Genista
Over Genista
Heidebrem, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit G. Oeder.
Heidebrem is een geslacht van meestal lagere struikjes. Vaak zijn ze vrijwel bladerloos of met enkelvoudige bladeren. De bladeren kunnen aan een en dezelfde plant ook nog verschillend zijn. Zo heeft de stekelbrem bladeren aan de niet bloeiende takken die langwerpig zijn en aan de bloeiende zijn ze rond gevormd.
Bladverliezend of half bladhoudend en soms bijna bladloze struiken. Bladeren staan afwisselend en zelden tegenoverstaand, ze zijn eenvoudig en soms 3bladig.
Takken zijn meestal gestreept en groen met gedoornde of ongedoornde twijgen.
Bloemen zijn vlinderachtig en staan in eindelingse trossen of hoofdjes, zelden okselstandig. Het verschil met Cytisus is dat hier de bloemen altijd geel zijn, een enkele witte komt erin voor. Kelk is tweelippig en tot het midden gedeeld, vleugel en kiel zijn aan de basis vergroeid met de meeldraadbuis, vruchtbeginsel zittend, de stijl is gewoonlijk priemvormig. Rijk bloeiend aan de twijgen die vorig jaar gevormd zijn.
Fabaceae, vlinderbloemige.
90 soorten en 58 ervan komen voor in Europa, verder N. Afrika en W. Azië. Nauw verwant aan Cytisus, Chamaespartium en Chamaecytisus.
Twijgen zijn gedoornd.
Bladeren enkelvoudig, bloeiwijze eindstandig in trossen.
=Genista anglica, L. (Engels) Enkelvoudige bladen zijn smal en glad, 6-8mm lang en 2-4mm breed, aan bloeiende twijgen breder dan aan niet bloeiende, elliptisch en blauw/groen.
Een lage, dicht vertakt struik met scherpe gedoornde, overhangende twijgen.
Staat al in mei/juni vol met heldergele bloemen in een korte eindstandige tros van 1-3cm met 5-10 stuks, soms alleen staand, aan de basis de grootste schutbladen, de vlag is kleiner dan de kiel. Dat is in sommige delen van Schotland een teken van rijke oogst gedurende het komende jaar. Een bremtak is het embleem van de merchant company in Edinburgh.
De bruine peul is tot 2cm lang.
Is wat vorstgevoelig maar zaait zich zo weer uit.
Groeit op vochtige heide en venen.
De stekelbrem, komt voor op de vochtige heidegronden in heel W. Europa en wordt 20-60cm hoog.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De ander soort (eerste is Ulex) is Genistella in het Latijn genoemd, dat is kleine brem of brempje, maar in onze taal heet ze gewoonlijk stekende brem, in het Hoogduits Erdtpfrimmen en Stechend pfrimmen, Stichend pfrimmen of, in het Frans genest picquant, in het Engels thorne broome.’
Kleine stekende brem, stekelbrem, Duitse Stackheide of Stechheide, heukeldoorn, zie Linum, stekelheide of kattendoorn, Engelse needle green weed of petty whin, carlin spurs, catճ whin, moor whin, moss whin.
Dodonaeus (b) ‘Lobel noemt het Genistella aculeata en Ulex Plinii sorte, andere noemen het Genistella spinosa, in het Hongaars iglicze, dat is in het Latijn Aculeata, Stichend Ginst en ginestrella in het Italiaans. Deze Genistella wordt ook angulosa genoemd.’
Genista is afgeleid van het Keltische gen: een kleine struik. Of verwant met geno of gigno: voortbrengen, de snelle groei. Of verwant met Grieks voor een mes waarmee men de kaas afkrabt, vanwege de dorens.
Duitse Englischer Ginster, Frans gent d’angleterre.
In Duitsland is het de Pfingstblume en wordt gebruikt voor versiering.
Plantagenet.
Deze brem komt voor in het wapen van het edele en trotse geslacht Plantagenet, de naam van het vorstenhuis dat van 1154 tot 1485 over Engeland geregeerd heeft. Het is het symbool van hoogste trouw en vriendschap. De afgerukte bloem werd als vederbos meegedragen op het slagveld, het onderscheidingsteken van de plantagenets en het veldteken van Godfried van Anjou.
Volgens een oude Franse legende hebben de Hertogen van Anjou de naam Plantagenet van een prins van hun huis genomen die vermoord werd door zijn broer die zijn bezit genomen had. Hij was getekend door berouw en, verlangend om boete te doen voor zijn misdaad, maakte hij een pelgrimsreis naar het H. Land. Elke nacht tuchtigde hij zich met een roede van genet.
Er is toch nog een andere en meer populaire traditie in de benaming van de Genista badge. Toen Count Godfried van Anjou zijn troepen voorging in een slag, passeerde hij een rotsige doorgang. Hij merkte op dat aan elk einde een bosje gele brem bloeide, juist in volle glorie, die zich stevig vast hield in de steenachtige grond en de losse stenen bij elkaar hield. ‘Deze plant, ‘riep hij uit, ‘zal mijn onderscheidingsteken zijn. Ik zal het op mijn borst dragen op het slagveld, op toernooi en bij het recht spreken.’ Toen zette hij op zijn helm een takje ervan en waar de bloem wuifde, daar, ver in het veld, daar reed Geoffrey de Brave. ‘Planta genista,’ schreeuwde de Count;’Planta genista,’ echode de mannen en bloedig trok de tegenstander zich terug.
Of: de hertog zou in de slag zijn helm met witte veren, het teken voor zijn mensen, van de kop geslagen zijn. Hij bukte zich en nam een gouden Genista bos. Nu adopteerde Geoffrey de brem als herkenningsteken, maar nam ook de naam Plantagenet- planta genista- aan die hij vervolgens doorgaf aan zijn prinselijke nakomelingen, die vanaf Henry II de eerste koninklijk tak van Genista tot aan Richard III, de laatste twijg van Anjou. De pluim van de plantagenets past tussen twee twijgen van brem.
Overigens is zonder twijfel omdat het gebruik van de plant algemeen was en in weerwil van de koninklijke verbintenis, een embleem van nederigheid.
De ridderorde Rosse de Genest’ was gesticht door Louis IX, de latere St. Louis, bij zijn trouwen in 1234. Hij creëerde een ridderschap onder de titel ‘Ordre du Genet’ met het motto ‘Deus exaltat humiles’, ‘God zal de deemoedige verheffen’. Hier zien we in het teken van de orde, de fleur de lys van Frankrijk samen met de brem. Deze orde was een lange tijd zeer belangrijk en onder de vreemde koningen die het kregen was Richard II. Fulke van Anjou droeg het als zijn persoonlijke onderscheidingsteken. Henry II van Engeland, zijn kleinzoon, adopteerde het en was daarna het onderscheidingsteken van de familie. Hoewel, opvallend genoeg is er een tak genomen die niet in bloei staat.
Je kan het zien op de grote zegel van Richard I, waar we het herkennen als de eerste officiële heraldisch aanwezigheid. In de kapel van de Tudor Henry VII, Westminster, vinden we de brem in gebrandschilderde ramen.
Planta Geneta of Plante Agenet kan op deze brem, maar ook op een andere brem slaan. In legende en heraldiek zijn ze gelijk.
5. Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Genista germanica, (Duits) Bladeren zijn 6-14mm lang en 3-6mm breed en aan beide zijden lang grijs behaard, elliptisch.
Bloemen zijn geel en 9mm lang met zeer kleine en behaarde schutblaadjes en langer dan de behaarde bloemsteel, kelk afstaand en grijs behaard en diep gespleten, kiel behaard, in lange trossen en komen in juni.
De donkerbruine peul is tot 1cm lang en behaard.
Een opgaande en halve meter hoge plant die in tegenstelling met de vorige soort in alle delen behaard is. De groeiwijze is meer opgaand, soms gaan oudere takken wat liggen maar de dicht bijeen staande twijgen gaan dan toch weer omhoog.
Aan de top hiervan komen de kleine gele bloemen in eindstandige en 4cm lange trossen
Donkergroene twijgen die vaak zeer dicht behaard zijn en ongedoornd, oudere twijgen en takken zijn bezet met zeer scherpe dorens van 18mm lang die zeer dicht bijeen staan en soms vertakt zijn.
Groeit zeer goed op vochtige zandgronden in bosrijke streken.
De Duitse brem komt hier ook nog voor, in de buurt van Nijmegen, verder in Midden en Z. Europa. Is beschreven in 1773.
Var. humilis wordt maar 10-20cm hoog.
Naam.
Duitse brem, Deutscher Ginster en Engelse German broom.
6. Uit Curtis botanical magazine.
Genista hispanica, L. (Spaans) Is bij ons niet winterhard.
Een laagblijvend struikje met fijn gedoornde takken en ongedoornde, zijdeachtig behaarde twijgen en zeer kort gesteelde lang lancetvormig, donkergroene blaadjes van 10mm lang en 3mm breed, aan beide zijden behaard.
Bloeit eind mei, begin juni in brede eindstandige trossen meestal met 2-9 bloemen van een goudgele kleur met een behaarde en diep gespleten kelk waarvan de tanden lang zijn toegespitst, vlag is eivormig en aan de top iets uitgerand, de kiel is spaarzaam lang behaard.
Peulvrucht is een ruime cm lang en behaard, meerzadig.
Komt uit Z. Europa, Italië en Spanje en wordt 30cm hoog. Is beschreven in 1759.
Spaanse brem, Spanish broom of Spanish furze, Spanish greenweed, Frans gent d’espagne.
Genista horrida, DC. (afschrikwekkend) (=Echinospartum horridum)
Een zeer dicht groeiend struikje met 3tallige en iets gevouwen blaadjes.
Bladeren tegenoverstaand en staan aan 2-5mm lange behaarde bladstelen, zijn 6-8mm lang en 2-3mm breed en aan beide zijden behaard, liniaal/lancetvormig.
Zijdeachtig behaarde jonge twijgen en fijn gedoornde takken .
Bloeit in juni/augustus met heldergele bloemen in eindstandige hoofdjes, meestal 3 bij elkaar en soms alleen, kleine behaarde ovale schutbladen, kelk is scherp getand en behaard, vlag is breed ovaal en iets langer dan de kiel en vleugel.
Peulvrucht is tot 12mm lang en aan de top gebogen, behaard en meerzadig.
Zeer goed voor zonnige en droge plaatsen.
Komt uit Z. Europa en Z. W. Frankrijk, wordt 30cm hoog. Is beschreven in 1821.
Large spined broom.
Twijgen zijn niet gedoornd en meestal gestreept.
Bladeren enkelvoudig. Bloeiwijze okselstandig aan korte zijtwijgen.
9. uit Curtis botanical magazine.
Genista aetnensis, L. (van de berg Etna)
Is bij ons niet winterhard en vormt in Z. Europa een hoge struik of kleine boom met heldergroen en gestreepte, wat overhangende twijgen die zeer wijd uiteen staan.
Weinig opvallende en zeer kleine lijnvormige blaadjes.
Bloeit zeer rijk in juli/augustus met heldergele bloemen in losse eind en okselstandige trossen, meestal 2 bijeen. Kelk is zeer klein en behaard, vlag iets uitgerand.
Peulvrucht is tot 1cm lang en 1-3zadig, spaarzaam behaard.
Komt uit Sicilië en Sardinië en wordt 6m hoog. Is beschreven in 1816.
Mount Etna broom.
10. uit Curtis botanical magazine.
Genista cinerea, DC. (asgrauw behaard)
Een mooie los groeiende struik met ronde en heldergroene wat gegroefde twijgen die spaarzaam met bladeren zijn bezet.
Verspreid staan en liniaal/lancetvormige bladeren van 12-16mm lang en 3-4mm breed zijn iets gevouwen en aan de onderkant blijvend behaard.
Bloeit in juni met heldergele bloemen langs vorig jaar gevormde twijgen, meestal met 2 bijeen en soms alleenstaand, samen een grote bloeiwijze vormend, kelk is aangedrukt en zijdeharig, kort 2lippig, de vlag is eirond en aan de top iets uitgerand en, evenals de kiel, zijdeachtig behaard.
Peul is 18mm lang en 3-5zadig en zijdeachtig behaard.
Uit Z. Europa en W. Afrika wordt 60-100cm hoog.
Slanke bezembrem, Aschgrauer Ginster.
14. uit Bilder ut Nordens flora.
Genista tinctoria, L. (verfstof leverend),
Heeft heldergroen en wat glanzende, lancetvormige blaadjes van 1-2.5cm lang en 3-7mm breed met korte zijblaadjes en gewimperde rand.
De gegroefde en iets gestreepte twijgen zijn duidelijk met fris groen blad bekleed.
Bloeit in de zomer, juli/augustus. De verfbrem geeft goudgele bloemen in eindelingse en opstaande trossen van 6cm lang, kelk is onbehaard en diep getand zonder schutblaadjes, de vlag is kaal en eivormig.
Peul is 15-20mm lang met 6-10 zaden die bruin worden bij rijpheid.
Komt voor op heidevelden en zandgronden, niet in schaduw.
Verfbrem is inlands op droge gronden en wordt tot een meter hoog in een dichte en opgaande groeiende vorm. Verder in Europa tot W. Azië.
Var. alpestis (uit de Alpen) verschilt door de lagere groeiwijze met overhangende tot liggende twijgen, smalle lijnvormige bladeren en wat kleinere bloempjes. Hiertoe behoort de vorm ’Plena’ met dubbele bloemen.
Var. virgata (roede) wordt 80-150cm hoog en verschilt verder door de langere bloemtrossen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De eerste soort van deze akkerbrem wordt van vele in het Latijn Flos tinctorius genoemd, maar men zou het beter Genista tinctoria noemen. In onze taal heet ze akkerbrem en daarvan is het dat Plinius vermaant en zegt in het 18de kapittel van zijn 16de boek dat men een brem vindt die geschikt is om de kleren daarmee te verven. De Hoogduitsers noemen het Ferbblumen en Heydenschmuck, ook Gelbserbblumen, in Italië scopa en fior de tintori, in Frankrijk herbe jaunir en fleur teindre en de Italianen, indien ik het goed heb, ceratta, braglia en cosaria, zo Matthiolus schrijft. In het Engels heet ze dieweed en woodwaren, in Hongarije heet ze festo verag. Dan Lobel twijfelt of ze de Lutea Plinii zou mogen wezen en noemt het Vulgi Genistella infectoria.’
De bloemen bevatten een gele stof die gebruikt werd om linnen geel te verven. Samen met de jonge takken werd een groene kleur verkregen, het zogenaamde kendall green, dat diende om het schijtgeel van de schilders te bereiden. Verfbrem, Duits Farber-Ginster, Farbblume, Geelfarblumen, Gilbblum, Gilbkraut, Grunholz, Farbekraut, -ginster, Frans genet des teinturiers, Engelse dyerճ broom, dyerճ whin, green weed, greening weed of dyerճ greenweed, Kendal green.
(b) In Wessex heet de plant nog naar zijn oude naam waodwex, wood waxen of woad waxen dat in oud-Engels wuduweaxe was, midden Engels wodewex: de houtige plant, vergelijk Duits Wildes Holz en Holzgekraidich. Of vanwege zijn verfgebruik, zie Rubia. Engels vase broom en widowwisse.
Duits Witschen, Kuckucksblume, Galer Schar, Hosabrut; hazenbrood, Goldkraut, Frauenschuchel Weiberzorn en Magdekrieg, zie Ononis.
(d) Het Duitse woord voor brem, Ginster, is afgeleid uit het Latijnse Genista, vergelijk Italiaans ginestra en oud-Frans geneste tot genet, ook genesstrole of genet batard. De oud-Hoogduitse vorm zwenkt tussen Genester en Geneste. Oude Duitse namen zijn; Galeise, Genist, Ginster, Golleisen en Grintsche, Golleisen en Grintsche, Galleisen, Heidenschmuck bij Bock, Pfingstenblumen, de bloeitijd. Gewhnlichen Frber-Ginster, gelbe Frbeblume, Schngelb en Gilbblmli.
(e) Het leenwoord heeft de oud inheemse namen verdrongen dat in de Nederlandse brem en Engelse broom nog voortleeft. De stad Bremen zou naar brem genoemd zijn. Oud Duits Brahmbusch.
Brem, in midden-Nederlands bram en halfweg de 13de eeuw was het brem(me) vergelijk oud-Hoogduits Brema of Brimma en oud-Engels brom. Dit woord is ook verwant aan onze braam.
De basis lijkt een doornige of warrige struik te betekenen. Zo is het mogelijk dat plaatsnamen als Den Braam afgeleid zijn van brem of braam, zo ook Braamberg, Braambosch, Braamt, Brammelo, Brem, Brembosch en Brumholt.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Het kruid zelf dat noch vers is gekookt en dat water gedronken stopt het braken en alle buiklopen en geneest diegene die van slangen gebeten zijn. Het zaad gestoten is voor de maag nuttig en geneest het oprispen en hetzelfde in de neus gestoken stelpt het bloed, met olie op de huid gestreken laat zweten. De bloemen worden in zout bewaard als de gewone bremkappers.’
Vroeger werd deze brem wel geteeld in de Koloniën der Weldadigheid, samen met rogge, waar de brem in werd gezaaid zodat het gewas dan onder bescherming van de rogge groeide die wat hoger werd afgesneden. De brem was zo na nog een jaar groeien een prima groenbemester en de grond was daarna geschikt voor de aardappelteelt.
De harde takken werden wel gekneusd en als veevoer gebruikt, zou zo de winterboter nog een goede smaak geven. Volgens anderen werd de melk er bitter door en kaas onaangenaam. Ook werd het gewas gebruikt als dakbedekking.
Folklore.
De brem of broom is een plant met vele krachten, amoureus, magisch, medisch en praktisch. Het is een van de planten die gebruikt werden door heksen en tegen heksen. Een heks op een broom, lijkt modern. De brem is een geliefd tuig van de tovenaressen, de brem is het symbool van de wind en met deze struik vegen zij storm en hagel bijeen. De magie werd gevoeld in zijn medische krachten.
Van de vroegste tijd af aan de brem is altijd gezien als een wond helend middel. Een spreuk verhaalt: ‘Als je het huis veegt met bloesemde brem in mei, ben je zeker dat je het kwaad het huis uitveegt.’
Volgens de legende hoor je de koekoek niet voordat de brem in volle bloei staat.
Bremzaden kraken in de hitte van de juli zon, een oud bijgeloof is dat de brempeulen kraken als waarschuwing dat Judas de tuin van Gethsemane binnenkwam.
Volgens een Siciliaanse legende, die de plant associeert met het lijden van de Heer, had de brem moeite met nederig te zijn. Als Jezus in de tuin van Gethsemane aan het bidden was maakte een brem in de buurt zo’n lawaai dat dit de aandacht trok van de wacht die hem daardoor overviel. Hij keek met treurende ogen om naar de brem en sprak: ‘Zo zal je altijd lawaai maken als jouw soort verbrand wordt.’
Genista tinctoria L. var. ovata (Waldst. & Kit.) F. W. Schultz (Genista ovata, W.&K. (ovaal) Enkelvoudige bladeren zijn bijna zittend, elliptisch tot eivormig, meestal stomp en 2-3cm lang, 0.5-1.5cm breed, de achterkant is ruig behaard.
Opstaande twijgen zijn ruig behaard, zonder dorens.
Eindstandige en opstaande, 3-7cm lange trosjes die dicht bezet zijn met heldergele bloempjes, kelk en vruchtjes zijn ruig behaard, juni/augustus.
Lijkt op tinctoria, behalve de beharing.
Uit Z. O. Europa, Hongarije, wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1816.
15. Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Genista pilosa, L. (behaard) De jonge twijgen zijn groen en behaard, oudere twijgen zijn kaal en grijs/bruin.
Bladen zijn ongesteeld en 4-9mm lang en 2-3mm breed en stomp, de lagere vaak omgekeerd hartvormig en vanonder en boven behaard.
De kruipbrem wordt slechts hand hoog en kruipt verder over de grond, sterk vertakt met liggende en opstijgende twijgen.
Van mei tot juni verrast de plant ons met massa ‘s gouden bloempjes meestal met 2 bijeen. Bloemen staan aan korte stelen en zijn okselstandig, kelk is behaard zonder schutbladen, vlag en kiel zijn met zilvergrijze haren bezet. De plant past goed bij heide en jeneverbessen op de arme zandgronden.
Peul is ruim 1cm lang en zeer smal en zijdeachtig behaard.
Kan tegen schaduw, maar is beter in de volle zon.
Er is ook een dwergvorm uit Midden en Zuid Europa, tot 30cm..
‘Goldilocks’ is een cv. die met zijn gouden lokken een bijzonder mooie, rijkbloeiende selectie is.
Naam.
Dit is mogelijk de derde soort van brem. (Dodonaeus) ‘De derde soort van brem mag ruige brem heten en dit schijnt die brem of Genista te wezen daar Titus Calyphurvius (Bucolicon Ecloga 1) van vermaant en geeft hem de toenaam van Hirsuta Genista, dat is ruige of harige brem.’
Kruipbrem, Engelse hairy green weed of hairy broom, silkyleaf woadwaxen, Duitse Sand ginster, Heide of Behaarter-Ginster, Frans gent poilu.
Genista lydia, Boiss. (uit Lydië in klein Azië)
Deze mooie brem wordt gebruikt als laagblijvende plant in rotstuinen en houdt van kalkgronden. Geeft daar een zee van helder gele vlinderbloemetjes op korte, grijsgroene en biesachtige takjes in juni.
Hoewel het gewasje ongewapend is heeft die op het eind van de buigende toppen een venijnige punt.
Is afkomstig uit zuidoost Europa. Is door Clusius gevonden in Hongarije.
Naam.
Spanish gorse, Lydia broom, Ginster, gewone brem, Frans Gent de Lydie.
Twijgen zijn gevleugeld of driekantig, bladeren zijn enkelvoudig. Bloeiwijze in korte en eind- of okselstandige trossen.
Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.
Genista canariensis L. (uit de Canarische eilanden) (Cytisus canariensis, Kuntze) (Teline canariensis (L.) Webb & Berthel. ) Blaadjes met 3 omgekeerd eironde, groene deelblaadjes van 1.5cm lang en 1cm breed zijn geheel bedekt met zijdeachtige, witte haren.
De helder gele bloemen van 2cm lang staan in eindstandige trossen en geuren.
Altijd groen, bossige heesters die als kamerplant 60cm hoog wordt en 40-50cm breed.
Var. ramosissimus heeft kleinere blaadjes en bloeiwijze maar met meer bloemen met langere bloeitijd.
Kanaren-Geissklee, Canary Island broom.
Genista x spachiana Webb. (Genista canariensis subspecie spachiana) (Cytisus racemosus, Cytisus fragrans) (tros vormen) Dwergbrem, kamerbrem of Paasbrem naar de bloeitijd.
Heldergele geurende bloemen komen in maart-april.
Wordt 50cm hoog, als buitenplant tegen de 2m.
Matig winterhard.
Genista holopetala (Koch)Baldacci (hele bloembladeren) (Cytisanthus holopetalus, Gams.) Blaadjes zijn zijdeachtig en grijs/groen behaard.
Verschilt van de vorige door de lagere groeiwijze en meer zigzag groeiende, onbehaarde twijgen.
Trosjes van 2-5 zittende, gele bloempjes met afgeronde vlag in mei/juli.
Uit Dalmatië, wordt 20-40cm hoog.
Naam.
Cytisanthus, van Cytisus en Grieks anthos: bloem. Bloemen lijken op die van de brem.
Duitse Kugelginster of Strahlenginster, Engels entire petalled gorse.
Uit www.kadel.ec
Genista januensis, Viv. (Genista triangularis)(driekantig) Enkelvoudige bladeren zijn zittend en donkergroen, lijnvormig tot lancetvormig, 1-3cm lang en 3-6mm breed.
Bijna liggende takken en overhangende of kruipende, driekantige en wat gevleugelde twijgen .
De eind of okselstandige trosjes met 1-7 helder gele bloemen komen in mei/juni.
Peulvrucht is 1.5-2.5cm lang met 3-7 zaden.
Uit Z. Europa en de Balkan wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1815.
Triangular stemmed broom.
Uit Curtis botanical magazine.
Genista radiata (L.)Scop. (straalsgewijze) Drietalige en kort gesteelde bladeren vallen vroeg af, zijn lijnvormig, blauwachtig/groen en behaard, 1-2cm lang.
Dunne en groenachtige twijgen zijn behaard en lijken veel op die van Ephedra.
Bloemen staan met 2-7 in een korte eindstandige trosje en zijn kort gesteeld, helder geel en wat zijdeachtig behaard, vlag is eirond en aan de top uitgehold in mei/juli.
Vruchtjes opstaand zijn eirond, 5mm lang en behaard, 1-2 zaden.
Sterk vertakt en breed uitgroeiend struikje.
Komt uit W.O Europa, de Alpen en wordt 60-80cm hoog. Is beschreven in 1758.
Kugel Ginster, Strahlen Ginster. Rayed branched broom.
16. uit en.wikipedia.org
Genista stenopetala Webb & Berthel. (smalle bloembladen) (Cytisus x racemosus Marnock (trosvormig) =waarschijnlijk een hybride tussen Cytisus madarensis var. magnifoliosus x Cytisus canariensis.
Dicht struikje van 3m..
De twijgen zijn wat harig, de ovale 3delige bladen zijn tamelijk lang en zijdeachtig behaard aan beide kanten.
Kamerbrem wordt gekweekt als voorjaarsbloem en bloeit met trosjes van zacht geurende gele bloempjes met Pasen.
Zet die na de bloei, met pot en al in buiten, haal de pot dan tegen oktober binnen en zet die op een koele en lichte plaats weg.
Dwergbrem, Engels leafy broom, sweet broom, Easter broom, Geiklee.
Planten.
Ze vragen in de winter meestal wat bescherming en zijn geschikt voor hellingen, rotspartijen en andere droge zandgronden, ze verlangen meestal veel licht. Ze zijn zeer droogte resistent. Vanwege de vorming van een penwortel worden ze altijd in een pot gekweekt.
Ze worden niet gesnoeid, hoogstens wat uitgedund.
Vermeerderen door zaad.
Knip een tak in juli/augustus, snij de twijgjes eraf, bundelen en dan op een lengte van een 6cm snijden. Denk er om dat de bovenkant boven blijft. De bovenste toppen niet gebruiken. Neem een bakje met een paar cm stekgrond, doe er een cm scherp zand op en steek de stekken er schuin in. Aangieten, plastic erover heen en elke dag even luchten, controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het stek wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Oppotten. De meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl