Asparagus
Over Asparagus
Asperge, pluimasperge, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, teelt.
Asperges zijn rhyzocorm (prei-vorm) vormende of gedeeltelijk kruidachtige en soms struiken of klimmende planten tot 15m of meer.
Ze bezitten kleine bladeren, of bladeren, het zijn eigenlijk fijn vertakte, afgeplatte, veranderde twijgen die schijnbladeren of phyllocladien genoemd worden.
Kleine, niet opvallende geel/groene bloemen, soms met een sterke geur, meestal tweehuizig.
Vaak komen er rode, oranje of purper/rode bessen aan.
Asperges vormen ondergrondse wortelstokken en soms zijn die vlezig en knolvormig.
Hierop komen recht opgaande stengels die veel vertakt zijn.
De natuurlijke vorm van dit geslacht is vrijwel gelijk aan die van de Smilaceae, waar het door sommige botanisten in wordt geplaatst. Het hoofdverschil zit in hun bladen die niet geaderd zijn.
300 soorten komen voor, Europa, Siberië, N. Afrika, westelijk Azië, de Kaap en gewoonlijk op droge plaatsen.
In China worden asperges onder de naam drakebakkebaarden voor versiering gekweekt.
Liliaceae, Asparagus klasse.
Asparagus officinalis, L. (geneeskrachtig)
De asperge kennen we als een witte stengel waarvan de top bedekt is door een schaalachtige omhulsel. Als de toppen het zonlicht raken worden ze groen.
Vervolgens komen rijzige stammetjes omhoog die gevuld zijn met sierlijk en fijn schubvormig blad.
De kleine gele bloemen vallen vrijwel niet op in juni tot augustus, wel weer de mooie bessen. Die zijn eerst groen maar worden van een excellente rode kleur bij rijpheid en glimmen als koraal.
Denk erom dat de plant uitlopende wortelstokken bezit en een anderhalve meter hoog kan worden. Op een rij geplant vormt dit gewas een massieve wand van groen. Hebben de takken de ruimte krijgen ze de neiging om te gaan hangen, vooral met vochtig weer. In de oksel van de bladeren ontstaan fijne vertakkingen van 4‑40 stuks die wel wat op blaadjes lijken en een soort schijnbladen zijn.
Asperge is ook als tuinplant te gebruiken. Het gewas bedekt grote vlaktes in Polen en Rusland en andere delen van Europa. Groeit inlands van Spanje tot in Hongarije en vooral aan vloedoevers.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De tamme soort van dit kruid wordt in het Grieks Asparagos genoemd en soms Aspharagos en in het Latijn insgelijks ook Asparagus en Asparagus hortensis seu sativus, in de apotheken Sparagus en Speragus en hier te lande asperges, in het Frans ook asperges, in het Italiaans asparagos, in het Spaans esparragos en in het Engels sperage of sperache, in het Boheems Hromowe kozenii. De naam Asparagus is dit kruid toegeigend geweest alleen omdat de knoppen of jonge scheuten er van alle andere van smaak, malsheid en lieflijkheid te boven gaan, want bij de Grieken en Latijnen betekent de naam Asparagos of Asparagus eigenlijk alle jonge spruiten, scheuten en uitbotten van allerhande gewas en vooral als ze noch teer en mals en noch niet geschoten of in hoge harde stelen veranderd zijn net zoals de eerste botten of scheuten van hop, wilde wijngaard, klis, bramen, zuurbes of Berberis, vlier en van vele andere diergelijke soorten van gewas’. Brunfels; ‘ettelijke menen dat dit kruidje in het Latijn zijn naam heeft van de ruigte en Asparagus mag zijn, dan het verder ook ruw en windend is. De Romeinse keizer Augustus Octavianus (zoals Suetonius dat aantoont) wanneer hij wilde aantonen dat men in dingen handig zou doen had hij dit kruid in een spreekwoord, ‘aitins quam asparagi coquantur’, dat is handiger dan men asperges kookt’.
Asparagus, Latijn van Grieks asparagos, a: krachtig, en sparasso: tranen, een verwijzing naar de sterke stekels van sommige soorten.
Varro IV: ‘Asparagi, quod ex asperis virgulteis nascuntur et ipsi asperi sunt.’
Isidorus XVII 10.19: ‘Asparagus quod spinosus et asper sit, ut frutex ejus, ex quo gignitur.’
Bij de Z. Europese soorten veranderen de bladeren in de loop van het jaar in dorens, vandaar werd asper wel van ruw afgeleid, ook van scheuren, vanwege de stekelpuntige bladeren.
Het Latijnse asparagus komt van Grieks aspharagos of asparagos, hoewel ook zachte scheuten van andere planten bedoeld werden. De origine van het woord is twijfelachtig maar zonder twijfel was het in Grieks geassocieerd met spargaien: uitgegroeid tot barstens toe, zwellen of rijp, vanuit het Perzisch asparag dat spruiten of uitschieten betekent, vergelijk Litouws sprogti: knoppen en sprageti: kiemen of spruiten, verder Latijn spargere: strooi uit.
Tot de Indo-Germaanse sp(h)er(e)-g-, in zijn betekenis van spruiten, komt over Grieks de Latijnse asparagus dat in de Europese spraken is doorgedrongen. In oud-Frans was het esperage, in Spaans esparrago, Portugees espargo hortense, Franse asperge, oud-Engels sparagi, sparage of sperage en nu asparagus, zelfs tot sparrow-grass; mussengras, en in Nederlands asperge.
Dodonaeus (b) ‘Soms heet het corael-cruydt, dat is Herba Coralli omdat de bessen corael-root zijn’. Koraalkruid, de bessen.
Dodonaeus ‘In het Hoogduits heet het Spargen. Voorts heten de tamme asperges hier te lande soms spargel en in het Spaans esparragos trigatros en in het Frans ook wel sperages’.
Uit midden-Latijn sparagus en Italiaans sparagio kwam vroeg Hoogduits Spargen, Sparjes, Spargel in Oostenrijk, Spargle en Sparz in Zwitserland en sinds 1516 is het Spargel.
Dodonaeus (d) ‘De wilde Asperges heten eigenlijk in het Grieks Myacantha, dat is Muris spina, en Asparagos petraeos, dat is Asparagus petraeus, in het Latijn ook Asparagus silvestris, dat is wilde asperge, en Corruda, in de apotheken zijn ze onbekend. Tamme asperges zijn in alle landen gewoner dan de wilde of Corruda en zelfs de soort, die Matthiolus wild koraalkruid noemt die in het Latijn Asparagus silvestris Matthioli heet is niet de echte Corruda van Dioscorides, maar is een medesoort van de tamme asperges die in het Frans asperges marines heten, in het Engels zea sperage en in het Latijn Maritimus Dioscoridis Asparagus of Asparagus marinus, dat is zee asperge of zee koraalkruid. Dit is misschien de soort van asperges die bij Galenus broek asperges en in het Grieks Asparagai eleioi genoemd zijn. Diergelijke asperges groeien ook wel ver van de zee als in Bourgondi en bij Wenen langs de Donau. De wilde asperges die in Kreta groeien zijn daar Polytricha genoemd naar de menigte van de haarvormige dunne bladertjes. Ze heten Mutina spina en ook Libycum en Orminium, als Plinius schrijft, in het Spaans esparragas, in het Frans asperges sauvages, in het Italiaans asparago salvatico, in het Hoogduits Wilder Spargen.’
Uit Fuchs.
Gebruik.
Asperge groeit bijna overal, maar wordt vooral op zandige gronden geteeld om de eetbare spruiten er gemakkelijker uit te kunnen steken. Jonge spruiten zijn zacht maar mogen niet te lang gekookt worden anders worden ze taai en bitter. Enige uren na het nuttigen van verse asperges heeft de urine bij de helft van de mensen een merkwaardige geur. Dat komt doordat de zwavelhoudende stoffen in de asperge in het lichaam na consumptie snel worden omgezet in vluchtige zwavelhoudende verbindingen.
Het is geen geheim dat de asperge op de seksuele delen en nieren werkt, ja zelfs zo sterk dat men het genot ervan overal vermijden moet waar de plas drijvende werking problemen kan veroorzaken. Medisch wordt de stengel gebruikt als hart kalmerend middel, waterzucht en bij huiduitslag. De zaden worden gebruikt als een koffiesurrogaat. Culpeper noemt de prickly asparagus als een plant die in de Appleton meadows groeit, Gloucestershire, waar arme mensen de knoppen van de jonge scheuten verzamelen om die te eten. Ze zijn beiden onder het beheer van Jupiter.
Zo was het gebruik vroeger. (164, 310, 141) ‘De jonge scheutjes van koraalkruid die asperges genoemd worden, worden soms in het vleessap gekookt en gegeten of men kookt ze in water en met eet ze met olie, azijn en wat zout zoals ander salade. Ze zijn aangenaam van smaak en worden gauw verteerd of verduwd, geven zachte kamergang hebben en verwekken de plas enigszins en zijn voor de blaas en nieren nuttig en zijn goed tegen de druppelplas en tegen meer andere diergelijke gebreken. Dan het voedsel dat ze het lijf bij brengen is weinig en dat vochtig of waterachtig, doch geenszins kwaad of slecht. Men gelooft ook dat ze het menselijk zaad vermeerderen en de bijslapen lust verwekken kunnen.’
Culpeper ‘Stirreth up bodily lust in man and woman’, hoewel sommigen het tegendeel beweren. Het kruid werkt op de urinewegen in en in grote hoeveelheden gegeten wordt het gebruikt als afrodisiacum. Misschien is dit laatste ook wel vanwege de vorm.
‘Dioscorides zegt dat water daar de wortels van asperges in gekookt zijn de tandpijn verzoet of geneest als men dat in de mond houdt en de tanden daarmee spoelt of wast.
Simeon Sethi zegt dat ze meer voeden dan enig ander moeskruid en niet veel minder dan het vlees, van welke mening Galenus ook schijnt geweest te zijn. Gekookt zijn ze voor iedereen gezond, maar vooral de oude lieden, maar rouw zijn ze de maag niet nuttig en zelfs koud geworden al zijn ze tevoren gekookt geweest laten walgen en vermeerderen de gal in de maag en daarom moet men ze als het eerste water daar ze in gekookt zijn geweest afgegoten is heel warm eten met olie, zout, azijn en peper of ook met boter en zout alleen, want zo gegeten verscherpen ze het gezicht, laten de pijn van de borst vergaan en verdrijven de gebreken van de ruggengraat en heupen en maken een goede kleur in het aanzicht en over het hele lichaam een goeden reuk, maar laten de plas stinken.
Sommige koken nochtans de asperges wel murw en drinken het water voor lekkernij, hoewel dat het eerder voor een medicijn strekt en zeer dienstig is om de plas goed te laten rijzen en de steen te breken en het niergruis uit te jagen en ook tegen de rodeloop. Zelfs om de pijn van de lenden en nieren te verzoeten stoten sommige deze asperges en geven het sap met witte wijn te drinken, maar andere zeggen dat de asperges zoveel water lossen dat ze de blaas dikwijls kwetsen door haar sterke afdrijvende kracht.
Men zegt ook dat diegene die hun huid met het sap van asperges bestrijken niet van horzels, wespen of bijen gestoken zullen worden.
De wortels van asperges klein gesneden en in wijn of azijn gekookt en opgelegd zijn goed voor de leden die uit hun ledematen gegaan, verwrongen of verstuikt zijn en met zoete wijn ingegeven zijn goed tegen de pijn van de baarmoeder, hoewel dat sommige kwalijk zeggen dat deze wortels van asperges aan het lijf gebonden of het water gedronken daar ze in gekookt zijn de vrouwen belet te ontvangen en onvruchtbaar maakt. Sommige zeggen ook dat als de honden het water drinken daar deze wortels in gekookt hebben dat ze er van sterven zullen.’.
Teelt.
Zo teelde men het vroeger. (Dodonaeus) ‘Aangaande de teelt van asperges is het te weten dat ze graag groeien op land daar riet staat. Maar om te maken dat men het hele jaar door asperges hebben mag, uitgezonderd in de winter, moet men de wortel bloot maken en zuiveren nadat de vrucht afgesneden is, andere strooien er dan fijn poeder of schrapsel van horens over. Sommige verzekeren dat om mooie en veel asperges te hebben niets anders nodig is dan dat men de grond daar men die plant zet bedekt met horens van beesten of dat men strooit in de voren daar men die zaait of verplant geraspte horens van rammen of geiten of anders en die daarna goed begiet. Andere zeggen dat men niet anders hoeft te doen dan de horens te doorboren en begraven in goede aarde en dat daarvan goeden asperges uit groeien zal. Voorts zo mag de asperge nimmermeer van haar plaats genomen worden, dan als de wortels te dicht bijeen liggen. Men zal elk jaar een deel van de spruiten mogen afsnijden en de andere laten staan om het zaad te winnen, hoewel dat de asperges beter zijn geplant dan gezaaid. Sommige zeggen als je de horens van een schaap in de aarde begraaft, dat daar asperges groeien.
In de winter moet men daar mest, zegt Columna, of ook as op werpen zodat de vetheid door de regen tot de wortels toe komen mag. Palladius zegt dat men de aarde daar de asperges gezaaid zijn met mest bedekken moet, maar voegt er noch bij, te weten dat men er in de winter veel stro op moet leggen wat men in het begin van de lente of voorjaar weg nemen zal.’
Brunfels; ‘ettelijke ouden hebben gemeend zo men de horens van een eenjarige bok vermaalt en in dat aardrijk begraaft dan groeien asperges daaruit. Is echter een fabel’.
Historie.
Asparagus is naar Plinius een in Germanië wild groeiende plant waar geen inheemse naam voor is.
Columella haalde zijn boek, Re-Rustica, ook asperges aan. Ze zouden al meer dan 2000 jaar in gebruik zijn. De oude Egyptenaren hebben het gewas al gecultiveerd, het komt voor op muurschilderingen. Er is een recept om te koken dat in het oudst bewaarde kookboek overgeleverd is, Apiciusՠus 3de eeuw na Chr. De re coquinaria, boek III. Romeinse gastronomen, 200 v. Chr., serveerden asperges al als exclusieve groente. Van andere schrijvers horen we dat de asperge een hoogte kan bereiken van 4 tot 6m. Onder de Romeinen werden er stengels geproduceerd van drie pond gewicht en zwaar genoeg om een wachtende slaaf neer te slaan, hoe dat even snel als je asperges zal halenՠ was een gezegde is uit de tijd van Augustus. De oude Grieken teelden het als artsenijplant, die was kleiner van vorm. De geneesheren van die tijd dachten dat het gezicht erdoor beïnvloed werd, een paar stukken gekookte pompoen herstelde het weer.
Dan is er een gat, in Europa lijkt het niet meer geteeld te worden. In de 14de eeuw horen we weer van asperges in Venetië en Frankrijk te Epinay en rond Argenteuil, waar een variëteit ontstaat die nog steeds geteeld wordt, de ‘Bezons’. Mogelijk komt ze via de Moslims van Z. Spanje weer Europa binnen en zo naar Frankrijk. Het eerste aspergebed verscheen in Duitsland in 1566 in Stuttgarter Lustgarten en in 1578 aan de Niederrhein. Vlak daarop verschijnt Ulm als middelpunt van een nieuwe cultuur die vandaar uit haar zegetocht door Duitsland en buurlanden maakte. In de vorige eeuw werd het hier bij Zeist gekweekt en komt daar nu nog verwildert voor. Later verdween die cultuur daar en ging naar Limburg.
Kamervormen.
= Asparagus densiflorus Jessop (dicht bloemig) (Protasparagus densiflorus) is minder bekend, de stamvorm van vele kweekvormen met mooi geveerd blad.
‘Seyeri’, groeit rechtop met vossenstaartachtige pluimen van 40cm lengte en 6cm breedte.
‘Sprengeri’, Karl L. Sprenger, Duitser die te Vomero bij Napels bloemkweker was, een biologisch tuin te Napels, geboren in 1847 en in 1917 op Korfoe overleden) is een wat hangende vorm die sterk vertakt is en geschikt om te snijden. Lange, afhangende ranken van 1m met heldergroene, naaldvormige blaadjes van 1-3cm lang waarvan er meestal 3 uit een knoop komen.
Dit is een zeer mooie asperge als die bedekt is door de rode bessen die rijpen met kerst.
Het is een halfheester die afkomstig is uit Natal. In 1880 werd deze plant in Europa ingevoerd door K.L. Sprenger.
Sierasperge, Spargelkraut, Zierspargel, foxtail fern.
‘Compactus’, groeit meer gedrongen met veel kortere ranken die vaak niet langer dan 50cm worden.
‘Nanus’, groeit veel lager.
‘Robustus,’ groeit sterker.
6. uit L. van Houtte.
Asparagus setaceus Jessop (zijdeachtig) (Asparagus plumosus, Baker.) (veervormig vertakt) (Protasparagus setaceus) Sierlijke vorm met lange, dunne en draadvormige ranken van meer dan een meter lang die bezet zijn met fijne donker groene, 1cm lange blaadjes. In hun jeugd ranken ze niet, pas bij ouder worden.
De asparagusvaren is een klimmende vorm waarvan vele cultivars zijn.
Uit Z. Afrika, van waaruit die in 1874 in Europa kwam.
‘Nanus’, maakt vrij weinig ranken en heeft meer opstaande en brede vertakkingen.
‘Tenuisissimus’ heeft zeer fijn licht groen blad.
‘Robustus,’ groeit sterker.
Naam, etymologie.
Asparagus varen en pluimasperge, Duitse Feder Spargel, Engelse feathery asparagus.
Soms heeft ze de naam van Gottskraut omdat men met de frisse groene plant de beelden in de kerk versiert.
15. uit Curtis botanical magazine.
Asparagus falcatus, L. (zeisvormig) is een klimplant met verhoute, zeer lange stengels.
Smalle, 5cm lange bladeren.
Uit Z. Afrika.
Sierasperge, sickle branched asparagus.
17. Uit Redoute.
Asparagus asparagoides, Wight. (asperge-achtig) (Myrsiphyllum asparagoides) de smilax van de bloemisten, gebruikt voor bloemsierwerk.
Sterk groeiende klimplant waarvan de ranken zich aan elke steun vasthouden.
Leerachtige en glanzende bladeren zijn 2-3cm lang.
‘Myrtifolius’, groeit minder sterk met wat kleinere bladeren. Smilax, African asparagus fern, bridal creeper, bruissluierplant, gnarboola.
Planten.
Zaaien in februari, geef de zaden eerst 6 weken 0 graden en zaai ze dan op 20 graden. Geef de plant voedzame en vochthoudende grond wat tot zeer diep gelijkmatig los moet zijn. De grond moet goed bemest worden want asperges kunnen jarenlang op dezelfde plaats blijven staan.
Graaf in maart april een geul van een 25cm diep en een 150cm uit elkaar. Hierin plant je de vorig jaar gekweekte asperges, een 40cm uit elkaar en een 5-10cm diep. Zorg er dan voor dat er geen onkruid op komt. Zo ook het tweede jaar. Het derde jaar wordt er geoogst. Eerst wordt in het voorjaar de rug opgehoogd. Daardoor haal je de grond tussen de rug weg en breng dit op de rug. Dit mag wel een 40cm zijn. Maak dit vlak zodat je later kan zien waar de grond openscheurt. Daar snij je de stengels af en het gat wordt daarna weer dicht gestreken. Na 24 juni wordt er niet meer geoogst omdat de planten dan voor een nieuw jaar moeten zorgen. Geef dan ook bemesting.
Er zijn verschillende soorten uit Z. Afrika en India die klimmend of hechtend zijn en vaak gedoornd. Vele soorten zijn geschikt voor versiering of decoratie.
Zet ze niet in de zon en droge lucht. Behandel ze ongeveer als een varen. In de winter wel licht en koel houden, 10 graden. Verpotten als de wortels uit het potgat komen.
Vermeerderen door zaaien en scheuren.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl