Armoracia

Over Armoracia

Mierik, vervolg Dodonaeus, vorm, rapen, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

HET VII. CAPITEL.

Van Meer-Radijs.

Ghedaente.

De derde soorte van Raphanis, diemen Meer-Radijs noemt, heeft groote brede langhe, voor spitse doncker-groene bladeren, de bladeren van Water-Patich oft Grooten Peerdick gelijckende, doch grooter ende rouwer om aen te raecken. Den steel, als sy eenen voortbrenght, is dun ende teer: ende daer aen wassen kleyne witachtighe bloemkens, ende daer nae kleyne hauwkens daer ‘tsaedt in voortkomt. De wortel is groot ende langh, van verwe wit, van smaeck seer scherp ende op de tonghe bijtende.

Plaetse.

Dese groote soorte van Radijs wast gheerne op de vochte ende waterachtighe plaetsen van de hoven, ende aerdet daer veel beter dan op dorren oft drooghen grondt. Fuchsius seydt, datse oock in sommige weyen ende vochte beemden ghevonden wordt.

Tijdt.

De bloemen van desen Meer-Radijs komen somtijdts te voorschijn in April oft Mey; ende korts daer nae volgen de hauwkens, ende het saedt wordt volkomen ende rijp. Dan dat selve ghebeurt soo selden, dat Petrus Crescentius gheschreven heeft, dat dit gewas geen saedt en draeght; segghende datmen de stuckskens van dese wortelen in November, December, Januarius, Februarius oft oock in Meert in d’aerde steken sal, ende dat in vetten wel openen ende ontlokene oft ongeroerden grondt: ende dat daer van seer groote ende dicke wortelen seer lichtelijck ende weeldighlijck sullen groeyen.

Naem.

In Brabandt is dit ghewas meest Raphanus ghenoemt, oft Meer-Radijs nae den Hooghduytschen naem Merretich; hoe wel dat het in Hooghduytschlandt oock wel Krain oft Kren geheeten wordt; in Vranckrijck Grand Rafain oft Grand Raifort; in Beemerlandt Chren. In ’t Latijn wordt het ghemeynlijck Raphanus [1059] magnus oft Raphanus rusticanus gheheeten; somtijdts oock alleenlijck Raphanus: dan wy hebben ’t liever gehadt Raphanis magna oft Radicula magna (oft oock Radicula rusticana) dat is Groot Radijs, te noemen.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Sommighe zijn van ghevoelen, dat dese soorte van Radijs de Wijngaerden soo tegen ende vijandelijck is, ende dat sy malkanderen soo seer haten, dat dese wortelen omtrent eenighen Wijngaerdt gesaeyt oft gheset zijnde, verre van daer wijcken ende wegh kruypen; ende daer toe oock dat de drooge wortel van dit gewas gestooten ende tot poeder gebroght, den Wijn van stonden aen suer maeckt, ende in Azijn doet veranderen. Dan de seer oude schrijvers segghen wel dat den Raphanus groot vijandt van den Wijn is, maer met dat woordt Raphanus en verstonden sy anders niet dan de Koolen, de welcke van de oudtste schrijvers Rhaphanos genoemt pleghen te worden, als wy voren geseydt hebben.

Dan om den rechten aerd van desen Grooten Radijs oft Meer-Radijs te kennen te gheven, soo is het te weten, dat de wortel van dit ghewas seer scherp van smaeck is, warm ende droogh, heel diep in den tweeden graed.

In Duytschlandt stootmen dese wortelen kleyn; ende men gebruycktse daer seer veel in de maeltijden in stede van Mostaert; anders zijn sy seer nut tot al ’t gene daer de Gemeyne oft Tamme Radijsen goedt toe zijn: maer sy zijn veel stercker ende gheweldigher in ’t wercken dan die.

Honigh Azijn, oft Oxymel, daer de schorssen van Meer-Radijs dry daghen in gheweyckt zijn, doet heel sterckelijk braecken ende overgeven: ende wordt seer ghepresen tegen de vierdedaeghsche kortsen: iae alsmen dese schorssen selve in Azijn gheweyckt zijnde met wat Honighs eet, ende daer lauw water op drinckt, dan doen sy oock braecken ende overgheven, ende doen daer door veele grove taeye slijmerigheden voortkomen.

De bladeren selve van dit gewas met Wijn gesoden, met Olie vermenght, ende plaesters-gewijs oft paps-gewijs opgheleydt, konnen de gheswollen oft verharde milt ende lever vermorwen ende sacht maecken: maer de selve op ’t ghemacht gheleydt, ghenesen de droppelpisse.

BIIVOEGHSEL.

Dit gewas heeft veele van de namen van de voorgaende Tamme ende Wilde soorten van Radijs: sommighe heeten ’t oock Water-Peper, midts dat het in waterachtighe plaetsen ende vochte beemden groeyt; andere heeten ’t Lepidium Pauli oft Lepidium Plinij; andere Boeren Radijs, nae de dicke grove wortel, ende de saedt-hauwkens die van den Radijs wat ghelijckende. De bladeren zijn eerst min ghekerft, seer groot: maer als dit cruydt bloeyt, dan worden die ghemeynlijck ghekerft. Lobel noemt het Raphanis agrotera in ’t Griecks ende Raphanus rusticanus crassa radice, Lapathij folio, misschien tot onderscheydt van de Armoracia oft Wilden Radijs, die oock Raphanus rusticanus heet, als geseydt is. Hy heet oock Thlaspi ende Sinapi Persicum oft Armoracia Tragi, ende Thlaspi Cratevae, Dioscoridis; in ’t Fransoys Raifort sauvage ende Du Cren; moghelijck nae de ghekerfde bladeren, somtijdts Du Raphan; in ’t Italiaensch Raffano ende Ravano. Den selven Lobel twijffelt oft het de Molybdaena van Plinius moghte wesen. Sommighe heeten ’t Peper-cruydt; maer dat is een ander ghewas, dat hier nae beschreven sal worden; te weten in ’t laetste van ’t volghende Boeck.

Veranderinghe. Men vindt een middelsoorte van Peper-cruydt ende Meer-Radijs; wiens bladeren ghestooten worden, ende tsap dient voor een stercke sause, alsoo wel als de wortel, iae is noch lieflijcker.

Wilde Water Radijs van de Apoteken, in ’t Latijn Raphanus silvestris officinarum, van Lobel beschreven, wordt van sommige gebruyckt in stede van het Peper-cruydt: want hy dierghelijcke verwarmende kracht heeft; ende wordt ghevonden aen de water-kanten met seer langhe witachtighe wortels omtrent eenen kleynen vingher dick, hier ende daer gheveselt ende ghefaselt. De bladers zijn diep ghekerft, ghelijck sommighe bladers van Meer-Radijs. De bloemkens en zijn niet wit, maer geel.

Lepidium maius Nebrissensis is den naem van Peper-cruydt; hoe wel dat sommighe meynen dat het den teghenwoordighen Meer-Radijs wel moght zijn.

Noch van de krachten van Meer-Radijs.

Meer-Radijs gheweyckt in Melck oft Scherp Bier, wordt in Vrieslandt seer ende met goede hulpe gebruyckt tegen de Scheurbuyck. Hy wordt oock in witten Wijn gheweyckt, om met dien dranck ’t graveel krachtelijck uyt te drijven, het water te lossen, ende het inghewant, lever, nieren ende milte te openen, van koude slijmachtighe vochtigheden verstopt wesende: maer voor heete menschen is hy te heet.

Men ghelooft oock, dat hy al ’t selve vermagh dat in ’t voorgaende Bijvoeghsel van den Wilden Radijs gheseydt is; ende oock al ’t ghene dat de Plumbago der ouders vermoght, in sonderheydt om alle placken op de huyt komende te doen vergaen, ende de schellen van de ooghen wegh te nemen, als het ghestooten sap daer op ghedaen wordt.

HET VII. KAPITTEL.

Van meerradijs. (Armoracia rusticana)

Gedaante.

De derde soort van Raphanus die men meerradijs noemt heeft grote brede lange en voor spitse donkergroene bladeren die op de bladeren van waterzuring of grote zuring lijken, doch groter en ruwer om aan te raken. De steel, als ze er een voortbrengt, is dun en teer en daaraan groeien kleine witachtige bloempjes en daarna kleine hauwtjes daar het zaad in voortkomt. De wortel is groot en lang, van kleur wit en van smaak zeer scherp en bijt op de tong.

Plaats.

Deze grote soort van radijs groeit graag op de vochtige en waterachtige plaatsen van de hoven en aard daar veel beter dan op dorre of droge grond. Fuchsius zegt dat ze ook in sommige weiden en vochtige beemden gevonden wordt.

Tijd.

De bloemen van deze meerradijs komen soms in april of mei tevoorschijn en kort daarna volgen de hauwtjes en het zaad wordt volkomen en rijp. Dan dat gebeurt zo zelden dat Petrus Crescentius geschreven heeft dat dit gewas geen zaad draagt en zegt dat men de stukjes van deze wortels in november, december, januari, februari of ook in maart in de aarde steken zal en dat in vette goed open en losse of omgeroerde grond en dat daarvan zeer gemakkelijk zeer grote en dikke wortels en weelderig zullen groeien.

Naam.

In Brabant is dit gewas meest Raphanus genoemd of meerradijs naar de Hoogduitse naam Merretich, hoewel dat het in Hoogduitsland ook wel Krain of Kren genoemd wordt, in Frankrijk grand rafain of grand raifort, in Bohemen chren. In het Latijn wordt het gewoonlijk Raphanus [1059] magnus of Raphanus rusticanus genoemd en soms ook alleen Raphanus, dan wij hebben het liever gehad Raphanis magna of Radicula magna, (of ook Radicula rusticana) dat is grote radijs, te noemen.

Aard, kracht en werking.

Sommige zijn van mening dat deze soort van radijs de wijngaarden zo tegen en vijandig is en dat ze elkaar zo zeer haten dat als deze wortels omtrent enige wijngaard gezaaid of gezet zijn er ver van wijken en weg kruipen en daartoe ook dat de droge wortel van dit gewas gestoten en tot poeder gebracht de wijn van begin af aan zuur maakt en in azijn laat veranderen. Dan de zeer oude schrijvers zeggen wel dat Raphanus een grote vijand van wijn is, maar met dat woord Raphanus verstonden ze niets anders dan de kolen die van de oudste schrijvers Rhaphanos genoemd plegen te worden, zoals we tevoren gezegd hebben.

Dan om de echte aard van deze groten radijs of meerradijs te kennen te geven is het te weten dat de wortel van dit gewas zeer scherp van smaak is, warm en droog heel diep in de tweede graad.

In Duitsland stoot men deze wortels klein en men gebruikt ze daar zeer veel in de maaltijden in plaats van mosterd, anders zijn ze zeer nuttig tot al hetgeen daar de gewone of tamme radijzen goed toe zijn, maar ze zijn veel sterker en geweldiger in het werken dan die.

Honigazijn of Oxymel daar de schorsen van meerradijs drie dagen in geweekt zijn laat heel sterk braken en overgeven en wordt zeer geprezen tegen de vierdaagse malariakoortsen, ja als men deze schors zelf in azijn weekt en met wat honig eet en er lauw water op drinkt dan laten ze ook braken en overgeven en laten daardoor vele grove taaie slijmerigheden voortkomen.

De bladeren zelf van dit gewas met wijn gekookt en met olie vermengt en pleistervormig of papvormig opgelegd kunnen de gezwollen of verharde milt en lever vermurwen en zacht maken, maar die op het geslacht gelegd genezen de druppelplas.

BIJVOEGING.

Dit gewas heeft vele van de namen van de voorgaande tamme en wilde soorten van radijs, sommige noemen het ook waterpeper omdat het in waterachtige plaatsen en vochtige beemden groeit, andere noemen het Lepidium Pauli of Lepidium Plinij, andere boerenradijs naar de dikke grove wortel en zaadhauwtjes die wat op die van de radijs lijken. De bladeren zijn eerst minder gekerfd en zeer groot, maar als dit kruid bloeit dan worden die gewoonlijk gekerfd. Lobel noemt het Raphanis agrotera in het Grieks en Raphanus rusticanus crassa radice, Lapathij folio, misschien tot verschil van de Armoracia of wilde radijs die ook Raphanus rusticanus heet, als gezegd is. Het heet ook Thlaspi en Sinapi Persicum of Armoracia Tragi, en Thlaspi Cratevae, Dioscoridis, in het Frans raifort sauvage en du cren, mogelijk naar de gekerfde bladeren, soms du taphan, in het Italiaans raffano en ravano. Dezelfde Lobel twijfelt of het de Molybdaena van Plinius mag wezen. Sommige noemen het peperkruid, maar dat is een ander gewas dat hierna beschreven zal worden, te weten op het eind van het volgende boek.

Verandering. Men vindt een middelsoort van peperkruid en meerradijs wiens bladeren gestoten worden en het sap dient voor een sterke saus alzo wel als de wortel, ja is noch lieflijker.

(Lepidium latifolium, peperkruid) Wilde waterradijs van de apotheken, in het Latijn Raphanus silvestris officinarum, is van Lobel beschreven en wordt van sommige gebruikt in plaats van peperkruid want het heeft diergelijke verwarmende kracht en wordt aan de waterkanten gevonden met zeer lange witachtige wortels omtrent een kleine vinger dik die hier en daar gevezeld is. De bladeren zijn diep gekerfd als sommige bladeren van meerradijs. De bloempjes zijn niet wit, maar geel.

Lepidium majus Nebrissensis is de naam van peperkruid, hoewel dat sommige menen dat het de tegenwoordige meerradijs wel mag zijn.

Noch van de krachten van meerradijs.

Meerradijs geweekt in melk of scherp bier wordt in Friesland zeer en met goede hulp gebruikt tegen scheurbuik. Het wordt ook in witten wijn geweekt om met die drank het niergruis krachtig uit te drijven, het water te lossen en het ingewand, lever, nieren en milt te openen die van koude slijmachtige vochtigheden verstopt zijn, maar voor hete mensen is het te heet.

Men gelooft ook dat hij al hetzelfde kan doen dat in het voorgaande bijvoegsel van de wilde radijs gezegd is en ook al hetgeen dat de Plumbago van de ouders kon en vooral om alle plekken die op de huid komen te laten vergaan en de schellen van de ogen weg te nemen als het gestoten sap er op gedaan wordt.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/