Achillea
Over Achillea
Duizendblad, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Achillea.html
Dit geslacht bestaat uit ongeveer 85 soorten kruidachtige en alpine planten. Het geslacht komt voor in Europa en de gematigde streken van Azië. Een klein aantal komt ook voor in Noord-Amerika. Veel van deze planten komen zeer algemeen voor.
Doordat de stengels alleen aan de top vertakt zijn lijkt het alsof de kleine bloemen in schermen staan. De bloeiwijze is een tuil met hoofdjes. Deze bloemen zijn wit, geel, oranje, roze of rood.
De bladeren zijn aromatisch en vaak behaard en hebben het uiterlijk van varens. Ze kunnen veerdelig, maar ook ongedeeld zijn.
Alle soorten groeien vrij gemakkelijk in voedzame en zandige tuingrond. Sommige dwergsoorten zijn geschikt als bodembedekkers op zonnige, droge en kalkarme plaatsen.
Asteracea. (Compositacea) Helenium klasse.
Uit Krauss, www.BioLib.de
=Achillea ageratum, L. (Ageratum-achtig; niet oud wordend, de vale bloemkleur) (Achillea decolorans) (ontkleurd) (Achillea serrata, Retz.)(fijn gezaagd). Lancetvormige, geveerde bladeren met eivormige en wat stompe slippen.
Opgericht en niet vertakte, behaarde stengels.
De kleine balsem lijkt op de grote aangaande de kleur, reuk, smaak en gele bloemen die in een ronde krans verzameld staan en brengt voort zeer vele steeltjes die dun en rond zijn, de bladeren zijn veel kleiner, smaller en langwerpig, geschaard en diep gekerfd of doorsneden.
De krans van de bloemen is ook goudkleurig, maar de knopjes dat zijn de bloempjes alleen zijn kleiner dan die van de grote balsem.
Uit Siberië, wordt 50-70cm hoog.
Wordt 60cm hoog en is beschreven in 1570.
Moonwalker heeft kleine gele bloemscherm met fris groene bladeren.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘De tweede soort (zie Tanacetum balsamita) wordt hier te lande kleine balseme genoemd, in het Latijn Balsamita minor. Valerius Cordus noemt het Mentha corymbifera minor. Veel zien het aan voor het Eupatorium of Hepatorium van Mesue. Andere willen ons laten geloven dat ze het Ageraton van Dioscorides is. Maar Dioscorides zegt dat Ageraton bladeren heeft die op die van Origanum lijken waar ze niet op lijkt. Veel geleerde van deze tijden noemen het echter Ageraton en Lobel noemt het Ageratum Septentrionalium & Anglicum. De naam Ageraton is gekomen omdat als de bloemen geplukt zijn niet gauw vergaan en niet oud worden en ook zeer lang op de struik blijven staan zonder te verflensen. Andere houden het voor het Elichryson.
Kleine balsem heet in het Frans petit coq, in het Italiaans herba giulia omdat ze in de maand juli, dat is de hooimaand, meest bloeit. Hier te lande heet het bij sommige koninginnenkruid, (zie Eupatorium) maar meest kleine kost of klein balsemkruid en in het Engels madelein en maudelein.’
Engels nu sweet maudlin, sweet Nancy of sweet milfoil ook garden mace of English mace. Duitse Leberbalsam of gelbes Leberkraut Muskatgarbe. Tuinbertram.
Gebruik.
Het werd vroeger zo gebruikt. (Dodonaeus, 311, 309) ‘Keine balsem lijkt van reuk en smaak op de grote komt ook van krachten en werkingen met die overeen en mag altijd voor de grote genomen en gebruikt worden.
De Italianen houden deze kleine balsem voor het Eupatorium van Mesue en schrijven dat de witte wijn daar de bloemen daarvan in te week gestaan hebben en gedronken de zwaarte van twee ons wonderlijk goed is tegen de wormen van de jonge kinderen. Datzelfde jaagt de gal uit het lijf en alle slijmerigheid en maakt de grove vochtigheden dun en doorsnijdt de taaie fluimen, opent de verstopping en zuivert en reinigt en belet dat er geen verrotting in het lichaam gebeurt en geneest de ziekten die ervan gekomen zijn en de lange koortsen en tenslotte stopt het de buik en versterkt daardoor de maag, lever en het ganse ingewand. Dan met wei van geitenmelk te week gesteld en ingenomen zuivert en purgeert noch veel geweldiger.
Een beroking van het water daar ze in gekookt is laat plassen en vermurwt de hardigheden van de baarmoeder en van alle verholen leden der vrouwen.
Ditzelfde kruid in wijn gekookt is zeer goed tegen de tandpijn die van koude veroorzaakt is’.
Uit Krauss, www.BioLib.de,
= Achillea atrata, L (donker zwart, de bloemrand) heeft witte bloemen in augustus. Lijkt veel op de gewone, heeft meestal maar enkelvoudig ingesneden veervormige bladeren met een stekelpunt. De bladeren van de bloemkelk zijn door een zwarte rand omzoomd.
Is afkomstig uit Oostenrijk en in 1596 beschreven.
(Dodonaeus) ‘Berg moederkruid. Dit kruid wordt ook van de wijdvermaarde heer Carolius Clusius beschreven en Matricaria alpina of Parthenium alpinum genoemd. Het vergaat zeer gauw in de hoven en kan nergens aarden dan in een bergachtig gewest. Het groeit op de hoge bergen van Duitsland en bloeit in augustus, later dan de andere soorten van moederkruid omdat de sneeuw lang op de bergen waar het op groeit blijft liggen. De jagers noemen het Unser Frauwen Schwartz rauch’. Dofzwart duizendblad.
Naam.
In de Middeleeuwen heette het Herba genipi veri, in Holland genepi of genipi (zie Artemisia, vergelijk de namen Wermuth bij Achillea clavenaea, werd er een drank van gemaakt?)
Zwart duizendblad, donker stam bertram, Duitse Edelraute, schwarze Schafgarbe, schwarze Garbe, Speik-Schafgarbe, unser Fraeun schwarz Rauch in Oostenrijk, gruner Raut in het Zillerthal en Engelse black of chamomile leaved yarrow, black yarrow, dark stemmed sneezewort.
Achillea chrysocoma, Friv. (met een gouden kuif) (Achillea aurea Hort.) Lijn/lancetvormige, veerdelige en grijsachtige bladeren met kleine lijnvormige slippen.
Een rotsplant met opgaande stengels.
Dichte platte trossen van goud/gele bloemen met 4-5 drielobbige lintbloemen komen in juni/augustus.
Sterft voor de winter vaak voor een deel af.
Verschilt van A. tomentosa door de bruin gewimperde omwindselbladen.
Uit Macedonië, wordt 10-15cm hoog.
‘Grandiflora’, is de grootbloemige.
Uit Curtis botanical magazine.
Achillea clavenae, L. (naar Nicolo Clavena, Italiaans plantenkenner uit het begin van de 17de eeuw)
Een zeer sterk rotsplant met grote geveerde, donkergroene bladeren die spaarzaam bezet zijn met grijs/groene haartjes, de langwerpige bladslippen staan ver uit elkaar.
Grote trossen waarvan elk bloemhoofdje 5-10 helderwitte lintbloemen draagt in juni/juli.
Uit de kalkrijke Zwitserse en Zuidelijke Alpen wordt 13-30cm hoog. Groeit in tegenstelling tot Achillea nana op kalkachtige grond.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Dit kruid is eerst van de edele heer Carolus Clusius bekend en beschreven geweest en is van hem in het laatste van de maand juni in Oostenrijk en Stiermarkt bloeiende gevonden waar het aan zeer hoge klippen en afgrijselijke steenrotsen groeide. Het wordt van hen Absinthium Alpinum umbelliferum genoemd en van de Oostenrijkse jagers Unser Frauwen rauch en Weysz rauch. De zwarte vorm ervan is Achillea nana’.
Bergwermuth, bittere Schafgarbe, Weisser Speik heet het in Tirol, Kuh- Stein-, of Rossrauten, Weisser Wermuth en Engelse silvery leaved yarrow. Zilverachtig duizendblad.
Uit J. Seboth.
Achillea erba-rotta subbsp. moschata Vacc. (Achillea moschata L) L. (muskus geurend) wordt 10 tot 23cm hoge stengel ontspringt uit een vaak ver kruipende wortelstok.
De bladeren zijn kamvormig geveerd, de blaadjes zelf zijn lijn/lancetvormig en aan de kant vaak met een, aan de onderste bladen vaak met 2 of 3 tandjes voorzien. Ze zijn allen gepunkt.
De bloemen lijken op die van de gewone, zijn ongeveer 1cm in doorsnede en staan met 6-10 in een tros. De omwindselblaadjes hebben een blauwe rand. De 5-6 witte straalbloempjes zijn verkeerd eivormig en van voren met 3 stompe tandjes bezet in juni. De schijfbloemen zijn geel. De gehele plant ruikt aromatisch.
Is beschreven in 1775. Komt uit Italië, Zwitserland, Z. Duitsland op rotsen, oergesteente van 1800 tot 3000m.
Naam, etymologie.
Muskusduizendblad, Duits Bisamschafgarbe, Moschus Schafgarbe, Almkamille, Iva-Schafgarbe, Ive, Sandkraut, Frauenraute, Wildfrauleinkraut, Wildfraulichrut, Wildniskraut, Jochiva, Genepi of Genipi, Zwitsers Gabuse, Engelse musk milfoil of Swiss genipi, Frans achille musquee.
Hieruit wordt een etherische olie gedestilleerd die gebruikt wordt voor de Iva-likeuren die vooral in Graubunden gemaakt werden. Ze dienen als maag versterkend en krampstillend middel. Het is ook een bestanddeel van Zwitserse thee.
Uit www.imagejuicy.comAchillea coarctata Poir. (bij Arctica) (Achillea compacta, Willd.) (compact groeiend)
Dicht grijsachtig behaarde, lijn/lancetvormige, geveerde blaadjes.
Een mooie rotsplant met recht opgaande stengels.
Goudgele bloemen met drielobbige lintbloemen staan in dichte platte trossen in juni.
Uit Servië en Z. W. Rusland, wordt 25-35cm hoog. Is beschreven in 1803.
Achillea filipendulina, Lamk. (aan draden tezamen hangend, de blaadjes hangen aan draden aan de stengels) (Achillea eupatorium) (Eupatoria-achtig) Het gele duizendblad heeft echter zeer eigenaardig ruikende, grijsgroene, geveerde bladeren met lancetvormige ingesneden slippen.
Een breed uit stoelende en sterk groeiende plant met stevige en rechtopstaande, gegroefde en onderaan dicht bebladerde stengels.
Heldergele bloemhoofdjes zijn verenigd in augustus tot 15 cm grote bloemtuilen. De gele pannenkoeken kunnen op stengels staan van meer dan een meter hoogte en moeten in de tuin opgebonden worden of tussen andere, grote planten staan. Voor droogboeketten dienen ze geplukt te worden als ze in augustus volop in bloei staan en de bladeren eraf gehaald. Door de overige delen in lichte zoutzuuroplossing te open kan schimmelvorming worden tegengegaan. Hang ze met de kop naar beneden om te drogen.
Is afkomstig uit de Kaukasus en de kust van de Kaspische Zee en wordt 80-125cm hoog. Is beschreven in 1881.
‘Cloth of Gold’ is bekleed met zuiver geel.
‘Golden Plate’ is helder boterbloemgeel, frisgroen blad, sterke plant.
Parker’s Variety’ (Robert Parker, kweker te Toothing, Engeland) kleurt zuiver geel met zeer grote schermen, hogere en sterkere stelen, goed om te drogen. Combineer ze met andere hoge vaste planten die in de zon willen staan.
Naam, etymologie.
Gele pannenkoeken of geel duizendblad, Duitse Goldgarbe, Engelse noble yarrow, fernleaf yarrow.
Achillea formosa (Boiss.) Sch. Bip.(Leucocyclus formosus Boiss.) (mooi bloeiend) (Anacyclus formosus Fenzl. Sch. Bip) Leucocyclus, Grieks leukos: wit, en laatste gedeelte van Anacyclus waar de plant op lijkt met witte lintbloemen.
uit Klein Azië, wordt 30-50cm hoog.
Opstaande en dicht bebladerde stengels zijn onder aan wat houtachtig.
Smal lijnvormige bladeren zijn geveerd met eivormige tot langwerpige, getande slippen, geheel zilver/grijs wollig behaard.
Talrijke bloemhoofdjes met witte lintbloemen en gele schijfbloempjes met langwerpige, stompe omwindselblaadjes met vliezige top in juli/augustus.
Teelt.
Groeit gemakkelijk in zandige, kalkhoudende grond op vrij droge, goed doorlatende en zonnige plaatsen. In de winter wat bedekken.
Vermeerderen door zaaien, scheuren en stekken.
Uit J. Sibthrop.
Achillea holosericea, Sibth. (dicht zijdeachtig behaard) Een rotsplant met geveerde en zilverwit behaarde blaadjes met lancetvormig ingesneden slippen.
Grote platte trossen van goudgele bloemhoofdjes met 4-5 drielobbig ingesneden lintbloemen komen in juni/augustus.
Uit Griekenland wordt 25-40cm hoog. Is beschreven in 1817.
Achillea fraasii x holosericea (Achillea kerneri x, Halac) (naar J.S. von Kerner, Duitse botanicus, 1755-1830) =kruising tussen fraasii x clavenae.
Een rotsplant van 15-30cm hoog die geheel grijs wollig behaard is.
Fijn geveerde en ca. 5cm lange bladeren met lijnvormige, gegaffelde slippen, de onderste bladen zijn gesteeld, de bovenste zittend.
Opgerichte en weinig vertakte stengeltjes.
Grote trossen van helderwitte bloemhoofdjes waarvan de lintbloempjes ongeveer 5mm lang zijn in juni/juli.
mUit www.imagejuicy.com
Achillea coarctata Poir. (bij Arctica) (Achillea compacta, Willd.) (compact groeiend)
Achillea x kellereri Kel. (naar Kellerer, tuinman van de koninklijke tuinen te Bulgarije) =kruising van pseudopectina x clypeolata, wordt 20-30cm hoog. Beschreven in 1906 door Franz Sundermann.
Vormt een rozet met lange, smalle en geveerde grijsgroene bladeren met ingesneden slippen
Daartussen komen flinke trossen met grote bloemhoofdjes die ongeveer 10 zuiver witte lintbloemen bevatten in juni/juli.
Achillea x lewisii Arn. (naar Hugh Lewis, kweker van deze plant te Mayfield, South Croydon, Engeland) kruising van argenta x tomentosa en staat in groei en bloei tussen beide ouderplanten in.
Gesteelde, lijn/lancetvormige bladeren van 3-6cm lang en 1.5cm breed die tot op de helft zijn ingesneden met lancetvormige, wat 3tandige en grijsachtig behaarde bladslippen, stengelbladen zijn veel kleiner dan de onderste bladen.
Een 10-20cm hoge rotsplant met opgerichte stengels die grijsachtig behaard is.
Rijk bloei met platte trossen van 1cm grote bloemhoofdjes met 6-9 zwavelgele lintbloemen van mei tot september.
King Edward yarrow.
Uit F. Kohler.
Achillea millefolium, L. (duizendbladig) het blad is, evenals de stengels, licht behaard. (Achillea magna)
Grote platte trossen van kleine bloemhoofdjes die meestal 5 helderwitte witte lintbloemen bevatten komen in juli/augustus In de bermen treft men over het algemeen roze/witte bloemen, de cultuurvormen zijn vaak roder van kleur.
Het kruid wordt een 20-40cm hoog.
Het is een typische plant van verstoorde grond, droge weiden, bosranden en wegen. In de bergen wordt vaak de rood bloeiende vorm aangetroffen en komt ze tot 1600m. verder in Europa, Azië en N. Amerika tot aan de Noordkaap van IJsland.
‘Cerise Queen’, is lila/roze. (gewonnen door Harkness & Sons uit Bedale, Engeland)
‘Kelwayi’, komt in diep wijn/rood (gewonnen door Jas. Kelway & Son, Langport, Engeland)
‘Red Beauty’, kleurt dieprood tot lila rood.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Men noemt dit kruid in deze tijden meest Millefolium op zijn Latijns al of men duizendblad zei. In het Italiaanse millefoglio, in het Spaans milhojas yerva en in het Frans millefueille’.
(578) Mille: duizend, folium: bladeren, de plant staat beter bekend als duizendblad, Duits Tausendblatt of Tausentblat Frans millefeuille en Engels milfoil of thousand leaf. De plant wordt zo genoemd omdat de bladeren van deze plant geveerd zijn. De geveerde delen zijn zelf ook weer geveerd, waardoor het fijne duizendbladige loof ontstaat.
Dodonaeus (b) ‘Bij Dioscorides is het de Achilleios en Achilleios Sideritis, in het Latijn noemen ze dat Achillea en Achillea Sideritis wat duidelijk genoeg blijkt als men dit gewas met de beschrijving van Dioscorides tezamen wil brengen en vergelijken. Voorts zo heeft dit kruid om zijn wonderbaarlijke krachten om de wonden te genezen de naam Achillea gekregen naar de edele en zeer dappere ridder Achilles wiens leven en dapperheid van de poet Homerus beschreven is (Homerus Ilias XI 830). Want Achilles heeft duizendblad (wiens krachten hem eerst van Chiron de Centaur gewezen en geleerd waren heeft dit kruid allereerst gevonden en zijn kracht te kennen gegeven, zegt Plinius in het 5de kapittel van zijn 25ste boek, wat daarom ook Achilleios genoemd is, anders is het Sideritis genoemd en bij ons (dat is bij de Romeinen) noemt men het Millefolium, zegt dezelfde Plinius en zeer veel in de verse en oude wonden gebruikt en daarmee Telephium, als Apuleius schrijft, van al zijn kwade zweren en zeer kwalijk heelbare wonden genezen. ‘Invenit et Achilles discipulus Chironis qua volneribus mederetur, quae ob id Achilleos vocatur’, Apuleius ҇raeci myriophyllon, Latini millefolium. Hanc herbam Achilles invenit, unde vulnera facta sanabat, et ob id Achilleos vocaturө. Daar zijn nochtans noch meer andere Sideritis en er is ook een ander Panaces Heracleion waarvan we elders beter handelen zullen. Apuleius geeft dit kruid verschillende toenamen waarvan sommige onder de valse namen bij Dioscorides ook gevonden worden, te weten in het Grieks Myrophyllon of Myriomorphon, Chiliophyllon, Stratiotice, Chrysite en in het Latijn Militaris, Supercilium Veneris, Acrum of Acorum silvaticum, in het oud Frans Bellocandium en Vigentiana’.
Achilles wijdde zijn vriend Patroclus in zijn kunst. In Ilias XI 849 geneest Patroclus de gewonde Eurypylus, naar men aanneemt met deze plant.
(411) De naam Achillea komt oorspronkelijk van het Griekse akilleios of achilleios. Achillenkraut van de Duitsers, Franse achillee, achillea van de Italianen en aquilea van de Spanjaarden.
Jac. Theodorus Tabernaemontanus, gestorven in 1590, de leerling van Hiëronymus Bock en latere lijfarts van de bisschop van Speyer en paltsgraaf J. Casimir is in zijn kruidboek zeer uitvoerig tegen de onervaren kalendermakers en in de kennis van de kruiden onervaren gezellen die de kruiden Achillea, Stratiotes, Millefolium en Myriophyllum van Dioscorides zo door elkaar verwisseld hebben dat men ze er moeilijk uit ontwarren kan als men niet zeer vlijtig Dioscorides schriften eropna ziet. Dioscorides kende ook een in het water groeiende stratiotes wat de mogelijk in de tropen verspreide Pistia stratiotes is, in ieder geval niet de Stratiotes van Linnaeus. Tabernaemontanus meent dat onze plant die hij, in tegenstelling tot verwante soorten, als gewoon klein Garbenkraut met de Stratiotes chiliophyllos (=duizendbladig soldatenkruid) van Dioscorides overeenkomt, wat ook door anderen gedeeld wordt. Overigens komt onze plant ook in andere vormen voor zoals de var. stacea, Koch (Achillea setacea, W.u K.) Deze Stratiotes chiliophyllos heelt, naar Dioscorides, bloedvloed, oude en verse wonden wat ook de tegenwoordige volksmedicijn er zo van denkt. Mogelijk komt de naam stratiotes omdat de krijgers het in hun wonden gebruikten. Overigens heeft Tscirch erop gewezen dat in een uit 6deeeuw stammende en als Codex Constantinopolitanus genoemde en geïllustreerde handschrift van Dioscorides een schermbloemige (Ferula?) als Stratiotes chiliophyllos afgebeeld is. Achillea soorten zijn het wel die Dioscorides onder de naam achilleios sideritis tezamen vat. Uit de 6de en 7de eeuw stammende handschriften geven daarvoor de Latijnse synoniemen supercilium Veneris; wenkbrauwen van Venus (vergelijk Duitse Jungfrauaugbroen) militaris; soldatenkruid wat duidelijk een overzetting is van Grieks stratiotes, en millefolium (duizendblad, het Griekse chiliophyllos). Ook deze plant werd tegen bloedingen en wonden aanbevolen.
(c) Dit kruid is ook een van die kruiden die de naam van Sideritis voeren die niet anders met de voorgeschreven Sideritis gemeen hebben dan alleen de krachten om de wonden en kwetsingen die met ijzer gedaan zijn te genezen’.
Als bloedstelpend middel was het vroeger het middel tegen wonden die met ijzeren wapens waren toegebracht. Deze plant is daarom ook het symbool van oorlog. Als er wonden genezen moesten worden paste men het kruid toe door op het blad te kauwen en zo op de wond te leggen. Vergelijk de Engelse namen souldier’s wound wort, knyghten milfoil en militaris. Achillea is ook bekend onder de naam Blutwurzel, dat de zigeunerhoofdman ter verlichting wil geven aan de zwaargewonde in Goethe’s Gos (V).
(d) Zo werd dan het Griekse stratiotes in midden Latijn (herba) carpentaria waar de bloedstelpende werking terugkomt in het Franse herbe aux carpentiers en het Duitse Zimmermannskraut. Die heet ook wel herbe de St. Joseph omdat toen de schrijnwerker Jozef zich eens had gekwetst Jezus met dit kruid hem genas, bij de Esten Bielhiebkraut.
(e) Het genezende zie je ook in het Engelse thousand seal en het Duitse Blutstellkraut vanwege het gebruik door vrouwen.
(f) Vanwege zijn bloedstelpende eigenschappen noemde men het herba sanguinaria. Dat het vooral toegepast werd bij neusbloedingen is terug te zien in de Engelse benaming ‘Jose bledeկ’s nosebleed en in het nesebloede in middeleeuws Nederlands. H. Bock; ‘Dit kruid is een tegengestelde natuur, alzo, wanneer men dat kruid kneust en op de bloedige wonden legt zo stijft dat bloed, daar tegenover wanneer iemand een blaadje in de neus doet, na een klein tijdje volgt dat bloed hierna’.
(g) Ze zou ook tegen dysenterie helpen wat het volk nog aan de plant toeschrijft wat ook de Oostenrijkse naam Bauchwehkraut weer geeft, zere-ogen-bloem naar een andere genezende werking en Pestilenzkraut als pest werend kruid.
(h) Garwa heet het bij H. Hildegard, Garbe, Gerwel, bij ons garwe, gherwe en later gerwe. Deze naam werd bij ons in de volksmond verbasterd tot garbenkraut, geruwe en gerwel. Engelse yarrow of yarrowe zou een verbastering zijn van het Angelsaksische gearwe, wat mogelijk een verwijzing is naar het feit dat de bladeren geveerd of ingesneden zijn als ye arrow. (pijl) Het is echter meer waarschijnlijk dat het woord van yare stamt (vergelijk oud-Engels gearu: klaar, en oud-Hoogduits garawen: bekleden, dat verbonden is met Deens gaar: gereed of gekleed, Germaans garwa. Yarrow en garwa betekenen dan; het klaargemaakte, helende of herstellende’, vanwege de uitgebreide verwerking als wondkruid. Garwe betekent dan zo veel als de geneesplant, vergelijk de Duitse naam Heil aller Welt! (zie ook Agrimonia) Oud Nederlands was zeiskraut vanwege zijn wond helende werking, dus namen die op W. Germaanse schaapherders slaan die de plant gebruikten bij wonden.
Een andere verklaring is dat het ‘bekleden, klaar of mooi’ betekent: de plant is met vele blaadjes bekleed. Het midden-Hoogduits Garwel kan ook afkomstig zijn van het oude woord carmen: kerven of insnijden, naar het duizendvoudige blad. Een woordverbastering is het Nederlands geruwe.
Of van carvi, komijn, mogelijk naar de fijnverdeelde bladeren en de witte bloemschermen. Ook bij Albertus Magnus zie je die verwisseling voorkomen als hij zegt, ‘arvi est herba quae alionomine achillea vocantur’, dati is een kruid dat met een andere naam Achillea genoemd wordt.’
(i) Schafrippe bij Bock, Rippel, de bladvorm als ribben. In het Duits wordt het sinds 1470 Schafgarbe genoemd vanwege de scherpe bladeren,.Nu noemt men het in Hoogduits Scharffgras of Scharrffrip, in het Boheems rzebziicek.
(j) Als kinderen de bladeren tegen hun gezicht aanhalen geeft dit een tintelende sensatie. Daarom kreeg de plant de naam devilճ nettle.
(k) In Frankrijk wordt het ook en rve genoemd; in dromen, omdat als het op je ogen gelegd wordt het mooie dromen geeft. De op sarcofagen afgebeelde plant zou daar staan als symbool van slaap.
(l) Genserich en Grenserich wordt het genoemd en wel naar zijn voorkomen aan de kanten, grenzen.
(m) Ganzenkervel, ook hazengras of hondeklaar.
(n) Naar de bloemvorm witte reinevaar en riezenbrij in Groningen, rijstepapbloem en in Friesland sjukelarjeblom, skieppegerf en ook tjerkhofblom, Duitse Grussblume de witte kleur.
(n) Dat het gegeten wordt zie je aan de naam old manճ pepper als en toevoeging aan salade of in soep gedaan. De bladeren zijn zoet met een iets bittere smaak.
(n) In IJsland heet ze vallhumall of veldhop en jardhumall of aardhop, dezelfde betekenis vind je ook in Zweden en Noorwegen omdat het als vervanger van hop gebruikt is.
(o) Verder Bibhennerlkraut: de gebakken bladeren voor jonge kalkoenen, Falankraut, Gachelkraut, Gerrewortel, Grillծkreidl, Krinsing, Kassenzohl; kattenzool, Mausloaterl: ladder, Mauserhl; oortje, Musechrut, Kassenschwazl; staart, Rels, Roelf, Rolegger, Schowoh: Schababkruid; herfstkruid, Teekrut, Zwitsers Leiterlichkrut.
Gebruik.
Vroeger werd het zo gebruikt. (141, 164, 311, 309, 411) ‘Tegen allerhande buiklopen en bloedgang: Maak een afkooksel van dit kruid in gestaald water en laat hiervan drinken. Brunfels’.
Duizendblad gestampt en vooral het opperste van de bladeren en bloemen en op de bloedige wonden gelegd stelpt het bloeden en bewaart ze of beschermt ze van alle verhitting, zwelling of zweren en heelt ze zeer gauw. Dodonaeus, Galenus
Hetzelfde stelpt ook alle vloeden van de vrouwen, vooral als het van buiten opgelegd is of bij stovingen gedaan, dat is als ze in water zitten daar dat kruid in gekookt is geweest.
Meest alle kruidbeschrijvers zeggen dat de bladeren van duizendblad gekauwd of gegeten en vooral als ze noch groen en vers zijn de tandzweer verdrijven of verzoeten kunnen. De wortel van duizendblad gekauwd en een tijd lang in de mond gehouden verdrijft de pijn van de tanden.
Diegene die bleek geworden zijn of hun kleur verloren hebben door te veel bloed laten krijgen hun verloren kleur weer door het gebruik van dit water.
Tegen moeilijkheid van het plassen: Neem het sap van duizendblad. Hetzelfde is ook goed tegen het niergruis als het met azijn gemengd is, volgens Pandecta.
De bladeren van duizendblad in de neus gestoken stelpt het bloeden, maar in klysma’s gedaan stopt het de rodeloop.’
Als bloedstelpend middel vermeldt Marcellus Empiricus de millefolium op meerdere plaatsen. Als hij met toevoeging van rode wijn aan koliekzuchtige aanbeveelt is dat te rechtvaardigen omdat die wijn net als de plant veel looizuren bevat. Hij geeft ook een sympathische waarin het kruid oogziektes geneest, ‘qui crebro lippitudinis vitio laborabit, milefolium herbamradicitus vellat et ex ea circulum faciat, ut per illum adspiciat et dicat ter: Excicum acrisos, et totiens ad os sibi circulum illum admoveat et per medium expuat et herbam rursus plantet. Quae si revixerit, nunquam is qui remedium fecerit vexabitur oculorum dolore; ad utrumque oculum hoc facito; quae si minus revixerit, ex alia iterum faciat. Oportet autem dari operam, ut non nimis herba constringatur, quo facilius plantata consurgat’. Die vaak aan oogontstekingen lijdt, die zal het kruid millefolium met de wortel uittrekken en daarom een ring maken, daardoor kijken en driemaal zeggen, Excicum acrisos en net zo zal hij de ring aan zijn mond brengen en door het midden kijken en dan het kruid er weer inplanten, als het weer geworteld is dan zal diegene die het middel gebruikt heeft niet meer aan oogpijnen lijden, hij zal het voor beide ogen maken als het kruid niet geworteld is dan zal hij het met een ander nogmaals doen, Hij moet moeite doen dat het kruid niet al te veel omgebogen wordt (bij het maken van de ring) zodat het als het ingeplant is zich gemakkelijker opricht’. Die geheimzinnige bezweringstekens die niet Latijns zijn zullen uit verfrommeld Grieks ex kirku makar (uit de ring mag je gezond zijn) nagewezen zijn. Grimm wijst op gelijke sympathie die Plinius bij brengt en het kruid Erigeron beschrijft dat men met ijzer een cirkel maakt, het uitgraaft en beroer daarmee de pijnlijke tand en spuw het driemaal na elkaar uit. Dan plant je het kruid er weer in zodat het weer groeit en dan zal de tand geen pijn meer doen. Dit is ook een duidelijke overeenkomst zodat er van primitieve opvattingen achter zullen steken.
Doordat het duizendblad al vroeg uitloopt werd het jonge zachte blad in het voorjaar als groente gegeten of in kruidsoepen verwerkt. Het kruid zou de eetlust bevorderen. Bovendien zouden jonge kalkoenen snel vet worden van het duizendblad. Grotere hoeveelheden zouden echter nadelig werken. Als de plant in contact komt met een vochtige huid kan het bij zonneschijn tot blaaswerking komen.
Culpeper noemt de plant als een kruid dat onder invloed van Venus staat.
De gedroogde bloemknoppen en gesneden bladeren worden vaak als volksmiddel gebruikt in een thee, een eetlepel vol op een kwart liter water. Het drinken ervan wordt aangeraden voor nerveuze en die kramp in de maag hebben, darmzweren, verder bij baarmoederbloedingen en aambeien. Ook gebruikt men die thee of het sap van de plant tegen in omslagen. Ook in het voorjaar als kruidensap met een eetlepel ingenomen. Het uitgeperste sap van de jonge bladeren werd bij voorjaarskuren gebruikt en zou bloed bevorderend werken. Bij dierziektes wordt een handvol op een liter water gebruikt bij maag en darmziektes
Neusbloedingen.
Het kruid werd vooral gebruikt bij neusbloedingen. Een oude variant van het gebruik is de volgende: neem een blad en steek die in je neus en draai het driemaal rond en denk ondertussen aan je geliefde. Als de neus bloedt kan je er zeker van zijn dat je haar krijgt. Deze bloeding blijft meestal uit, zodat het blad smartelijk in de neus blijft ronddraaien. Bij het draaien werden zekere spreuken gezegd, als bijvoorbeeld in Suffolk,’>Green arrow, green arrow, you bears a white blow. If my love love me my nose wille bleed now. If my love danմ love me, it ԯnt bleed a drop. If my love do love me, ‘t will bleed ivery drop’.
Dat in Engeland, maar komt ook in Duitsland voor, Bock beschrijft het al en daar wordt het meestal door kinderen gebruikt door de stijve bladertjes in de neus te steken en er dan op te slaan met de vinger waarop het meestal begint te bloeden. Dat kinderspel heeft dan ook een geschiedenis. Plinius spreekt van een gras dactylon (mogelijk Cynodon dactylon) wiens aren men in de neus steekt om die te laten bloeden. Volgens een bericht uit de 17de eeuw zouden schoolkinderen het duizendblad gebruikt hebben om een bloedneus te veroorzaken zodat ze niet naar school hoefden. Ook Franse kinderen gebruikten dit middel.
Hoe het duizendblad de witte kleur gekregen heeft.
Eens zat de jonge Jezus voor zijn ouderlijk huis te Nazareth met een schotel melk op de knieën. Daar sprong een wilde jongeman tevoorschijn die een bos bruin bloeiende bloemen in zijn hand had. Hiermee sloeg hij in het schoteltje, zodat alle melk eruit spatte of aan de twijgen bleef hangen. Vervolgens liep hij lachend verder. De twijg was van de melk zwaar geworden als een doorgetrokken zwam. Na een tijdje keek de jongeman naar de twijg in zijn handen en was niet weinig verbaasd dat die veranderd was in een met melk gevulde zwam. Vol schaamte en berouw ging hij gedachteloos met zijn handen heen en weer over de bladeren en vloog naar zijn moeder om die alles te vertellen. Toen hij haar het kruid wilde laten zien was er een nieuw wonder geschied: alle bladeren waren geveerd. De moeder beval hem het Jezuskind andere melk te brengen en om vergiffenis te vragen. Het wonderlijke kruid moest hij meenemen en laten zien. Het werd hem vergeven. Maria sprak tot hem: ‘steek de plant in de aarde. Het zal daar groeien en nog vele jaren een herinnering zijn aan mijn zoon’.
Folklore.
Aan duizendblad worden magische krachten toegeschreven. Het kruid verjaagt niet alleen geesten en heksen, maar ook onweer. De meeste kracht heeft het kruid als het op Sacramentsdag (de eerste donderdag na Pinksteren) wordt geplukt en onder de drempel wordt gelegd. Het is dan onmogelijk voor geesten of heksen om het huis binnen te dringen. In Engeland wordt verteld dat als een vrouw deze plant in haar bruidsboeket draagt, ze zeven jaar geluk zal kennen. Het kruid wordt verder in de boezem gestoken. De eerste jonge man die hierna tegen je spreekt, zal dezelfde zijn die je trouwe geliefde wordt. Als een vrouw het kruid onder haar kussen legt en een bezweringsformule uitspreekt, kan ze in haar dromen haar toekomstige echtgenoot zien.
Uit J. Seboth.
Achillea nana, L. (zeer klein) wordt nauwelijks 10cm hoog met dicht viltig behaarde bladeren, die veervormig ingesneden zijn.
Een 15cm hoog met witte bloemen in juli.
Dwergduizendblad komt uit Italië en Zwitserland op de Alpen, is in 1759 beschreven.
Naam, etymologie.
Wit dwergduizendblad, Dwarf Alpine yarrow, Duitse Zwerg-Schafgarbe, Schwarzrauch, unser Frauen Schwarzwauch en Wildmannlichrut, in Holland falscher Genepi of Genipi.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
=Achillea nobilis, L. (nobel of edel) Edel duizendblad heeft eivormige, dubbel geveerde, behaarde bladeren met geveerde, getande slippen.
Opstaande stengels.
Flinke trossen van kleine bloempjes die meestal uit 5 witte lintbloemen bestaan in juli/augustus
Uit de Alpen en Z. Europa wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1640.
Subsp. neilreichii Velen (Achillea ochroleuca) (A. Neilreich, 1803-1871, Oostenrijkse botanicus) verschilt hiervan door de geelachtige bloempjes.
Edel duizendblad, Showy, creamy of noble milfoil.
Uit www.bgflora.net
Achillea pseudopectinata, Janka (vals kamvormig)(Achillea depressa) Lijnvormig geveerde en wat geelachtige viltige bladeren met korte lijnvormige slippen.
Een rotsplant met opstaande stengels.
Dichte trossen met oranje/gele bloemhoofdjes die 5 korte lintbloempjes bevatten in juli/september.
Uit Bulgarije, wordt 15-25cm hoog.
Achillea ptarmica, L. (niezen opwekkend) Bladen zijn glanzend, dun en lancetvormig, lang toegespitst en fijn gezaagd, de zaagranden ruig.
Opstaande, vertakte en kantige, gladde stengels. Uit Fuchs.
Opstaande, vertakte en kantige, gladde stengels.
Flinke trossen van grote bloemhoofden die meestal 10 witte lintbloemen bevatten in juli/augustus.
Geschikt voor verwildering op vochtige plaatsen.
Groeit of woekert in de natuur op vochtige plaatsen als bij de waterkanten met een hoogte van 60-90cm.
Perry’s White’ is zuiver wit met dubbele kogelronde bloemen. (A. Perry, kweker te Enfield, Engeland)
‘The Pearl’, schittert in parelwit met iets kleinere bloemhoofden dan de vorige. Zet ze, vanwege de slappe stengels, bij Geraniumsoorten.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Aangaande de naam van de eerste soort van dit gewas zijn de kruidbeschrijvers het oneens, want sommige willen het Pyrethrum silvestre, dat is wilde bertram, noemen en sommige andere houden het voor de Draco silvestris of Tarcon silvestre, dat is wilde dragon, (Artemisia dracunculis) en die hebben meer gelijk zo ik denk, want met de dragon zou ze misschien enige gelijkenis van bladeren mogen hebben, maar met de bertram of Pyrethrum heeft ze totaal geen gelijkenis of gemeenschap. Leonhart Fuchsius ziet het aan voor de Ptarmice van Dioscorides en daarmee komt ze genoeg overeen aangaande haar stelen, bladeren en de gedaante van de bloemen. Dan dat de bloem sterk en scherp van reuk zou wezen en maar alleen geroken of voor de neus gehouden het niezen verwekken zouden dat hebben we hier te lande in dit kruid niet bespeurd of bevonden wat nochtans zo zou moeten wezen als dit kruid de echte Ptarmice van Dioscorides is. Maar het mag wel wezen dat in deze koude landen de scherpe kracht van dit gewas niet zo geweldig is zoals ze in hete landen is daar Dioscorides zijn Ptarmice heeft zien groeien, want in de warme landen is allerhande aardgewas sterker van reuk en geweldiger van krachten dan in de koude, als Theophrastus ons leert. Dan dezelfde Theophrastus, noch ook Plinius hebben van de Ptarmice ergens gesproken. Daarom hebben sommige vermoed of getwijfeld dat er helemaal geen kruid in oude tijden eigenlijk Ptarmice of nieskruid genoemd is geweest en geloven dat het niets anders is dan het Struthium van de oude schrijvers. En voorwaar Ptarmica in het Grieks betekent een woord waaronder verstaan worden alle dingen die het niezen verwekken waar onder dat getal het Struthion ook is. In het Frans pyrethre sauvage.’
Dodonaeus (b) Clusius noemt het Ptarmice vulgaris of Ptarmice pratensis die ook een soort er van beschrijft met dubbele bloemen, in het Latijn Ptarmice pratensis pleno flore. Dit werd vertaald in het Latijn Sternutamentaria, dat is nieskruid. In het Italiaans ook sterputella of stranutellaլ van waaruit het werd omgezet in ons nieskruid, Duits Niesskraut, Franse herbe a eternuer: nieskruid en werd door de Engelsman Gerard (1597) omgezet als sneezewort.
Dodonaeus ‘De eerste soort van Ptarmice is van sommige ook wild tandkruid genoemd (omdat bertram ook tandkruid genoemd wordt) en in het Hoogduits Wilder Bertram.’
Deutscher of spitziger Bertram, Zwitsers wilde Bertram. In oud-Duits komt het woord Perchtram voor en in het midden-Hoogduits Berchtram. Deze woorden duiden op vuurwortel; het kruid brandt op de tong.
Het is ook mogelijk dat de naam in verband staat met Perchta. Dit is een oud-Duitse naam voor de echte vrouw Holle en niet de geromantiseerde sprookjesfiguur vrouw Holle. Zij kwam voor bij de Franken. Varianten op haar naam zijn Berchtam, Beratha en Bertha en hangt waarschijnlijk samen met de rondtrekkende Perchten. De Perchten waren mannen die verkleed rondtrokken tijdens Driekoningen. Dit speelde zich voornamelijk af in de Alpen en in Zwitserland. Perchta leidde een stoet van ongedoopte kinderzielen door de lucht. Zij was tevens leidster van het wilde heir. Die zien we in de wilde wolken tegen december verschijnen en afsteken tegen de koude en heldere lucht. Deze jagende vormen boezemden de mensen vrees in. Met wat goede wil zijn die wolken in allerhande vormen voor te stellen.
Grimm bracht verband tussen de namen Perchta en Peratha en gaf beiden de betekenis ‘glanzend’. In het begin van de middeleeuwen werden de nachten van 25 december en 6 januari de lichtende nachten genoemd of paratanaht. Nu is het de dag van St. Lucia, wiens feest gevierd wordt op 13 december (in de joelende jultijd) en vereenzelvigd wordt met Perchta. Lucia’s naam staat in verband met lux of licht. Ook zij wordt vereerd als patrones van de huiselijke arbeid. Op de avond voor haar naamdag lieten de meisjes het spinnenwiel rusten. Indien ze dit niet deden, dan zou het vlas de volgende morgen vuil en verward zijn.
Dodonaeus (d) ‘Tragus noemt het Tanacetum acutum album, Lobel Ptarmice folio Taraconisծ Het lijkt op reinvaarn, weisser Rasert: reinvaarn, weisses Reinfarn’.
(e) Goeiplaats en lijkt op het duizendblad en wordt daarom ook wel moerasduizendblad genoemd, Duits Sumpfgarbe en Bertrams Schafgarbe.
(f) In het Frans wordt het bouton dաrgent: zilveren knoop, genoemd, Duits Hiermerknoppche: hemdknopje, Silberblumchen en Papierroschn, Zwitsers Schne-Balle, in Friesland knoopjes, in Belgi hemdenknopjes en medicijnbloem en zo;
(g) In het Engels seven-years-love. Bruidsmeisjes droegen de wilde bertram tot op het altaar en wensten op die manier de bruid zeven gelukkige jaren toe, verder bastard pellitory, fair maids of France en goose tongue, de dubbele vorm als bachelor’s buttons.
(h) Verder Wilder of Weisser Dorant, Dorant en ook Duvelskrut.
Gebruik.
Vroeger gebruikte men het zo. (Dodonaeus) ‘De bladeren van deze wilde dragon worden ook bij de sla en andere saladekruiden vermengd en ze verbeteren of matigen de koude er van ook zeer goed, min of meer als de bladeren van raket en tamme dragon plegen te doen. De bladeren groen gestoten (sommige doen er de bloemen ook bij) genezen en laten vergaan de blauw geslagen, gevallen of gestoten plekken en builen en laten het gestolde bloed scheiden op de plaatse die gekwetst is gelegd. Het poeder van dit kruid in den neus gedaan laat niezen, als sommige zeggen. De wortel gekauwd verzoet de tandpijn en trekt het slijm uit het hoofd en is daarom goed tegen alle katharren, m. s. en vallende ziekte.’
Uit www.BioLib.de.
Achillea sibirica, Led. (uit Siberië) (Achillea alpina, L. (uit de Alpen) Lijn/lancetvormige, spitse en kamvormig getande bladeren die in jonge toestand wollig behaard zijn.
Sterk vertakte, behaarde stengels die veel op ptarmica lijken maar eerder bloeit met kleinere bloemhoofdjes.
Flinke trossen witte bloemhoofdjes in mei/juli.
Uit de Alpen, Siberië N. China en Mantsjoerije, wordt 15cm hoog. Is beschreven in 1731. Wordt 40-60cm hoog.
‘Love Paradeլ’,alpine of Chinees duizendblad, Sibirian yarrow, Alpine milfoil.
(Dodonaeus) ‘Waarschijnlijk is het de plant die van Ravelingen witte reinvaern noemt, ԩn het Latijn Tanacetum minus en Tanacetum album omdat het met geen andere naam bekend is’.
Achillea taygetea, Boiss. & Heldr. (Taygetos, gebergte in Z. Griekenland)
Lijnvormige, geveerde bladeren met kleine eivormige tot wigvormige stompe slippen, de bovenste kamvormig getand.
Wit wollig, behaarde plant met opgerichte stengels.
Grote platte trossen van kleine, donker citroengele bloemhoofdjes met meestal 5 lintbloempjes in juni/augustus.
Uit Griekenland, wordt 25-40cm hoog.
Uit botanical magazine.
Achillea tomentosa, L. (dicht behaard, viltig) Deze plant bezit donkergroene, wollige behaarde bladeren die gedeeld zijn met gekromde lobben en die 2-3 maal gedeeld, spitse slippen.
Kruipende en opstijgende stengels van 5-30cm hoog.
De flinke trossen met goudgele bloemen van 5mm in diameter met 5 lintbloemen komen in augustus.
Deze plant gedijt het beste op droge gronden. Sterft in de winter vaak gedeeltelijk af.
Viltig duizendblad, woolly yarrow, komt uit Z. Europa.
Naam.
(Dodonaeus) ‘De nieuwe kruidbeschrijvers hebben dit kruid de naam van kleine geruwe of geel duizendblad gegeven, in het Latijn Millefolium minus en Millefolium luteum, in de apotheken en bij de gewone man is het onbekend.
Voorts dat het Stratiotes Millefolium van Dioscorides is die dat in het Grieks Stratiotes Chiliophyllos noemt blijkt genoeg uit de beschrijving die hij daarvan geeft die in het Grieks aldus luidt; ԓtratiotes Chiliophyllos, dat is het ruiterskruid met de toenaam van duizendblad is een klein heesterachtig gewas van een zeventien cm hoog en ook wel groter dat heeft bladeren die op de stoppeltjes of veertjes van een jong vogeltje lijken, de uitwassingen van de bladeren zijn bijster kort en versnipperd, dan de bladeren lijken van kortheid en hardheid of ruwheid op de wilde komijn, ja zijn ook wat korter. Het kroontje van de bloemen is dichter en voller van bloemen want het draagt op zijn hoogste kleine spruitjes of steeltjes op die kroontjes staan als aan anijs. De bloemen zijn klein en witծ Met deze beschrijving komt de hoogte van dit gewas zeer goed overeen en ook de gedaante van de bladeren, alleen de kleur van de bloemen laat ons wat op het hoofd krabben die in de beschrijving wit wordt gezegd te zijn, immers zo staat in de gedrukte boeken van Dioscorides, maar Andreas Lacuna schrijft dat hij in een oud en met de hand geschreven boek gevonden heeft niet leuca, dat is wit (als in de gedrukte boeken staat) maar ochra, dat is geel van kleur en zo komt die beschrijving met dit kruid heel goed overeen’.
Viltig duizendblad, Engelse woolly yellow milfoil en Duitse Filzige of Gelbe Garbe.
Krachten.
Vroeger gebruikte men het zo (Dodonaeus, 311) ‘Geel duizendblad is zeer geschikt en nuttig om alle bloedloop te stelpen.
Hetzelfde kruid geneest ook alle wonden op zeer korte tijd.
Men vindt er sommige die deze gele duizendblad in de blaren of lopende gaten plegen te gebruiken, zo Galenus betuigt.
Men geeft het sap van klein duizendblad met grote hulp en baat te drinken diegene die bloedig spuwen of braken of enige aderen van binnen gebroken hebben en ook de vrouwen die lange tijd gekweld zijn met enige vloed.
Dit kruid gestampte met zijn bloemen en kroontjes en gedronken met geitenmelk of water van weegbree of gedistilleerd water van het kruid zelf laat de overvloedige loop van de vrouwen ophouden en van het mannelijk zaad’.
Uit en.hortipodia.com
Achillea umbellata, S.& S. (scherm dragend) Eivormige, geveerde, grijs viltige bladeren van 2-4cm lang met lancetvormige, stompe en ver uit elkaar staande slippen.
Rotsplant met opstaande stengeltjes.
Flinke trosjes van witte bloemen in juni/augustus.
Uit Griekenland wordt 5-15cm hoog.
Laagblijvend duizendblad, umbellata yarrow.
Planten.
Het duizendblad bezit worteluitlopers, waardoor zij gemakkelijk te vermeerderen is. Plant roze vormen naast blauwe planten als Veronica longifolia. Ook zijn er mooie mengsels met allerhande kleuren, wijnrood tot oranjerood, roze en geel tot wit. Ze houden niet van te rijke grond.
Vermeerderen gaat meestal door scheuren, april tot juni, ook via zaad is goed mogelijk.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl, en: volkoomen.nl