Brassica
Over Brassica
Kool, rapen. Vorm, afkomst, geschiedenis, etymologie of naamgeving, vermeerderen, cultuurvariëteiten.
Een geslacht van een- of tweejarige kruiden.
30 soorten komen voor in Europa, Azië en Afrika, vele hybriden en cultivars.
De Brassica 's bezitten een opmerkelijke natuurlijke neiging om verdikkingen te vertonen onder cultuur in de wortels, knoppen en dergelijke.
Vrijwel allen bezitten een waslaag waardoor het water er zo afdruppelt.
Het zijn geelbloeiende kruisbloemigen.
Het geslacht stamt uit W. Europa, M. Zeegebied en gematigde gebieden van Azië. Vrijwel alle soorten zijn ontwikkeld voor voedsel, de wortel, stengels, bladen, bloemen en zaden. Sommige vormen een wit of rood blad of bloemhoofden en worden als sierplant gebruikt.
Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.
Brassica oleracea, L. (groente, moeskruidachtig) de wilde vorm zou zijn oorsprong hebben in noordwest Europa, de kusten en kalkklifs van Engeland en de kusten van west en zuid Europa.
De plant groeit daar als een tweejarige met zeer dikke en taaie houtige wortels en met grote, dikke en veellobbige bladeren die in kleur verschillen van groen tot rood.
Historie.
Dit is een krasse stammoeder die al duizenden jaren leeft langs de kusten. De plant is vermoedelijk in de oudheid al door de barbaren en half geciviliseerde mensen verzameld en gegeten. Het gewas zou in gebruik zijn geweest voor de Arische migratie naar het westen. Toen de historie begon werd de plant overgebracht naar cultuurgronden en begon rozetten of bladhoofden te produceren. Waar de plant in menselijke nabijheid op voedselrijke gronden terechtkwam begon het zichzelf te verbeteren. We zien bij de aanvang van de beschaving dat de oude Grieken aarzelend en de Romeinen met grote toewijding zich toelegden op het kweken van kool.
(Dodonaeus) 'De geslachten van kolen zijn tweevormig, zo Dioscorides die verdeeld heeft, een tamme en een wilde. Theophrastus maakt drie geslachten van kolen, de ene is gekronkeld en de ander effen en het derde wild, Cato die Theophrastus navolgt verhaalt ook drie soorten van kolen, de eerste, zegt hij, is effen en glad, groot met brede bladeren en een grote steel, de ander is gekronkeld en de derde heeft kleine stelen en is teer en de scherpste van smaak. Die verdeling heeft Plinius ook aangehouden als blijkt uit het 9de kapittel van zijn 20ste boek daar hij zegt dat de oudste Grieken de kolen in drie geslachten verdeeld hebben, te weten in gekronkelde, effen of glad en een andere, die eigenlijk Crambe heet, dan in het 19de boek heeft hij er noch meer andere geslachten bij gevoegd, te weten diegene die hij de volgende namen geeft, Tritianum, Cumanum, Pompeianum, Brutianum, Sabellicum en Lacututrium die tegenwoordig niet geheel bekend zijn en misschien van de andere nergens in dan alleen in de verandering van de plaatsen daar ze groeien verschillenծ
Wat dan betekent dat de mens ze al vroeg geselecteerd moet hebben. Dit vooral om die rozetten of bladhoofden te verkrijgen op gronden die duidelijk verschilden van de oorspronkelijke groeiplaats.
Cato de oudere was ook een liefhebber van kool en kende het vele geneeskrachtige eigenschappen toe.
De ravacaulos van Karel de Grote komt misschien overeen met onze huidige koolrabi.
De witte zou in de 11de eeuw in cultuur zijn genomen en afkomstig zijn uit het Noorden.
Aanvankelijk gebruikte men in Midden en Noord-Europa alleen de witte kool en in de dertiende eeuw kwam het spruitje, in de zestiende eeuw kwam de savoie uit Italië en daarna de bloemkool, de rode kool, de koolraap en verschillende soorten boerenkool. De spitskool verschijnt in de 18de eeuw.
Er zijn Scotch kales, tree kales en palm kales, waarvan de laatste soms 3 tot 4m hoogte kunnen bereiken en de Caesrean cow cabbage die in La Vendee beschreven wordt met een enorme hoogte van 5m, planten die soms palmachtig lijken vanwege de bos bladeren die om de stengels staan. Het binnenste deel, het hart, is goed voor de tafel en de buitenste bladeren worden aan het vee gegeven.
( Dodonaeus) 'De verschillende geslachten van kolen zouden bijna onmogelijk wezen om apart beschreven te worden, dan de gewoonste zijn hier te lande sluitkolen of kropkolen en de sloren, in het Frans choux verds of colers, in het Italiaans cavolo liscio of Brassica liscia, Brassica crespa, cavoli torfuri en cavolo fiori, maar meest Brassica capucia of cavoli capucci en hierbij horen de kolen van Genua die Brassica alba Genuensis heten, de groene sluitkool die, van sommige Keulse kappers of kappisch genoemd zijn en meer andere die hier te lande en elders gewoon zijn en allerkleinste Engelse kool, die heel sneeuwwit is, behalve aan de uiterste kanten die gekerfd zijn met gekrulde vouwen en gerimpelde fronsen en met rode plekken besprenkelt die gebruikt worden als ze noch teerachtig zijn om de hoedjes en tuiltjes tezamen te binden, als Lobel betuigt, die het Anglica minima Brassica noemt.'
Le Notre, de ontwerper die de tuinen van Versailles, Saint-Cloud, de Tuilerien en Champs Elysees plantte, had als devies de kool, met een schop en vork, zodat zijn afstammelingen niet zouden vergeten aan welke familie ze hun grootheid te danken hadden.
Soorten.
Van de koolsoorten zijn 3 stamvormen te onderscheiden:
1) Brassica oleracea, L. (moeskruid) met onder andere bloem-, spruit-, boeren-, savoye-, witte- en rode kool.
Wortel is stamachtig en vlezig.
Bladeren zijn gelobd en golvend, glad en blauwachtig. De bovenste zittend en ovaal. In de winter kleurt het blad donker en purperachtig, rode tinten die gemengd zijn met groen en soms zelfs met geel. De bladeren smakken zoutig met een bittere geur.
Een tweejarige plant en geeft in het tweede jaar grote trossen van lemon gekleurde bloemen in de zomer.
2) Brassica rapa, L. (raap) Brassica campestris L. (van մ veld) met winter en zomerraapzaad die tevens om de vlezige knollen gekweekt wordt.
Wortelbladen zijn liervormig en ruw. De lagere stengelbladen zijn ingesneden en de bovenste ovaal en hartvormig, stengelomvattend.
Wortel is vlezig en rond of ovaal.
Een eenjarige.
3) Brassica napus, L. (raap) met koolzaad en knolraap.
Bladen zijn glad en wat blauwachtig. De laagste bladeren zijn liervormig en getand. De bovenste smaller en hartvormig, stengelomvattend.
Tweejarig met kleine gele bloemen in juni en juli.
Peulen spreidend.
1) Brassica oleracea L. (Sabellica Group) (Brassica oleracea L. convar. acephala (DC.) Alef. var. fimbriata L.) Boerenkool, Engels borecole (UK), curly kale, kitchen kale, Scotch kale (UK), Siberian kale, Frans chou cavalier fris, chou fris, chou lacini, chou dաigrette ?, Duits Krausblttriche Grnkohl, Krauskohl, Italiaans cavolo riccio.
Uit Fuchs.
= Brassica oleracea var. acephale, DC. de boerenkool, (van a: niet, en kephale: hoofd, heeft geen echt of vast hoofd.)
Lijkt nog het meest op de ouderlijke, de oerplant.
Naam, etymologie.
Boerenkool, Engels borekale, collard, collard van Angelsaksisch coleworts of colewyrts, hoewel er ook gezegd wordt dat het van een vorm van colored kan zijn, dat dan van de volgende vorm.
De var. plumosa is (gepluimd) de sierkool. Mooi is die naast een bloemstukje. (Dodonaeus) Gespikkelde kool is van de zeer geleerde Petrus Hondius beschreven en Brassica variegata genoemd en is van hem eerst te Steenfort in West Vlaanderen gezien geweest.
Vooral de Japanse cv's zijn in trek. Er zijn vormen met gladde bladrand als met gekroesd blad, (de rodekool en boerenkoolvormen) en meestal in paars en wit. Deze kool geeft in de winter kleur aan de tuin en bloembakken.
Deze Japanse kool moet men laat planten in grote groepen. Ze doen wat onwerkelijk aan door de kleurstellingen. Natuurlijk zijn ze ook te eten.
Brassica oleracea L. (Sabellica Group) 'Tero di Toscana,' (zwarte Toscaanse) (Brassica oleracea L. (Sabellica Group) ‘Laciniato, Engels palm cabbage, Italian kale, Frans chou palmier, chou noir, chou noir de Toscane, chou lacini, Duits Palmkohl, Italienischer Palmkohl, Italienischer Kohl, Italiaans cavolo nero, cavolo palmizio, broccolo palmizio, broccolo toscano, broccolo palmizio di Toscana, cavolo laciniato, cavolo Ԏero di Toscanaծ
Brassica oleracea L. (Capitata Group) (Brassica oleracea L. convar. capitata (L.) Alef., (wit) is de witte kool, Duitse Weisskohl, Weisskraut of gemeiner Kopfkohl, Engels white cabbage en Frans chou chabus. Het blad is ook door een waslaag bedekt.
Van witte kool bestaan er twee typen: het spitse type, (witte) spitskool genoemd, het ronde type is de witte kool. Spitskool wordt sinds de 18de eeuw in Europa geteeld. Door de waslaag heeft het blad een blauwachtige of groene kleur.
(Dodonaeus) (a) 'De Brabanders noemen dit gewas koolen, de Hoogduitsers Kolkraut, de Fransen des choux, de Spanjaarden colhes en connes, de Italianen caulo en verza. De apothekers noemen het Caulis omdat de steel daarvan zo groot en nuttig is.'
In the Nun 's Priest Tale vertelt Chaucer (1387)
‘And in a bed of wortes still he lay.’ Ook Shakespeare gebruikt worts in Merry Wives of Windsor I, 1,124: ‘Good worts ! good cabbage.’ Culpeper noemt cabbages and coleworts.
De naam kool is afkomstig van het Griekse kormos of kaulos en in het Latijn werd dit caulis: een stengel, de basis betekenis slaat op iets dat hol is.’ Zo werd het caul, cauli en caulo, het Franse chou, Italiaanse cavelo, Spaanse col, oud-Engels cal en de Engelse kale (seakale: zeekool) en midden-Nederlands coil halfweg de 13de eeuw, cole, vergelijk het oud-Hoogduits Chola en nieuw-Hoogduits Kohl. De meeste Duitse namen komen van de hoofdvorm met plat kogelachtige kop en hangen met caulis: stengel, tezamen, Chol, Chola, Keel, Kol, Kole, Kolkraut bij Bock, Koli, Kola, Koli, kool, of stammen van;
(b) De naam kab of kap verschijnt in verscheidene Keltische en Salonische vormen als cap of kabis en in de Germaanse landen als kabus. Zo komt het oud-Franse caboche en zo kwam het Franse cabus en cabbage in het Engels. De kropvorm werd met een hoofd of kop vergeleken en van daaruit kwam het Latijnse caput: kop, Capss, Gabass-, Gabaus-, Gabbaskrut, Happelkraut, Kabbus, Kabis, Kappeskraut bij Bock, Kapse, Kapsamen in Hollands, Midden-Hoogduits Cabass of Cappus, oud-Hoogduits Chol of Chola.
Dodonaeus ‘Dan de echte Latijnse naam is Brassica en de Griekse bij Galenus en ook bij Dioscorides Crambe, te weten de tamme Crambae hemerae en de wilde Crambae agriae. Theophrastus schijnt de kool Rhaphanos te noemen al is het zo dat de Rhaphanus tegenwoordig, naar de lering van Dioscorides, hetzelfde kruid is dat men in het Latijn Radicula en in onze taal radijs noemt, want het is te weten dat die Theophrastus onze radijs niet Rhaphanus maar Rhaphanis noemt,’
De naam Brassica is van grote oudheid. Dit lijkt op een Keltische leenwoord, zodat het Keltische bresic ouder is dan brassica. Het Latijnse brassica betekent knisteren omdat zijn bladen bij afbreken knisperen. De naam werd gebruikt door Plinius. Grieks brassoo betekent koken.
Lobel;ՠgeheten is in Latijn Brassica, als schijnt van het Grieks woord Braxae wat is te zeggen inslokken. Want zij wordt gegeten zowel rauw als gekookt of in pekel van het gewone volk, ja tegenwoordig in Duitsland en Italië. Ook is zij in Grieks geheten Crambin (als Columella zegt) omdat ze het gezicht hinderlijk is. Hoewel dat sommige willen zeggen dat ze alzo genoemd is omdat ze de dronkenschap weerstaat waardoor ze in Duitsland meer dan elders geprezen wordt.'
Varro Lingua Latina IV: 'Brassica ut praeseca, quod ex huius scapo minutatim praesecatur,' van praesecare, omdat zijn stengels afgesneden werden.
Dodonaeus (d) 'Deze en onze kool is ook Amethystos herba in het Grieks zo genoemd en niet alleen omdat ze de dronkenschap verhinderen en beletten kan, maar ook omdat de kleur er van en vooral van het eerste geslacht, dat is van de rode kolen, op de kostbare steen Amethist lijkt.'
Die steen amethist behoedt ook tegen dronkenschap. 'Men zegt ook dat de bladeren van rauwe kolen voor de maaltijd gegeten de dronkenschap beletten en dat diegene die ze zo ingenomen heeft voor alle ander spijs geenszins dronken zal kunnen worden en, dat meer is, dat die bladeren na het eten ook rauw ingenomen de dronkenschap verdrijven en de hoofdpijn die er van komt genezen. De oorzaak daarvan is de ingeboren en eigen vijandschap die tussen de kolen en de wijngaard geloofd wordt te zijn en die tegenheid is zo groot is dat wanneer de kool in enig veld nabij de wijngaard gezaaid of gezet wordt of zelf van stonden aan vergaat en verwelkt of de ranken van de wijngaard laat verdorren en versterven en zover iemand bij het water daar ze in gekookt wordt wat wijn giet dan zou de kool verder rauw blijven en zal niet murw worden dan ze tevoren was en daartoe zal het zijn kleur verliezen, zoals Cassius Dionysus Viticensis in Geoponicis, dat is zijn boek van de landwinning, betuigt. Dan Atheneus schrijft deze kracht om de dronkenschap te verdrijven de bladeren van kolen niet toe, maar alleen het zaad er van. Lycurgus, prins van Thracië, had de druiven in Dionysos wijngaard vernield en werd als straf aan een druivenstok gebonden. Hij huilde zo omdat hij zijn vrijheid had verloren dat zijn tranen vast werden en in kool veranderde. Daarom zweren de Ioniers bij de kool en Nicander noemt het een heilige plant. Hierin wordt het oude geloof gesymboliseerd dat kool een vijand is van de druif en dronkenschap voorkomt. De kool werd als een vijand van alle andere planten gezien want het maakt zichzelf dik uit de vetheid van de aarde en het sterven van zijn buren.
Mogelijk is dit voor de Duitsers een reden geweest om deze groente dagelijks op tafel te brengen om de gevolgen van bier en wijn onschadelijk te maken.
Dodonaeus (e) 'De witte sluitkool noemt dezelfde Lobel Brassica alba sessilis, glomerosa aut capitata Lactucae habitus omdat ze op kropsla of op de gekronkelde gesloten sla zo zeer lijkt. Deze is wat groter en in Italië en Frankrijk gewoner dan de rode. Nochtans begeert het een koude lucht en in hete landen sterft het. Met stro bedekt wordt het witter en sluit beter. Van deze witte en ook van de rode gesloten kolen, zegt Lobel, is er nergens zo grote menigte als in Nederland vanwaar dat ze met volle schepen gevoerd worden in Duitsland, Engeland, Frankrijk, ja Spanjeծ
(f) Naar bijzondere grootte, vorm of herkomst of Neckarkraut. Diep gespleten bladeren, Caminatkraut, Ochsenherzkraut, Zentnerkabeskraut. Een duidelijk afwijkende vorm is.
(g) Spitzkohl, Spitzkabes, Zuckerhutkohl, verder zijn die ook voor een deel voor de gewone kool genoemd.
(h) Ingemaakte Sauerkohles, Chumpost, Compest, Comppost, Gemose, Gumpst, Kampest, Kumpst, Kumst, Mosblad, Muschkraut, Sauerkraut, Wairmois, Warmoes, Warmusՠwarme moes, Wasserkraut. Zuurkruid, -kool komt van witte kool, in Hoogduits Sauerkraut werd vervormd tot het Franse choucroute, dit klinkt smakelijker.
Dit moet men op Kerstdag eten, het gezegde vertelt dan men dan het hele jaar veel zilvergeld heeft
(Brassica oleracea var. Capitata), Sluitkool. Kopfkohl, Kraut, Engels drum-head cabbage.
(Dodonaeus) 'Het zesde geslacht, dat is het eerste van de witte kolen, heet hier te lande kabuys koole en sluytkoole, in het Latijn Brassica capitata of tot verschil van de roosjes of rode sluitkool Brassica capitata albida, dat is witte sluitkool. Sommige noemen die kolen Brassica Imperialis, in het Hoogduits Kappiskraut, in het Frans choux cabuz, in het Spaans repolho en colhes mercianos, in het Italiaans caulo cappuccio of cappuzzina, in het Engels cabbuge. Sommige menen dat deze zesde soort van kolen de Brassica Tritiana van Plinius is wiens hoofd hij zeer groot en dikwijls dertig cm lang zegt te wezen in het 8ste kapittel van zijn 19de boek en en hij verzekert dat die zodanig wordt door de toevoeging van aarde. Maar deze onze sluitkool wordt zulks niet door het toevoeren of ophopen van de aarde die men er bij zou mogen doen, dan door haar eigen aard, te weten indien ze op goede plaats en tijd verzet wordt ziet men haar bladeren toesluiten en de krop of grote ronde verzameling van bladeren krijgen daar ze de naam sluitkool naar voert.'
Lobel: 'Witte sluitkool en kabuiskolen. In Grieks Crambe. In Latijn Brassica alba sessilis glomerosa aut capitata Lactuae habitu. In Frans Chou cabu blanc. In Hoogduits Kapiskraut. In Engels Cabbuge. Rode sluitkool verschilt niet van de voorgaande dan in de kleur die wat rood uit de blauwe ziet. Van beide deze kolen worden nergens zoveel gezien als in Nederland vanwaar dat ze met volle schepen gevoerd worden in de naast gelegen plaatsen van Duitsland, Engeland en Spanje. In de winter zijn die het lieflijkst om te eten en zijn ook bekwaam tot de klysmaՠs derhalve de Hoog- en Nederduitse dokters die zeer dikwijls daaronder mengen.’
Brassica oleracea L. (Sabauda Group) (Brassica oleracea L. var. sabauda L.,) (uit Savoye) Savooiekool, Engels Savoy cabbage, Frans chou de Milan, chou de Savoie, chou cloqu, chou fris, Duits Wirsing, Wirsingkohl, Welschkohl, Italiaans cavolo verza.
Savooiekool die verdeeld kan worden in groene en gele savooiekool.
(Dodonaeus) (a) ‘Het zevende geslacht dat in Brabant Savoye-koole heet, dat is op het Latijns Brassica Sabauda genoemd, zou mogen gesteld worden onder het geslacht van kolen die van de ouders Lacuturres capitatae genoemd werden. Men zegt dat ze voortgekomen zijn van het zaad van de bloemkool dat in Nederland rijp geworden is. De Savoysche kool is tweevormig bij Lobel, de ene noemt hij zomer Savoye kool, in het Latijn Brassica patula crispa Sabauda aestiva en deze is meer gerimpeld van bladeren dan de winterse en bruingroen, maar in het midden minder gesloten en geelachtig. De ander is vaster gesloten en wit zoals de gewone, maar langwerpiger en malser. Hij noemt het winter Savoye kool, in het Latijn Brassica Sabauda hiberna.’
Naar zijn Italiaanse afkomst, naar Savoy, Savoie, het voormalige Italiaanse graafschap in de Alpen, savooiekool heet in Engels savoy cabbage, Duits Romische Kohl, Savoyer Kohl, Welschkohl; buitenlandse kool, Wersich, Wirsching of Wirz. De Franse naam is chou de Milan toen de vorm de westelijk Alpen overstak, Duitse Mailanderkohl.
(b) Van Italiaans verza of van Latijn viridis: groen, de gruner Kohl of groene kool.
(d) Duits Herrenkraut, Herzkohl, Krauskohl bij Bock, Morsing.
Uit Fuchs.
Brassica oleracea L. (Capitata Rubra Group) Brassica oleracea L. var. capitata L. f. rubra) (rood) is rode kool die sinds de 11de eeuw bekend is. Het blad bezit een waterafstotende waslaag. Het blad van de rode kool kan gebruikt worden als een lakmoespapier om zuren te ontdekken. Rode kool, Duitse Rothkohl of Rothkraut, rother Capus, Engels red cabbage, Frans choux rouge.
(Dodonaeus) 'De eerste soort heet in Brabant groote roode koolen, in het Latijn Brassica vulgaris sativa, maar meest Rubra Caulis, in het Hoogduits Breiter Roter Kol, in het Frans choux rouges. Dit is de soort van kolen die Theophrastus Leiophyllon noemt en Plinius op een plaats Leia en op een andere Cumana en zegt er bij dat sommige het ook Caulodes noemen. Cato noemt het Brassica Laevis.'
Ԅe tweede wordt in Brabant van de gewone man rooskens genoemd en soms roode sluytkoolen. In het Latijn heet ze Brassica rubra capitata of naar de Brabantse naam Rosacea Brassica. Sommige geloven dat deze soort van kolen tot dat geslacht hoort dat Plinius Tritianum of Brassica Tritiana noemt en zegt in het 8ste kapittel van zijn 19de boek dat de steel daarvan in smakelijkheid en in grootte de andere kolen te boven gaat en zo groot wordt door het toevoeren van aarde die men daarom en omtrent legt en hoopt. Maar zulks is deze onze rode sluitkool niet. Daarom denk ik dat ze beter overeen komt met de Lacuturria die in de Vallis Aricina groeide en een bijster groot hoofd of krop en ontelbaar veel bladeren hadծ
Brassica oleracea L. (Costata Group) (Brassica oleracea L. cv. gr. Costata, (geribd) Ribkool, Engels Portuguese cabbage, Bedford cabbage,Tronchuda kale, Tronchuda cabbage, Portuguese kale, Tronchuda cabbage, seakale cabbage, Madeira cabbage, white-flowered cabbage, Frans chou grosses ctes, chou de Beauvais, Duits Tronchudakohl, Portugiesischer Kohl.
Brassica oleracea L. (Botrytis Group) Brassica oleracea L. var. botrytis L.,) (trosachtig) bloemkool.
De oudste vermelding van echte bloemkool vindt men in de werken van de Arabische botanici in Spanje. In een 12deeeuwse verhandeling noemt Ibn-el-Awam reeds 3 variteiten van deze Syrische kool. De Arabieren konden het gewas door hun betrekkingen met de muzelmannen van Klein Azi reeds vroeg uit Syri, Cyprus en Kreta invoeren, lang voordat de Genuezen het naar N. Europa brachten. Bloemkool kwam hier uit de Levant naar Itali in de 16de eeuw en was lang zeldzaam, het lijkt onbekend bij Gessner. Bauhin zag het nog als zeldzaam zodat hij de tuinen vermeldde waar ze gekweekt werd.
(Dodonaeus) (b) 'Het achtste geslacht dat in Brabant bloem-koole, in Frankrijk choux floriae, in Italië caulifiore en daarnaar in het Latijn Cauliflora Brassica genoemd is van sommige ook Cypria Brassica, dat is kool van Cyprus, genoemd geweest en schijnt overeen te komen met de Brassica Pompeiana van Plinius daar hij in het 8ste kapittel van zijn 19de boek van spreekt en zegt: Ԉet geslacht van kolen dat Pompeianum heet schiet hoger op en brengt voort een lange steel die omtrent de wortel dun is en wordt tussen de bladeren dik. De bloemkool zou beter druifkool mogen heten, zegt dezelfde Lobel, in het Latijn Brassica florida Botrytis, naar de spruiten van haar bloemen die met zeer dikke mosachtige witte granen als die van de olijfboom voortkomen en met langwerpige gedaante van druiven bijna midden uit de bladeren waartussen dat ze als in een buik besloten en gevoed worden. Het zaad van deze kool wordt meest in alle landen uit het eiland Cyprus overgezonden.'
Naar de afkomst Duitse italienischer Kohl.
(b) Kauli in Oostenrijk, Engelse cauliflower bij Gerard in 1597 als cole florie of coleflorie voor. Dat woord is genomen van het Italiaans cavolfiori (van cavolo: kool en fiore: bloemen) en door de eerdere botanisten Brassica cauliflora genoemd. De Italiaanse naam is net als de Spaanse coliglor, de Franse chou-fleur chou de chypre in het Duits aangekomen. In 1587 lezen we: Ҥas ander soll ein rechter cavolifior-samen seinӮ Blumenkohl, een omkeervertaling wint snel terrein en komt voor bij Tabernaemontanus in 1588 als Blumenkoll, onze bloemkool.
Van de oorspronkelijke vorm zijn dan ook vermoedelijk op verschillende plaatsen de nu bekende koolsoorten gekweekt. Italiaans cavolo broccolo, cavolfiore.
Brassica oleracea L. (Botrytis Group) Ԓomanescoռ/span> (Romaans) (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. botrytis f. botrytis cv. Ԓomanescoթ lijkt veel op een geelgroene bloemkool, hoewel er ook andere tinten zijn. Het is door de vorming van torentjes een veel decoratievere groente dan bloemkool.
In Nederland is romanesco voor het eerst in 1979 gentroduceerd en vindt de teelt op grotere schaal vanaf 1986 plaats. Het blad moet voldoende opgericht zijn om de kool in de schaduw te houden anders kleurt deze rood. Ook kunnen er wat bladeren omgeknikt en bovenop de kool gelegd worden, maar dat is eigenlijk niet noodzakelijk. Deze broccoli werd het eerst vermeld in Itali (als broccolo romanesco) in de 16de eeuw.
Naam.
Romanesco of groene torentjesbloemkool, Engels Romanesco broccoli of fractal broccoli, white christmas tree cauliflower, Frans chou-fleur dՉtalie Ԓomanescoլ Duits Pyramidenblumenkohl., Italiaans broccolo romanesco, cavolo broccolo romanesco.
Uit Ravelingen.
Brassica oleracea L. (Botrytis Group - Chlorusa Subgroup) (groengeel) (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. botrytis f. chlorusa) Engels green Cape broccoli , green cape cauliflower.
Brassica oleracea L. (Botrytis Group - Erytrobotrys Subgroup) (rode trossen) (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. botrytis f. erytrobotrys) Engels purple Cape broccoli, purple Cape cauliflower.
Brassica oleracea L. (Botrytis Group - Phaeusa Subgroup) (bruinachtig) (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. botrytis f. phaeusa) Engels brown Italian broccoli.
Brassica oleracea L. (Botrytis Group - Theiusa Subgroup) (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. botrytis f. theiusa) Engels yellow Italian broccoli, Lime green cauliflower .
Brassica oleracea L. (Botrytis Group - Theiusa Subgroup) Ԃariՠ(Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. botrytis f. theiusa cv. Ԃariՠ) Engels Romanesco broccoli, Bari cauliflower, Green christmas tree cauliflower, Duits Pyramidenblumenkohl.
Brassica x oleracea L. ԃheddarռ/b>. Engels orange cauliflower, yellow cauliflower.
Brassica oleracea L. (Italica Group) (Brassica oleracea var. italica) Broccoli.
We weten dat de ouden een gedraaide kool hadden, mogelijk was dit de broccoli. Plinius schreef over ene groente dat op broccoli zou kunnen slaan. Sommigen herkennen broccoli ook in het kookboek van Apicius. Broccoli was een Italiaanse groente en toen was het een spruitende vorm, niet de enkele hoofd zoals we die nu kennen. Het werd voor het eerst vermeld in Frankrijk in 1560, maar in 1724 was broccoli nog steeds onbekend in Engeland zodat Philip Millerճ Gardener's Dictionary (1724 editie) het verwees als vreemd in Engeland en beschreef het als ҳprout colli-flower' of 'Italian asparagus.'
Naam.
(Dodonaeus) 'Caules Prototomi van de oude Latijnse poeten zijn de jonge spruiten die in de lente van de kolen gesneden werden, anders Cymae caulium zulks als nu in het Italiaans bruccoli heten alsof men Praecoculi of Pracoces cauliculi zei. Dan of deze spruiten van allerlei kolen genomen werden in oude tijden of van een soort alleen zoals men in Italië tegenwoordig doet, dat blijkt noch niet genoeg.’
Broccoli, Duits Brockoli, Spargelkohl, Engels broccoli, Frans chou brocoli, Italiaans cavolo broccolo. Broccoli is het meervoud van Italiaans broccolo, van brocco: uitschieten of uitspruiten. Of van Latijn bracchium, een arm, via Italiaans braccio.
Brassica oleracea L. (Italica Group - Albida Subgroup) (witachtig) (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. italica f. Albida) Engels white sprouting broccoli .
Brassica oleracea L. (Italica Group - Cymosa Subgroup) (platte bloemscherm) (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. italica f. cymosa) Engels green sprouting broccoli, Calabrese broccoli, sprouting broccoli, Asparagus broccoli, Frans brocoli jets, Duits Spargelkohl, Sprossenbrokkoli.
Brassica oleracea L. (Italica Group - Flava Subgroup) (geel) (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. italica f. Flava) Engels yellow sprouting broccol.
Brassica oleracea L. (Italica Group - Italica Subgroup) (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. italica f. Italica) Engels purple sprouting broccoli, Sicilian purple sprouting broccoli.
Brassica oleracea L. (Medullosa Group) (merg) (Brassica oleracea L. var. medullosa Thell.) Mergkool, Witte Mergkool, Voederkool, Voederzomerkool, Engels marrow-stem kale, marrow kale, marrow-stemmed kale, Frans chou mollier, chou mollier blanc, chou fourrager, Duits Markkohl, Markstammkohl, Futterkohl, Italiaans cavolo mellier bianco, cavolo a midollo, cavolo da foragg.
Brassica oleracea L. (Medullosa Group - Rubra Subgroup) (rood) (Brassica oleracea L. var. medullosa Thell. f. Rubra) Rode mergkool, Engesl red marrow-stemmed kale, Frans chou mollier rouge, Italiaans cavolo mellier rosso, cavolo da foraggio rosso.
Brassica oleracea L. (Nanofimbriata Group) (kleine franjes) Engels dwarf kale, bush kale, ornamental kale, Frans chou fris nain.
Brassica oleracea L. (Palmifolia Group) (palmbladeren) (Brassica oleracea L. convar. acephala (DC.) Alef. var. palmifolia (L.) Schulz) Engels palm cabbage, palm-tree kale, Frans chou palmier, Duits Palmkohl, Italiaans cavolo palmizio.
Brassica oleracea L. (Palmifolia Group)’Laciniato, Engels palm cabbage, Italian kale, Frans chou palmier, chou noir, chou noir de Toscane, chou lacini, Duits Palmkohl, Italienischer Palmkohl, Italienischer Kohl, Italiaans cavolo nero, cavolo palmizio, broccolo palmizio, broccolo toscano, broccolo palmizio di Toscana, cavolo laciniato
Brassica oleracea L. (Palmifolia Group) Ԋersey Kaleռ/span> (Brassica oleracea L. convar. acephala (DC.) Alef. var. Arborea) Engels giant Jersey kale, walking-stick cabbage, Jersey kale, palm-tree kale, Frans chou de Jersey, Duits Palmkohl, Italiaans cavolo palmizio.
Brassica oleracea L. (Ramosa Group) (vertakt) (Brassica oleracea L. var. ramosa DC.) Engels thousand-head kale, perpetual kale, branching cabbage, perennial kale, branching bush kale, branching kale, leaf and spear kale, Siberian kale, Frans chou cavalier, chou branchu, Duits Strauchkohl, Staudenkohl , Tausendkopfkohl.
Brassica oleracea L. (Alboglabra Group) (wit en glad) (Brassica oleracea L. var. alboglabra (L. H. Bailey), is een licht bittere bladgroente die dikke, platte, glanzend blauwgroene bladeren heeft met dikke stengels en een klein aantal bloemhoofdjes die op onze broccoli lijken het behoort tot de Brassica oleracea, zodat het dezelfde soort is als broccoli en kool. Geurt wat zoeter dan broccoli.
Kai-lan, in Kanton yale, gaai laan, literair mosterd orchidee is ook bekend als Chinese broccoli of Chinese kale, Chinese broccoli, White flowering broccoli, Frans broccoli de Chine, chou de Chine fleurs blanches, Duits Chinesischer Brokkoli.
Uit Matthiola.
Brassica oleracea L. (Gongylodes Group) (Brassica oleracea L. convar. acephala (DC.) Alef. var. gongylodes L.) (persoonsnaam die rond en cilindrisch betekent)
Het is een groente die vermoedelijk uit Noord-Europa stamt. Het is een van de vele teeltvormen van kool die bestaat uit een kruising van wilde kool en wilde witte biet. De knol die van de koolrabi wordt gebruikt is een verdikte stengel en dus geen wortel. Komt meestal in een lichtgroene maar soms ook in een paarse teeltvorm voor. De knol moet in een jong stadium, als ze 7 tot 8 cm in doorsnee zijn, geoogst worden, omdat ze anders vezelig worden. Ook is er een ras, witte reuzenkoolrabi, dat zeer grote knollen geeft.
Koolrabi of meiknol, Engels kohlrabi, turnip-stemmed cabbage, Hungarian turnip, cabbage turnip (USA) Frans chou-rave, chou rave, chou navet, Duits Kohlrabi, Rbkohl (Zwitzerland) Italiaans cavolo rapa.
Heette in de middeleeuwen caulirapa die vaak verwisseld werd met de gelijk smakende koolraap.
(Dodonaeus) ‘De negende soort van kolen wordt raep-koole, in het Latijn Rapaecaulis genoemd of Brassica caule Rapum gerens.’
(578) Middeleeuwse Duitse naam is Kohlrabi, Dorschen of Torsen, die Dorse bij Kilian, Kohlrube uber der Erde, Engelse Hungerian turnip of turnip rooted cabbage.
Brassica oleracea L. (Gemmifera Group) (met knopjes) Brassica oleracea L. var. gemmifera Zenker)(knopdragend) is het spruitje, de waslaag geeft het een blauwgroene kleur.
Brusselse spruitjes worden al eeuwenlang bij die stad gekweekt, de Engelse Brussels sprouts, Duitse Rosenkohl, Brusseler Kohl of Sprossen, Frans choux de Bruxelles. Zou al door de Romeinen gekweekt zijn, de eerste schriftelijke vermelding is van 1587.
Brassica oleracea L. (Fruticosa Group) (struikachtig) (Brassica oleracea L. (Ramosa Group) Brassica oleracea, L. var fruticosa,) is de Strauchkohl of Staudenkohl, Blattkraut, Ewiger Kohl.
(Dodonaeus) ‘De laatste en tiende soort van kolen wordt zwarte kool genoemd naar de Latijnse naam Brassica nigra, in Itali negro caule, zo men zegt. Of deze kool in het geslacht van Brutiana Brassica te rekenen zijn dat staat ons noch te overwegen en te onderzoeken wat Plinius zeer grote bladeren zegt te hebben, een dunne steel en scherp van smaak is. De zwarte gekronkelde Italiaanse kool, in het Latijn Caulis nigra Italica van sommige en van Lobel Brassica nigra undantibus crispis & laciniatis foliis genoemd, is veel te vinden in de landen daar veel olie groeit en is daar zeer algemeen in de stamppot omdat ze zeer goed van smaak is en vooral in olie gelegd of in olie en water gekookt. Ze heeft zwartgroener en meer gekronkelde bladeren dan de gewone kool als de tiende soort van Dodonaeus hier beschreven.’
Brassica oleracea L. (Viridis Group) (groenachtig) (Brassica oleracea L. var. viridis L.) Boerenkool, voederkool, Engels kale, fodder kale, cow cabbage (UK), collards (USA), tall kale, tree kale, tree cabbage, Frans chou cavalier, chou vert, chou fourrager, Duits Grnkohl, Federkohl, Futterkohl, Blattkohl, Bltterkohl, Kuhkohl, Italiaans cavolo da foraggio, cavolo da foglia.
(Dodonaeus) ‘Het vierde geslacht is in Brabant van de gewone man gehakkelde kolen (boerenkool?) genoemd, dan wij noemen het in het Latijn naar de Griekse Brassica Selinodes en daarnaar zou het zeer goed Brassica Apiana, dat is eppekool, mogen heten al is het zo dat Plinius de Brassica crispa of gekronkelde kool zo zegt genoemd te wezen naar de gelijkenis met de bladeren van eppe, dan de bladeren van de eppe zijn niet gekronkeld, maar gehakkeld en in vele gesneden of gedeeld zoals de bladeren van deze kolen zijn. De gekronkelde kool noemt Lobel in het Latijn Brassica fimbrata. De gekronkelde kool noemt hij in het Latijn Brassica fimbrata, de gehakkelde of eppekool (zulks als schijnt te wezen diegene die sommige pluymkens-koole noemen) noemt hij Brassica tenuifolia laciniata en zegt dat ze beide uit Italië eerst gebracht zijn want de spruiten van diergelijke kolen worden in het rijk van Napels benoccole of broccoli genoemd.’
(164) ‘Het derde geslacht heet hier te lande gekronkelde kool, in het Latijn Brassica crispa, in het Hoogduits Krausz Kol, in het Frans choux crespuae. En dat is het eerste geslacht van kolen bij Theophrastus dat hij Oulophyllon noemt. Cato rekent dat voor het tweede geslacht van kolen en daarom mag dat Brassica secunda Catonis heten. Plinius noemt het Brassica Sabellica: Ԉet geslacht van kolen, zegt hij, dat Sabellicum heet heeft zo gekronkelde bladeren dat het een wonder om te zien is.’
Duitse namen zijn meestal naar de;
Donker groene Baumkohlm Kohlkraut, krauser Kohl, Kohlsprute, Winterkohl, Grunkohl, onze groene kool of;
Blauw/rode kransen, Blaukohl, Federkohl, Plumagekohl, zelden met;
Donker groene bladeren en met meestal hogere groei, brauner Kohl, Braunkohl, bunter Kohl, Kuhkohl, Riesenkohl, Petersilienkohl in Holland.
Afkomst? Jerusalemskohl, Jesuiterkohl en Karthuiserkohl in Holland.
Uit ons boerenkool kwam Engels boors kale en borecole.
Frans Engels Hollands
Chou cabus cabbage Kool
Chou de Milan Savoy cabbage Savoye kool
Chou de Bruxelles Brussels Sprouts Spruitjes
Chou-verts Borecole or Kale Boerenkool
Chou rave Kohlrabi Koolraap
Chou fleur Cauliflower Bloemkool
Navit Turnip Raap
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Kolen hebben zoveel en zo grote krachten in allerhande gebreken van het lichaam dat de oude Romeinen, als Cato en andere betuigen, geen andere kruiden tegen hun ziekten en kwalen gebruikten dan de kolen en dat wel de tijd van ettelijke honderd jaren lang eer ze de dokters in de stad Rome woonruimte wilden gunnen.
Kolen en hun bladeren en al haar andere delen hebben ook grote nuttigheid om de uitwendige gebreken van het lichaam te genezen want Galenus zegt dat de koolbladeren alle wonden en zeren, hoe diep en hoe oud die ook zijn, toe helen als ze in zwarte wrange wijn gekookt en opgelegd worden.
Het sap van kolen in de neusgaten gestoken en zo opgetrokken zuivert de hersens en het hoofd en hetzelfde met meel van dolik in de baarmoeder als een pessarium gezet verwekt de maandstonden. Plinius zegt dat het sap met wijn gemengd en in de oren gegoten of lauw gedrupt goed is tegen de doofheid en het tuiten van de oren.
Het water daar de kolen in gekookt zijn geweest is wonderlijke goed om de gebreken van de zenuwen en van de ledematen te helpen en te genezen en is ook zeer goed om allerhande zowel oude als verse wonden en ook om alle voort etende kwade vervuilde ja kankerachtige zweren te zuiveren en te genezen die met geen andere middelen geholpen konden worden, te weten als die daarmee gewassen en gestoofd worden.
Kolen worden in azijn of meest in pekel gelegd en zo rauw voor salade of ander gegeten wat een zeer algemene spijs is bijna de hele wereld door, maar wel meest in Duitsland.
Kool, zegt Hippocrates, geeft overvloedigheid van melk, gekookt en met lange peper bestrooid gegeten of als men de borsten met koolsap stooft of dat sap te drinken geeft.
Kolen nochtans al te veel in spijs gebruikt maken zwaar en grof bloed, verduisteren het gezicht en beletten de slaap of maken hem ongerust door zware en vervaarlijke dromen en daarom mogen de zwaarmoedige mensen geen kolen eten, tenzij in de winter en dat met peper en venkel gekookt en ook als men ze met vet vlees kookt dan verliezen ze veel van hun kwaadheid en gebrek, andere zeggen ook dat ze geen kwaad doen als men hun sap daarop drinkt.
De jonge scheuten of toppen van de kolen worden in het voorjaar veel gegeten en zijn eerder verteerd en hebben meer vochtigheid in dan de bladeren. Deze jonge scheuten en steeltjes (in Italië broccoli genoemd) worden in het rijk van Napels voor een bijzondere spijs gehouden en met olie en azijn of ook met boter gestoofd nadat ze eens licht opgekookt zijn.
De smaak van de bloemkolen is veel aangenamer en lekkerder dan die van de andere kolen.
Columella zegt dat de kool Crambe genoemd is omdat ze het gezicht hinderlijk is veel gegeten, maar van buiten is het goed voor de ogen want diegene die duister gezicht hebben zullen de koolbladeren alleen aan de hoeken van hun ogen strijken.
De bloemen van kool in een pessarium gedaan nadat de vrouw ontvangen heeft en in de baarmoeder gezet bederft het zaad en laat haar misvallen.’
De grote kolen.
In het klooster Hervestehude bij Hamburg moesten twee zusters de kolentuin verzorgen. De ene won zeer grote kolen en de ander zeer slechte. Die vroeg uiteindelijk hoe dat kwam. Haar werd toevertrouwd dat een uit de mond genomen hostie in de grond onder de kolen begraven lag. De tweede zuster deed de eerste nu na en weldra had zij ook grote kolen. Maar de buren zagen Գ nachts een wonderlijk licht in de kolentuin. De abdis vernam zulks en ging met al de nonnen Գ nachts stoetsgewijs in de hof en vonden aan een van de koolstengels een natuurlijk kruisbeeld. Het werd te Hamburg bewaard tot keizer Rudolf II het in 1602 in zijn rariteitenkamer liet brengen.
Grote kolen krijg je als je op Johannes onthoofding, 29 augustus, in de koolvelden rondloopt of als je de plant op Hemelvaartsdag onder het klokkenluiden zaait. In het eerste geval krijg je kolen zo groot als het hoofd van Johannes en in het tweede zo groot als de luidende kerkklokken.
Op Johannisdag moet een vrouwspersoon met een hemd aan door de velden gaan en met een roede op de planten slaan zodat die zouden schrikken en snel zouden groeien. Mogelijk dat die slagen iets te maken hebben met de slag van de levensroede, zodat de planten voorspoedig groeiden, en dat dit slaan niet tot schrikken behoorde.
St. Bartholomeus doet op St. Bartholomeus dag, 24 augustus, zijn ronde in de moeshoven. Niemand mag dan in de koolbedden gaan, want de heilige legt in alle planten de malse kroppen. Hij mag in dat kapitale werk niet gestoord worden.
Op Sint Stevensdag mag je geen kolen eten. Stephanus, om de dood te ontvluchten, verborg zich in een koolveld en daarom mag je op die dag geen kolen eten.
Folklore.
Kool is antimagisch. Het werd zelden door heksen gebruikt en alleen de rode kool komt een keer voor. ҉n het jaar 1659 werd vrouw Aagt Germontsdr. van Abbekerk onthoofd. Haar misdaad? Zij had een kind gebaard met een lichaam als een stokvis, waarvan de staart was gespleten en als twee voetjes omgekromd, de armen waren twee met gort gevulde bloedbeulingen en het hoofd was een rode kool.’
Men heeft vergeten dat het mannetje in de maan daar gekomen is omdat hij zoveel van kool hield. Zijn hunkering naar deze groente werd zo erg dat hij dit op een avond dit niet kon weerstaan en, omdat hij zelf geen kool meer had, er een nam van zijn buurman. Zulke misdaad is niet ongewoon, wel dat hij dit deed op de avond van 24 december. Hij, die kool op die heilige nacht steelt, is het waard om verplaatst te worden. Er kwam een kind in het wit die zei, ‘oomdat je in deze heilige nacht kool steelt ga jij en je mand naar de maan,’ Hop. Hij werd opgetild zodat iedereen hem kan zien en is zo een les voor de jeugd.
De elfjes reizen op koolstengels zoals heksen op brem.
Brassica rapa L. (Broccoletto Group) (broccoli-achtig) (Brassica ruvo L.H. Bailey) Engels ruvo kale (USA), broccoli raab (UK), Italian turnip-broccoli, Frans brocoli rave, chou brocoli rave d’ Italie, Italiaans broccoletto.
Brassica rapa L. (Campestris Group) (van het veld) (Brassica rapa L. subsp. campestris (L.) A. R. Clapham) Raapzaad, knolraap, Engels annua ‘ turnip rape, bird rape, canola, Frans navette, Duits Rubsen.
Lobel:ՠWilde raap zonder bol. Rapum sylvestre non bulbosum. In Spaans Nabo salvage. In Engels Wild Turnepe.
De wilde raap wordt ook genoeg gevonden en vooral in Vlaanderen en Duitsland die deze zaaien om het kruid de koeien en ossen te voeden. Want het groeit zo overvloedig van bladeren dat de wortel geen bol wordt, noch knolachtig of buikachtig maar geheel klein, anderszins is zij de grote ronde raap niet ongelijk en nochtans goed om te herkennen want zij heeft gekrulder, gerimpelder en veel meer bladeren. De bloem is geel, anderszins wit.
Brassica rapa L. (Campestris groep) subspecie campestris. Een niet gecultiveerde vorm van raapzaad.
Brassica rapa var. majalis. Meiraap.
Brassica rapa L. (Chinensis Group) (uit China) (Brassica rapa L. subsp. chinensis (L.) Hanelt) Chinese kool, paksoi pak choy kool, Engels Chinese cabbage, Non-heading Chinese cabbage, Chinese chard, Asian cabbage, Celery mustard, Chinese mustard, Chinese mustard cabbage, Chinese white mustard cabbage, White cabbage, Chinese white cabbage, Pak choi, Bok choy, Baak choi, Frans chou de Chine non pomm, chou de Chine, chou chinois, chou blette de Chine, chou pak choi, Duits Schmalblatriger China-Kohl, Chinakohl, Chinesischer Kohl, Pekingkohl, Italiaans cavolo della Cina, cavolo cinese, cavolo di China. is. Het is een langwerpige open kool met groene bladeren en spierwitte stengels van Aziatische afkomst.
Brassica rapa L. (Dichotoma Group) (twee vertakkingen) (Brassica rapa L. subsp. dichotoma (Roxb.) Hanelt) Engels spring turnip rape, Indian rape, brown sarson, toria, Frans navette de printemps.
Brassica rapa L. (Narinosa Group) (Brassica rapa L. subsp. narinosa (L.H. Bailey) Hanelt. Chinese flat cabbage, rosette pakchoi, broad-beak mustard (als Brassica narinosa in USA).Frans chou plat de Chine, chou dըiver de Chine, chou rosette de Shanghai.
Brassica rapa L. (Narinosa Group) ‘Heibaicai,’ (Brassica rapa L. subsp. narinosa (L.H. Bailey) Hanelt ‘Heibaicai,’
Chinees Hei bai cai, Engels flat black cabbage, Frans chou noir dըiver de Chine.
Uit Fuchs,
De stekrapen vindt men twee geslachten. Ettelijke zijn tam en die noemt men droge stekrapen. (Brassica rapa var rapifera amylacea) De andere wild welke worden natte stekrapen geheten.' (Brassica rapa var rapifera succosa)
Lobel: ‘stekrapen en Parijse raap. Bunius sive Napus. In Hoogduits Steckruben. In Frans Navet. In Italiaans Napo, Navoni en Naponi. In Engels Navew of Paris en Navew gentle.
Gelijker als omtrent Antwerpen het zavelachtig land voortbrengt zeer veel grote ronde rapen alzo groeien de stekrapen zeer overvloedig in slijkachtig land omtrent Parijs.
Wilde stekrapen of natte stekrapen. Bunias sylvestris, Napus flore luteo.
Deze raap groeit graag langs de kanten van de velden en rivieren en voornamelijk in koude landen als Engeland, Normandi, Duitsland en aan de bergen van Italië en dergelijke plaatsen.’
Brassica rapa L. (Oleifera Group) (olie dragend) (Brassica rapa L. subsp. oleifera (DC.) Metzg.) Raap, raapzaad, voederwinterraapzaad, winterraapzaad, Engels biennial turnip rape, rapeseed, turnip rape, bird rape, winter turnip rape, canola, Frans navette, navette de Chine, navette dըiver, Duits Rbsen, Winterrbsen, Italiaans ravizzone, rapa.
Brassica rapa L. (Parachinensis Group) (vals Chinees) (Brassica rapa L. var. parachinensis (L.H. Bailey) Hanelt)
Chinees cai xin (cai sin, cai shin), Bloemkoolachtigen, Engels false pakchoi, mock pakchoi (USA), flowering white cabbage (UK), Frans faux ҰakchoiӬ Duits Blumenkohl, Italiaans broccoletto cinese, cavolo a infiorescenza.
Brassica rapa L. (Pekinensis Group) (uit Peking) (Brassica rapa L. subsp. pekinensis (Lour.) Hanelt) Chinees bai cai, Chinese kool, Petsai kool, Engels heading Chinese cabbage, Tientsin nappa, Shantung cabbage, Peking cabbage, Beijing cabbage, Chinese white cabbage, Chinese celery cabbage, Shantung cabbage, Chefoo cabbage, Chinese leaves, Pe tsai, Napa cabbage, long white cabbage, Tientsin cabbage, Michihli cabbage, Pe-tsai, Celery cabbage, Chinese cabbage, Frans chou de Pkin, chou de Chine pomm, chou pomm de Chine, chou salade pkinois, chou pkinois, chou blanc de Pkin, chou de Shanton, salade pkinoise, chou pe-tsai, Duits Breitblttriger China-Kohl, Schantungkohl, Pekingkohl, Chinakohl.
Chinese kool werd hier in 1770 bekend hoewel het gewas al een 20 jaar daarvoor ingevoerd was. Deze groenten worden wel in Oosterse gerechten, rauw en als salade gebruikt. Ze vallen op door een zeer snelle groei. Er zijn verschillende typen zoals Chinese gele (Pe-tsai), Cantonner witkrop en wong bok.
In Nederland worden twee typen rassen geteeld: Japanse hybriden die een 30 cm lange korte en brede, gesloten kool vormen, Cantonner witkroptype (Granaattype) dat een 50 cm lange slanke, open kool vormt. Dit is het oudste in Nederland geteelde type.
Het snelst groeit evenwel de Japanse bladkool, die van zaai tot oogst maar 6 weken nodig heeft.
Die werd in China vooral geteeld vanwege de olie uit de zaden.
Uit I. Weinmanno, witte en rode rapen.
Brassica rapa L. (Perviridis Group) (doorgroen) (Brassica rapa L. subsp. perviridis Bailey) Raapsteeltjes, Engels mustard spinach, spinach mustard, Frans moutarde pinard, Duits Mosterdspinat, Senfspinat, Italiaans senape spinacio.
Brassica rapa L. (Praecox Group) (vroeg) (Brassica rapa L. var. silvestris (Lam.) Briggs f. praecox) Voederzomerraapzaad, zomerraapzaad, Engels summer turnip rape, Frans navette d’dt, Duits Sommerrubsen.
Brassica rapa L. (Rapa Group) (Brassica rapa L. var. rapa, Brassica rapa L. ssp. rapifera Metzger) Meiraap, raap, stoppelknol, Engels turnip, Frans navet, navet commun, navet potager, Duits Speiserbe, Wasserrbe, Weie Rbe, Weisse-Rbe, Stoppelrbe, Mairben, Herbstrbe, Rbe, Wasserrbe.
In de middeleeuwen heette het Naps en Rabaculus, de bladeren als Rabocaulis. Deze veel geteelde vorm werd onderscheiden naar voorjaar- of herfstuitzaai, kortere of langere vorm, soms met geel vlees, of met een rode of groene kleur langs de randen van de knol.
B. rapa, L. rapifera amylacea (zetmeelachtig) is de Trockne Rube, is een witachtige dwergvorm, bevat veel zetmeel en weinig vocht.
(Dodonaeus) 'De tamme soort van deze rapen heet in het Latijn Napus en in het Grieks Bounias welke naam nochtans op de gewone rapen veel beter past, gemerkt dat Bunias zoveel betekent alsof men een knobbelachtige en dikke grove wortel zei, in de Brabantse taal heten ze steck-rapen en tot verschil van de wilde soort tamme stekrapen en Parijse rapen, in het Hoogduits Stockruben, in het Frans naveau, in het Engels nape, in het Italiaans napo, in het Spaans nabo commun en naps.
De bladeren van de stekrapen zijn gewoonlijk meer effen dan die van de andere rapen en niet ruw en voorts ook heel breed en groot, te weten in de tamme soort die, naar de mening van sommige, droge stekrapen heten, in het Hoogduits Turcken (Truchen of droge?) Stech Ruben, in het Latijn Napus sativum, in het Italiaans van sommige rapella of ook napi, napons, napeni en Navoni, in het Frans navet, rabe, nape, naveau long, in het Engels navew of Paris of ook navew gentle. Deze zijn tweevormig, wit en geel en de witte heten eigenlijk Parijse rapen (worden ook geteeld in Beieren) en zijn kleiner en witter dan de andere die ze eigenlijk stekrapen noemen, de andere heten gele stekrapen en in Italië naovi gialli en die zijn grof en geelachtig en niet zeer lieflijk van smaak als de witteծ
Bairische Ruben, Stickelrube of Teltower Ruben.
3) Brassica napus L. Engels rape, Swede rape, Frans chou colza, navette, Italiaans cavolo navone, navone.
Uit Fuchs.
Brassica napus L. (Annua Group) (eenjarig) (Brassica napus L. var. annua W. D. J. Koch.) Zomerkoolzaad, Engels summer rape, Frans colza de printemps, colza dՎt, Duits Sommerraps.
Brassica napus L. (Biennis Group) (tweejarig) Brassica napus L. var. biennis (Schbl. & G. Martens) Rchb.) Bladkool, winterkoolzaad, Engels winter rape, Frans colza dըiver, Duits Winterraps.
Koolzaad is ontstaan als een kruising tussen kool- en raapzaad. Er is geen oorspronkelijke vorm van bekend. Werd vooral vroeger in Groningen geteeld en nu weer als biodiesel. Er is winter en zomerkoolzaad. Zie ook Brassica napobrassica die ook als een vorm van B. napus beschouwd wordt.
(Dodonaeus) 'Het vijfde geslacht van kolen, in het Brabants slooren genoemd, is de derde soort van de kolen daar de ouders van spraken en waarvan Plinius zegt dat die eigenlijk Crambe heten. We noemen het in het Latijn Brassica silvestris Crambe dicta omdat het een soort van kolen is die wat wilder is dan enige van de voorgaande doch niet zo wild als diegene die we in het volgende kapittel beschrijven zullen. De wildachtige soort van rode kolen, sloren genoemd, wordt hier te lande niet zoveel gebruikt in spijs of in enige gebreken van het lichaam, ze wordt nochtans van sommige met grote menigte in de velden gezaaid en onderhouden om er zaad van te verzamelen daar ze olie van slaan en daar grote winst aan doen. De sloren zijn in het Hoogduits Kleinder Kolen genoemd. En Crescentius, naar de mening van vele, schijnt diergelijke kool of wel de wilde daar in het volgende kapittel van gehandeld wordt, Scutium of Stucium genoemd te hebben alzo hij zegt dat het gelijk is met Culiculis agrestis wat ze als Cauliculus verstaan en de Franse overzetter maakt er een chou aigrie van.'
Brassica napus L. (Napobrassica Group) (raapkool) Brassica napus L. subsp. napobrassica (L.) Jafri, ) B. rapa, L(raap) Koolraap, knolraap, Engels rutabaga, Swede, Swedish turnip, Frans chou-navet, rutabaga, navet de Sude, navet fourrager, Duits Kohlrbe, Bodenkohlrabi, Wruke, Steckrbe, Italiaans navone, cavolo navone.
Raap bestaat uit enkele variteiten, degene met verdikte stengelbasis en wortels, de koolraap. Ook het jonge blad wordt gegeten onder de naam snijmoes of snijkool.
De ander wordt als olievrucht, raapzaad, gebruikt.
Het is een tweejarig gewas.
Het raapzaad wordt geteeld als nazomergewas. De stoppelknollen zijn een prima veevoer en ook goed als groenbemesting.
Is vermoedelijk afkomstig uit het M. Zeegebied.
Lobel: ‘Raapkool. In Latijn, Rapa, Brassica peregrina, caule rapum gerens. In Italiaans Caule-Rape.
Noch is er het spel van de wonderbaarlijke natuur nu ter tijd geheten raapkool en is een vreemde plant die uit de Griekse hoven gekomen is en in onze hoven nu groeit. Weinig wordt die gevonden Noordwaarts als diegene die de koude lucht niet zo goed gewoon is. We hebben die gezien te Antwerpen, Florence, Padua en andere plaatsen van Italie.'
Naam, etymologie.
(a) Isidorus XVIII 10.7 : ‘Rapa dicta a rapiendo, id est comprehendo’ Rapa van rapere: plukken, omdat het eruit geplukt werd, zo ook rapen en Duitse ruben van rapa
In Karel de Groottes Capitulare de villis komt voor: ‘Columus quod in horto omnes hernas habeant, id est... rava caulosz.’ Daarna was Brassica oleracea caulorapa in midden Europa bekend. De groente heette rava caulis corpus in glossularin. Hiervan bleef in midden-Nederlands raapkool over.
In de nieuwere tijd werd de aanbouw uit Itali weer opnieuw beleefd. In een lexicon uit 1715 over kohlrabi lezen we: үder Cauliravi ist eine art des Kohles, welche vor nicht gar vielen Jahren aus Italien in Teutschland gebracht worden’.
Het Italiaanse cauliravi gaf aan het Duitse woord kohlrabi en een Hollandse schrijfwijze namelijk koolraap.
In Duitsland en Zweden was de koolraap bekend als ҫohlrabi unter der Erd’ ; en de raap 'Kohlrabi uber der Erde.’
De naam raapzaad en in het Engels rape seed, verschijnt in de 18de eeuw. Ouder is noord Duits Kohlrube, Rapp en Raps, midden-Nederlands rape en Engels rape wat uit het Latijnse rapa stamt.
(b) Koolzaad is een verbastering uit het Franse colsat of colza.
(c) De naam napus is klassiek voor de Latijnse raap. In oud-Engels werd dit naep terwijl het in oud-Frans nef tot naveau en navette kwam en het tegenwoordige Engelse en Franse navew of navet, Duits Nap.
(d) Van de naam turnip (Shakespeare Merry Wives of Windsor III, 4,90) zou het tweede deel ontleend zijn via oud-Engels naep van terrae napus. Het eerste deel is de turn of ronde nep, het gezwollen gedeelte, Frans turnep.
(e) Raap of graveelcruyt. Rape of rapier is zo genoemd naar de lange puntige degen die zo genoemd is naar de overeenkomst of gelijkenis ervan met onze raap, Duits Raps, Reps
(f) Erdkohlrabi, schwedische Kohlrube, Kohlrube, Kohlzakohl, Engels rape sees of cole seed
(g) Kohlrube lijkt veel op Rapa, L. var rapifera succosa en zo betekenen de middeleeuwse Napa of Napi, Duitse Dorsch, Torsch en Torschen heet het in Beieren, beide namen die in smaak en gebruik overeenkomen en een sterke kogel- of kegelvormige verdikte stengel bezitten of stronk (ook de vis) die met thyrsus en torso verwant is en die Barschen (en de vis Bars: baars) hebben dezelfde zin of betekenen baars in smaak of de vis bij aangrijpen.
(h) Wrucke is dikke wortel, Wrucken roden heet het in Hannover.
(i) Ruben bij Bock, Brucken, Fruke, Klumperrube, Steckrube.
(j) Rubezahl is een naam die gevormd is uit ouder Ruebenzagel, waarbij zagel het mannelijke lid betekent. Rube slaat op het dunne uiteinde van de raap. Het is een hoonwoord. Overgrote mannen, wat het geslachtsdeel aangaat, zijn vaak niet zo ontwikkeld wat de lengte betreft.
Lobel: 'Ronde raap. In Grieks Gongylides, Gongylida. In Latijn Orbiculatum seu turbinatum Rapum maius. In Hoogduits Rueben. In Frans Naveau rond. In Italiaans Rapo. In Engels Turnepe.
In elk land groeien overvloedig alle soorten van rapen die de Grieken onder de naam Gongylida begrepen hebben die bewijst de rondheid en ronde figuur van de bol of wortel waarbij dat ze het gewone volk goed bekend is en van de arme lieden in de winter veel gegeten worden en zo wel rauw als gekookt.'
Uit Matthiola.
Brassica napus L. (Napus Group) (Brassica napus L. var. napus, Brassica napus L. var. oleifera Delile) Koolzaad, Engels rape, colza, canola, oilseed rape, Frans chou colza, colza, navette, Duits Raps, lraps, Kolza, Italiaans cavolo colza, napo oleifera, colza.
Het is de zaaddragende vorm, verdringt in koudere gebieden de minder harde B. napus, maar draagt vaak dezelfde namen. Duitse Oelrube, Sommerrubsaat, Engelse carcel oil plant, colesat, colza of coltza.
(Dodonaeus) ‘De wilde soort noemt Ruellius op het Latijns Naveta omdat ze in Frankrijk van de gewone man navettes genoemd wordt en in onze taal heet ze wilde stekraap,’
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Dit gewas of de wortel er van heet in het Grieks Gongyle of Gongyles en Gongyle hemeros omdat het algemeen is en zeer veel gezaaid wordt, die van Lacedamoni noemen ze Gaster en die van Boeti Zeceltis zoals Atheneus verhaalt. In het Latijn en in de apotheken heten ze Rapa en Rapum en in onze taal rapen, te weten de gewone soort Rapum vulgare of gewone rapen en de lange soort Rapum oblongius, dat is langwerpige raap, in het Hoogduits Ruben, in het Frans naveau rond, in het Spaans nabo redondo of naps redons, in het Italiaans rapi en in het Engels turnepe.
Al is het zo dat de rapen overal en van iedereen goed bekend zijn zo is het nochtans te weten dat ze gewoonlijk rond zijn (in het Frans naveau: rond, als ronde raap en in het Hollands knollen) maar in grootte verschillen ze veel want op sommige plaatsen worden ze groot als een hoofd, maar meestal niet groter dan een vuist en dikwijls ook wel kleiner en zulks zijn diegene die men stoppelrapen noemt omdat ze tussen de stoppels gezaaid worden als het koren gemaaid is. De grote noemt Lobel Rapum majus orbiculatum seu turbinatum. De langwerpige, anders lange rapen, noemt hij Rapum tereti rotunda oblongaque radice of Rapum teres.
De wilde soort van stekrapen is wel meest van het zaad van tamme ronde of lange rapen gekomen, dan men vindt ze veel in sommige landen bij de beken en waterstromen en diergelijke koude vochtige plaatsen en daarom heet ze natte stek rapen, in het Hoogduits Nasz Stech Ruben, in het Latijn Rapella of Bunias silvestris of Napus flore luteo. Ze is veel kleiner dan de andere.’
Duitse Fruhrube, Herbstrube, Hollandische gelbe Rube, Mairube, Weisserube, Stoppelrube, Wasserrube, Ruba bij Hildegard, Rubbisgras voor de bladeren in oud-Hoogduits en Rubgrass in midden-Hoogduits.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De witte stekrapen zijn beter en zoeter dan de gele en zijn best van smaak als men ze in vet vleessap kookt en met peper gegeten vermeerderen ze de vleselijke lusten, men eet ze ook met mosterd anders zouden ze de kinderen wormen in de buik laten krijgen door hun grote zoetheid. Ze voeden minder dan de andere rapen, maar zijn beter om de borst te ruimen en om de droge en andere hoest te genezen, andere eten ze met boomolie gekookt om de spijs goed te laten verteren. En die een kwade zweer of zeerheid van buiten aan zijn lijf heeft die zal ze wassen met water daar dit zaad in gekookt en hier van zal de huid glad en blinkend schoon worden.’
Brassica napus L. (Pabularia Group) (Brassica napus L. var. pabularia (DC.) Rchb.) Engels Siberian kale, rape kale, Hanover-salad, Hungry gap kale, asparagus kale, Frans chou faucher, Duits Schnittkohl.
Gebruik.
Het werd vroeger zo gebruikt. (141, Dodonaeus) De rapen mogen van alle mensen gegeten worden, uitgezonderd alleen van diegene die aan vele winden onderhevig of onderworpen zijn. Eerst in water gekookt en dan uitgeperst en daarna wederom in het vleessap of met boter gestoofd zijn ze minder schadelijk. Andere koken ze eerst in water en duwen het uit en daarna koken ze wederom in melk en doen er venkel bij. In de winter zijn ze allerbest en ook aller smakelijkst. Andere houden ze voor gezondste als ze op kolen gebraden zijn zonder rook, maar als er enige rook aankomt dan worden ze kwaad en wringen de keel, anders verscherpen ze het gezicht wonderlijk zeer. De raap in pekel gelegd geeft minder voedsel, dan maakt meer lust om te eten. Een raap gebraden en heet opgelegd opent de slecht geneesbare zeren of al te gauw dicht lopen vuile wonden en blaren. Dan op welke manier ze gaar of klaar gemaakt zijn, ze geven het lichaam veel meer voedsel dan als ze rauw gegeten worden en zelfs het voedsel dat ze dan bijbrengen is niet kwaad, maar redelijk goed en komt het dichtst bij de matigheid, doch wat ze dan geven is niet zeer overvloedig, dan ze zijn nochtans geschikt genoeg om de vrouwen veel zog in hun borsten te laten krijgen. Daarboven zijn ze wat afdrijvend van aard en geschikt om de plas te verwekken of gemakkelijker te laten rijzen. Rapen of raap voeden meer dan andere kruiden maar ze zijn moeilijk te verteren, maken murw en opgeblazen vlees vanwege haar winden en oprispingen, daarom vermeerderen ze sperma en verwekken onkuisheid. Als je rapen kookt en eet maakt het winden en verwekt tot onkuisheid, het maakt ook vermeerdering van sperma.
De olie van raapzaad geslagen is hier in Nederduitsland zeer gebruikelijk om alle pijn en weedom en vooral de naweeën en smarten die na het baren overgebleven zijn te verzoeten en te verlichten. Dezelfde raapolie met koud water gewassen wordt zeer nuttig op de huid gestreken om de brand of verhitting en ruwheden er van te verkoelen of te verversen. Men gebruikt deze olie ook wel in de spijs, dan niet rouw en niet eerder dan als het goed gekookt en een tijd lang geweld heeft of dat daar iets in gekookt is geweest, maar zulke olie wordt gauw bitter en verandert gemakkelijk in gal omdat ze in de mag vlot en drijft.
Water daar de rapen in gekookt zijn geweest is zeer goed voor diegene die hoesten en hees van verkoudheid geworden zijn, te weten ճ avonds gedronken met suiker of wat geschuimde honig. Hetzelfde water is ook goed om het jicht dat aan de voeten komt te verzoeten en om het eelt van de hielen te genezen als men die daarmee wast, baadt of stooft.
Het kooksel van rapen dat op de kloven van koudheden en op het jicht in de voeten gelegd wordt, helpt.
De messen en zwaarden die drie of viermaal in het smeden gestoken of geblust worden in het sap van rapen dat gemengd is met net zoveel water zullen de snede zo hard en zo vast hebben dat ze ander ijzer zouden kunnen snijden alsof het lood is, zoals sommige mesmakers verzekeren.
Teelt.
Men teelde het vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Alle rapen beminnen de koude en ze worden zoet van smaak omtrent de wintertijd want dan gaat alle vochtigheid naar de wortel en verlaat de bladeren. Als men die zaaien wil mag men het zaad een nacht in sap van donderbaard weken of er roet mee vermengen en dan zullen ze van geen ongedierte of gewormte gekweld worden als ze uitkomen. Wil men ze lang hebben dan moet men ze dicht bijeen zaaien en wil men ze kort en rond hebben dan moet men ze wijdt en ruim stellen. Maar het zaad mag niet over meer dan drie jaren oud zijn want anderszins zou men in plaats van rapen kolen hebben. Dan om de rapen zeer groot en mooi te hebben zal men ze zo gauw als ze een vinger dik zijn op de rij verplanten en dan met aarde bedekken en zeer goed betreden want de jeugd die in de bladeren en scheuten veranderd zou worden zal in de raap veranderen en die groot maken. Men plukt ze allerbest in november en om die de gehele winter door goed te houden zal men die in putten graven of met bladeren of ook met mosterdzaad bedekken.’
Rapen zaai je met afnemende maan en bij wassende maan groeien ze uit de aarde, de maan trekt ze eruit. Plinius schrijft al dat men bij het zaaien bidt en dat men ze voor zichzelf en zijn buren plantte. Op gelijke wijze gaat het in Duitsland, voor mij en voor anderen. Eenmaal zou iemand, zo heet het, gezegd hebben, ‘voor mij en mijn vrouw, en heeft werkelijk twee rapen geoogst.
Symbool van liefdadigheid.
Uit Ravelingen.
Historie.
Raap werd vroeger net zo gebruikt als nu de aardappel. Het gewas werd al door de oude Galliërs gekweekt en als veevoer gebruikt. Met verdikte wortels is het al gevonden in de uit het Neolithicum stammende paalwoningen.
De plant zou oorspronkelijk afkomstig zijn uit Cyprus. (130), ‘Wij lezen dat Romulus, de eerste koning van Rome, hem met knollen plag te behelpen en dat hij noch in de hemel dezelve eet. Het is te verwonderen, dat zo een klein Zaadje in de tijd van drie maanden in zulke grote wortel uitwast, dat hij in sommige plaatsen, over de honderd pond weegt, die ook getuigt zelve vele gezien te hebben van dertig. Plinius van veertig pond. De Romeinse Veldoverste Manius Curius, dat hij al zijn leven graag knollen at en dat op zekere tijd hem grote geschenken gezonden zijnde, daar hij zat Knollen te braden en die weigerde, zeggende, geen goud van doen te hebben, alzo lang hij zulke kost wel mocht.
Vondel, Roskam aen den Heer Hoofd;
‘Toen degelijkheid niet speelde raap en schraap
En vijands goud minder gold dan een gebraden raap.’ Vondel doelt hier op het gebeuren met de Romeinse veldheer Curius Dentatus, die juist bezig was rapen te braden, toen hem de afgezanten der Samnieten gouden vaten kwamen aanbieden, om hem om te kopen, waarop hij hun vroeg, of iemand, die zich met zulke spijs vergenoegde, vatbaar voor omkoping geacht kon worden.’
Columella en Plinius stellen de raap naast koren in waarde en nuttigheid. De oude schrijvers vermeldde vooral de geweldige groei van de raap.
De raap was dan ook heel belangrijk. Het land van Waes had dan ook een raap in zijn banier, wat een teken van vruchtbaarheid betekende. De Belgische familie Raepsaet had het devies, Paix et Peu op zijn geslachtswapen met als onderschrift in Semine Virtus.
Folklore.
Omdat het rijpe koolzaad niet vervoerd kan worden zonder verlies van veel zaad geschiedde het dorsen vroeger op het veld. Voor de invoering van de moderne machines was het zaaddorsen een groot feest, van Groningen tot Zeeland en geheel Vlaanderen. De ambachtslieden hielpen mee zonder er loon voor te ontvangen, vandaar dat men ook spreekt van pleizier dorsen. Onder het werk werd stevig gegeten en vooral gedronken en na afloop van de zware dagtaak kwam de grote feestavond. Na de maaltijd werd er gerookt uit lange Goudse pijpen. Voor de maaltijd, als men bij de boerderij aankwam, had men nog eerst het walen. Op het land en natuurlijk vooral Գ avonds werd veel gezongen. Het echte zaaddorslied was
‘Hij komt, ‘t stille avond
Weer tot ons in dit stille uur
Wij zingen in deez lofzang
Hoe schoon zijt gij, natuur.’
Walen is een oud gebruik bij het einde van de koolzaadoogst, dat de feestmaaltijd besluit en waarbij elke jongen een meisje kiest, haar kust en met haar danst (en daarbij op de grond rolt) een glas jenever of bier met haar drinkt en haar daarna weer op de benen zet waarna hij weer met een ander meisje waalt.
Zaadfooi is de Zeeuwse naam van het feestelijk koolzaaddorsen op het land, fooi: feest.
Legende.
(310) ‘Lodewijk XI was ook een hartstochtelijk liefhebber van de raap en gaf veel gunsten aan een boer genaamd Koen, die hem met een grote knol vereerd had. Na het overlijden van zijn vader werd Lodewijk koning van Frankrijk. Koen werd door zijn vrouw aangespoord om de koning zijn trouw te betuigen en gelijk wat knollen mee te nemen. Onder druk van zijn vrouw ging hij op pad, bang om uitgelachen te worden door de grote heren. Op het hof werd hij direct tot de koning toegelaten en gaf hem zijn geschenk, een grote knol, die dankbaar werd aangenomen. De koning gaf dan ook bevel om die knol bij zijn kostbaarste juwelen te bewaren en gaf Koen na het eten 1000 Franse kronen. Dit verhaal kwam het hof te horen, een hoveling kwam dan op het idee om de koning een prachtig paard te schenken. De koning die echter in de gaten had dat zijn milddadigheid aan Koen was opgevallen, nam het geschenk aan. De weldoener bouwde reeds luchtkastelen, wat hij wel niet zou mogen ontvangen in verhouding tot die armzalige knol van die boer. De koning riep hem dan bij zich en gaf hem iets wat onder een sluier verborgen was geweest. Daar kwam de knol voor de dag en zei daarbij dat het paard hiermee wel vergolden zou zijn, met deze gift die wel 1000 kronen gekost had.’
Brassica nigra, W. Koch. (zwart) (Sinapis) Alle bladen zijn gesteeld, de bovenste bladen zijn smaller dan de onderste en minder gelobd. Onderaan is de plant stijf behaard en bovenaan blauw berijpt.
Gele bloemen staan op korte stelen.
De korte hauwen staan omhoog gericht tegen de stengel aan met een korte en dikke snavel. De zaden zijn in 4 rijen gerangschikt en de kleppen en hauwen springen aan de vier zijden open en slingeren daarbij de zaden weg.
Is een eenjarig en recht opgaande vertakte plant van meer dan een meter hoog. Komt algemeen voor langs wegen en dijken, op ruigten en vuilnisbelten, als onkruid in akkers en bij voorkeur op zware, maar losse bodems.
Een uniform veld met mosterd naast een veld met bloedrode papavers is een heerlijke aanblik.
Men neemt aan dat zwarte mosterd inheems is in het Middellandse Zee gebied waar het al duizenden jaren geteeld wordt.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit geslacht van kruiden werd hier vroeger heel Griekenland door Sinepi, maar omtrent Athene niet anders dan Napi genoemd, als Atheneus betuigt en in het Latijn is het Sinapi genoemd en zoals de ongeleerde zeggen, Sinapium.’
In Keltisch is het nap, de naam is verwant aan napus, koolzaad.
Sinapi heet het gewas omdat het de tranen uit de ogen perst van hen die ze onbedacht gebruiken, de neus rood maakt en de ogen doet zwellen.
Sinapi was al in de oudheid de naam voor mosterd. Plinius noemt 3 soorten en men neemt aan dat de in M. Zeegebied inheemse witte daarbij was.
Plinius XIX 54: ‘Etheniensis Napy vocant.’
Isidorus XVII 10.9:’sғinapis appellatur, quod foliis sit similis napis.’Dodonaeus (b) ‘In het Nederduits heet het mostaerdt-saedt, (maar de saus van dat zaad gemaakt heet alleen mostaert) in het Frans moustarde, in het Spaans mostaza, mostalla en mostarda en in het Engels mudsterdծ Lobel: Italiaans mostarda, Engels Mudsterd.’
Portugees mostardeira, Spaans mostaza en mostaro. Zwarte mosterd of mostaert, Duits Mosterd en Mostrich, Engels mustard en Frans moutarde noire heette in oud-Frans moustarde en dit van mustum ardens, most: ongefermenteerde druivensap, en ardor: een scherpe smaak. Om uit de zaden mosterd te maken had men een smeuge, zurige pap nodig, de moust de vin of most van wijn.
Bij de Romeinen werd de most vermengd met gemalen mosterdzaden om een pasta te maken die mustum ardens heette, hete most.
Dodonaeus Ոet heet in het Hoogduits Senff, in het Frans seneve, in het Italiaans senapo, in het Engels senbeye en in het Boheems hozccic.
Plinius zegt dat dit gewas van sommige ook wel Thlaspi en van andere Saurion genoemd plag te worden.
Het andere geslacht (eerste is Sinapis alba) is overal met naam van mosterdkruid bekend en Sinapi commune, dat is gewone mosterdkruid genoemd en in het Grieks ook Sinapi cepaeon heteron, dat is Sinapi hortense alterum of Sinapi sativum alterum, dat is tweede tam mosterdkruid. En van het zaad van dit geslacht wordt die saus gemaakt die men hier te lande mosterd plag te noemen, als gezegd is. In het Hoogduits Zamer Senff, in het Frans moustarde of seneve de jardin.ՠLobel: In Hoogduits Seneff. In Frans Seneve domestique. In Italiaans Senape. In Engels Senbeyeծ
De gebruiken van witte en zwarte zaden voor mosterdbereiding leerden de Germanen van de Romeinen. In Italiaans is het senepa, in Duits Senf, in oud-Hoogduitse Senef en midden-Hoogduits Sen(e)f, Engels senvy, Angelsaksische senep, Frans seneve, dit uit het Latijnse sinapi en dat uit Grieks sinos: schade, ops: ogen, geeft tranen in de ogen. Mogelijk is dit woord van Egyptische oorsprong, in Hebreeuws san, van sanan: scherp, en aph: neus, de scherpe geur. Lobel noemt mosterd Napi: ‘want Napi is te zeggen ongenadig of geweldig gelijk als ook mosterd zaad is, bijtend, brandend en tot niezen en tranen verwekkend waardoor dat zeer bekend is ter tafel en zowel van de armen als van de rijken.’
(d) Mosterd is al voor de Romeinse tijd als akkeronkruid uit het zuiden binnengedrongen. De oude namen die in het Angelsaksisch als cedelc en cerlic en in oud-Engelse cearloc, kedlock en charlock vermeld worden en met het Nederduitse keddick en koddi vergeleken worden, zijn onduidelijk maar zeker Germaans. Woorden die eindigen op oc of uc zijn oude namen van planten die mogelijk gebruikt werden voor onkruiden op het land. In de Germaanse voortijd werd het blad als groente gebruikt.
Gebruik.
Mosterd is een van de eeuwige specerijen. De zwarte is de basis voor de beroemde mosterd die ook bekend als Franse mosterd. De witte is bekend als Engelse mosterd. Mosterd rondt kleurloze sauzen af in smaak en verschijning.
Mosterd wordt wel gebruikt om etenswaren te conserveren en om bepaalde negatieve geuren van het eten weg te werken en verteert ook rauwe spijzen wat gemakkelijker.
In de geneeskunde heeft mosterd het vermogen om te zuiveren. Plinius gebruikt het als tegengif tegen slangenbeten, wat later door de kerkvaders gevolgd werd. Met een vijg en vermengd met azijn en aan de gewrichten en hoofd gesmeerd verdrijft het de slaapzucht. Mosterd werd gebruikt tegen verlammingen van de tong, waartoe elke morgen een eetlepel mosterdzaad ingenomen moest worden. Ook werd het wel gebruikt in mosterdpappen als een prikkelend middel om onwillige of verlamde delen te stimuleren. Zelfs in oorlogen werd het gebruikt als zenuwgas, mosterdgas.
Een teelt van mosterd, die voordat het zaad rijp is ondergespit wordt zou de larven van insecten vernietigen.
Een tafelmosterd kan als volgt gemaakt worden. neem 500 gram zwarte mosterdmeel, 500 gram wit mosterdmeel, 100 gram meel, 10 tot 15 gram piment, 2 gram kruidnagelpoeder, 5 gram zwarte peper gemalen, 5 gram gemberpoeder, 100 gram keukenzout, 100 gram suiker. Mengen en met gelijke delen azijn en water tot een brei maken. De kruiden kunnen naar smaak aangepast worden of weg gelaten, ongekruide mosterd heet Engelse mosterd. Als men de azijn vervangt door druivenmost of wijn krijgt men wijnmosterd.
De met water tot deeg gemaakte mosterdmeel werd gebruikt bij kruid en borstpijnen. Mosterdvoetbaden geven bij bloedaandrang naar het hoofd en duizeligheid goede dienst. De etherische mosterdolie met wijngeest vermengd, 1 op 50, is een goed bewaarbaar inwrijfmiddel bij zulke ziektes.
Zo was het gebruik vroeger. (164, 141) ‘Mosterdzaad als men dat in de mond neemt en kauwt trekt uit het hoofd alle taaie slijmerigheid en zuivert de hersens en verzoet de pijn en weedom van de tanden.
Het zaad op het hoofd gelegd belet het uitvallen van het haar en het met honig, vers vet of met een dun zalfje van was en olie vermengt geneest de kwade schurft daar het haar mee uitvalt van het hoofd en verdrijft alle blauw geslagen en gestoten plekken en met azijn vermengt en op de huid gestreken neemt het weg alle sproeten, witte zeren, melaatsheid en ander onzuiverheid van het aanzicht en alle kwade jeuk en is dan ook goed op de beten of steken van de slangen en kruipende gedierten gelegd.
Van dit voor vermelde mosterdzaad dat klein gemalen en met azijn en soms ook met nieuwe wijn of most vermengd is wordt in deze Duitse landen een saus gemaakt die mosterd genoemd wordt dat dient tot alle harde en rouwe spijzen, hetzij vlees, hetzij vis, want het laat die verteren en is de maag goed en verwarmt die en maakt lust om eten, dan ze moet met de spijs matig gegeten worden zodat ze de hersens niet beroert of ontstelt, zoals tevoren vermaand is.
Dan het mosterdzaad is meest gebruikelijk en zowel van de gezonde om er een saus van te maken als van de zieke om de huid te bezeren en de kwade vochtigheden uit het binnenste van de leden naar buiten te trekken. Want Sinapismus is een pleister of pap dat van mosterdzaad gemaakt is en tot vele gebreken van het lichaam gebruikelijk want daardoor komen er blaartjes of blaasjes op de huid waarnaar het bloed van het binnenste van de leden trekt. Tot dat doel doet men azijn bij gestoten mosterdzaad of vijgenwater, maar dan moet men die blaren met zalf genezen.
Sommige zeggen dat mosterdzaad gestoten en dit sap nuchter gedronken de vergetelheid geneest en het verstand vermeerdert. Sap van vers mosterdzaad brengt ook bijslapen lust, dan maakt de mens zeer dorstig. Maar dit mosterdzaad is goed in spijs gebruikt diegene die kort van adem en verstopt van borsten zijn want het laat de taaie fluimen die de borst verladen rijpen en rijzen. Hetzelfde zaad met honig en azijn gorgelen geneest de gezwollen of stinkende huig en verdrijft het gezwel van de keel en van de amandelen en als deze gebreken verouderd zijn en verhard en de amandelen gezwollen zijn en de roeper ruw geworden is dan zal men dit zaad in honigwater weken en daarmee gorgelen. Hetzelfde zaad gedroogd en gepoederd geneest ook de koude koortsen en met mede of honigwater gedronken verwekt de maandstonden van de vrouwen en lost de plas. Om tandpijn te verdrijven is het mosterdzaad ook goed met honigwater gemengd en in de mond gehouden of gegorgeld en hetzelfde zaad gekauwd en onder de tong gehouden is zeer goed tegen de lamheid in de tong, ja tegen alle lamheid als men op de geraakte plaats een zakje vol mosterdzaad dat eerst in wijn gekookt heeft legt.
Olie van mosterdzaad is zeer bijzonder om er een zalfje van te maken tegen jicht en slapheid van de zenuwen.
Omdat Columella ons eerst schijnt geleerd te hebben de tegenwoordige zo gebruikelijke mosterd te maken zo zal men hem aldus volgen. Men moet het mosterdzaad eerst goed zuiver en schoon maken en daarna zeven of wannen en in koud water wassen en dan een hele nacht lang in water laten weken en neemt het dan eruit en als het met de hand zeer goed geperst is doe het dan in een mortier en wrijf het met een stamper zeer goed en giet er sterke azijn bij en doe het dan door een doek.’
Historie.
Pythagoras vermeldt dat mosterd een werkzaam middel was tegen schorpioenbeten. Hippocrates schreef ze zowel in- als uitwendig voor.
Keizer Diocletianus noemde het gewas in een edict in 301, waarin de prijzen officieel werden vastgesteld. In Capitulare de Villis van de Karolingische tijd werd het Eruca alba genoemd en zijn aanbouw aanbevolen. Tegen 800 werd het gekweekt op de landerijen rondom de kloosters te Parijs. H. Hildegard waarschuwt voor gebruik van de sinape.
De Arabieren brachten het naar Spanje en in de 12de eeuw kwam het naar Duitsland en Engeland, waar het senapium en soms senvey genoemd werd. Shakespeare gebruikt mosterd over pannenkoeken in As you like it, I, 2, 66, Of a certain knight that swore by his honour the were good pancakes, and swore by his honour the mustard was naugh.’ Verder komt mustard voor in Taming of the shrew, iv, 3,22.
Een kruid van Mars. Aries claimt dat die ook wat van doen heeft met de mosterd en daarom sterkt het kruid het hart en weerstaat vergif.
Vruchtbaarheid.
Het nadeel van mosterd inzaaien is, dat als het eenmaal ingezaaid is het vrijwel niet meer weg te krijgen. Ze kunnen wel 100 jaar lang in de grond goed blijven doordat de zaden oliehoudend zijn. Plinius vermeldt dan ook al dat ze nauwelijks uitgeroeid kan worden. Een gezegde luidt ook: ‘De teelt is niet vrij, je hebt de toestemming van de buren nodig.’ Symbool van onverschilligheid.
Mosterd was dan ook bij de ouden het zinnebeeld van vruchtbaarheid. Er wordt verteld dat de Spaanse paters die aan hun missiewerk begonnen in Californië mosterdzaden uitstrooiden om zo hun weg weer terug te vinden.
Darius III stuurde Alexander de Grote een zak vol sesamzaden om daar mee te kennen te geven dat zijn manschappen bijzonder talrijk waren, Alexander stuurde een zak met mosterdzaden terug daarmee te kennen te geven dat ze niet alleen talrijk, maar ook bijzonder sterk waren.
Er is een parabel van Boeddha die vertelt hoe een moeder beroofd was van haar kind en van huis tot huis gaat in de hoop dat iemand hem zal genezen. Aan een wijs man vraagt ze: ‘Mijn heer en meester welke medicijn zal mijn jongen genezen.’ Rustig naar haar gezicht kijkend zegt hij: Jij moet een handvol mosterdzaad hebben uit een huis waar geen kind, ouder of bediende dood is gegaan.’ Ze gaat haastig heen maar waar ze ook vraagt of er een dode in het huis is geweest, het antwoord is altijd: ‘Zeker, van de levende zijn er weinig en van de doden veelӮ.’Dag na dag volgt haar zoeken kenden geen eind. Tenslotte begreep ze de nutteloosheid en begreep de wijsheid van de wijze, ze realiseerde dat ze niet de enigste met zorgen en verdriet was.
In India betekent mosterd vruchtbaarheid. Er wordt verteld dat een boer geploegd had in de tempel waar de nymf Bakawali meer dan 12 jaar verbleef, haar lichaam was getransformeerd tot marmer. Hier werd mosterdzaad op het veld gezaaid. Het rijpe zaad werd gegeten door zijn vrouw die tot dan toe kinderloos was. Ze werden al gauw de ouders van een kleine en lieflijk nimf die ze Bakawali noemden en geloofden dat ze niemand anders was dan de originele Bakawali die nog steeds in haar oude staat verkeerde.
Bijbel:
Mattheus 13: 31-32 ‘Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zei: Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn akker zaaide. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan de tuingewassen en het wordt een boom zodat de vogelen des hemels in zijn takken kunnen nestelen.’ Mattheus 17: 20 ‘want voorwaar Ik zeg u, indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad, zal gij tot deze berg zeggen: Verplaats u van hier daarheen en hij zal zich verplaatsen.’
Marcus 4: 31-32 ‘Het is als een mosterdzaadje, dat, wanneer het in de aarde gezaaid wordt, het kleinste is van alle zaden op de aarde, en toch, als het gezaaid is, opkomt en groter wordt dan alle tuingewassen en grote takken maakt, zodat in zijn schaduw de vogelen des hemels kunnen nestelen.
Lucas 13: 19 ; 17: 6 ‘daraan is het koninkrijk Gods gelijk en waarmede zal Ik het vergelijken? Het is gelijk aan een mosterdzaadje dat iemand nam en in zijn tuin zaaide, en het groeide en werd een boom, en de vogelen des hemels nestelden in zijn takken.’
Ook hier is weer veel discussie over wat de mosterdplant van Jezus parabel werkelijk was. Het Griekse woord in de originele tekst is sinapi. Dat zou de gewone zwarte mosterd zijn.
Het zou de mosterdboom uit de Bijbel kunnen zijn. Uit de tekst kan men opmaken dat het een plant is van grote hoogte. De mosterdplant kan in warme gebieden zo hoog worden dat een paard er niet in terug te vinden is, 5m en meer, met hoofdstengels als een mannenarm. Als kleinste van de zaden, (Lucas) het werd gezaaid en er kunnen vogels des hemels onder legeren. Het zaad van de zwarte is kleiner dan de witte en zou zo in aanmerking komen.
Plinius rekent mosterd ook onder de moeskruiden.
De Griekse tekst beantwoordt aan het Latijnse Olus (groente) wat op kruiden duidt. Dit is een woord dat nog tweemaal in het N.T. voorkomt en wel Lukas 11:42 en Rom. 14:2. Koning: ‘olus komt van alere wat voeden betekent. De ouden schreven en spraken het woord uit door Holus, wat men vanouds plag te eten. Anderen willen olus af leiden van Olendo of Olescendo, waarvan adolescere, omdat ze groeien uit de aarde en opwaarts schieten.
Uit W. Roxburgh.
Als alternatief komt de mosterdboom, =Salvadore persica, L. (uit Perzië) in aanmerking, die echter een steenvrucht heeft en meestal niet gezaaid wordt.
Het is een struik of kleine, zacht houtige boom van 100 tot 300cm hoog met ovaal/lijnvormige bladeren. Het draagt wat vlezige bessen in trossen die wat op gewone bessen lijken maar met een pruimenkleur. Het heeft een aangename, maar sterke aromatische smaak die wat op mosterd lijkt en met grote hoeveelheden ingenomen geeft het dezelfde irritatie aan de ogen en neus
Dit gewas draagt wel dezelfde naam als de mosterdplant in het Hebreeuws, namelijk chardal. Chardal (Dalman) of khardal (Moldenke) en chara betekent hitte, brand of steking en Dal droging of uitdroging. (Koning)
Uit en.wikipedia.org
Brassica juncea (L.) Czern.,(biesachtig) ook bekend als seraptamosterd, Indische bruine mosterd, Engels mustard green, Indian mustard en leaf mustard en is een vorm van mosterd. Het zou een kruising zijn van zwarte mosterd en Chinese kool. Is gemakkelijker mechanisch te oogsten dan zwarte mosterd.
Er zijn de volgende variteiten van: Brassica juncea (L.) Czern. subsp. integrifolia (H. West) Thell (gave bladeren) is een grote vorm er van en heet mizuna, takana.
Sarepta-mosterd of Indische mosterd is Brassica juncea (L.) Czern. var. juncea.
Tsa Tsai, Brassica juncea (L.) Czern. subsp. tatsai Mao is geselecteerd met een dikke stengel die gebruikt wordt om er de Chinese pickels van te maken, Chinees zha cai.
Tsa Tsai, Brassica juncea (L.) Czern. subsp. tatsai Mao.
Verder zijn er andere vormen die op kool lijken. De mosterd die ervan gemaakt wordt heet bruine mosterd, het is een soul food. Chinese en Japanse cuisines maken veel meer gebruik van mosterd groente, (var. integlofolia), juk gai choy, en hseuh li hung. Ze worden gefruit en als pickles gebruikt.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl