Cladophora

Over Cladophora

Zeemossen, vervolg Dodonaeus, vorm, varens, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgesteld door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

HET XXI. CAPITEL.

Van de Groene Zee-Mosschen.

Gheslachten.

By het gheslacht van Mosch soudemen dese twee naevolghende groene ende grasachtighe soorten van Zee-Mosch oock wel moghen rekenen; van de welcke de eerste breede ende de andere smalle bladeren heeft.

Ghedaente.

1. De eerste soorte van Groenen Zee-Mosch heeft breede ende dunne wat ghekrolde oft ghekronckelde ende schoon groene bladeren; maer en heeft steel noch wortel.

2. De ander soorte van Groenen Zee-Mosch heeft seer smalle ende dunnekens ghesneden oft gesnippelde bladeren, de Venckel-bladeren eenighsins ghelijckende, doch veel kleyner ende korter, oock schoon ende lustigh groen van verwe. Dese bladeren spruyten uyt ronde knobbelen van wortelen: welcke knobbelachtighe wortelen niet alleen met een, maer oock somtijdts met meer knobbelkens oft kroonkens verheven ende uytpuylende zijn, van verwe bruyn oft swartachtigh, midtsgaders haer aenhanghende veselingen ende hayrs-gewijse faselen bovenwaerts uytstekende. Dese knobbelkens, droogh oft verdort zijnde, zijn heel hol ende ijdel; maer soo langh als de bladeren groen zijn, pleghen sy binnenwaerts met bijster dunne draeykens oft hayrkens vervult te wesen.

Plaetse.

1. Den eersten Groenen Zee-Mosch is ghenoegh te vinden in den Nederlandtschen Zee, aldaer tusschen de steenighe rotsen ende klippen wassende, ende [779] daer vast aen hanghende: van de welcke hy oock, midtsgaders de Mosselen, Schelpen ende Oesters somtijdts in den Somer-tijdts aen den Zeekant oft Strandt opgheworpen wordt.

2. Den tweeden groenen Zee-Mosch wordt oock op den Oever van de Zee oft aen ‘t strandt ghevonden, tusschen andere overvloedigheden die de Zee pleegh op te worpen: maer men vindt hem dickwijls dor ende sonder eenighe bladeren.

Naem.

Het eerste gheslacht, dat wy Groenen Zee-Mosch met breede bladeren noemen, in ’t Latijn Muscus marinus virens latifolius, is den Muscus van Theophrastus; den welcken hy beschrijft met grasverwighe groote bladeren, de Lattouw-bladeren niet qualijck gelijckende, ruygher nochtans, ende als in een getrocken ende gerimpelt, sonder steel, ende als van eenen oorsprongh oft vergaderinghe veele dierghelijcke bladeren voortbrenghende, somtijdts oock in verscheyden hoopkens vergadert, wassende op de steenen ende schelpen: want alle dese teeckenen zijn in desen onsen eersten Zee-Mosch merckelijck beschreven. Van den selven Zee-Mosch schijnt Aristoteles oock vermaent te hebben in sijn seste boeck van de Beschrijvinghe der Dieren: waer hy betuyght, dat desen Mosch een overvloedigheydt oft opworpsel van de Zee is, ende gemeynelijck aen Strandt ghedreven ende gheworpen wordt in ’t beghinsel van den Somer, soo dat de Oesters ende andere Vischkens daer van mede ghevoedt worden.

2. Het ander gheslacht heeten wy nu Groene Zee-Mosch met smalle bladeren, in ’t Latijn Muscus marinus virens tenuifolius; ende desen en maghmen nerghens anders voor houden, dan voor een van die Zee-cruyden die Elianus seydt van de Visschen gheten te worden. Den selven Mosch, oft eenighen gantsch dierghelijcken, is die in Zeelandt Woer ende Weert genoemt wordt; den welcken, als Levinus Lemnius betuyght, heel dunne ende hayrs-ghewijse Venckelachtighe bladerkens heeft.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Beyde dese Groene Zee-Mosschen schijnen verkoelende van aerd te wesen; in sonderheydt dien met breede bladeren: ende daerom soude men de selve moghen ghebruycken in al ’t ghene daer de andere Mosschen nut toe zijn.

BIIVOEGHSEL.

By dese gheslachten soude men het Zee-Duysent-bladt moghen beschrijven: dan daer af sullen wy in ’t Capitel van Water-Violieren ende Water-Duysent-bladt vermaenen.

Zee Letouwe van Lobel beschreven, en is anders niet dan ons Groen-Zee-Mosch met breede bladeren: want dit ghewas is van ghedaente oft van groeyen het Steen-Lever-cruydt oft Longher-cruydt niet seer ongelijck, seydt den selven Lobel; ende wordt ghevonden op de klippen ende rotsen die in de Zee staen, oft oock op de Zee-Schelpen. De bladers zijn blijder dan die van den Steen-Lever-cruydt, groener, grooter, ende de ghekronckelde Lattouwe ghelijckende, maer seer slap, malschachtigh ende dun. Daerom wordt Plinius t’onrecht berispt, om dat hy gheseydt heeft, dat Bryon, dat is te segghen Zee-Mosch, een cruydt is met gherimpelde ende als ghekrompen bladers van de Letouwe; de welcke sonder steel groeyen, gheensins het Steen-Lever-cruydt beschrijvende, als sommighe meynen: dwelck, als Dioscorides seydt, van sommighe Bryon ghenoemt wordt, om dat het gelijck Mosch aen de steenen vast hanght.

Ettelijcke soorten van dierghelijck ghewas hebben wy hier voor uyt Fabius Columna beschreven in het Bijvoeghsel van Steen-Lever-cruydt.

Sarguaco, dat op de Indische Zee veel drijvende ghesien wordt, soude oock by desen Zee-Mosch met smalle bladeren moghen gherekent worden: dan die is by de Indische cruyden in ’t laetste van dit Werck met ander dierghelijck gewas t’samen beschreven.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Dese soorte van Zee-Mosch heeft oock een verkoelende ende drooghende kracht, daer in het Lever-cruydt oft Longher-cruydt niet onghelijck, maer midts haer soutigheydt meer verteerende. Daerom is die heel goedt gheleydt op heete gheswillen van ’t flercijn ende andere.

HET XXI. KAPITTEL.

Van de groene zeemossen. (Ulva lactuca, Cladophora rupestris)

Geslachten.

Bij het geslacht van mos zou men deze twee volgende groene en grasachtige soorten van zeemos ook wel mogen rekenen waarvan de eerste brede en de andere smalle bladeren heeft.

Gedaante.

1. De eerste soort van groen zeemos heeft brede en dunne wat gekrulde of gekronkelde en mooi groene bladeren, maar heeft steel noch wortel.

2. De andere soort van groene zeemos heeft zeer smalle en dunnetjes gesneden of gesnipperde bladeren die enigszins op venkelbladeren lijken, doch veel kleiner en korter, ook mooi en lustig groen van kleur. Deze bladeren spruiten uit ronde knobbels van wortels welke knobbelachtige wortels niet alleen met een, maar ook soms met meer knobbeltjes of kroontjes verheven en uitpuilen, van kleur bruin of zwartachtig met hun aanhangende vezels en haarvormige vezels steken ze van boven uit. Als deze knobbeltjes droog of verdord zijn zijn ze heel hol en leeg, maar zolang als de bladeren groen zijn plegen ze van binnen met bijster dunne draadjes of haartjes gevuld te wezen.

Plaats.

1. Het eerste groene zeemos is genoeg te vinden in de Nederlandse zee die daar tussen de stenige rotsen en klippen groeit en [779] daar vast aanhangt waarvan het ook soms met de mossels, schelpen en oesters in de zomertijd aan de zeekant of strand opgeworpen wordt.

2. Het tweede groene zeemos wordt ook op de oever van de zee of aan het strand gevonden tussen andere overvloedigheden die de zee plag op te werpen, maar men vindt hem dikwijls dor en zonder enige bladeren.

Naam.

Het eerste geslacht dat we groene zeemos met brede bladeren noemen, in het Latijn Muscus marinus virens latifolius, is de Muscus van Theophrastus die hij beschrijft met graskleurige grote bladeren die veel op slabladeren lijken, ruiger nochtans en als ineen getrokken en gerimpeld, zonder steel die als van een oorsprong of verzameling vele diergelijke bladeren voortbrengt en soms ook in verschillende hoopjes verzameld en groeit op de stenen en schelpen, want al deze tekens zijn in deze ons eerste zeemos opmerkelijk beschreven. Van hetzelfde zeemos schijnt Aristoteles ook vermaant te hebben in zijn zesde boek van de beschrijving van de dieren waar hij betuigt dat dit mos een overvloedigheid of opwerpen van de zee is en gewoonlijk aan het strand gedreven en geworpen wordt in het begin van de zomer zodat de oesters en andere visjes ermee gevoed worden.

2. Het andere geslacht noemen we nu groen zeemos met smalle bladeren, in het Latijn Muscus marinus virens tenuifolius, en dit mag men nergens anders voor houden dan voor een van die zeekruiden die Elianus zegt dat het van de vissen gegeten wordt. Dezelfde mos of enige gans diergelijke is die in Zeeland woer en weert genoemd wordt die, als Levinus Lemnius betuigt, heel dunne en haarvormige venkelachtige bladertjes heeft.

Aard, kracht en werking.

Beide deze groene zeemossen schijnen verkoelend van aard te wezen en vooral die met brede bladeren en daarom zou men die mogen gebruiken in al hetgeen daar de andere mossen nuttig toe zijn.

BIJVOEGING.

Bij deze geslachten zou men het zeeduizendblad mogen beschrijven, dan daarvan zullen we in het kaptitel van waterviolieren en waterduizendblad vermanen.

(Ulva lactuca) Zeesla van Lobel beschreven is niets anders niet dan ons groen zeemos met brede bladeren want dit gewas is van gedaante of van groeien het steenleverkruid of longenkruid vrij gelijk, zegt dezelfde Lobel, en wordt gevonden op de klippen en rotsen die in de zee staan of ook op de zeeschelpen. De bladeren zijn blijer dan die van steenleverkruid, groener, groter en lijken op gekronkelde sla, maar zeer slap, malsachtig en dun. Daarom wordt Plinius te onrecht berispt omdat hij gezegd heeft dat Bryon, dat is te zeggen zeemos, een kruid is met gerimpelde en als gekrompen bladeren van sla die zonder steel groeit en geenszins het steenleverkruid beschrijft zoals sommige menen die, als Dioscorides zegt, van sommige Bryon genoemd wordt omdat het als mos aan de stenen vast hangt.

Ettelijke soorten van diergelijk gewas hebben we hiervoor uit Fabius Columna beschreven in de bijvoeging van steenleverkruid.

Sarguaco, dat op de Indische zee veel drijvend gezien wordt zou ook bij deze zeemos met smalle bladeren gerekend mogen worden, dan die is bij de Indische kruiden op het eind van dit werk met ander diergelijk gewas tezamen beschreven.

Aard, kracht en werking.

Deze soort van zeemos heeft ook een verkoelende en drogende kracht en lijkt daarin op het leverkruid of longenkruid, maar vanwege haar zoutigheid meer verterend. Daarom is die heel goed gelegd op hete gezwellen van jicht en andere.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/