Lolium
Over Lolium
Dolik, vervolg Dodonaeus, vorm, onkruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
HET VIERDE DEEL. Het achtienste Boeck. Van de Misvvassen van ’t Koren ende Hauvv-vruchten. Voor-reden. Tot hier toe hebben wy van de Voedende saeden ghehandelt; daerom is het reden dat wy nu komen tot de Miswassen van het selve Koren, Pluck-graen, Hauw-vruchten ende Rondt-saedt, begrijpende daer mede oock de beschrijvinghe van verscheyden Voeder-cruydt; ende van sommighe andere dierghelijcke soorten van ghewas. |
HET VIERDE DEEL. Het achttiende boek. Van de miswassen van het koren en hauwvruchten. Voorreden. Tot hier toe hebben we van de voedende zaden gehandeld en daarom is het reden dat we nu komen tot de miswassen van het koren, plukgraan, hauwvruchten en rond zaad en omvatten daarmee ook de beschrijving van verschillend voerkruid en van sommige andere diergelijke soorten van gewas. |
Geschreven en opgezet door Nico Koomen.
Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.
HET I. CAPITEL. Van Dolick oft Lolium. Ghedaente. In het ghetal van de Miswassen oft Oncruyden moet het Lolium oft Dolick met reden eerst beschreven worden: ’t welck bladeren ende halmen heeft als die van de Terwe oft Gerste, doch ruyger: de aere is langh, als van veele verscheyden geschicktelijck d’een boven d’ander gevoeghde aerkens samen vergadert: elck bijsonder aerken begrijpt twee oft dry graenen oft saeden, kleyner dan Terwe korenen, in gheen oft heel luttel schubben oft vellekens besloten: die oock seer haest uytvallen ende rijsen. Plaetse. Dit cruydt wast in de Koren-velden, by de Terwe ende Gerste; te weten als de saden oft graenen van de selve Terwe oft Gerste bedorven, verargert oft verandert zijn, als Galenus seydt; in sonderheydt op vochtighen grondt. Tijdt. Dolick wordt van Terwen oft Gersten graen verandert door de langhe ende groote vochtigheydt des weders, ende dat wel meest in de Wintersche maenden. Naem. Dit oncruydt wordt geheeten in ’t Griecks Aera, in ’t Latijn Lolium; in ’t Arabisch Zizania ende Sceylem; in ’t Fransoys Yvraye; in ’t Italiaensch Loglio; in het Nederduytsch Dolick. Aerd. Lolium oft Dolick (als Galenus schrijft in ‘t 6. De simpl.med.fac.) is seer verdroogende ende verwarmende van aerd, soo dat het naeder by de scherpe dinghen komt dan de Iris oft Lisch: dan het en is niet soo fijn oft dun van stoffe ende wesen als de Iris; in voeghen dat het daer in van de selve seer verschilt. Daerom salmen den Dolick mogen houden voor warm in ’t beginsel van den derden, ende voor droogh in ’t eynde van den tweeden graed. Kracht ende Werckinghe. Meel van Dolick, seydt Dioscorides, met Soudt ende Radijs oft de wortelen van Raphanus ghemenght ende opgheleydt, bedwinght de vorts-etende sweeringhen, ende alle vervuylde quaede kanckerachtighe zeerigheden. ‘Tselve Meel met levende Solfer ende Azijn gheneest het Wildt vier ende quade ruydigheydt oft melaetsachtighe onsuyverheydt, als de huyt daer mede bestreken oft wel besmeert wordt. Dolick meel met Duyven mest ende Lijnsaedt in wijn gesoden, ende ghelijck een pappe op de klieren ende kroppen geleydt, doet de selve scheyden ende vergaen: ende doet alle gheswillen, die qualijck rijpen konnen, uytbreken. Dit selve Meel met Honigh-water oft Honigh-wijn ghesoden, versoet de pijne van het flercijn oft Sciatica, daer op gheleyt oft ghestreken. Dan ’t selve Meel met Polenta oft Meel van gerooste Gerste, oft met Myrrhe, oft Saffraen, oft Wieroock op kolen geleyt, ende den roock van onder gevat, maeckt dat de vrouwen lichtelijck swanger worden ende ontfangen. Dolick by het korenwerck, daer men het bier van siedt, vermengt, maeckt het selve bier hoofdigh, ende veroorsaeckt dat de ghene die daer af drincken, haest droncken worden: selfs het broot daer wat veelachtigh van desen Dolick by gedaen is, kan het hooft beroeren ende als eenighe dronckenschap maecken. Hindernisse. Beneffens dat den Dolick de herssenen onstelt, soo wel in spijse als in dranck ghenoten, soo is hy de ooghen oock schadelijck; want hy verduystert het gesicht, als Ovidius in het 1.boeck Fastorum oock betuyght. Ende daer van is een gemeyn spreeck-woordt gekomen, dat men seydt, dat de ghene die qualijcken sien, oft half blindt zijn, oft sprietoogen, met Dolick gevoedt zijn (in ’t Latijn Lolio victitare) oft by het Lolium leven. BIIVOEGHSEL. In gantsch Nederlandt pleeghmen met het Lolium anders geen ghewas te verstaen dan het ghene dat wy Dravick noemen, ende hier nae beschrijven sullen: ende daerom is by ghekomen, datter veele zijn gheweest die alle de krachten van Lolium den selven Dravick toegheschreven hebben; dan Dodoneus heeft sijn redenen ghehadt, waerom hy hun meyninghe hier niet naeghevolght en heeft. Lobel noemt het Triticum temulentum, dat is Droncken Terwe, om dat het droncken maeckt: des noemen sy het sommighe Nederlanders oock Dronckaerdt: ende daer van komt den Franschen naem Yvraye oft Yvroye; hoe wel datse andere Fransoysen oock Droe ende Gasse noemen. Hier te lande wordt het oock Dolke, op ’t Latijnsch Dolium gheheeten. Het heet oock Tuvale, Reu weyssen, ende Lulch in ’t Duytsch; Yoio ende Zizania in ’t Spaensch; in het Italiaensch Gioglio ende Loglio; in ’t Enghelsch Darnell oft Yvray. Matthiolus seydt dat het uyt Terwe verkeert is, ende somtijdts wederom in Terwe verandert. [861] Aengaende de naem Lolium, men bevindt, dat sommighe de Koren Roosen oft Negelbloemen oock somtijdts Lolium ende Muto noemen. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Lolium is heeter ende drooger dan eenigh ander koren, gheensins nut tot voedtsel, sonderlinghe van de menschen. Om het flercijn met Meel van Dolick te genesen, menghen sommige ’t selve met syroop van Edick oft Oxymel. ‘Tselve Meel wordt oock ghebruyckt om de splinters oft doornen uyt te trecken, met Lijnsaedt olie vermenght. Het selve met Gansen oft Enden smout op ’t voor-hooft ghestreken, versoet de pijne ende weedom van het hooft. D’ Alchymisten menghen Meel van Lolium met hunlieder dinghen die sy bereyden om den slaep te verwecken. Wijn daer de wortel in ghesoden is, brenght de wormen om. Het quaedt dat dit cruydt doet, wordt gebetert mits daer op wat Azijns drinckende. |
HET I. KAPITTEL. Van dolik of Lolium. (Lolium temulentum) Gedaante. In het getal van de miswassen of onkruiden moet het Lolium of dolik met reden eerst beschreven worden wat bladeren en halmen heeft als die van tarwe of gerst, doch ruiger, de aar is lang als van vele verschillende regelmatig de een boven de ander gevoegde aartjes tezamen verzameld en elk apart aartje omvat twee of drie granen of zaden die kleiner zijn dan tarwekorrels en niet of heel weinig schubben of velletjes besloten zijn die ook zeer gauw uitvallen en rijzen. Plaats. Dit kruid groeit in de korenvelden bij tarwe en gerst, te weten als de zaden of granen van die tarwe of gerst bedorven, verergerd of veranderd zijn, zoals Galenus zegt, en vooral op vochtige grond. Tijd. Dolik wordt van tarwe of gerstgraan veranderd door de lange en grote vochtigheid van het weer en dat wel meest in de winterse maanden. Naam. Dit onkruid wordt in het Grieks Aera en in het Latijn Lolium genoemd, in het Arabisch zizania en sceylem, in het Frans yvraye, in het Italiaans loglio, in het Nederduits dolick. Aard. Lolium of dolik (als Galenus schrijft in het 6de De simpl.med.fac.) is zeer verdrogend en verwarmend van aard zodat het dichter bij de scherpe dingen komt dan de Iris of lis, dan het is niet zo fijn of dun van stof en wezen als Iris op die manier dat het daarin van die zeer verschilt. Daarom zal men dolik mogen houden voor warm in het begin van de derde en voor droog op het eind van de tweede graad. Kracht en werking. Meel van dolik, zegt Dioscorides, met zout en radijs of de wortels van Raphanus gemengd en opgelegt bedwingt de voortsetende zweren en alle vervuilde kwade kankerachtige zeren. Hetzelfde meel met levende zwavel en azijn geneest het wild vuur en kwade ruigheid of melaatsachtige onzuiverheid als de huid daarmee bestreken of goed besmeerd wordt. Dolikmeel met duivenmest en lijnzaad in wijn gekookt en als een pap op de klieren en kroppen gelegd laat die scheiden en vergaan en laat alle zwellen die slecht rijpen kunnen uitbreken. Dit meel met honigwater of honigwijn gekookt verzoet de pijn van jicht of Sciatica, daarop gelegd of gestreken. Dan hetzelfde meel met Polenta of meel van geroosterde gerst of met Myrrhe of saffraan of wierook op kolen gelegd en de rook van onder gevat maakt dat de vrouwen gemakkelijk zwanger worden en ontvangen. Dolik bij het korenwerk daar men het bier van kookt vermengt maakt dat bier hoofdig en veroorzaakt dat diegene die er van drinken gauw dronken worden, zelfs het brood waar wat veel van deze dolik bij gedaan is kan het hoofd beroeren en als enige dronkenschap maken. Hindernis. Naast dat dolik de hersens ontstelt en zowel in spijs als in drank genoten zo is het de ogen ook schadelijk want het verduistert het gezicht, als Ovidius in het 1ste boek Fastorum ook betuigt. En daarvan is een algemeen spreekwoord gekomen dat men zegt dat diegene die slecht zien of half blind zijn of sprietogen met dolik gevoed zijn (in het Latijn Lolio victitare) of bij het Lolium leven. BIJVOEGING. In gans Nederland plag men met het Lolium geen ander gewas te verstaan dan hetgeen dat we dravik noemen en hierna beschrijven zullen en daarom is het gekomen dat er vele zijn geweest die alle krachten van Lolium aan die dravik toegeschreven hebben, dan Dodonaeus heeft zijn redenen gehad waarom hij hun mening hier niet nagevolgd heeft. Lobel noemt het Triticum temulentum, dat is dronken tarwe, omdat het dronken maakt, dus noemen het sommige Nederlanders het ook dronckaerdt en daarvan komt de Franse naam yvraye of yvroye, hoewel dat andere Fransen het ook droe en gasse noemen. Hier te lande wordt het ook dolke en op het Latijns Dolium genoemd. Het heet ook Tuvale, Reu weyssen en Lulch in het Duits, yoio en zizania in het Spaans, in het Italiaans gioglio en loglio en in het Engels darnell of yvray. Matthiolus zegt dat het uit tarwe veranderd is en soms wederom in tarwe verandert. [861] Aangaande de naam Lolium, men bevindt dat sommige de korenrozen of negelbloemen ook soms Lolium en Muto noemen. Aard, kracht en werking. Lolium is heter en droger dan enig ander koren en geenszins nuttig tot voedsel en vooral van de mensen. Om jicht met meel van dolik te genezen mengen sommige het met siroop van azijn of Oxymel. Hetzelfde meel wordt ook gebruikt om de splinters of doornen uit te treken, met lijnzaadolie vermengt. Hetzelfde met ganzen of eendenvet op het voorhoofd gestreken verzoet de pijn en weedom van het hoofd. De alchimisten mengen meel van Lolium met hun dingen die ze bereiden om de slaap te verwekken. Wijn daar de wortel in gekookt is brengt de wormen om. Het kwaad dat dit kruid doet wordt verbeterd door er wat azijn op te drinken. |
m
HET IV. CAPITEL. Van Phoenix oft Rooden Dolick. Gheslacht. By de voorseyde miswassen van Koren moet den Phoenix ghestelt worden, die van sommighe oock Muyse-koren gheheeten wordt; hoe wel dat met dien naem noch een ander cruydt verstaen kan worden, dat wy oock beschrijven sullen. Ghedaente. Phoenix, dat is Rooden Dolick (somtijdts Muyse-koren geheeten) is van halmen, bladeren ende aeren den ghemeynen Dolick oft Lolium heel ghelijck, doch in alles kleyner. De halmen zijn veel in ’t ghetal, kort ende gheknoopt: de bladeren zijn kleyner ende [863] smaller dan de Gerste bladeren: de aeren zijn als die van het Lolium oft Dolick, maer kleyner, dunner, korter ende ijdeler, oft niet soo dicht. Het ander Muyse-koren is een gantsch ander soorte van cruydt, kort ende leegh oft neer blijvende, met veele korte halmen, een spanne hoogh, bewassen met smalle bladeren, op haer tsop veele aeren draghende, met veele vlimmen, als baerdekens omringelt, die van de Gerste ghelijck, maer korter, dunner ende sachter. Het wast neffens de weghen, ende is gantsch onnut, ende nergens in ghebruyckelijck: in ’t Latijn Hordeum oft Triticum murinum geheeten, dat is Muysen Gerste oft Muysen Terwe: dan het is met den naem Muyse koren meest bekent: ’t welck hier beschreven wordt, om het onderschil van ’t selve met den Phoenix te betoonen. Plaetse. Den Phoenix oft Rooden Dolick wast in de ackers ende bouwlanden, neffens de weghen ende op de dacken van de huysen. In Italien ende Vranckrijk is dit ghewas seer ghemeyn, ende bijnae allesins te vinden. Men vindt het oock omtrent Ceulen ende Luyck. Naem. Dit cruydt is Phoenix geheeten, nae de Roode oft Vierige ende Vlammighe verwe die het heeft; om de welcke dat oock in ’t Latijn Lolium rubrum, dat is Rooden Dolick, genoemt wordt, oft Lolium murinum, oft oock (als Plinius dat van sommighe gheheeten seydt te wesen) Hordeum murinum; waer van den naem Muyse-koren ghekomen is, die nochtans dit ander voorbeschreven cruydt ghemeyner is. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Rooden Dolick, als Dioscorides schrijft, met wrangen wijn ingenomen, stopt den buyckloop, ende stelpt den bloedigen vloet van de vrouwen, ende den overvloedigen afganck van de pisse. Men seydt oock, dat het in Castanie-bruyne oft roode Wolle gewonden, aen ’t lichaem gehangen oft gebonden, het bloet stelpt, van waeren dat oock vloeden magh. BIIVOEGHSEL. In Duytschlandt ende Engelandt wast dit Roode Lolium somtijdts tusschen de tichels die versch gheleydt zijn: de steelkens zijn somtijdts niet meer dan ses vinger-breedden hoogh: de aere selve is roodt oft Castanie bruyn; ende daer van is den naem Phoenix ghekomen (als Dodoneus oock vermaent) ghelijck den vogel, die in Languedock nae de roode vierige oft vlammighe verwe van sijn vlogels Flamment gheheeten wordt, in ’t Griecks Phoenicopterus pleegh ghenoemt te worden, als Lobel betuyght. De vast houdende schubbekens met het saedt zijn die van den Dolick oft Lolium soo ghelijck, dat den ghenen, die een van beyde wel kent, het ander licht te kennen sal komen. De halmen zijn somtijdts hooger, met aeren gantsch als het Lolium gheschickt; somtijdts zijn sy korter; ende het saedt is op het sop een in een hoopken vergadert. In Italien noemtmen dat Phenice, Orzo forcino, ende Gioglio salvatico; in Hooghduytschlandt Bintzenhelmer ende Walt rolior, in het Fransoys Yvraye sauvage; in ’t Enghelsch Wald Barley oft Way benet. Et heet oock Phoenix herba, tot onderschil van den Dadelboom, die Phoenix arbor heet. Daer is oock eenen anderen Phoenix de Myrobalanen gelijck, Phoenix carduus is de Leeuwe Distel. Noch van krachten, Muysekoren ghestooten, seydt Lobel, ende met wijn ghedroncken, verweckt de vrouwen haer lieder stonden (anders dan wy voren uyt Dioscorides verhaelt hebben) het welck ons tot noch toe onbekent is gheweest: want wy en hebben het niet derren versekeren, vreesende, dat het hooftsweer ghemaeckt soude hebben, ende andere ghebreken van dronckenschap, ghelijck wy weten dat Lolium oft Dolick (wiens Roode medesoorte dit ghewas is) ghewoon is te doen. |
HET IV. KAPITTEL. Van Phoenix of rode dolik. (Lolium perenne, Hordeum murinum) Geslacht. Bij de voor vermelde miswassen van koren moet de Phoenix gesteld worden die van sommige ook muizenkoren genoemd wordt, hoewel dat met die naam noch een ander kruid verstaan kan worden dat we ook beschrijven zullen. Gedaante. Phoenix, dat is rode dolik (soms muizenkoren genoemd) is van halmen, bladeren en aren de gewone dolik of Lolium heel gelijk, doch in alles kleiner. De halmen zijn veel in het getal, kort en geknoopt, de bladeren zijn kleiner en [863] smaller dan gerstbladeren en de aren zijn als die van Lolium of dolik, maar kleiner, dunner, korter en losser of niet zo dicht. Het andere muizenkoren is een gans ander soort van kruid dat kort en laag of neer blijft en met vele korte halmen zeventien cm hoog wordt en begroeid is met smalle bladeren die op hun top vele aren dragen met vele vlimmen als baartjes omringt en die van gerst gelijk, maar korter, dunner en zachter. Het groeit naast de wegen en is gans onnut en nergens in gebruik, in het Latijn Hordeum of Triticum murinum genoemd, dat is muizengerst of muizentarwe, dan het is met de naam muizenkoren meest bekend, wat hier beschreven wordt om het verschil er van met de Phoenix aan te tonen. Plaats. Phoenix of rode dolik groeit in de akkers en bouwlanden, naast de wegen en op de daken van de huizen. In Italië en Frankrijk is dit gewas zeer algemeen en bijna overal te vinden. Men vindt het ook omtrent Keulen en Luik. Naam. Dit kruid is Phoenix genoemd naar de rode of vurige of vlammende kleur die het heeft waarom dat ook in het Latijn Lolium rubrum, dat is rode dolik, genoemd wordt of Lolium murinum of ook (zoals Plinius zegt dat het van sommige genoemd is) Hordeum murinum waarvan de naam muizenkoren gekomen is die nochtans dit ander voorbeschreven kruid algemener is. Aard, kracht en werking. Rode dolik, als Dioscorides schrijft, met wrange wijn ingenomen stopt de buikloop en stelpt de bloedige vloed van de vrouwen en de overvloedige afgang van de plas. Men zegt ook dat het in kastanjebruine of rode wol gewonden en aan het lichaam gehangen of gebonden het bloed stelpt vanwaar dat ook vloeien mag. BIJVOEGING. In Duitsland en Engeland groeit dit rode Lolium soms tussen de tichels die vers gelegd zijn, de steeltjes zijn soms niet meer dan zes vingerbreed hoog en de aar zelf is rood of kastanjebruin en daarvan is de naam Phoenix gekomen (als Dodonaeus ook vermant) gelijk de vogel die in Languedoc naar de rode vurige of vlammende kleur van zijn vleugels flamment genoemd wordt en in het Grieks Phoenicopterus plag genoemd te worden, als Lobel betuigt. De vast houdende schubjes met het zaad zijn die van de dolik of Lolium zo gelijk dat diegene die een van beide goed kent het ander gemakkelijk te kennen zal komen. De halmen zijn soms hoger en met aren gans als het Lolium geschikt, soms zijn ze korter en het zaad is op het top een in een hoopje verzameld. In Italië noemt men dat phenice, orzo forcino, en gioglio salvatico, in Hoogduitsland Bintzenhelmer en Walt rolior, in het Frans yvraye sauvage, in het Engels wald barley of way benet. Et heet ook Phoenix herba tot verschil van de dadelboom die Phoenix arbor heet. Daar is ook een andere Phoenix die op de Myrobalanen lijkt. Phoenix carduus is de leeuwendistel. Noch van krachten, Muizenkoren gestoten, zegt Lobel, en met wijn gedronken verwekt bij de vrouwen hun stonden (anders dan we tevoren uit Dioscorides verhaald hebben) wat ons tot noch toe onbekend is geweest want wij hebben het niet durven verzekeren omdat we vreesden dat het hoofdpijn gemaakt zou hebben en andere gebreken van dronkenschap net zoals we weten dat Lolium of dolik (wiens rode medesoort dit gewas is) gewoon is te doen. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/