghen verhaelt zijn. ‘Tselve is van de Olie diemen distilleert uyt Geneverbezien, Bakelaer, Veyl ende Hadick-bezien, Pijn-keernen, Cypres-noten; ende uyt Anijs-saedt, Venckel, Comijn, Peterselie; insghelijcks uyt Pock-hout, Genever-hout, Esschen-hout, Veyl-hout ende meer ander hout, ende schorssen, als uyt Caneel; ende oock uyt de schorssen van Aranie-appelen, Noten-schellen; oock uyt Groffels-naghelen, Foelie, Note-Muscaten, Peper; selfs uyt Honigh, Azijn, ende Wijn. Maer voor allen achtmen veel de Olien van Wachs, van Myrrhe, ende Wieroock, die de ghebreken der zenuwen ghenesen, ende alle de krachten van den oprechten Balsem hebben, als sommighe Alchymisten versekeren; die oock noch verscheyden Olien distilleren, onnoodigh om hier verhaelt te worden: want ’t is ons ghenoegh de beschrijvinghe der cruyden hier te gheven soo volkomen als het ons moghelijck is; de welcke bekent zijnde, sal een ieder nae sijn verstant oft wetenschap, daer wateren, olien, extractien ende andere dinghen uyt konnen maecken. Oleum Megalinum, in oude tijden Megalinon elaeon gheheeten, pleegh met Amarantus ende Harst ghemaeckt te worden: dan die was in tijden van Dioscorides al vergaen, ende niet meer in ghebruyck.

Olie van Copal Yva is voren beschreven, als oock de Olie van Liquidambar: dan de olie van Foelie, van Nimbo, ende de tweederhande olie van Indiaensche Noote, ende veele andere Olien sulen wy hier nae beschrijven, elck op hun gheslacht: maer eerst sullen wy wat van de Olie van Ben spreken.

Olie van Indiaanse wonderboom of Ricinus, de vrucht Curcas en meer andere oliën. 18.

(Jatropha curcas)

Na alle voorgaande harsen, gommen, tranen, sappen en vochtigheden die van de buitenlandse gewassen komen zullen de volgende oliën ook met recht gesteld worden die in Indien of in andere vreemde landen tegenwoordig bekend zijn en sommige ook van Dioscorides vermaand zijn, hoewel dat ze wel zo goed bij de kruiden of bomen daar ze van genomen zijn meest alle in het kort of in het lang van ons vermaand zijn geweest.

Olie van Indiaanse mollenboom of wonderboom wordt uit een landschap van Nieuw Spanje gebracht dat Gelisco genoemd wordt en is een olie of vochtigheid die Oleum Ficus infernalis of Oleum cicinum heet omdat ze van een boom gehaald wordt die op de gewone wonderboom of molleboom lijkt, anders Cherva of Kerva, dat is Ricinus, hoewel dat het veel groter van bladeren en vruchten is dan de gewone Ricinus en daaruit wordt de olie gehaald op

dezelfde manier als Dioscorides zijn Elaeon Kikinon of Oleum Cininum leert maken, dat is, ze stoten het zaad goed klein en koken dat in water en verzamelen de olie die daarop drijft met lepels net zoals de Indianen meest al hun oliën plegen te verzamelen, want die manier is gemakkelijker dan de uitpersing die bij hun onbekend is. Voorts zo is deze olie zeer krachtig en nuttig tot verschillende dingen want het geneest alle ziekten die van koude oorzaken komen, het ontdoet en scheidt alle gezwellen en verdrijft alle opblazing en wonden en vooral in de buik en is daardoor nuttig tegen allerlei leverzucht en waterzucht als men de buik daarmee bestrijkt en ettelijke druppels er van met wijn of enig ander nat opgeslurpt (want het loost veel water) maar noch beter als men het met een klysma inspuit. Ze verlost de maag van alle koude vochtigheden en winden en is nuttig tegen koliek of buikpijn en het langeuvel, gestreken en ingenomen zoals boven. Die geneest de ziekten van de ledematen en allerlei jicht of flercijn die niet van een grote koude gekomen is, met hoendersap ingenomen. De gespannen, getrokken en verkrompen zenuwen worden genezen, daarmee gesmeerd. Van buiten aan de maag, baarmoeder en milt gestreken ontsluit die en verlost ze van verstopping. Ze maakt bij de kinderen de buik los, over de hele buik gesmeerd en drijft de wormen uit, een drup of twee met melk of vet sap ingenomen. Tegen de jeuk en lopende zeren van het hoofd is ze ook nuttig en verzoet de smarten van de oren en geneest de doofheid. Daarboven is het ook zeer nuttig tegen allerlei gebreken van de huid en vooral van het aanzicht zoals zijn wratten, knoesten en diergelijke pukkels. Want ze is warm in het begin van de derde en vochtig in de tweede graad.

Diergelijk gewas schijnt te wezen dat Clusius (zoals we in het bijvoegsel van de wonderboom vermaant hebben) Ricinus Americanus noemt en wiens zaad aan hem gezonden is dat Curcas heet en is wat groter dan het zaad van gewone Ricinus wiens buitenste driehoekige schil daar het zaad in schuilt niet ruw is of met oneffen pukkeltjes bedekt, maar effen en glad en asgrauw van kleur. Het zaad zelf is zoals het gewone, doch zwart en zonder plekken en zo krachtig dat de helft van een die van die zaden de buik van onder en van boven sterk los maken kan.

Dan aangaande de gewone wonderboom, Clusius heeft in Spanje (op de plaatsen die in het voor vermelde bijvoegsel vermaand zijn) planten er van gezien die van stam zo dik als een man in zijn middel is en drie mannen lengtes hoog en in vele takken verdeeld zoals andere bomen, welke takken elke drie of vier jaren gekapt en gesnoeid plegen te worden, want dat is een lang levende boom en geen vergankelijk kruid zoals onze gewone wonderboom. Bellonius vermaant ook van grotere bomen van Ricinus die in Kreta groeien. Maar of de curcas van Amerika op diergelijke bomen groeit of niet is noch onbekend. Dan er is een andere curcas en zo oneigenlijk genoemd die eetbaar is en hierna vermaand zal worden.

Eraway van West-Indië is ook een vrucht van een soort van wonderboom die niet zo hoog opschiet zoals de andere West-Indische wonderboom en wiens vrucht van sommige landlopers tegen vele ziekten gebruikt wordt omdat het zo’n geweldige kracht heeft om het lichaam te beroeren en de buik week te maken.

Elaeomeli van Dioscorides is een olie zo zoet als honig die uit de stam van een boom in Syrië traant en hier tevoren bij de soorten van honig vermaand en bij de olijfbomen beschreven is.

Olie of vettigheid van de gewone olijfboomstammen hebben we ook beschreven toen we van de olijfboom handelden.

Olie van bittere amandelen dat van Dioscorides Metopium genoemd werd is elders met de amandelen vermaand.

Olie van ben of Oleum Balaninum zal hierna beschreven worden. Maar Oleum Caryinon, dat is olie van walnoten, is genoeg beschreven zoals ook sesamolie die Sesaminon Elaeon van Dioscorides genoemd is en de olie van wilde saffraan, dat is Cnicus of Cartamus en in het Grieks Cnicelaeon en Rhaphanelaeon dat van radijszaad gemaakt is en het Hyoscyaminon, dat is bilzezaadolie en Melanthelaeon of olie van Narduszaad en Sinapelaeon van mosterdzaad gemaakt, want die zijn alle op hun eigen plaats genoeg beschreven net zoals ook Myrthusolie dat Myrsinelaeon heet, Laurusolie of Daphnelaeon, olie van Lentisusbessen of Schinolaeon en de olie van mastiek dat Mastichelaeon genoemd wordt. Dan olie van Coccus Gnidius dat Cnidelaeon genoemd wordt werd te drinken gegeven om de buik week te maken.

Geslachten en krachten van de meest gebruikelijke oliën. Sommige oliën worden gedistilleerd en sommige worden uitgeperst, sommige worden gemaakt als men de kruiden in oliën weekt of kookt en deze zullen we in het kort verhalen. De vochtig makende oliën zijn deze, gewone olie van olijven die vers is, olie van zoete amandels, sesamolie, olie van violen, van kouwoerden, meloenen, komkommers en meer andere. Sommige zijn verdrogend zoals Nardusolie, notenolie, olie van Cherva of van wonderboom. Sommige verkoelen zoals olie van heul, van Mandragora, van bilzen, van kween, van Myrtus, van mirrez aad, van Lentiscus, van rozen, violen, plompen en kouwoerden. Sommige verwarmen zoals olie van munt, alsem, mastiek, Nardus, van bittere amandels, van perzikkernen, van kappers, spijk, van Behen, van lelies, van Iris, van dille, van Cheyri of violieren, van saffraan, ruit, noten, Indiaanse noten, notenmuskaten, van Costus, van peper, van Euphorbium, van alant, van mondhout, [1389] en meer andere. Voorts zo zijn sommige geschikt om de wonden te helen zoals balsem, olie van tabak, van mirre en van Liquidambar. Sommige zijn tezamen trekkend, doch met geen of immers niet zeer grote koude zoals olie van alsem, munt, Lentiscus, mastiek, mirre en van mirrezaad. Sommige verzoeten de pijn zoals olie van vlier, van Cheyri, van kamille, dille, witte lelies, laurier, Hypericum, lelietjes van dalen, populier en hadik. Sommige laten slapen zoals olie van Mandragora, gouden appels en oranjeappels, van heul, van plompen en van bilzen. Enige breken de steen in de blaas of nieren zoals olie van citroenzaad en van kriekstenen. Sommige verzachten zoals lijnzaadolie, narcisolie en van Styrax. Sommige ontdoen en openen de zweetgaten zoals kamilleolie, dillenolie, sesamolie, jasmijnolie, olijfolie, zoete amandelolie. Sommige verteren en laten scheiden zoals notenolie, oude olijfolie, ruitolie, bittere amandelolie. Sommige zijn afvegend zoals olie van mirre, van koren, van vlier, van wonderboom. In het kort, de oliën hebben meest alle die krachten van de kruiden daar ze van gemaakt zijn. Want de oliën uit de soorten van hars gedistilleerd zoals uit mastiek, wierook, mirre, kamfer, Benzoin, Ammoniacum, terpentijn en Ladanum hebben alle krachten die tevoren in de beschrijving van elk van die dingen verhaald zijn. Hetzelfde is van de olie die men distilleert uit jeneverbessen, laurierbessen, klimop hadikbessen, pijnkernen, cipresnoten en uit anijszaad, venkel, komijn, peterselie en insgelijks ut pokhout, jeneverhout, essenhout, klimophout en meer ander hout en schorsen zoals uit kaneel en ook uit de schorsen van oranjeappels, notenschellen en ook ut kruidnagels, foelie, notenmuskaten, peper en zelfs uit honig, azijn en wijn. Maar voor alles acht men veel de oliën van was, van mirre en wierook die de gebreken van de zenuwen genezen en alle krachten van de echte balsem hebben zoals sommige alchimisten verzekeren die ook noch verschillende oliën distilleren die onnodig zijn om hier verhaald te worden want het is ons genoeg de beschrijving van de kruiden hier te geven zo volkomen als het ons mogelijk is en die bekend zijn zal iedereen naar zijn verstand of wetenschap er wateren, oliën, extracten en andere dingen uit kunnen maken. Oleum Megalinum die in oude tijden Megalinon elaeon heette plag met Amaranthus en hars gemaakt te worden, dan die was in tijden van Dioscorides al vergaan en niet meer in gebruik.

Olie van kopal Yva is tevoren beschreven als ook de olie van Liquidambar, dan de olie van foelie, van Nimbo en de twee soorten olie van Indiaanse noot en vele andere oliën zullen we hierna beschrijven en elk in hun geslacht, maar eerst zullen we wat van de olie van ben spreken.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/