Maranta
Over Maranta
Tien geboden plant, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten,
Uit W. Roscoe.
Meerjarige kruiden, hoog of laag, opgaand of kruipend, het bloeibare gedeelte is meestal wat vertakt.
Een geslacht van algemeen bekende kamerplanten die als opvallend kenmerk de gevlekte bladeren bezitten.
Sommige soorten, die duurzame bladeren bezitten, worden door de inlanders gebruikt als een dakbedekking of om er waterdichte manden van te maken.
Maranta ‘s of pijlwortels zijn voedings- en geneeskrachtige planten. De meeste vormen knolletjes in de pot. Die knolletjes zouden wel gebruikt zijn ter vervanging van de arrowroot of Manihot en hieruit wordt het Maranta zetmeel verkregen. Die knolletjes worden dan gewassen en vermalen, of geroosterd en als aardappelen gegeten, ze zijn licht verteerbaar. De stof is bekend als Bermuda arrowroot, Maranta starch.
Van sommige var. kunnen de bloemen, na gekookt te zijn, gegeten worden.
Een 23-32 soorten komen voor in tropisch streken, uitgezonderd Australië.
Vele Maranta' s en Calathea ‘s met prachtig gekleurde bladen zijn ingevoerd vanuit Tropisch Amerika. Het zijn mooie planten voor kamergebruik. Het verschil tussen die twee zit hem in de vruchten. Maranta heeft 1 zaadje in de vrucht en Calathea 3.
Marantaeae, Zingeribales.
Maranta’ s kunnen verdeeld worden in 2 groepen, de smal- en breedbladige. Of in 2 groepen zoals de rood- en groen gemerkte bladsoorten, verder de grijs- en wit gemerkte bladsoorten.
Naam, etymologie.
Maranta is zo genoemd naar Bartholomeo Maranti, een arts en botanist uit Venetië ca. 1570. Een naam die gegeven werd door Koch.
Ze worden wel tien geboden plant genoemd naar de stenen tafelen van Mozes, tien vlekken in de bladeren, Engels prayer plant, obedience plant. De bladeren vouwen zich tegen de avond samen, een biddende toestand, en nemen in de morgen weer een horizontale stand in.
=Maranta arundinaceae, L. (rietachtig) een 0,5-1,5m hoge struik met een overblijvende, knollig verdikte wortelstok van 10-30cm lang, met een witte, bitter smakende schil.
De bovenaardse plantendelen zijn eenjarig.
De stengel is meestal behaard.
Bladeren zijn afwisselend geplaatst, lancetvormig, toegespitst en behaard, 10-25cm lang en tot 12cm breed.
Bloemen zijn wit, buisvormig en groeien dicht opeen in hangende pluimen.
Groeit in Midden- en Z. Amerika.
Het wordt in Z. Amerika veel gecultiveerd. Het is een rietachtige plant, waarvan de arrowroot verkregen wordt uit de lange vlezige rizomen.
Dit is een in de tropen algemeen op de erven verbouwd kruid. De wortelstok bevat een gemakkelijk verteerbaar zetmeel dat gebruikt wordt door de zwakken en herstellenden. Hoofdafnemers zijn de chocoladefabrieken. Soms worden de wortels bestrooid met suiker, kandij, en gegeten als snoepje. Het sap, dat wel medisch gebruikt wordt, haalt men uit een jaar oude planten. Wordt wel vergeleken met aardappelzetmeel en vervalst.
Naam.
In verse toestand is die stof zeer scherp en een uitstekend middel tegen vergiftiging van Hippomane mancinella. Maar vooral is het goed tegen wonden die veroorzaakt zijn door pijlen die met het melksap van de boom vergiftigd zijn. De Engelse naam arrowroot, Frans herbe aux fleches, onze pijlwortel en Duitse Pfeilwurz zou ontleend zijn naar het feit dat de indianen de wortels toepassen op wonden die ontstaan zijn uit vergiftigde pijlen. Het werd 7000 jaar geleden al gecultiveerd. De naam zou kunnen komen van de inheemse bevolking van de Cariben (Arawak) van hun woord aruaru; maaltijd der maaltijden, hun hoofdvoedsel.
Uit W. Roscoe.
Maranta bicolor, Ker-Gawl. (tweekleurig) Bladeren zijn aan de bovenkant wat blauwachtig met een licht groene streep over het midden en aan weerszijden blauw/groene vlekken en van onderen paars, breed/ovaal en kort gesteeld.
Witte bloemen in juli.
Een kleine kamerplant van 20-40cm hoog.
Uit Brazilië is in 1823 beschreven.
Op het blad zitten de geboden, het is de prayer plant of zijn de voetafdrukken van de rabbit, rabbit’s footprints.
Uit www.biolib.de
=Maranta leuconeura, Morren. (wit nervig) Bladen zijn ovaal tot breed elliptisch en grijsgroen, met witte strepen of banden langs de nerven, daarnaast banden die donker groen zijn en van onderen blauwachtig groen.
Dit is ook een dwergvorm van een 30cm hoog.
Uit Brazilië is in 1874 beschreven.
‘Kerchoveana,’ (Oswald de Kerchove de Denterghem, Belgische botanicus en plantenliefhebber, 1844-1906) sigarenplantje, naar de vorm van de opgerolde bladeren, is een wat groen.
‘Erythroneura,’ langwerpige bladeren met licht groene tekening langs de hoofdnerf en rode zijnerven met rood/paarse achterkant.
‘Fascinator,’ een meer bruin fluwelen uitvoering.
‘Massangeana,’ met olijf/groene bladeren die aan de achterkant rood/paars zijn.
licht gekleurde vlekken langs de hoofdnerf.
Planten.
Ze houden van een vochtige voet en vochtige lucht. De grootte van het blad en plant hangen af de behandeling. In sommige soorten zijn de jonge bladeren anders dan de oudere. Bij Calanthe angustifolia is bij de jeugdvorm geheel bedekt met roodachtige bruine haren en bij de oudere plant is het blad vrijwel glad. Zo hangt de kleur van het blad af van de ouderdom en op welke manier de planten zijn gekweekt.
Ze houden van schaduw, zonnestralen zijn nadelig, het blad wordt lichter van kleur en kan aan zonlicht bezwijken.
Het zijn vocht/warmte minnende planten.
Vermeerderen door scheuren.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/