Treculia

Over Treculia

Afrikaanse broodboom, vorm, bomen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit Curtis botanical magazine.

Naam, etymologie.

Treculia is zo genoemd naar de botanist M. A. Trecul.

Dit zijn bomen/struiken met leerachtige en ongedeelde bladeren.

2-3 soorten komen voor in Tropisch Afrika.

Moraceae.

Treculia africana, Den. (uit Afrika) Een snel groeiende altijdgroene boom, 20-25m., soms 30m met een stamdoorsnede van 2-4m, met melksap.

Dichte kroon en grauwe bast.

Tegenoverstaande kort gesteelde balderen zijn leerachtig, 30-50cm lang, diepgroen en glanzend met aan de onderkant een duidelijke nervatuur.

Okselstandige trossen van bloemen die geel tot bruin zijn en rond 10cm groot.

De vrucht is groot, groen en vrij glad met een doorsnede van 40cm en een gewicht van 9-25kg. Ze bevatten ca. 65.000 eetbare boonvormige zaden die in een zwamachtige vochtigheid liggen. Het gewas levert curbis-achtige grote schijnvruchten en talrijke boongrootte, welsmakende zaden. In W. Afrika wordt de boom veel gecultiveerd. De zaden worden door de inboorlingen graag gegeten en uit de vruchten halen ze meel voor broodbereiding.

De okwboom, ukwa of paembe is een 20-30m grote melksap voerende boom met een machtige kroon uit centraal Afrika.

Is in 1872 beschreven.

In Engels African bread fruit tree, Duits Okwabaum, Afrikanischer Brodfruchtbaum.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/