Liquidambar

Over Liquidambar

Amberboom, vervolg Dodonaeus, vorm, buitenlandse, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

Liquid-ambar, ende sommighe ander Morwe ende Harde Hersten. 13.

Liquid-ambar is eenen vochten Herst, die uyt Nieuw Spaegnien met groote menighte ghebroght wordt, vloeyende uyt eenen grooten schoonen ende seer ghetackte boom, met bladeren als Veyl, Ococol in ’t Indiaensche gheheeten, bekleedt met een dicke aschverwighe schorsse; de welcke ghequetst oft ghesneden zijnde dit voorseyde dick Liquidambar van haer gheeft. Dan als desen Herst versch vergadert is, dan laetmen ’t vochtste ende het dunste daer van bijsonderlijck afdruypen;’t welck alleen bewaert Oleum de Liquidambar, dat is Olie van Liquidambar, ghenoemt wordt: ende dese Olie is veel soeter ende aenghenaemer van reuck dan den voorseyden dicken Liquidambar. Maer sommighe weten dese Olie met ghewelt te krijghen (midts desen Liquidambar stootende oft uytdouwende;) want sy wordt veel ghesocht ende in grooter weerden ghehouden.

Dese boomen wassen in West-Indien, als gheseydt is, ende maecken soo goeden locht in die landen daer sy staen, datmen die van verre ghewaer kan worden.

Desen Herst is vocht in den eersten, ende warm in ’t laetste van den tweeden graed, hy wordt in de beroockinghe ghebruyckt: dan men doet daer altijdt eenighe stuckskens van de schorssen by, op dat den roock langher dure. Ende hy wordt in Spaegnien met groote menighte in tonnen ende leeren sacken ghebroght, om dat hy in de stede van Storax liquida ghebruyckt kan worden, ende de selve wat ghelijckt: dan hy rieckt soo sterck, al en leydt hy op ’t vier noch niet, dat men hem niet verborghen en kan houden: maer hy vervult heele huysen ende straten met sijnen reuck. Hy wordt oock veel ghebruyckt teghen allerley sieckten: want hy verwarmt, gheeft kracht, vermorwt, doet scheyden, ende versacht de pijne. Hy gheeft de herssenen kracht, alleen oft met andere dinghen aen ’t hooft ghestreken, ende gheneest den hooftsweer; ende versoet oock alle pijnen der leden, die van koude komen, plaesters-ghewijs opgheleydt zijnde. De maghe is hy oock seer nut, daer op gheleydt: want hy versterckt die, vervoordert het teeren der spijsen, doet scheyden alle winden ende rauwigheden, ende maeckt lust om eten. Met wat Styrax, Emmer ende Muscus plaesters-ghewijs vermenght, ende op een leer ghebreydt, is nut teghen alle de voorseyde ghebreken.

De Olie van desen Herst is warm bijnae tot in den derden graedt. Sy wordt veel ghebruyckt om de handtschoenen eenen goeden reuck te doen hebben. Sy is oock seer nut teghen meest alle koude sieckten: want sy verwarmt, scheyt, ende versacht alle gheswillen; ende daerom is sy oock goedt teghen de gheswillen ende verstoptheden des moeders, ende verweckt de maendtstonden.

De opperste ende teerste tacken van desen boom worden in bundelkens vergadert, ende tusschen de kleederen gheleydt, om die eenen goeden reuck te gheven.

Dan het is te weten, dat desen vochten Herst (als oock de Styrax liquida) somtijdts vervalscht wordt; want men ziedt de tacken; ende de vettigheydt die op ‘t water drijft, wordt verkocht voor oprecht Liquidambar.

Eenen Herst met ghedaente van Emmer, in ’t Latijn van Clusius Resina Ambrae facie ghenoemt, is uyt West-Indien ghebroght in eenen grooten klont versamelt, van verwe uyt den bruynen wat aschgrauw, den wel rieckende Emmer soo ghelijckende, dat de ghene diese van den boom ghetrocken hebben, meynden dat het oprechten Emmer was; dan den herstachtighen, doch niet onlieflijcken reuck, wijst anders uyt.

Chamderros is een Indiaensche Gomme den rauwen Emmer ghelijckende, die sy ghebruycken als sy de Canfer vervalschen willen..

Herst van Indiaenschen Mast-boom, van Nicolaus Monardes beschreven, ende, soo hy seydt, Resina abiegna ghenoemt, is een vochtigheydt oft weecke soorte van Herst ghenomen van de Wilde boomen, hoogher dan Pijn-boomen, ende recht op wassende als Cypres-boomen; die nochtans gheen Cypressen noch oock gheen Pijn-boomen en moghen heeten. Op de tsoppen van dese boomen wassen veele groote ende kleyne blaeskens, die ghebroken zijnde een vochtigheyt van haer gheven, die de Indiaenen in schelpen vergaderen met sulcken moeyte, dat veel mans heel luttel van de selve op eenen heelen dagh krijghen konnen; daerom is sy soo dier. Maer sy wordt veel gheacht ende voor een wonderlijck goedt dingh ghehouden om de wonden haest ende wel te ghenesen, ende de smerten, die uyt koude ende windighe oorsaecken komen, te versoeten. Sy is oock goet met wat witten wijn inghenomen teghen de koude ende windighe ghebreken van de maghe; ghelijck den Balsem. Ende voorwaer sy achtense voor soo goedt in al ’t ghene daer den oprechten Balsem in ghebruyckt wordt, als den Balsem selfs.

Herst van Carthagena is van den selven Monardes Resina Carthaginensis gheheeten, nae de plaetse daer hy van ghebroght wordt. Ende die is eenen seer suyveren ende welrieckende Herst, veel beter dan den Dennen-Herst oft Veneetschen Termentijn; ende heeft de selve oft meer krachten die den uytghelesenste Terbentijn magh hebben; ende men heeft bevonden dat hy nuttelijck ghedaen wordt op de wonden van de zenuwen, lidtmaten ende voeten, ende oock op de oude zeeren. De vrouwen pleghen desen Herst oock te wasschen ende te bereyden, om haer aensicht daer mede schoon ende blinckende te maecken.

Iraituch ende Aiawe is eenen Herst oft sap, de Aloë van [1374] verwe ende ghestaltenisse ghelijckende, swaer van reuck, in bladeren van Musa ghewonden. Dan de Indiaenen ghebruyckense om hun scheepkens mede te bestrijcken als met Peck. Maer oft het een soorte van Harst oft sap oft Bitumen is, dat is noch onbekent.

Usuc ende Gyp is een swart ende blinckende sap, niet onbehaeghlijck van reuck, doch de Dille wat ghelijck. Het wordt in West-Indien ghebruyckt om de huysen te beroocken, ende den stanck van de doode lichaemen te benemen, die sy nae hun landts-wijse langh in huys pleghen te bewaeren. Sy strijcken dat oock op eenighe schorssen van boomen, ende legghense op den buyck als sy krimpsel oft colijcke hebben. Het is misschien het Usub van Thevet, daer de Brasiliaenen hun wonden mede ghenesen.

Andere Hersten, ghestolde Sapen ende Gommen noch van naeme noch van ghedaente niet ten vollen bekent, van Clusius beschreven, ende uyt Indien meest alle ontfanghen, moeten uytghestelt ende misschien voor soorten van het Bitumen gherekent worden; om dat de boomen oft cruyden onbekent zijn daer sy van komen: al is ’t dat sommighe de Anime, ende sommighe eenighe andere Gommen ende Hersten ghelijcken.

Cyphi en is gheen bijsonder Gomme oft Herst, maer is een ghemengelde beroockinghe, van Dioscorides beschreven ter eeren van de Goden in Egyptenlandt van de priesters in oude tijden ervonden. Dan sy dedense oock by veele geneesmiddelen, sonderlinghen teghen de enghborstigheyt, gevende de selve met eenighen dranck te nutten: welcke kracht sy hadden van de Myrrhe, Geneverbezien, Calamus, Juncus odoratus, Honigh, Rosijnen ende Cyperus, daer sy dese menghelinghe ghemeynlijck van maeckten.

Liquid-ambar en sommige ander murwe en harde harsen. 13. (Liquidambar styraciflua)

Liquid-ambar is een vochtige hars die met grote menigte uit Nieuw Spanje gebracht wordt en vloeit uit een grote mooie en zeer getakte boom met bladeren als klimop dat in het Indiaans ococol heet en bekleed is met een dikke askleurige schors en als die gekwetst of gesneden wordt dit voor vermelde dikke Liquidambar van zich geeft. Dan als deze hars vers verzameld is dan laat men het vochtigste en het dunste er van afzonderlijk afdruipen wat alleen bewaard wordt en Oleum de Liquidambar, dat is olie van Liquidambar, genoemd wordt en deze olie is veel zoeter en aangenamer van reuk dan de voor vermelde dikke Liquidambar. Maar sommige weten deze olie met geweld te krijgen (door deze Liquidambar te stoten of uit te duwen) want het wordt veel gezocht en in grote waarde gehouden.

Deze bomen groeien in West-Indië, als gezegd is, en maken zo’n goede lucht in die landen daar ze staan dat men die van ver gewaar kan worden.

Deze hars is vochtig in de eerste en warm op het eind van de tweede graad en wordt in de berokingen gebruikt, dan men doet er altijd enige stukjes van de schorsen bij zodat de rook langer duurt. En het wordt in Spanje met grote menigte in tonnen en leren zaken gebracht omdat het in plaats van Storax liquida gebruikt kan worden en op die wat lijkt, dan het ruikt zo sterk al ligt het nog niet op het vuur dat men het niet verborgen kan houden, maar vervult hele huizen en straten met zijn reuk. Het wordt ook veel gebruikt tegen allerlei ziekten want het verwarmt, geeft kracht, vermurwt, laat scheiden en verzacht de pijn. Het geeft de hersens kracht, alleen of met andere dingen aan het hoofd gestreken en geneest de hoofdpijn en verzoet ook alle pijnen van de leden die van koude komen, pleistervormig erop gelegd. De maag is het ook zeer nuttig, daarop gelegd, want het versterkt die, bevordert het verteren van de spijzen, laat alle winden en rauwigheden scheiden en maakt lust om te eten. Met wat Styrax, amber en muskus pleistervormig vermengt en op een leer gebreid is nuttig tegen alle voor vermelde gebreken.

De olie van deze hars is warm bijna tot in de derde graad. Ze wordt veel gebruikt om de handschoenen een goede reuk te geven. Ze is ook zeer nuttig tegen meest alle koude ziekten want ze verwarmt, scheidt en verzacht alle gezwellen en daarom is ze ook goed tegen de gezwellen en verstoppingen van de baarmoeder en verwekt de maandstonden.

De opperste en teerste takken van deze boom worden in bundeltjes verzameld en tussen de kleren gelegd om die een goede reuk te geven.

Dan het is te weten dat deze vochtige hars (als ook de Styrax liquida) soms vervalst wordt want men kookt de takken en de vettigheid die op het water drijft wordt verkocht voor echte Liquidambar.

Een hars met gedaante van amber, in het Latijn van Clusius Resina Ambrae facie genoemd, is uit West-Indië gebracht en in een grote klont verzamelt die van kleur uit het bruine wat asgrauw is en zo goed op de goed ruikende amber lijkt dat diegene die het van de boom getrokken hebben meenden dat het echte amber was, dan de harsachtige, doch niet onlieflijke reuk wijst anders uit.

Chamderros is een Indiaanse gom die op rauwe amber lijkt die ze gebruiken als ze de kamfer vervalsen willen..

Hars van Indiaanse mastboom is van Nicolaus Monardus beschreven en, zo hij zegt, Resina abiegna genoemd en is een vochtigheid of weke soort van hars die van wilde bomen genomen is die hoger zijn dan pijnbomen en rechtop groeien als cipresbomen die nochtans geen cipressen en ook geen pijnbomen mogen heten. Op de toppen van deze bomen groeien vele grote en kleine blaasjes en als die gebroken worden een vochtigheid van zich geven die de Indianen met zo’n moeite in schelpen verzamelen dat veel mannen heel weinig er van op een hele dag krijgen kunnen en daarom is het zo duur. Maar ze wordt veel geacht en voor een wonderlijk goed ding gehouden om de wonden gauw en goed te genezen en de smarten die uit koude en winderige oorzaken komen te verzoeten. Ze is ook goed met wat witte wijn ingenomen tegen de koude en winderige gebreken van de maag net zoals balsem. En voorwaar ze achten het voor zo goed in al hetgeen daar de echte balsem in gebruikt wordt als de balsem zelf.

Hars van Carthagena is van dezelfde Monardus Resina Carthaginensis genoemd naar de plaats daar het van gebracht wordt. En dit is een zeer zuivere en welriekende hars en veel beter dan de dennenhars of Veneetsche terpentijn en heeft dezelfde of meer krachten die de beste terpentijn mag hebben en men heeft bevonden dat het nuttig gedaan wordt op de wonden van de zenuwen, ledematen en voeten en ook op de oude zeren. De vrouwen plegen deze hars ook te wassen en te bereiden om hun aanzicht daarmee schoon en blinkend te maken.

Iraituch en Aiawe is een hars of sap dat op Aloë van [1374] kleur en vorm lijkt, zwaar van reuk en in bladeren van Musa gewonden. Dan de Indianen gebruiken het om hun scheepjes ermee te bestrijken zoals met pek. Maar of het een soort van hars of sap of bitumen is, dat is noch onbekend.

(Astragalus fasciculifolius?) Usuc en Gyp is een zwart en blinkend sap dat niet onbehaaglijk van reuk is, doch wat op dille lijkt. Het wordt in West-Indië gebruikt om de huizen te beroken en de stank van de dode lichamen te benemen die ze naar hun landwijs lang in huis plegen te bewaren. Ze strijken dat ook op enige schorsen van bomen en leggen het op de buik als ze krampen of maagpijn hebben. Het is misschien het Usub van Thevet daar de Brazilianen hun wonden mee genezen.

Andere harsen, gestolde sappen en gommen die noch van naam, noch van gedaante niet volledig bekend zijn en van Clusius beschreven en meest alle uit Indien ontvangen moeten uitgesteld en misschien voor soorten van bitumen gerekend worden omdat de bomen of kruiden daar ze van komen onbekend zijn al is het dat sommige op de Anime en sommige op enige andere gommen en harsen lijken.

Cyphi is geen bijzondere gom of hars, maar is een gemengde beroking die van Dioscorides beschreven is ter ere van de Goden in Egypte en van de priesters in oude tijden gevonden. Dan ze deden het ook bij vele geneesmiddelen en vooral tegen de benauwdheid en gaven die met enige drank te nuttigen welke kracht ze hadden van de myrrhe, jeneverbessen, Calamus, Juncus odoratus, honig, rozijnen en Cyperus daar ze dit mengsel gewoonlijk van maakten.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/