Othonna
Over Othonna
African ragwort, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Othonna tagetis uit N. Meerburgh met Papilio phidias. 47. Volgens Sprenger is dit de Tagetes patula van Plinius.
Kruiden en struiken.
Altijdgroene kruipende en hangende, meestal vaste planten.
De halfstruiken verliezen hun blad in de rustperiode.
Blaadjes zijn vlezig en vaak rolrond of vlak, succulent, wasachtig berijpt.
Veel soorten hebben knolachtig verdikte wortels of wortelstokken.
De hoofdjes zijn meestal geel, zelden wit of purper.
Een 100 Z. Afrikaanse soorten komen voor waarvan er 1 in cultuur is.
Asteracea.
Othonna capensis, Bailey (uit de Kaap, Z. Afrika) (Othonna crassifolia, Harv. (Crassula-achtig) Bladen zijn een cm lang en vleesachtig, blauw berijpt en cilindervormig, scherp gepunt, verdeeld of staan in groepen.
Glanzend met dunne en klimmende of hangende stengels.
Bloemen staan op lange steeltjes en zijn eindstandig en trosvormig, de heldergele bloemblaadjes staan wijd uitgespreid, bloeit vrijwel het hele jaar en openen in de volle zon.
Uit Z. Afrika is een meerjarige die struikvormig aan de basis wordt in zijn thuisland. Is beschreven in 1870.
Naam, etymologie.
Othonna, Grieks othone: linnen, een verwijzing naar de zachte en donzige bekleding van de bladeren.
Engelse African ragwort, African ice plant.
Planten.
Zet de plant in de volle zon.
Vermeerderen door scheuren en stekken.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl