Ricinus

Over Ricinus

Wonderboom, Bijbel, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Dit geslacht levert planten die gekweekt worden vanwege de olie en als grote eenjarige vanwege het vele en opvallende blad.

Het zijn kruidachtige of zelfs kleine bomen in de tropen, ze vertakken snel van beneden af aan.

Bladeren zijn groot en afwisselend geplaatst, schildvormig met 5-12 lobben, de lobben getand of gezaagd, de steel met oliepuntjes.

Honderden vormen of meer zijn bekend en velen zijn zo bekend vanwege hun specifieke groei. Ze hybridiseren gemakkelijk als ze tezamen worden gebracht. Velen volgen echter Mueller (1866) die alle vormen naar 1 soort verwijst. Waarschijnlijk is die inlands in Afrika.

Euphorbiaceae, wolfsmelkfamilie.

Uit Fuchs.

Ricinus communis, L. (algemeen)

Bladeren zijn 5-13 lobbig, de bladranden zijn gezaagd. Er zijn vormen met bladeren in diverse tinten en hoogtes.

De bloempluimen zijn klein en roodachtig, de vrouwelijke staan bovenaan.

De gestekelde vrucht is eerst groen en later karmijnrood, bevat op bonen gelijkende zaden die een zeer harde schil bezitten.

Wonderboom kan in warme streken 3‑5m groot worden en zich daar zelfs struikachtig ontwikkelen en is daar een meerjarig gewas. Bij ons wordt het een 2-3m, een wonderlijke groeiplant. Komt vermoedelijk uit O. Afrika.

Vormen.

Zanzibariensis’ is groot en groenbladig gevormd, ‘Gibsonii’ is laag en roodbladig.

Van de var. en vormen van Ricinus communis tekent ‘Arboreus Giganteus’ zich door ongemeen snelle groei uit. In warm en vochtig klimaat, onder goede groeiomstandigheden, bereikt de plant in het eerste jaar een hoogte van 6m en in het tweede jaar 10m bij 20cm stamdoorsnede. Deze vorm groeide goed in Italië en werd gebruikt voor papierfabricatie.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Hier te lande wordt dit kruid wonderboom genoemd, in Hoogduitsland heet het Wunderbaum’.

Wonderboom, Duitse Wunderbaum, heet zo omdat de plant hier als eenjarige zulke geweldige afmetingen kan bereiken. Wundelbaum bij Gessner. H. Bock; ‘Vervolgens komen ronde brede bladeren en tussen dezelfde een ronde, holle pijpachtige hoge, zachte stengel, aan dezelfde worden de bladeren in de hoogte de aller grootste en breedste wat zich wel in dit gewas te verwonderen is en wonderboom genoemd mag worden, dan hebben gewoonlijk alle andere gewassen de grootste bladeren tegen de wortel en niet aan de stengels’.

Dodonaeus (b) ‘Op sommige plaatsen heet het mollenkruid omdat het de mollen verdrijft’.

Mollenkruid, Duits Mollenkraut.

Dodonaeus © ‘Soms heet het ook kruysboom, naar de naam die het in Hoogduitsland voert waar dat ook Creutzbaum genoemd plag te wezen, in Frankrijk en Engeland noemt men het Palme de Christi, in Nederland ook Christus palmboom. De apothekers noemen dat nu Palma Christi, Soms wordt het Pentadactylos genoemd als of men vijfvingerkruid zei, heeft het omdat de bladeren op een grote ganzenvoet of uitgespreide hand lijken’.

Kreuzbaum, Palma Christi, in Duits Christpalme, naar de handlobbige bladeren die als de hand van Christus open en uitgestrekt zijn voor zegening.

Dodonaeus (d) ‘Het heet in Italië mirosole of girasole, in Spanje figueyra del infierno. (hellevijg) Dan in het Latijn wordt het Ricinus genoemd en in het Grieks Croton omdat ze onrein gedierte dat ze Croton in het Grieks noemen wiens gedaante de vrucht van dit gewas plag te hebben welke Crotones niets anders zijn dan een vuil ongeschikt gedrocht wat geen merkelijke of bijzondere herkenbare leden of delen van het lichaam heeft en is bovendien ook zonder enige uitgang van het voedsel en is van kleur donkerblauw zulks als aan de honden plegen te hangen en zich aan de huid vast kleven en daarom hondenluizen of van sommige teken genoemd zijn die altijd in de ronde groeien en zwellen tot de tijd toe dat ze heel vol bloed en onzuiverheid zijn en door hun eigen volheid vanzelf als ronde klompen vuilheid afvallen’.

Ricinus heeft zijn naam van het Latijnse ricinus: een teek, de zaden lijken op door bloed gezwollen teken. Mogelijk is het een oude Egyptische naam. Frans ricin, Duits Rizinus. Hundsbaum, Läusebaum.

Grieks kikinnos: rondachtig, de zaden.

(Dodonaeus e) ‘De apothekers noemen het ook Cataputia major en de Italianen catapucia’ maggiore’.

De zaden werden gebruikt, Brechkorner, Treibkorner of Purgierkorner, ook de olie, Ricinusol.

(Dodonaeus g) ‘‘Voorts zo noemen de Egyptenaren dit gewas in hun taal Cici, Herodotus noemt het Sillicyprion, Plinius betuigt dat het bij sommige ook bekend is met de naam Trixis en Sesamum silvestre. In het Arabisch heet het en kervagh en vandaar heet het soms Kerva of Cherva major. Dan de vrucht wordt van de overzetter van Mesue Granum regium of Granellum Regis genoemd.

Dat deze wonderboom of Ricinus diergelijk gewas is als hetgeen was wat de profeet Jonas van Gods wege bij de stad Ninevë tot beschutting en schaduw om hem van de hitte de zon te bewaren gesteld werd en zeer gauw en onvoorzien van een worm doorgegeten en doorboord werd en ter aarde vallende hem onbedekt liet dat wordt duidelijk en merkelijk genoeg betoont van de wijdvermaarde en zeer hoog geleerde doctor Bendictus Arias Montanus in zijn Commentaria of uitlegging die hij op dat boek van Jonas geschreven heeft in het vierde kapittel waar hij ook schrijft dat het in het Hebreeuws kikaïon genoemd is welke naam zeer dichtbij de naam cici of kiki komt waarvan we gezegd hebben dat dit gewas in Egypte bekend plag te zijn.

De olie van dit zaad gemaakt als men dat stoot en dat uitgeperst sap in warm water werpt en het daarna als het koud is de vettigheid die er op vlot verzameld is in oude tijden zeer goed bekend en zeer gebruikelijk geweest en in het Latijn noemde men het Oleum Cicinum en Oleum Ricininum, in het Grieks Elaeon Kikinon en daarnaar is ze Oleum de Kerva of Cherva genoemd geweest.’

(h) ‘De Italianen noemen dat ook wel herba dal latte, dat is melkkruid, omdat de bladeren melk in de borsten laat komen’.

Dodonaeus(i) ‘De Hoogduitsers noemen het ook Orenbaum, de vrucht heet in Hoogduits Zeckenkorn’. Zeckenbaum en Zeckenkorner.

(j) Castor oil, Duitse Kastorol, is afgeleid van Spaans agno castus waar de plant bekend was als een soort (Vitex) Agnus castus en casto oli werd veranderd tot Engelse castor oil. Of van castor: een bever die een olie gaf, castoreum. Verder Agnus Christus.

Uit J. Jacquin.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 309, 311) ‘Dertig zaden of korrels van wonderboom die zuiver gemaakt en uit hun schillen of schorsen gedaan en klein gestoten en met enige drank ingenomen maken kamergang en laten braken en jagen zo uit het lijf alle taaie koude fluimen en gele cholerieke en ook waterachtige vochtigheden die ze uit het binnenste van het lichaam en ver gelegen leden van het ingewand naar zich trekken en daarna uit het lijf drijven. Maar deze drank is zeer onlieflijk en moeilijk om in te nemen en is een purgatief die grote beroerte en ontsteltenis in de maag maakt en die gans omkeert, ja ze werkt met grote arbeid en vermoeidheid van het gehele lichaam, zo Dioscorides ons leert.

Die bladeren hetzij alleen, hetzij met azijn van buiten op het wild vuur en diergelijke hete gebreken gedaan genezen die zoals dezelfde Dioscorides verhaalt.

Die kernen gestoten of klein gestampt en op de sproeten, plekken, knoesten, zonnepuisten, knobbels en op andere uitwassen en gebreken van de huid gedaan zuiveren die en laten ze verdwijnen, schrijft dezelfde Dioscorides.

Bijna hetzelfde verhaalt Joannes Mesue van deze kernen of zaden van de wonderboom ook, maar hij raadt niemand aan dertig kernen tegelijk in te nemen en zegt dat vijf of zeven of ten hoogste vijftien er van genoeg zijn om tegelijk van binnen te gebruiken.

De bladeren van wonderboom, groen gestoten of droog tot poeder gebracht en met meel van gerstemout vermengt verzoeten de verhitting en zweren van de ogen en laten de gezwollen borsten zinken en platter worden of slinken. Dioscorides. De bladeren daarvan die noch groen zijn op de borsten gelegd vermeerderen het melk, maar ze laten dat verminderen of verdrogen als het op de schouders gebonden wordt. De zaden worden met suiker gekonfijt om de juffrouwen te bedriegen, maar die mogen niet veel gebruikt worden.

De olie die van het zaad van wonderboom geslagen wordt is warmer en dunner van delen dan de gewone olie van olijven en daarboven kan ze ook digereren, ontdoen en verteren, zo Galenus betuigt, en daarom plag ze in oude tijden in Egypte veel gemaakt en in andere landen verzonden te worden om die bij de zalven en pleisters te doen, zo we uit Plinius tevoren ook verhaald hebben. Men gebruikte in oude tijden deze olie veel in lampen omdat ze helder licht geeft en het merg diende om er lonten van te maken.

Deze olie is zeer afvegend en daarom zeer geschikt om de lelijke littekens te laten vergaan en verzoet ook de smarten van de oren en is goed om er zeep van te maken.

Aangaande dat sommige hopen dat de mollen ver van die plaatsen blijven daar dit kruid groeit (wat de naam mollenkruid bewijst) zo betuigt Camerarius dat men bevonden heeft dat ze de holen die ze opgeworpen en gemaakt hadden dat met bladeren van dit gewas gestopt was wederom geopend en doorwroet hebben. Dan het mag wezen dat het in hete landen meer kracht heeft dan in deze Noordelijke gewesten’.

Deze zaden zijn giftig en moeten eerst bewerkt worden. Het eten van enkele zaden kan dodelijk zijn. Ze bevatten het gif ricinin en een 40% aan olie, zogenaamde wonderolie. De plant is bekend als Castor olie plant wat bij ons bekend is als Haarlemse wonderolie, een olie die gebruikt wordt als sterk laxerend middel en als brandstof.

Sommige partijen oliehoudende zaden (onder andere pinda’s) bevatten soms ricinusbonen als verontreiniging. Die bevatten een zwaar vergif. De verontreinigingen zijn uit de onverwerkte producten nog wel te verwijderen, maar bij de bewerkte importkoek is dit onmogelijk. Dit veroorzaakt af en toe sterfte onder het rundvee, waaraan deze koeken worden gevoerd. Een bron van gevaar vormen restanten van het zogenaamde vogelzaad, omdat vogels tegen de giftige stof bestand zijn en zo worden in mengvoeders voor deze dieren wel ricinusbonen verwerkt. Soms komen beschimmelde restanten in de afvalbak terecht (volièrehouders) wat ernstige gevolgen kan hebben.

Historie.

Larousse vermeldt dat de Egyptenaren vermoedelijk de eersten waren die het gewas als laxeermiddel gebruikten. Wonderbonen zijn aangetroffen in Egyptische tomben uit 4000 v.Chr. en het gebruik van wonderolie, onder andere als lampolie, werd beschreven door Griekse reizigers, waaronder Herodotus die het ook als zalf kende. In India is de olie al minstens sinds 2000 v.Chr. in gebruik als lampolie en laxeermiddel en ook in China wordt zij al eeuwen gebruikt, voornamelijk medicinaal.

In Griekenland werd het onder de naam kiki gekweekt. Theophrastus noemde het Croton en Dioscorides gebruikte het zaad als purgeermiddel. Albertus Magnus kweekte de plant en komt in de 16de eeuw voor onder de naam kik, later raakte het in de vergetelheid. Eerst in de tweede helft van 1800 werd de olie weer aangevoerd vanuit west Indië en Calcutta. Is beschreven in 1548.

Bijbel.

Jona 4: 6-9 ‘En de Heer God beschikte een wonderboom, die boven Jona opschoot om tot schaduw te zijn boven zijn hoofd, ten einde hem van zijn misnoegdheid af te brengen. En Jona verheugde zich zeer over den wonderboom. Maar den volgende dag, bij het aanbreken van den morgenstond, beschikte God een worm, die den wonderboom stak, zodat deze verdorde’. De wonderboom die in een nacht ontstond zou kunnen wijzen op deze plant. In sommige vertalingen wordt de kalebas aangewezen, Lagenaria leucantha (wit bloeiend) omdat die in het Oosten gebruikt wordt voor schaduw prielen. De struikvorm zou dan mogelijk ook niet met de tekst overeenkomen.

De wonderboom is echter heel gevoelig voor beschadigingen. Het is een voorbeeld van het kleine en korte geloof van Jona die maar 1 nacht duurde. De naam die in Jona gebruikt werd is kikajon of kikayon. Sommigen vertalen het voor de kissos: klimop. Dodonaeus meent dat het dit mollekruid is of de kuysboom (Vitex agnus castus) die in Egypte bekend is onder de naam kiki. Celsius verklaart dat de wonderboom gelijkgesteld is met het Arabische el‑keroa, wat woord afgeleid zou zijn van Egyptische kike of kibil. De Arabische naam is khurwa volgens Post. Herodotus meldt “De in de moerassen wonende Egyptenaren gebruiken een olie die afkomstig is van de vrucht van de sillikypria, de Egyptenaren noemen die olie kiki.” Voor een komkommerachtige had er enig steunwerk aanwezig moeten zijn. Het Hebreeuwse woord qiqajon is de Ricinus volgens de H. Hiëronymus. Deze geleerde kerkvader merkt daarbij aan dat die plant snel groeit, zijn natuur heeft gevolgd en tevens de goddelijke tussenkomst heeft bewezen.

De olie ervan werd gebruikt in de ceremoniële rites en wordt genoemd onder de vijf soorten uit Rabbijnen tradities.

Planten.

Met zaaien moet dit zaad eerst voor gekiemd worden, soms zelfs in een lichte zoutzuuroplossing gedoopt worden voor een goede kieming. Zaai ze in een pot op warmte.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl