Inula
Over Inula
Alant, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Dit geslacht omvat kruidige en meestal meerjarige planten met een grote overvloed aan gele herfstbloeiers.
Meestal zijn het krachtige groeiers, toch zijn er ook lilliputters bij die maar 25cm halen, maar vaak zijn het reuzen van meer dan een paar meter.
Kruiden met meestal oliepuntjes op de harige bladeren.
De bladen zijn afwisselend of direct aan de stengel geplaatst, gaaf of gezaagd.
Bloemhoofden zijn groot, gemiddeld of klein, alleenstaand. De lintblaadjes zijn geel, zelden wit vaak met vaak meer dan 40 rijen bloemblaadjes.
90 soorten komen voor in Europa, Azië en Afrika.
Asteracea, Inula klasse.
=Inula acaulis, Sch. & Ky. (stengelloos)
Zodenvormende plant met wortelstandige, lang spatelvormige, stompe en gaafrandige bladeren waarvan de voet smal uitloopt in de korte steel.
De alleenstaande bloemhoofdjes zijn zittend tot zeer kort gesteeld met goud/gele straalbloemen en lancetvormige omwindselblaadjes die stomp en gewimperd zijn, de binnenste lancetvormig en spits, purperachtig in juli/augustus.
Cilindervormige en behaarde vruchtjes.
Groeit alleen op warme, beschutte en vrij vochtige plaatsen.
Uit Klein Azië, wordt 5-10cm hoog.
Stemless inula.
Uit G. Oeder.
Inula britannica, L. (Brittanni, die de scheurbuik zou genezen, zie Rumex) wordt 15-100cm hoog met korte wortelstokken waaruit nieuwe planten komen.
Meestal een wollig behaarde stengel.
Glanzende stengelbladen, de netvormige nerven aan de bovenkant van het blad die er niet uitspringen, van onderen wollig behaard.
Heldergele, 2-5cm grote bloemhoofdjes met lintvormige randbloemen en gele buisbloemen van juli tot september.
Groeit op natte voedselrijke grond als langs rivieren in Eurazië.
Lobel: ‘Britannica van Gesner en van die van Lyon. In Latijn Britannica Gesneri & Lugdunensium.
Deze Britannica die ons allereerst is gewezen van de ervaren herbarist van Rijssel, Walerant Donrez, gelijk die niet weinig van bladeren en wortel schijnt gelijk te wezen, alzo is het duidelijk dat haar zeer veel van die tezamen trekkende kracht en van te helpen en genezen de zweren der mond en van de amandelen ontbreekt. Ook is zij zeer bitter en een weinig heet en heeft enigszins de kleur en smaak van Conyza. Dit kruid groeit in grote menigte aan de vesten van Lyon in het lustig schiereiland genoemd Ains die afgepaald wordt van twee excellente rivieren, te weten aan de oostzijde de Rhône en aan de westzijde de Somme.'
Naam.
Engelse alant, Engelse British yellowhead, meadow fleabane, Frans inule dՁngleterre, inule des fleuves, in Duits Ruhrkraut, Wiesen-Alant, grosses Flohkraut, Negenkraftblaum, Donnerwurz, Hundsauge, wordt meestal niet van de erop gelijkende Pulicaria dysenteria onderscheiden.
Uit F. Kohler.
Inula conyza, Meikle (DC.) (vliegen dodend) (Inula squarrosa) (ruig of schubbig) Van het donderkruid zijn de bladen wat ei/lancetvormig en gezaagd, de bovenste bladeren zijn gaaf en de lagere versmallend tot een stengel.
Een tweejarige plant die tot een meter hoog wordt met vrij grote, dofgroene en van onderen viltige bladeren.
Kleine dof gele bloemen staan trots in tuilen in juli tot oktober.
Is licht aromatisch wat vrijwel niet waargenomen wordt tot het verzameld wordt.
Uit Midden en Z. Europa, wordt 60cm hoog.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Conyza wordt in het Grieks en in het Latijn Conyza genoemd, van Plinius Cunilago. Theodorus Gaza noemt ze Policaria en Pulicaria, nochtans verschilt ze van Psyllium wat ook Pulicaria, dat is vlooikruid, genoemd wordt. In de apotheken zijn deze kruiden niet bekend. Baccharis Monspeliensum.
De grote Conyza wordt in Spanje van sommige Yerva pulgara genoemd, de andere grote Conyza wordt van ettelijke schrijvers der kruiden gehouden voor Baccharis van Dioscorides waarmee ze zoweinig gelijkheid heeft dat men ze daarvoor met recht niet goed aanzien of houden kan als men die zaak goed wil doorgronden. Voorts, zo vindt men onder de bastaardnamen vele toenamen van de grote Conyza, te weten deze Griekse; Kynozematitis, Danas, Tanachion, Phycos, Ischys, Deinosmos, Brephoctonos, Anoubias, Hedemias en deze Latijnse; Intybum, Militaris, Deliarium, Febrifuga, Phragmosa, Musteros en Pissa. Dan Theophrastus heeft de grote de toenaam van Conyza mannetje gegeven.’
De inheemse soorten als britannica, conyza, en Pulicaria dysenteria werden in de middeleeuwen Conyza genoemd. Het geslacht Pulicaria laat zich er moeilijk van scheiden en draagt vrijwel dezelfde namen.
Dioscorides kende 3 soorten konyza, onder andere de struik met bladeren die als slaapplaats en ook voor berokingen gebruikt werd. Dit was vermoedelijk de naverwante konyza, Inula conyza, verder Pulicaria dysenterica en Pulicaria vulgaris.
Allen golden in de apotheek als conyza en bevatten een scherpe vluchtige olie die door roken of koken in staat waren om ongedierte te doden.
Konyza zou afgeleid kunnen zijn van de Griekse naam voor een vlieg, in Latijn pulex of ulex, de rook van het verbrande kruid zou vliegen verdrijven of door het rondstrooien van bladeren zouden vliegen wegblijven, Duitse grosses Flohkraut, Engelse flea wort, Franse herbe aux mouches: muggenkruid, ook herbe aux puces: vlokruid. Franse conise, Spaans en Italiaans conizza
Dodonaeus (b) ‘De middelsoort van Conyza (vermoedelijk Pulicaria) wordt van meest alle Hoogduitsers Durwurtz en Donderwurtz genoemd, van de Bohemers Zlaty trauck.’
Donderkruid, groot conyza, trevisan of Odinskop, Duitse Donnerwurz, de goudgele bloemen waren aan de dondergod gewijde kruiden en bij de deur en op huizen geplant tegen bliksem. Drrwurz bij Bock, vanwege de houtige en nergens voor dienst doende droge wortel, dorkruid, vandaar ook Dummerjan, Ruhrkraut, tegen de Ruhr, rode loop.
Dodonaeus ԋleine Conyza wordt van Theophrastus Conyza wijfje genoemd, van andere Panion of Libanotis als men onder de bastaardnamen vindt. Voorts mag het allerkleinste Conyza genoemd wezen, maar die ander die wat groter is mag men welriekende Conyza noemen.
Engelse ploughmanՠspikenard, zie Nardostachys. De wortel heeft een aangename geur en vandaar ook cinnamon root. Engelse bastard sunflower en ladies gloves. Wordt cinnamonroot genoemd naar de zoete en aromatische geur van de wortels.
Bij A. Munting heet het Baccharis monspeliensum.
Gebruik.
Ze werden vrijwel niet gebruikt, misschien eerder tegen plasproblemen. Zo was het gebruik vroeger. (164, 311, 309) ‘De bladeren van Conyza (wel verstaande van diegene die de krachtigste zijn (Inula) met wijn gedronken verwekt de maandstonden en drijft de dode vrucht af en geneest de druppelplas, de geelzucht en de rode afgang, zegt Dioscorides, en met azijn ingenomen geneest het de vallende ziekte. Dezelfde bladeren gekookt en in water gestoofd of baden genezen de gebreken van de baarmoeder.
Het sap van Conyza met olie gebruikt, dat is het lichaam daarmee strijken, verdrijft de huivering en het sidderen van de leden, op die manier gestreken geneest ze de smarten van het hoofd ook zeer gauw.
Hetzelfde kruid verdrijft de slangen ook wanneer men dat ergens ligt of daar een rook van maakt, het verdrijft de muggen, het doodt de vlooien met zijn sterke reuk.
De bladeren zijn zeer goed op de zwellen of wonden die van steken of bijten van de slangen gekomen zijn als men die daarop ligt, zo de voor vermelden Dioscorides betuigt waarmee Galenus ook instemt.’
Uit J. Sowerby.
Inula crithmoides L. (Crithmum-achtig) is een tot 1m hoge overblijvende plant
Smalle vlezige bladeren.
Grote bloemhoofdjes hebben 6 schijnkroonbladen.
Groeit in Eurazië langs zoute moerassen en zee kliffen net als Crithmum.
Golden samphire, zee alant.
Uit C. Lindman.
Inula ensifolia, L. (zwaardbladig) Bladeren zijn lijn/lancetvormig en donkergroen, zittend en vaak wat behaard.
Bossig groeiende plant met dunne en opstaande stengels die dicht bebladerd zijn en bovenaan soms wat behaard. Meestal met 1 bloem.
Bloemhoofdjes van 3-5cm in doorsnede met heldergele straalbloemen en lancetvormige omwindselblaadjes die wollig behaard zijn en zwartachtig gerand, de binnenste vliezig in juli/augustus.
Cilindervormige vruchtjes.
Voor droge plaatsen.
Uit N. Italië, Oostenrijk en Midden en Z. Rusland wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1793.
Schwert-Alant of Schmalbalttriger Alant.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Inula helenium, L. (plant van Helena) Zeer grote lang elliptische bladeren zijn toegespitst met de voet uitlopend in de steel, bovenste bladeren eivormig met hartvormige voet en stengelomvattend, alle bladeren zijn ongelijk getand en aan de achterkant viltig.
Forse, opstaande stengel die vertakt is.
Bloemhoofdjes van 7cm in doorsnede en staan in trossen met lijnvormige, donkergele straalbloemen met bladachtige omwindselblaadjes die eivormig en viltig zijn, de binnenste langer en lijn/spatelvormig met brede top in juli/augustus.
Vierkante vruchtjes.
Eenzaam staat zijn fijnbesneden en gouden hoofd te midden van donzige takken. Het was de zonnebloem voor de zonnebloem, een trotse en statige plant. Een zonnebloem lijkt tam bij de weelde van Inula.
Meerjarige sterk groeiende plant met knolvormige wortels
Het Helenakruid groeit graag op vochtige plaatsen.
Griekse alant of Helenakruid uit de Kaukasus, Armenië, Perzië en Siberië wordt soms meer dan 2m hoog, als een dubbele zonnebloem, hoewel de bloemen klein zijn in verhouding tot de plant. Gevestigd op massieve voeten vormt het door zijn sterke groei een nobele plant met brede bladeren, een bladplant. Daardoor onderdrukt het zijn buren, de nederige.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Het is in de apotheken bekend met de naam Enula Campana, dan zijn echte Latijnse naam is Enula en Inula of Helenium, naar het Griekse Helenion.
Behalve dit voorgeschrevene Helenium of de gewone alantwortel vermaant Dioscorides van een ander diergelijk gewas wat, zo Cratevas schrijft, in Egypte zou groeien en daarom Helenium Aegyptium noemt. Van dit geslacht schijnt Plinius ook te vermanen in het 10de kapittel van zijn 21ste boek hoewel hij dat wat anders beschrijft. In de boeken van Theophrastus wordt ook een soort van Helenium vermaand die zo hij schrijft een heesterachtig houtachtig kruid is en in de kransen en tuiltjes gebruikt wordt en van takken, bladeren en het ganse gewas door goed en lieflijk van reuk is. Dan sommige zijn van mening dat dit Helenium hetzelfde is met het voor vermelde Helenium van Egypteծ
`Helenium van Apuleius of Panaces Chironium. Daar is ook een soort van Helenium bij Apuleius beschreven die gans van het Egyptisch Helenium en ook van de echte alantwortel verschilt, te weten het Panaces Chironium wat (zo hij zegt) bij de Grieken Helenion en bij de Latijnen Inula campana genoemd plag te wezen.’
Het zijn dus waarschijnlijk twee kruiden waarvan de eerste de helenion of Inula campana van Dioscorides is. De tweede is Apuleius Helenium, geboren uit de tranen van Helena en dit moet wel een heel andere plant zijn geweest..
Het heette bij de Romeinen Inula (enula) campana omdat de aanbouw vooral in het landschap Campani bedreven werd, N.W. van Napels.
Het is een plant waarbij nogal strijd is geweest over de betekenis van de naam. Als oplossing zijn beide twistpunten in 1 naam verenigd, Inula helenium.
Helenium is wellicht afgeleid van Griekse helenion, dat weer in verband staat met helios: de zon of van Grieks hinaein; afvoeren, reinigen, naar de afvoerende werking van de wortelstok.
Inula is een woord van twijfelachtige afkomst, mogelijk een verbastering van Helenium, naar Helena van Troje. Toen zij door Paris geschaakt werd zou ze haar handen vol gehad hebben met dit kruid. Of de plant zou ontsprongen zijn uit haar tranen. Plinius’ ‘Helenium e lacrimis Helenae dicitur natum et laudatissimum ideo in Helene insula.’
Als we omzien naar het laatste bericht is het interessant om van Plinius te leren dat de Helenium frisheid van de vrouwelijke natuur betekent en iets toevoegt aan de sierlijke uitstraling van een persoon. Uiteindelijk wordt er verhaald dat Helena het eerste het effect van de helenion tegen bijten en steken van venijnige beesten ontdekte. Dan zou inula ook van het Griekse inaein: reinigen, afgeleid kunnen zijn, dit naar de geneeskrachtige werking.
Inula zou ook kunnen komen van hinnulus: een jonge muilezel, en was zo goed voor muilezels als mensen, in oud-Engels heet het dan horseler, hors-eolene dat prompt veranderde in horshele, horseheal en het werd door de eeuwen heen een belangrijk paardenmedicijn. Marchalan in Wales, was een gewijde plant bij de Kelten die het elfwort noemden.
Dodonaeus (b) ‘Het heet in Engeland elecampane, in Bohemen woman, in Frankrijk enule campane, in Itali enoa en enola, in Spanje raix del alla. De Italianen noemen dat helenio, lեnula campana, erbella, enola en iella.’
Inula heeft zijn Latijnse naam uit het Grieks ontleend. Onder invloed van het Latijnse inuleus: hertenkalf, zijn er woorden van gevormd, hoewel niet algemeen.
Veel meer is het onveranderde woord helenium gekruist met inula en (h)el(e)na zodat in oud-Frans eaune (Frans aulnee) voor kan komen en in Angelsaksisch eolone, het tegenwoordige Engelse elecampane. Het tweede element is mogelijk van Latijn campana: een klokje, of Latijn campanea: van de velden. De plant komt al voor in Angelsaksische kruidboeken die geschreven zijn voordat William de Noorman naar Engeland kwam. Het is ook een ingredint van de medicijn die Marchalan genoemd werd door de beroemde 13deeeuwse Wells geneesmeesters van Myddfai. Het kruid werd vooral gebruikt tegen giftige rook en slechte lucht. Culpeper noemt de elecampe een kruid onder het beheer van Mercurius.
Dodonaeus ‘Dit kruid wordt hier te lande galant-wortele genoemd, in Hoogduitsland Alantwurtz.’
Duits Galgant, uit alant.
Een uit het westen komend woord iluna werd omgevormd tot oud midden-Hoogduits Alant wat mogelijk tegen het Gotische Alan aanleunt en groeien betekent, zodat de alant als de groeiende op te vatten is. Dat als een verklaring van de krachtige en hoge groei en vandaar ook de Duitse volksnaam der Grose Heinrich. De naam alant verschijnt voor het eerst bij Isidorus. (in 636 als bisschop van Sevilla gestorven) In Spaans en Portugees is het ala en de aalbes zou ernaar genoemd zijn vanwege de gelijke geur van bes en alantwortel.
Dodonaeus (d) ‘Het heeft ook deze namen onder de bastaardnamen staan, te weten in het Grieks Symphyton, Persice, Medice, Oresteion, Centarion, Clionia, Phlomos Idaeos en in het Latijn Terminalium.’
(e) Duits Odinskopf, Odenskopf, Glockenwurz of Ortwurz, werd net als het oog van Christus, Inula oculus Christi, L., gebruikt in de geneeskunde. Altkraut, Brustalant, Darmkraut, Darmwurz, Edelwurz, Glockenwurz, Helenenkraut, Schlangenkraut
In Russisch dewjatschik.
Gebruik.
De wortel smaakt zwak bitter en bevat een meelachtig poeder, inuline genaamd, en een vluchtige olie. Hier wordt een kandij van gemaakt die gebruikt wordt tegen hoesten, verder een vin d’eulnee. Vroeger werd het gewas in Zweden en in Holland als een keukenkruid, een specerij, gebruikt. De 2‑3jarige wortels ruiken eigenaardig en specerijachtig, niet onaangenaam kruidig, gedroogd ruiken ze min of meer naar viooltjes, orris root, (Iris) De Romeinen aten de wortel. Ook de monniken prezen het aan, naar de oude spreuk: ‘Inula campana will restore health to the hearth’.
Inula zou potentie versterkend werken en is sinds de oudheid tegen baarmoederbloedingen gebruikt, het bevorderde de maandstonden en versterkt de geboortekanalen. Het kruid heeft kramp lozende eigenschappen.
De wortel werd als slijmoplossend middel gebruikt bij borstziektes, ook bij maag, darm en blaasziektes en werd deels puntsgewijze als poeder of in een afkooksel, 20 tot 30 gram op een kwart liter water, eet lepelsgewijze en vaak ook met andere maagmiddelen als gentiaan of kalmoes tezamen gebruikt.
De vluchtige olie werkt antibiotisch. Verder werd het gebruikt tegen verslijming van de luchtwegen en als zweet- en urinedrijvend middel.
Zo werd het vroeger gebruikt. (164, 311, 310, 309) ‘Men gebruikt deze alantwortel zeer nuttig tegen de benauwdheid en het ongemakkelijk herhalen van de adem als de mens zijn adem niet scheppen kan dan met opgerichte hals en ook tegen de oude hoest want ze is zeer geschikt om alle dikke, grove en taaie slijmachtige vochtigheden die in de borst en longen vast steken en steeds blijven hangen los of rijp te maken en te zuiveren als men die dikwijls gebruikt, hetzij met honing of suiker tot een likking bereidt, hetzij gekonfijt of met suiker gemengd en ook in andere manieren ingenomen. Dioscorides, Dodonaeus, C. Durantus.
Tegen heupjicht: Neem van de bladeren zo veel als nodig is, kook ze murw in wijn en leg ze van buiten op. Dioscorides.
Het water daar deze wortel in gekookt is jaagt alle wormen en ongedierte uit het lijf, zo Plinius betuigt, die ook verzekert dat als de gekauwd worden de tanden die los of wankelen wederom vast maken kan als het blijkt in het 5de kapittel van zijn 20ste boek.
Tegen nierstenen en opgestopte maandstonden: Maak een afkooksel dat van de wortel met water of wijn gemaakt is en laat hiervan een roemertje vol drinken. Dioscorides.
Wijn van alantwortel wordt tegen de voor vermelde gebreken gemaakt door die in nieuwe wijn te leggen die ook zeer geprezen wordt om het gezicht te verscherpen.
Alantwortel is zeer goed om de schoonheid van de vrouwen te vermeerderen en de huid helderder en rein te maken en het gedistilleerd water van die wortel neemt weg alle plekken van het aanzicht als men dat dikwijls er mee wast
Anders zo moeten deze wortels vers gegeten worden (zegt Lobel) om de geest te verfraaien en te verblijden en de zwarigheid of droefheid te verdrijven om welke deugd die van de ouders zeer veel geacht werd die meenden dat het van die alleen gemaakt was de droefheid verdrijvende medicijn van Egypte.’
Uit F. Vietz.
Historie.
(411) ‘Van oorsprong is de plant afkomstig uit Centraal Azië en is nu in vele landen ingeburgerd.
Onder welke naam deze plant bij de oude schrijvers beschreven is staat niet geheel vast, toch is het zonder twijfel dat de Grieken en Romeinen de alant kenden. Zo wordt het άναχες χειρώνειον, panakes cheironeion, van Theophrastus voor de alant gehouden. De hier gegeven beschrijving is veel te kort en zegt niets zodat men de vraag niet beantwoorden kan. Theophrastus beveelt het aan tegen slangenbeten. Ook de έλένιον, helenion, van Dioscorides zou de alant zijn. Hij beschrijft het beter maar toch niet zo dat we plant kunnen herkennen. Naar hem zou de plant tegen alle mogelijke ziektes helpen, als hoesten, aamborstigheid, kramp, beet giftige dieren, blaren, jicht en bloeduitstortingen.
De door vele Romeinse schrijvers als Columella, Lucretius, Scribonius Largus, Horatio, Plinius, vermelde plant Inula is mogelijk onze plant. Plinius schrijft over de plant op meerdere plaatsen en beveelt haar aan als middel bij zwakke maag en voert op dat Julia Augusta, de dochter van keizer Augustus, dagelijks dit middel ingenomen had. Op een andere plaats zegt hij dat ze nuchter gekauwd de tanden vast maakt en het hoesten heelt als men na het uittrekken van de plant die niet meer aanraakt. Het aanraken met de aarde wat haar kracht beneemt is een oeroud cultisch gebruik wat in het bijgeloof van vele volkeren te vinden is. Daartegen kan de plant helenium niet onze alant zijn want Plinius beschrijft die als een op de bodem kruipende struik met bladeren die op die van de tijm lijken. De plant zou uit de tranen van Helena ontstaan zijn en groeit daarom op het eiland Helena, bij het voorgebergte Sunium in Attika, het beste. Waarschijnlijk heeft het woord Helena een andere herkomst en dat van Helena van de Trojaanse oorlog.
Mythologie.
De koning van Sparta, Menelaos, bezat een door haar schoonheid beroemde vrouw. Helena heette ze en tijdens een afwezigheid van de koning werd ze door de Trojaanse prins Paris geschaakt. Menelaos verzamelde een leger en begaf zich tegen Troje in de strijd. Zo was Helena de oorzaak van de Trojaanse oorlog en was er diepbedroefd over. De sage zegt dat uit de tranen die ze weende de alant ontstond die naar haar Helenium genoemd werd.
Een andere sage vertelt dat Helena tijdens haar tocht in Egypte zou zijn achtergebleven en in een schijngestalte (eidolon) naar Troje zou zijn gegaan. In Egypte vertoefde ze bij koning Proteus en daar leerde ze om de alantwijn te bereiden. Dat was bijna een toverdrank want die genas alle ziektes, alle gif en leed. Helena vergat dan ook haar leed en toen Menelaos haar weer mee naar huis nam, leerde ze de Grieken alantwijn te bereiden en weldra was die drank beroemd. Er waren er, volgens de geschiedschrijvers, bij de Grieken en Romeinen die deze raad trouw opvolgden, vooral bij de rijken want het was een kostbaar middeltje. In de middeleeuwen was dit nog zo, alleen was de naam nu veranderd in ‘Potio Paulina, Paulina of potio sancti Pauli ‘. Nu zou de alantwijn, vinum enulatum, zijn samengesteld door de apostel Paulus. De merkwaardige naam slaat daar wel op dat Paulus Timothes tegen maagzwakte en allerlei ziektes een dronk wijn aanbeval. Het hielp weer tegen allerhande kwalen, pest, hoofdziektes, maag, borst, verjongde zelfs en maakte dat men er fris en vrolijk uit zag. Weer luidde het voorschrift dat men het geregeld gebruiken moest. Men maakte alantwijn in het groot. Zo bevindt zich in het jaar 1421 in Worth an de Donau een hertogelijke Alantwijnkokerij. De Schola Salernitana brengt over de alant dit vers: Enula campana reddit praecordia sana, Cum succo rutae succus si sumitur huius. Affirmant ruptis nihil esse salubrius istis.
Bock beeldde haar af in zijn Krauterbuch in 1551 met een vrij goede houtsnede.
Inula bezit een dikke wortel die door vezels omgeven is, van buiten bruin/grijs en van binnen wit.
Folklore.
Het was een plant die half medisch en half magisch werd gebruikt, zie bijvoorbeeld de Engelse namen elf-dock of else-dock. Toch is de alant sinds onheuglijke tijden een dankbaar onderwerp voor bespiegelingen van stoffelijke aard. Als symbool van de zon staat de bloem midden in de gewijde kruiden van Maria-Hemelvaart, het beschut tegen onweer en dergelijke. In een complexe beschrijving werden er liederen over de Helenium gezongen. Nadat het kruid met een mes gemerkt was werden de wortels de volgende avond opgegraven, nadat de medicijnman angstvallig zijn mond had gehouden en geen lelijke woorden tegen elke man (een mogelijke elf fee) die hij onderweg kon ontmoeten gezegd had. De wortel werd dan voor een nacht onder het altaar gelegd, eventueel gemengd met betonie en met een korstmos dat van een kruis was gehaald. Dit medicijn was uitstekend geschikt tegen elvenziektes, die figuren die fijne pijnscheuten en steekjes in de borst veroorzaken.
Tegen Albkrankheit, ziektes van demonen, ga op donderdag heen waar de alant groeit en zing dan een Benedictine en onze vader en steek het mes dan in het kruid, laat het dan staan en ga weg. Ga dan weer heen als dag en nacht scheiden en in die morgenschemering ga je eerst naar de kerk en zegen en beveel je aan bij God, ga dan snel weg en als er onderweg iets verschrikkelijks gebeurt of een mens, zeg geen woord voordat je bij de plant komt die je de avond tevoren gemerkt hebt. Zing dan de benedictine het onze vader en litanie en graaf het kruid uit, laat het mes er in zitten, ga heen zo snel als je kan naar de kerk en leg het onder het altaar en laat het met het mes liggen totdat de zon op is, was het dan, doe het in een drank en bisschopskruid (mogelijk Althaea officinalis) en vlecht daar een crucifix van, was het drie maal in melk en gier er drie maal wijwater op, zing een onze vader en Credo en Gloria in excelsis Deo over en zing er een litanie over en omcirkel de zieke met een zwaard, dan zal hij gauw beter zijn.
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
Inula hirta, L. (ruig) Gave tot getande bladeren zijn behaard, de onderste elliptisch en kort gesteeld, de bovenste half stengelomvattend.
Opstaande stengels zijn niet vertakt en behaard.
Meestal alleenstaande bloemhoofdjes staan in trossen met gele en aan de achterkant vaak purper gestreepte straalbloemen met lijn/lancetvormige omwindselblaadjes, spits in juni/augustus.
Onbehaarde vruchtjes.
Geschikt voor droge plaatsen.
Uit Midden en Z. Europa, Kaukasus en Siberië , wordt 20-45cm hoog. Is beschreven in 1759.
Rauer Alant, ruige alant.
Uit Curtis botanical magazine.
Inula hookeri, C.B. Clarke (Engelse botanist sir William Hooker, 1785-1865, eerder directeur van de Botanical Gardens) Een sterk uitstoelende vorm met diep gele bloemen in juli/augustus.
De hoogte is maar 30 cm, gewoonlijk ziet het er van boven ruig uit.
Uit de Himalaya is beschreven in 1851.
Uit www.zoonar.com
Inula macrocephala, Kotschy & Boiss. (grote bloemhoofdjes) Gehele plant is wollig behaard.
Zeer grote langwerpige bladeren zijn stomp en fijn getand, de voet lang toelopend in de steel, bovenste blaadjes zittend.
Dikke opstaande stengels met meestal 1 bloem.
Zeer grote bloemhoofdjes met lijnvormige, goud/gele straalbloemen en zeer grote omwindselblaadjes die breed langwerpig en spits zijn, de binnenste lijn/spatelvormig en vliezig in augustus.
Vierkante vruchtjes zijn niet behaard.
Uit Armenië en Koerdistan, wordt 75-140cm hoog.
= Inula magnifica, Lipsky. (magnifiek) Zeer grote, zijdeachtig behaarde bladeren zijn lang gesteeld en eivormig tot elliptisch, grof gezaagd/getand.
Stevige en opstaande stengels zijn dik en bovenaan vertakt.
Bloemhoofdjes zijn lang gesteeld en ca. 15cm in doorsnede met 6cm lange en 2mm brede oranje/gele 2-3tandige straalbloemen, lancetvormige omwindselblaadjes die tot 5cm lang zijn en toegespitst, de binnenste wat spatelvormig en gewimperd in juli/augustus.
Vochtige voedzame grond.
Uit de Kaukasus, wordt 80-175cm hoog.
Var. cyclophylla (cirkelachtige blaadjes) verschilt doordat de buitenste omwindselblaadjes ongeveer rond van vorm zijn.
Sonnenstrahl, Frans aune magnifique, giant inula, Griekse alant.
Uit sophy.u-3mrs.fr
Inula montana, L (van de bergen) Gave tot getande bladeren zijn behaard, de onderste eivormig tot smal langwerpig en stomp tot spits, de voet aflopend in de steel, de bovenste kleiner en zittend.
Opgerichte stengels met meestal 1 bloem.
Grote bloemhoofdjes met donker gele straalbloemen, ongelijke omwindselblaadjes, de binnenste lijn/langwerpig en spits, de buitenste breder en opstaand, wat stomp in mei/augustus
Behaarde vruchtjes.
Droge en kalkrijke plaatsen.
Uit Z.W. Europa is een mooie rotsplant. Is beschreven in 1759.
Uit J. Jacquin.
Inula oculus-christi, L. (oog van Christus) Langwerpig/elliptische bladeren zijn stomp en fijn getand, de voet smal toelopend in de steel, de bovenste met hartvormige voet en zittend.
Zacht behaarde plant met opstaande stengels die bovenaan vertakt zijn.
Bloemhoofdjes staan in een tros en zijn half bolvormig, 2.5-5cm in doorsnede met oranje/gele straalbloemen, lijn/lancetvormige omwindselblaadjes zijn spits en behaard in juli/augustus
Cilindervormige vruchtjes zijn behaard.
Uit Oostenrijk, Midden en Z. Rusland, wordt 40-50cm hoog. Is beschreven in 1759.
Christճ eye of hoary flea bane. Christusaugen-Alant of Christusauge.
Uit Curtis botanical magazine.
Inula orientalis, Lam. (oosters) Grote en zittende bladeren zijn klierachtig en getand, de onderste lang spatelvormig, de bovenste langwerpig.
Opstaande en bebladerde stengels met 1 bloem.
Lang gesteelde bloemhoofdjes van 10-12cm in doorsnede met smalle straalbloemen en omwindselbladeren in vele rijen die even lang zijn en fijn toegespitst, bruin gewimperd. Is de vroegste bloeier van dit geslacht, al in juni, maar gaat door tot augustus. De bloemen zijn groot en goudgeel, met een wat rode weerschijn in de zeer smalle lintblaadjes. Een bloem als een fijne Doronicum.
Cilindervormige vruchtjes.
Uit Georgië, wordt 50-100cm hoog.
Var. laciniata heeft fijn ingesneden straalbloemen.
Oosterse alant.
Inula racemosa Hook (tros vormend) (Inula royleana, DC.) (Engelse botanist John Forbes Royle, 1799-1858) Grote eivormige bladeren zijn stomp en getand, gesteeld en 15-25cm lang, 10-15cm breed, de bovenste bladeren met geoorde voet.
Opstaande stengels zijn behaard en dragen 1 bloem.
Alleenstaande bloemhoofdjes van 10-15cm in doorsnede met zeer smalle oranje/gele straalbloemen in augustus/september.
Uit de Himalaya, wordt 40-60cm hoog.
‘Sonnenspeer.’
Inula salicina, L. (wilgachtig) Langwerpig/lancetvormige bladeren zijn toegespitst en getand, zittend tot kort gesteeld, de bovenste met hartvormige voet en half stengelomvattend.
Opstaande stengels zijn bovenaan soms wat behaard met 1 tot vele bloemen.
Grote en lang gesteelde bloemhoofdjes met donkergele straalbloemen en ongelijke omwindselblaadjes, de buitenste lancetvormig met omgebogen top, de binnenste langer en lijnvormig in juni/augustus.
Cilindervormige vruchtjes.
Uit kalkhoudende grond, bosranden en weiden van Europa en Siberië, Japan, wordt 20-50cm hoog.
Naam.
Wilgalant, Engels Irish fleabane, willowleaf yellowhead, Duits Weiden-Alant, Weidenblattriger Alant, Frans inule feuilles de saule.
Planten.
Vermeerderen door scheuren in maart/april.
Zaaien in januari/maart bij 20 graden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl