Anthriscus

Over Anthriscus

Kervel, fluitenkruid, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.

Uit G. Oeder.

Een plantengeslacht met 12 soorten.

Planten uit dit geslacht zijn zeer algemeen en worden soms zelfs beschouwd als schadelijk onkruid. Ze groeien in weiden en op iets natte poreuze gronden.

De holle stam is recht en vertakt en eindigt in een scherm van kleine witte of groenachtige bloemen. De bladeren zijn twee- of drievoudig.

In Nederland en België zijn twee soorten inheems.

Apiaceae, schermbloemfamilie.

=Anthriscus caucalis, Bieb. (mooie stengel)

De bladen zijn driemaal geveerd. De aan de rand gewimperde blaadjes zijn getand of diep ingesneden en aan de onderkant behaard.

Stengels zijn glad, aan de voet paars gekleurd, 15-80cm hoog.

Schermen zijn gesteeld is 3-7 stralen en staan tegenover de bladeren met kleine witte bloemen in mei en juni

Vruchten zijn vrij groot en eivormig met een korte gladde bek.

Eenjarig en komt van naturen voor in Europa, Klein Azië en Noordwest-Afrika op droge, kalkrijke grond.

Lijkt op de gewone kervel, heeft een dikkere stengel en is groter en onder elke knoop opgezwollen en zonder haren.

Naam, etymologie.

Fijne kervel, Engelse common beaked parsley, bur chervil, Duits Hunds-Kerbel, Frans anthrisque commun, anthrisque des dunes.

Gebruik.

Het blad zou ongezond zijn en er wordt verteld, vanwege zijn overeenkomst met de tuinkervel, dat sommige Hollandse zeelui misleid waren in Engeland in 1745, die het in soep deden en ziek werden door het gebruik zodat het voor sommige fataal werd.

Uit Fuchs.

Anthriscus cerefolium, Hoffm. (was, kervelachtig of liefelijk blad).

Het is een eenjarige met 2‑3voudig geveerde varenachtige bladeren van een heldergroene kleur die veranderen tot een heerlijk purperachtige kleur. Het zijn de bladeren die zeer aromatisch ruiken. Kervel is lichter van kleur en met fijner verdeelde bladeren dan de peterselie.

Stengels zijn alleen harig boven de knopen, bloemstralen zijn ook behaard.

De kleine witte bloemen in mei/juni worden gevolgd door zwarte en naaldvormige zaden.

Kervel is een klein plantje van 20-50cm hoog uit de Kaukasus, is al lang overal verspreid.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas wordt hier te lande kervel genoemd, in Hoogduitsland Korffelkraut, Korbel, Kurbel, Korbelkraut of Kerbelkraut, in Engeland chervyle, in Frankrijk du cerfueil en in Itali cerefoglio. De Latijnse naam is Cerefolium of (zoals sommige liever hebben) Cerofolium, Columella noemt het Chaerephyllum of op het Grieks Chaerephyllon en het wordt zo genoemd, zoals men gelooft, omdat het zichzelf in de menigte van zijn bladeren verheugt of (dat me meer behaagt) omdat het de mens verheugt en blijde of vrolijk maakt. Welke Griekse naam dat het in oude tijden gehad mag hebben is ons niet zo bekend, want dat dit het Gingidium niet is daar sommige het voor aangezien hebben dat blijkt gemakkelijk uit de smaak die de kervel lieflijk en aangenaam heeft en niet bitter is als het Gingidion had. Het is ook geen Oreoselinon, gemerkt dat het in de hoven en vlakke velden en niet op het gebergte groeit en daartoe heeft het ook geen zaad dat scherp op de tong is en van smaak op komijn lijkt zoals het zaad van Oreoselinon of bergeppe geschreven wordt is. Plinius in het 8ste kapittel van zijn 19de boek vermaant van een kruid dat in de herfst gezaaid wordt en Chaerofolium noemt, dan die woorden van Plinius zijn zeer bedorven en zo slecht gesteld over lange tijden dat de poet Macer die woorden van Plinius niet goed heeft kunnen begrijpen of verstaan, zoals Cornarius ook betoont.’

Kervel is van sommige Chaerophyllum en van andere Anthriscum of Anthriscus Plinij genoemd.

Is genoemd naar de godin Ceres die in Hebreeuws Chukoth of Chukym heette, aardmoederkruid.

Chaerophyllum werd in Latijn tot caerefolium, dit is de stamvorm van het Italiaanse cerfoglio en Franse cerfeuil, cerfeuil sauvage. Hieruit werd oud-Hoogduits Kerfulja gevormd en via Kervuela werd het Kervol, Kerbel of Korfel, Wiesen-Kerbel, in midden-Nederlands kervel(e) halfweg de 13de eeuw, in Angelsaksisch werd het cerfille zodat het nu chervil heet, wild chervil.

Het woord kerven heette vroeger kerfan en naar de sterk ingesne­den bladeren kan dit invloed gehad hebben op de woordvorming. Kervel zou zo kerven betekenen. Of zo genoemd naar de zwarte zaden die als een hoorntje gevormd zijn.

Volgens anderen is het woord afgeleid van het Griekse cheir: hand, en phyllon: blad, dus h(b) (b) ‘Van van de echte Anthriscus zullen we in het bijvoegsel van naaldenkervel vermanen. In het oude Grieks heette het Anisomarathron en in het nieuwe Grieks Tsilimonidia’.

Handvormig blad. Zie Chaerophyllum.

Anthriscus is de Griekse naam van een plant zoals die door Plinius is beschreven. Anthriscon was bij de oude Grieken de naam van een schermbloe­mige die onbekend is gebleven. De naam is mogelijk afgeleid van antherix: halm of holle stengel, alle soorten hebben een holle stengel. Of van anthos: bloem, rhyskos: haag, het groeit veel langs hagen.

Paracelsus noemde het Curbella; Kriegsheil of Kriegs artzeney.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus, 310) ‘Kervel wordt tegenwoordig overal voor een algemeen moeskruid gegeten en in de spijs gebruikt is het aangenaam van smaak en voor de maag goed en bekwaam en geeft de spijs een goede smaak en maakt lust om te eten.

Kervel is ook zeer goed diegene die hun water slecht kunnen lossen als men dat kruid in wijn kookt en de wijn drinkt en dat gekookte kruid van buiten op de blaas of het geslacht legt.

Voor de oude verstorven of verkouden mannen is kervel ook goed gebruikt want ze laat ze dapper en sterk worden en de verloren of verminderde lust om bijslapen weer krijgen, want dit kruid heeft enige windachtige eigenschap of stof die tot zulks niet ongeschikt plag te wezen.

Dit kruid wordt veel gebruikt om daar warme moes van te hakken, als mede om kerveltaarten en kervelkoekjes met melk, eieren, suiker, biscuit enz. te bakken. Men kookt ze mee in zoete melk en men giet ze over wit brood om een sop te maken en zijn goed voor mannen die wat aan de koele kant zijn. Ze wordt nuttig vermengd met andere koudere moeskruiden en zelfs ook met warme moes of biet en rouw met sla en ander salade. Met andere kruiden gekookt gegeten of met meel en melk vermengt en er een pap van gemaakt of ook tot een taart of pastei gebakken laat goed slapen en het schijnt dat er geen kruid beter bij de melk gedaan wordt om er een smakelijke meelpap van te maken dan kervel.

Kervel gekookt in wijn en die gedronken laat het gestolde bloed binnen het lichaam scheiden en insgelijks ook het water van kervel gedistilleerd en het sap van dit kruid is goed tegen niergruis en verzoet de weedom en steken van de zijde.

Droge kervel gepoederd en met honig gemengd geneest kanker en voorts etende zeren. Groene kervelbladeren gestoten en pleistervormig opgelegd laten scheiden alle gezwellen en laten vergaan alle verzamelingen en knobbels of builen tussen vel en vlees als iemand ergens gestoten, gebotst of geslagen of door hogen val gekwetst en verpletterd is.’

Het blad kan al 6‑10 weken na het zaaien gesneden worden. In de keuken wordt het gebruikt voor soep, sausen, salades en boter, het maakt een smakelijke azijn. Het wordt gesprenkeld over de maaltijd als sier, net als peterselie. Samen met dragon en bieslook wordt het gebruikt voor de ravigote, een kruidensaus. Het is een van de fine herbes uit de Franse keuken. Symbool van oprechtheid.

Kervel is maar een klein plantje van een halve meter hoogte, zodat de lengte geen recht doet aan zijn symbool. Maar kervel is een eerlijk kruid en goed te onderscheiden van de andere (soms giftige) schermbloemige. Zijn savour is ongeveer als die van karwij, maar het heeft een rijke individuele geur van zijn eigen die het meedeelt aan vlees of vis.

Historie.

Afkomstig uit Z. Rusland en W. Azië. Kervel werd door de Romeinen in Frankrijk en Engeland ingevoerd. Plinius vermeldde het al en wendde het aan als een middel tegen de hik, volgens hem gebruikten de Syriërs het als voedingsgewas.

Uit M. Vogtherr.

Anthriscus sylvestris, Hoffm. (Latijn silva: bos) het fluitenkruid is een wat grotere vorm van een meter die duidelijk gesteelde schermen bezit.

Holle gegroefde stengel die naar boven vertakt zijn, harig aan de onderkant en glad erboven, iets opzwellend onder elke knoop.

Het groen van de bladeren verandert in de zomer soms in wat rood, zo ook de stengels. Bladeren zijn in omtrek driehoekig en twee- tot drievoudig geveerd.

De nog niet geopende schermen zijn overhangend, later komen ze omhoog. Op de fijne witte bloemschermen komen allerlei vliegen en kevers stuifmeel halen.

Knolvormige en verdikte wortel. Meerjarig.

Een onschuldig lijkende plant die de wegen wit in juni en de paden opvult. Komt algemeen voor op vochtige gronden langs wegen, dijken en kanalen. Fluitenkruid groeit meestal in grote aantallen bijeen, het is de meest voorkomende schermbloemige die bovendien het vroegst in blad en bloei komt.

Naam, etymologie.

Dodonaeus (a) ‘In Brabant wordt dit kruid wilde kervel genoemd, in Hoogduitsland Wilde Kerbelkraut’.

Wilde kervel, Duitse Kerbelkraut, Wiesen of Waldkerbel, Engels wild chervil, wild caraway, wild cicely, Franse persil sauvage en cerfeuil sauvage, is nauw verwant met kervel en peterselie.

Dodonaeus (b)’In het Grieks heet het Myrrhis en in het Latijn heeft het ook geen andere naam hoewel dat sommige het ook wel Myrrha of Conila genoemd hebben zo men onder de bastaardnamen aangetekend vindt. Plinius vermaant van dit kruid in het 16de kapittel van zijn 24ste boek en zegt dat het van sommige ook Smyrrhiza genoemd wordt: ‘Myrrhis, zegt hij, die andere Smyrrhyza en andere Myrrha noemen, is de scheerling heel gelijk van steel, bladeren en bloemen, doch alleen wat kleiner en lager en bitter of onlieflijk om te eten’. Hij vermaant van de Myrrhis ook in het 11de kapittel van zijn 26ste boek, dan daar verwart hij die naam met Geranium of ooievaarsbek.

In het Latijn wordt dit gewas van sommige Cicutaria genoemd omdat het op scheerling of winterling die Cicuta in het Latijn genoemd wordt wat lijkt en daarnaar noemen de Fransen het ook cicutaire’.

Duitse Schartude en Scharnpiepen naar de gelijkenis van scheerling.

Dodonaeus; ‘Maar de Fransen noemen het meest persil dաsne’.

Frans persil dաne, vergelijk het Duitse Eselspeterlein, ezels vreten aan de peterselieachtige bladerenծ

Dodonaeus (d) ‘Het wordt van sommige in het Latijn ook Caucalis quorumdam en Charaephyllum silvestre en ook Myrrha herba genoemd en in Italië myrrhide’.

Een plant die inferieur is aan de gewone parsley en alleen geschikt is voor koeien, cow-parsley, Duits Kalberkropf en Kalberkern, zoveel als Kalberkorn, de kalveren eten het graag, vergelijk het Engelse cow chervil en mock-chervil: schijnkervel, dat medisch en ook als potkruid gebruikt werd. Pferdskummel, Rosskummel, Hundskummel.

(e) De fijne bloempjes vormen samen het ‘Hollands Kant’. Dit kant staat boven glanzende veelvoudig geveerde bladeren. Ook de Engelse naam Queen Anne’s lace beschrijft dit kantwerk. Dit was een naam voor de mooie Queen Anne, de Deense vrouw van James I en patrones van poten. De bloem wit de paden, wegen en randen.

(f) De geurende bladeren werden wel gegeten, beaked parsley, naar de lange vruchten waarvan Gerard vermeldt dat het veel gebruikt wordt door de ‘Dutch people in a kinde of Loblolly or hotch-pot which the eate, called Warmus’. Een soort warme moes als een stamppot.

(g) Verder Hartkopp, Stangert, Zwabisch en Zwitsers, Bangele, Baumligras, Buchla, Gatterli-Chrut, Espessleschrut, Hosachrut, Heu-Buggele, Leiterlichrut, Spisslichrut.

(h) Pfeifenkraut, de bloeistengel wordt een anderhalve meter hoog. De onderste delen van de stengels kunnen gebruikt worden om er fluiten van te maken. Het dikste eind van de stengel moet je dan van onderaan afsnijden, daar waar de stengel hol is, op de knopen is het dicht. Door er nu op te blazen, net als bij de baard van een huissleutel, ontstaat er een fluitend geluid. Pipencrud en piepen zijn fluiten.

Fluitenberg, betekent een heuvel die begroeid is met fluitenkruid.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger;(Dodonaeus) ‘De bladeren van Myrrhis of wilde kervel zijn net zo eetbaar als de bladeren van de gewone of tamme kervel en worden in gebreke van die soms bij het vlees en andere spijzen gedaan.

Deze wortel, als Dioscorides zegt, met wijn gedronken is goed gebruikt diegene die van de Phalangien, spinnen en diergelijke venijnige gedierten gebeten zijn, ze verwekt ook de maandstonden in wijn gedronken en jaagt de nageboorte en dode vruchten af en laat de vrouwen die van kind geleegd zijn een goede zuivering hebben.

Die wortel van Myrrhis in vleessap gekookt zuivert de borst van alle fluimen en slijmerige onzuiverheden en is goed diegene die uitdrogen.

Het loof, maar meest de wortel van wilde kervel en op allerhande manieren gebruikt laat het water rijzen en laat de plas gemakkelijk voortkomen, gekauwd en in de holle tanden gestoken geneest het de tandpijn en maakt goede adem en verduistert de stank van diegene die look gegeten hebben.’

Bij de Slowaken mengt men verse bladen met zwijnensmeer op de gezwollen magen.

Als de zogende moeders het voeden willen stoppen leggen ze deze bladeren op de borst zodat ze niet hard worden en de melktoevoer verminderd wordt.

Het is een geliefd voedsel voor konijnen, varkens en andere dieren.

Het is een indicator van goede grond. Groeit er fluitenkruid, dan zullen andere gewassen er ook groeien.

Bloemen geven een goede gele verf en de bladen een heldergroene tint.

Planten.

Kervel groeit het best in de wat koudere en natte tijden van het jaar. Als met warm weer gezaaid wordt kan dit het best in de schaduw gebeuren. Het zaad verliest wel gauw zijn kiemkracht zodat gekocht zaad vaak teleurstelt.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl