Lilium
Over Lilium
Lelies, Bijbel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Inleiding.
Leliën speelden vroeger en nu nog in de geschiedenis, mythologie en gebruik en medische waarde een grote rol. In het begin zal men ze naar huis genomen hebben om ze te eten. In China en Japan staat de lelie al een duizend jaar op de eettafel.
Zijn waarde als medische plant schatte men hoog. Men heeft op het eiland Santorin keramiek gevonden die de gelijke lelieafbeelding weergeeft als die van de van het keramiek van de Minoïsche cultuur op Kreta. Naar deze overeenkomst zijn er geleerden die dit als overblijfsels van het fameuze Atlantis houden.
Ouder als deze, voor 3500 jaar ondergegane cultuur, is de Hebreeuwse betekenis Susan voor de lelie. Onze susan is een lelie. (soms ook een meisje) Het madonna beeld met 8 leliën geeft de rol van de lelie weer die ze momenteel in het christendom heeft.
Het is ook een wapenbloem, die mogelijk aan de oorsprong stond op het wapen van de Franse koningen.
Plinius plaats de lelie in nobiliteit naast de roos: ‘Lilium nobilitata est’ en inderdaad deze twee bloemen zijn in werkelijkheid de natuurlijke koninginnen van het veld. De lelie is ’Est le roi des fleurs, don’t la rose est la rein.’ Neem de hele lelieplant in je handen, met blad en al, de witte lelie is de mooiste plant op aarde.
Liliaceae, Tulp klasse.
Uit J. Grandeville.
Voorkomen.
Er komen ongeveer 110 leliesoorten voor, allen op het Noordelijk halfrond.
De sterke concentratie van Liliacae in het Himalayagebied vormt een belangrijke aanwijzing dat hier de oorsprong van deze stam gezocht moet worden. Het ontstaan van de lelie in dit gebied is dan ook veel waarschijnlijk dan de soms veronderstelde oorsprong op een veel hogere breedte in Azië.
Indeling.
Lilium duchartrei uit Curtis botanical magazine.
De meest gekweekte zijn tegenwoordig de hybriden.
De lelies zijn gerangschikt in een aantal klassen, met in de 1ste klas al hybriden.
Groep Eulirion omvat alle soorten waarvan de bollen verscheidene jaren in leven blijven, de bladeren gespreid of in kransen geplaatst zijn, zittend of kort gesteeld en lijnvormig tot ei/lancetvormig. Deze groep wordt weer onderverdeeld in:
Afdeling Leucolirion met trompetvormige bloemen, afstaand tot knikkend, bloemdekbladeren aan de top wat omgebogen. Hiertoe behoren. Lilium brownii, Lilium candidum, Lilium myriophyllum, Lilium regale, Lilium rubellum, Lilium sargentiae en Lilium washingtonianum.
Afdeling Archelirion, schaalvormige bloemen, afstaand en wijd uitstaande bloemdekslippen, onder het midden het breedst en wat omgebogen. Hiertoe behoort Lilium auratum.
Afdeling Pseudolirium, opstaande bloemen zijn klokvormig tot stervormig, bloemdekbladeren met wat omgebogen top, boven het midden het breedst en van daaruit smal toelopend naar de voet. Hiertoe behoren Lilium aurantiacum, Lilium bulbiferum, Lilium concolor, Lilium dauricum, Lilium elegans, Lilium hollandicum, Lilium phildelphicum.
Afdeling Martagon met hangende bloemen en bloemdekslippen die in het midden het breedst zijn, sterk omgekruld. Hiertoe behoren Lilium amabile, Lilium cernuum, Lilium chalcedonicum, Lilium davidii, Lilium duchartrei, Lilium hansonii, Lilium henryi, Lilium humboldtii, Lilium kellogii, Lilium lancifolium, Lilium leichtlinii, Lilium martagon, Lilium medeoloides, Lilium monodelphum, Lilium pardalinum, Lilium pomponium, Lilium pumilum, Lilium pyrenaicum, Lilium speciosum, Lilium superbum, Lilium szovitzianum, Lilium testaceum, Lilium tigrinum, Lilium wardii en Lilium wilmottiae.
Afdeling Pseudomartagon, brede of smal klokvormige bloemen, bloemdekslippen lancetvormig en weinig of niet omgebogen, bladeren in kransen en 3-5nervig. Hiertoe behoren Lilium canadense en Lilium grayi.
Groep Cardiocrinum omvat de soorten waarvan de bollen na de bloei afsterven, hartvormige bladeren en lang gesteeld. Hiertoe behoren Lilium cordifolium en Lilium giganteum (Nu als aparte groep, zie Cardiocrinum).
Lilium monodelphum uit H. Fitch.
Wij beginnen eerst met de ouders en door die te kennen, leren we de eigenschappen van de kinderen, de hybriden.
Sectie Leucolirion.
2. Uit E. Bury.
=Lilium longiflorum, Thunb. (langbloemig) is een wat lagere lelie van een halve meter hoog. Deze lelie is ook afkomstig uit China/Japan en werd in 1819 beschreven.
Op de stevige stengel staan 2‑3 grote slanke en bekervormige witte bloemen die welriekend zijn.
In de Longiflorum groep is ‘Gelria,’ in wit bekend evenals ‘Snow Queen,’ en de roze ‘Casa Rosa.’
Lilium longiflorum var. scabrum (ruig, ruw)heeft bladeren liniaalvormig, 20-25cm lang en 0,8-1,2cm breed, inlands in Taiwan.
Naam.
Langbloemige lelie, Japanse witte lelie, graflelie, Engelse trumpet lily , easter en november lily, Franse lis de Paques; paaslelie, Duitse Oster-Lilie en Bermuda-Lilie. In Japan heet het Teppouyuri.
Dit is de bekende easterlily, die gebruikt wordt om kerken te versieren, bij trouwerij, begrafenissen en decoraties. Hiervan werden, met zijn cv’s, miljoenen bollen geïmporteerd in Amerika vanuit Japan en Formosa. Na de aanval op Pearl Harbour was dat over.
De witte Japanse lelie is het teken van de hoop bij de Amerikanen, de Easter Lily wordt daar gebruikt met Memorial Day. Net als sommige andere lelies is het giftig voor katten.
Een gelijke geschiedenis als die van de Guernsey lelie, Nerine, is die van de Paaslelie, Lilium longiflorum var. eximium, (het mooiste, voortreffelijk) is afkomstig uit de Ryukyu Islands in Japan, is groter en krachtiger, wordt vooral op de Bahama’s geteeld, Bermuda lily. Een schip die uit China kwam ging, om zich voor een storm te redden, aan wal in Bermuda. Een generatie later was deze lelie karakteristiek voor Bermuda, wijd en zijd was het eiland ermee bedekt. Op het eind van de 19de eeuw werden 3 000 000 bollen per jaar uitgevoerd.
Lilium formosanum Wallace, (uit Formosa) wordt 120-150cm hoog.
Kleine bollen zijn rond en 2-4cm doorsnede, wit met geelachtige lancetvormige schubben.
Gladde stengel is vaak wat purperachtig.
Lijnvormige bladeren, 2,5-15cm lang en 4-13mm breed die om de stengel verdeeld zijn.
1-5 geurende trechtervormige bloemen staan in een tros en zijn wit, aan de buitenkant purperachtig.
In Taiwan groeit Lilium formosanum var. pricei: (Amerikaanse botanist dr. Robert Price) een alpine vorm van 45-60cm met 1-2 bloemen die winterhard is.
Chinees Tiwān bǎih. Formosa lily.
Uit C. Lemaire.
Lilium wallichianum Schult (N. Wallich, Deense botanicus te Calcutta, 1786-1854) is een uitstoelende kruidachtige plant van 90-200cm.
De tot 30cm diep in de grond liggende bollen worden 3-5cm hoog met een doorsnede van 3-6cm, de schubben zijn crèmekleurig en 3-4cm lang en 1,5cm breed.
De talrijke spiraalvormig om de stengel staande bladeren zijn lijnvormig en 14-20cm lang en 0,3-0,8cm breed, 5nervig.
Bloeit in mei met 1-2, 15-23cm lange trompetvormige bloemen aan korte bloemstelen, van buiten groenachtig en vandaar wit naar binnen, 14-16cm lang.
Groeit in India, Nepal, Sikkim, Bhutan.
Uit L.van Houtte.
Lilium wallichianum var. neilgherrense (Neilgherry heuvels in Z. India) groeit in Z. India en Nepal, lancetvormige bladeren.
Uit Curtis botanical magazine.
Lilium philippinense Baker (uit de Filippijnen) wordt 30-90cm hoog.
Eivormige, wit tot geelachtige en fijn purper gesprenkelde bol geeft geregeld uitlopers, is 25mm hoog en 13 mm breed.
Cilindervormige stengel is groen of bruinachtig rood gevlekt.
De 30-40 om de stengel verdeelde bladeren zijn 10-15cm lang en 2,4cm breed, lijn tot lancetvormig en glad.
1-2 trompetvormige bloemen aan een 2.5-4cm lange bloemsteel, geurt, wit, in het begin en aan de buitenkant wat rood of wat groenachtig, 15-18cm lang.
Groeit op de Filippijnen, Luzon.
Philippinen-Lily, Benguet lily werd in 1871 door G. Wallis tijdens een reis door de Filippijnen ontdekt, naar Engeland gebracht naar Veitch and Sons waar het in 1873 voor de eerste keer bloeide en werd in dat jaar door John Gilbert Baker beschreven.
7.
Lilium regale, Wilson. (koninklijk) Zittende bladeren staan verspreid en zijn lijnvormig, 1nervig en wat behaard.
Opstaande, groene stengel is dun en purper gekleurd.
Tros met 3-6 bloemen en soms veel meer, knikkend en trompetvormig, welriekend en wit, aan de buitenkant purper/roze gevlamd met 12-15cm lange bloemdekbladeren die aan de voet zacht geel en aan de top omgebogen in juli, geurt vooral ճ nachts..
Het is een goede snijbloem maar de koninklijke geur wordt niet door iedereen verdragen.
Deze plant vormt stengelwortels.
De wijnrode bollen van 12cm. worden 15cm diep geplant.
Komt uit W. China, Szechuan, wordt 75-120cm hoog.
Lilium regale var. album, met helderwitte bloemen.
Naam.
Koningslelie, Duitse Knigs-Lilie, Engels regal lily, Chinees mnjiāng bǎih.
Historie.
De koninklijke lelie werd in 1903 door de Engelse plantenverzamelaar Ernest Wilson in West-China bij de Tibetaanse grens ontdekt. Alleen op een eng begrensd dal, het Mindal in het hooggebergte, waar het in de zomer zeer heet is en in de winter behoorlijk koud, kwam het voor. De bekende fa Veitch zond in 1910 een botanische expeditie uit en Wilson verzamelde een grote partij bollen. Hij nam 6-7000 bollen mee terug en dit was de oorsprong van de vele miljoenen van nu. Wilson had verder weinig geluk in die afgelegen en moeilijk begaanbare gebieden. Tijdens opgravingen kwamen er rotsblokken naar beneden die zijn been verpletterde. Hij werd op het smalle pad neergelegd. Daar kwam echter een ezelkaravaan aan die geen andere weg kon nemen. Zo stapten de ezels een voor een over Wilson heen die goed zijn kostbare bollen vasthield. Hij werd per draagbaar vervoerd met een etterende wond maar kwam op tijd terug in de bewoonde wereld om verzorgd te worden, daarom sprak men later van zijn leliegehuppel.
Folklore.
Graaf de Beauvoir, in zijn reis om de wereld, zegt dat hij in een streek kwam waar de huizen tussen bloeiende camelia ‘s en Azalea ‘s waren gelegen en er een soort van blauwe lelie (Lilium speciosum) op de daken groeide. Het kweken van deze blauwe lelie, waaruit de Japanners een soort van haarolie bereiden voor hun vrouwen, geschiedt op bevel van de Mikado, op de daken omdat daaraan een oude legende is verbonden die zegt:
‘De koningin der zon heeft ons de aarde gegeven om die te beploegen en te bezaaien opdat er vruchten uit voortkomen die nuttig zijn voor de vrouwen, het sieraad van onze huiselijke kring, en voor de krijgslieden die het land verdedigen. De leliën zijn het symbool van de weelde van de vrouw en daarom verbiedt ons de Godin der zon die op de heilige grond te kweken, maar gij zult die op de daken uwer huizen plaatsen. Evenals zij schoonheid geven aan de haren van de vrouw, zullen zij als levendig hoofdhaar uw dak versieren.’
Bonte leliën.
Ook bonte leliën waren in Griekenland en bij de Romeinen zeer geschat. Er waren merkwaardige recepten om die te verkrijgen. Men zou de gewenste kleur tussen de schubben van de bol strooien, of om een purperen lelie te verkrijgen de stengel in rook hangen en met rode wijn overgieten, of bij het planten met honing begieten. Gerard, 1595, weet de lelie een andere kleur te geven: ‘the root be curiously opened, and therein be put some red, blue or yellow colour that hath no caustic of burning quality, it will cause the flower to be of the same colour.’
Onder regen veranderen de lelies van de Kaukasus van kleur, soms in rood en soms in geel. Maagden voorspellen hun toekomst door die verandering. Hebben ze een knop gekozen wachten ze tot er een regenbui komt en als de bloemknop geel opent verdenken ze hun geliefde van ontrouwheid, maar als die rood kleurt, is het de ware.
Een 11deeeuwse legende van hetzelfde land vertelt over een mooie maagd die in een lelie veranderd werd om te ontkomen aan een huwelijke met man van wie ze niet hield. Haar trouwe geliefde , die haar vond als een hangende lelie, huilde bitter en zijn vallende tranen verfristen en versterkte haar. Hij werd in een regenwolk veranderd zodat hij geregeld zijn geliefde kon opfrissen. Nog in deze tijd strooien de bewoners lelies over de velden in de hoop dat de regenwolken water brengen op het droge land. Het hele verhaal zal zo zijn;
In een 11deeeuwse legende van dat land keerde een officier terug van de oorlog en nam Plini, de zoon van een bevriende soldaat, mee die hij adopteerde. De jongen, geïntroduceerd in het generaalshuis, ontmoette daar zijn dochter Tamara, een bloeiende schoonheid die zo weinig van de wereld wist dat ze onschuldig was als de vogels. Plini zag dat ze niets van boeken wist en leerde haar Grieks lezen en spreken. Ook in de muziek onderwees hij haar zodat ze kon zingen en spelen op de harp. Ze studeerden samen en wandelden hand in hand over de velden, de tijd gold niet voor hen, de wereld rolde verder in onvoorstelbaar geluk.
Maar Tamara was beloofd aan een officier. Toen ze dat hoorden realiseerden ze zich dat ze van elkaar hielden, dat ze zonder elkaar niet konden leven. Het meisje twijfelde echter, beloofde een uitweg te zoeken en hoopte door een monnik te bezoeken dat die een manier wist. Ze bezocht de eenzame monnik in de bergen. Plini bleef buiten terwijl het meisje door de monnik in de grot werd meegenomen. Tegelijk brak er een geweldig storm op zodat de plaats verlicht werd door de bliksem en geschud door de donder. Toen dit over was zag je Tamara nergens meer. Hij snelde naar de monnik en vroeg waar ze was.’ God heeft ons gebed verhoord’ was zijn antwoord. ‘Tamara heeft geen problemen meer, kijk maar.’ Hij keek naar waar de monnik hem wees en zag een prachtige lelie in de tuin die er voordien niet geweest was. En zijn geur streelde de neus als wierook.
De mensen twijfelden echter en geloofden het wonder niet. Ze drongen de grot binnen en haalden alles overhoop, zagen echter niets en verbrandden daarom alle zaken van de heilige en vermoordden hem. Tijdens dit gebeuren stierf Tamara ‘s vader uit woede. Plini ging naar de bloem en huilde, ‘ben jij het werkelijk Tamara?’ Er was gefluister rondom de bloem alsof de wind door de bladeren speelde. ‘Ja, ik ben het.’ Hij knielde boven de lelie en zijn tranen vielen op de lelie. Verblind als hij was zag hij niet dat de bloembladeren geel werden als een soort jaloersheid. De volgende druppel viel in de bloem zelf en die bloeide rood op van vreugde. De nacht viel en de Heer veranderde hem in een regenwolk zodat hij vaak de lelie verversen kan die eens zijn geliefde was. Na jaren gaan de meisjes nog steeds naar de droge velden en strooien er lelies en zingen Tamara’s lied. Als de wolken deze bloemen zien komen dan druppelen warme tranen over het land.
In de folklore van Normandië is een aardig verhaal die verhaalt over het ontstaan van sneeuw en winter. Het verhaalt over een lieflijke maagd die, op Kerstavond, in de armen van haar man weg vloeide. Hij hield een witte lelie in haar plaats in zijn arm. De aarde, die tevoren altijd helder, warm en zonnig was, werd plotseling koud en zwart en bedekt met fijne delen van de witte bloembladen die uit de hemel vielen als eerste sneeuw.
Sectie Liriotypus.
8. Uit E. Bury.
Lilium candidum, L. (wit) Madonnalelie. Lijn/lancetvormige bladeren met 3-5 nerven, de onderste zijn 10-20cm lang en tot 5cm breed, de bovenste kleiner en smaller.
Deze algemeen bekende lelie wordt een ruime meter hoog met 60‑100 bladeren.
Opstaande en meestal glanzend groene stengels.
Met 5‑10, soms 20 grote en knikkende, trechtervormige witte bloemen van 5-7cm lang die aan de buitenkant wat groenig zijn, bloemdekbladeren zijn aan de top iets omgebogen, geurend. Heel decoratief zijn de grote gele meeldraden. De bloei valt ongeveer midden in mei/juni.
Het is een schaduw minnende plant van de donkere bossen, maar kan toch ook in het licht groeien.
Komt uit de Balkan en Midden-Azië.
Planten.
De bollen worden in de tuin om 6-8jaar uitgraven als de groep te groot wordt. De bollen worden in oktober geplant en niet dieper dan 10cm. Ze lopen al vroeg uit, het blad is in de winter al aanwezig, dus met stro bedekken. De bolmaat is 10cm.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas wordt van de Grieken Crinonia genoemd, dan de bloem zelf heet Crinon en Leirion (welke naam de Narcissen ook gegeven wordt) van sommige Calleirion en Crinanthemon, in het Latijn Lilium en Rosa Juonis, dat is roos van de Godin Juno welke naam haar gegeven is omdat men plag te geloven dat deze lelie van het melk van Juno dat op de aarde gestort is gekomen is, want de poten versieren dat Hercules, de zoon van Jupiter en Alchmena, ‘s nachts bij Juno gebracht is om haar borsten te zuigen terwijl ze sliep en toen hij dat deed is er uit haar borsten een grote menigte van melk gevloeid en heeft daar een deel de hemel mee besproeid waarvan de Melkweg of Via Lactea in de hemel zijn oorsprong zou hebben en het ander deel is op de aarde gestort en daarvan is de lelie gesproten die daarna zijn naam bij de heidenen voert.
Maar om de fabels en flauwekul van de ouders aan een kant te laten, het is ons genoeg dat we weten dat de lelie zo’n Griekse en Latijnse naam heeft, te weten, Crinum en Lilium waarmee ze bekend is.’
Isidorus XVII 9.18: ‘Lilia lactei floris herba, unde et nuncupator, quasi liclia, coius dum candor sit in foliis, auri tamen species intus effulget.’
De naam Lilium zou genomen zijn van het Keltische lis of li: wit of water, vergelijk lis, Indo-Germaans li: vloeien of vochtig zijn, Latijn lac: melk, naar zijn standplaats of de bloemkleur van L. candidum.
Laelia was ook een Vestaalse maagd, wat mogelijk een zinspeling zou kunnen zijn op de teerheid van de bloemen.
Lobel: 'De lelie en roos is een zeer uitnemend paar bloemen en van de Grieken in hun taal geheten bloem der bloemen, genoegen en wellust van Venus en roos van Juno uit wiens gestorte melk Via lactea, dat is de Melkweg in de lucht Galaxia geheten, of de zeer heldere sneeuwwitte lelie op de aarde haar goddelijke oorsprong gekregen hebben. Waarvan een teken is het eeuwige uitvloeien van de goddelijke en zoete reuk die zij uitgeven. Derhalve ook de naam van roos betekent de zoete liefelijke en aangename lelie en meer andere bloemen en bolachtige kruiden gelijk de narcissen. Maar met die naam wordt aangeduid de zeer edele blinkende bloem vanwege de eer van de onbevlekte witheid die zeer vermaand is door de glorie van de wijze Salomon die in zijn koninklijke stoel zit. Het Griekse leiron komt mogelijk van leiros: delicaat of licht, een woord wat verbonden is met Latijn letum: dood, zie lethal, Lithaus leilas: dun of afgetobd en mogelijk oud-Engels lef: week.
Maar waarschijnlijk heeft de naam lelie een oosterse oorsprong. In het Egyptisch komt het woord hrr-t voor, (een woord waarvan wij de klinkers niet kennen) dat in Koptisch als hreri en hleli gesproken wordt. Het leverde over Grieks en Latijn de naam Lilium op en zo verder in Europa.
Het is ook mogelijk dat het Griekse leiron een naam was die ze zelf ontleend hadden aan het Iraans. Dan stamt de leiron af van Arabisch lilak, dit van Perzisch lilaj, wat een variant is van nilaj: indigo.
Dodonaeus (b) 'Dan deze soort wordt naar de kleur van de bloem Lilium album, dat is in het Nederduits witte lelie genoemd, in het Hoogduits Weisse Lilien, in het Spaans lirio blanco, azucena blanca en in het Frans lys blanc.'
In het Latijn Lilium candidum; wit. Witte lelie, kerklelie, Madonnalelie, Duits Weise Lilie, Madonnen Lilie, Engels Madonna lily, Junoճ rose, white lily, Bourbon lily en Franse lis blanc. Hongaars liliom, Italiaans giglio, Spaans lirio, azucena, Portugees acucena, Hebreeuws shoeshan, Arabisch, sausan, sousan, Syrische shoeshanta, Koptisch hreri.
Dodonaeus ‘In het Hoogduits heet het Weisse Gilgen en in het Italiaans giglio.’
Midden-Hoogduits Gilg, weiss Gilgen bij Bock, Ilgծ, Iling, Juling, Luling, Ilieg in Oostenrijk, Zwitsers Ilge of Ille.
Verder zijn er vele plaatsen met lelin. Lelienfeld in Oostenrijk, het lelindal of Elisabethenthal, Liliengrund gelegen in het dal waar Wartburg ligt, zo genoemd omdat de H. Elisabeth daar haar aalmoezen uitdeelde.
Vele bloemen hebben de naam van lelie gekregen. In de oudheid noemde men vele mooie bloemen leliën.
Uit Megenberg.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De bladeren van het kruid van de witte lelie, zo Dioscorides zegt, genezen de steken of beten van de slangen en adders als het op dat gekwetste lid van buiten gelegd is.
Dezelve bladeren warm gemaakt of geroosterd zijn zeer nuttig om de verbranding te genezen.
Men plag deze bladeren ook in azijn te bewaren en dan zijn ze zeer goed om de wonden te genezen, zo dezelfde Dioscorides schrijft.
Om harde zwellen te laten rijpen: Neem de gebraden of gekookte wortel, stamp ze klein, doe er olie van rozen of kamillen bij en leg het papgewijs op. Dioscorides.
Tegen de verstuiking, zegt Apuleius, neem de bladeren van de lelie, stamp ze en leg ze erop en ze zullen ze krachtig genezen en indien er gezwel is het zal vergaan.
Om alle harde knoesten en eksterogen van de voeten te genezen, schrijft Plinius, dat de wortels van witte lelie gebraden en met oude varkensvet gestampt of beter in wijn of azijn gekookt en daar drie dagen op laten liggen zonder af te nemen dat murw maakt en verdrijft. Ook dat hetzelfde met vet of smeer gekookt en als een dun zalfje bereidt zeer nuttig is om het haar op de verbrande huid te laten groeien.
Tegen het verbranden of bevriezen van de leden met vuur of water, kook de wortel van lelie in azijn of braad het.
Als je olie van de lelie wat lauw in de oren doet is het goed om het tuiten of het kloppen en de pijn van de oren te verzachten.
Van de bloemen van de lelie maakt men een olie of zalf die Oleum Lirinum of Oleum Susinum in het Latijn genoemd wordt en zeer geschikt is om de zenuwen die verstijfd, verwrongen of anderszins beschadigd zijn week en murw te maken en vooral nuttig om de hardheid van de baarmoeder te genezen en te vermurwen. Een zalf gemaakt van de wortels, olie van bittere amandelen en witte was heeft een bijzondere kracht om het aanzicht zuiver en rein te maken en de rimpels te verdrijven. Dezelfde wortel met look gebraden en met droesem van rode wijn gestampt geeft de vrouwen die geen goede kleur hebben nadat ze uit het kinderbed gekomen zijn een mooie kleur als ze ‘s avonds hun aanzicht daarmee bestrijken en ճ morgens met gerstewater dat weer afwassen.
Water van deze bloemen gedistilleerd verdrijft de rimpels uit het aanzicht van de vrouwen en geeft ze een ongelooflijke witheid.
Hetzelfde water ingenomen met wat saffraan en kaneel bevordert de vrouwen die in arbeid gaan als het dikwijls gedronken wordt en na het verlossen laat het de nageboorte gemakkelijk rijzen. Het is goed tegen de bezwijming en flauwheid van hart en geneest de waterzucht en ontsteking van de lever en laat de verloren stem wederom terugkeren en geneest de heesheid.
De bloemen van witte lelie verkwikken en verfraaien het hoofd en de hersens, maar als men ze te lang ruikt vervullen ze het hoofd en bezwaren dat al te zeer.
Dioscorides schrijft dat in zijn tijd de allerbeste lelie en wel de allerbeste om de olie of zalf te maken diegene is die in Syrië en in het landschap Pisidia van Pamphyli pleeg te groeien.’
Plinius vermeldt al dat uit zijn bloemen en bladeren zalven en oliën bereid werden. De Griek Dioscorides geeft aan dat men lelie bladeren op brand-, kwets- en slangenwonden legt. Strabo roemt zijn werkzaamheid tegen de beet van giftige slangen. In Capitulare de villis van 812, ook bij H. Hildegard en in de ganse middeleeuwen is er maar van 1 leliesoort sprake, de witte gilgen uit de Duitse kruidboeken.
Veelvuldig werd het tot de 17de eeuw als medische plant gebruikt. Brunfels, Bock en anderen prezen de geneeskracht van deze lelie. Een beet van schorpioenen of slangen, neem de witte lelie, verstarring van spieren? pijnen van baarmoeder? witte lelie. Lelie olie bevorderde de geboorte en verzachtte harde knobbels in de borst, gedestilleerd leliewater werd gebruikt tegen hals gebreken en melaatsheid. Gekneusde bollen zouden ontstekingen verkoelen. Het gewas gold nog lang als urinedrijvend middel en werd tegen wisselkoortsen (malaria) aanbevolen. Zelfs de gekneusde meeldraden zouden een snelle genezing van een wond geven.
Als wondmiddel stond de plant hoog aangeschreven, een beenwond die door een bijl veroorzaakt was, zou evenals een ernstige wond aan de hand genezen zijn door bloembladen van de witte lelie, nadat die vooraf in brandewijn geweekt waren.
Een gelijke werking zou het water hebben die uit de bloem en ook uit de bol gemaakt werd. Dit water werd ‘gebrand,’ dit betekent dat er kleine plantendelen gedestilleerd werden en het opgevangen distillaat gebruikt, dit kwam zo voor in Lonicer ‘s kruidboek van 1582.
Deze plant is dus eigenlijk meer een kleine huisapotheek. Niet alleen een huisapotheek maar de lelie was ook beroemd als cosmetisch middel.
Door de bloemen te overgieten met olie krijgt men de lelieolie die tegen brandwonden gebruikt werd.
De bloembladen zouden met honig de rimpels uit het gezicht weg nemen en de huid weer zacht maken. Leliënolie uit Perzië, het susinion, was een kostbaar schoonheidsmiddel van de oude wereld. Men geloofde dat als een vrouw zich met leliesap waste ze steeds haar jeugdige schoonheid behield. Het werd dan ook gebruikt in liefdesdranken en als liefdestovermiddel.
In Spanje was het geloof dat de lelie de menselijke vorm kon terugbrengen naar zijn oude vorm als die door een heks zo gemaakt was.
Het symbool van maagdelijkheid en reinheid. Breek zo’n plant niet. Vooral als een man dit doet brengt hij hiermee de reinheid van zijn vrouwelijke gezinsleden in gevaar.
A. Magnus; ‘Het negende kruid is door de Chaldeeën Ango genoemd, door de Grieken Amala, door de Latijnen Lilium en door Engelse mensen een lelie. Als je dit kruid wil verzamelen moet de zon in het teken van de leeuw zijn, als je het mengt met het sap van Laurus of bay en daarna zal je het een zekere tijd onder de mest van vee doen zal het in wormen veranderen waarvan als je die gemaakt hebt legt in de nek van een man of in zijn kleren en hij zal nooit meer slapen en zal niet in staat zijn te slapen totdat het weg gehaald wordt. En als je het voor genoemde ding onder de mest van vee plaatst en zalf hiermee een man met de wormen die hieruit broeden zal hij tot een koorts gebracht worden. En als het voor genoemde ding in een vat gedaan wordt waar koeienmelk in is en bedekt met de huid van een koe zullen alle koeien hun melk verliezen.’
Uit Liber Floridas rond 1200.
Teelt van lelies.
Zo werden lelies vroeger geteeld. (Dodonaeus) ‘De witte lelie en zo ook de andere worden geplant door een schilfer of klister van zijn wortel apart te nemen en steken dat zo in aarde in maart en april in deze landen, maar in hete landen in oktober en november in vette en goed bewerkte grond. Opdat de lelies op verschillende tijden van het jaar bloemen zouden mogen hebben zal ge in het planten van die sommige worteltjes of klistertjes twaalf, sommige acht, sommige vier en sommige twee vingers diep in de aarde steken en nadat ze diep of ondiep in de aarde staan daarnaar zullen ze vroeg of laat bloeien en zo zal ge lange tijd lelies hebben.
Ge zal de bloemen van lelies zo’n kleur laten krijgen als ge wilt is het dat ge de wortel te week legt voor ge die plant in zulk gekleurd water als ge begeert en nadat ze geplant is diezelfde vochtigheid in het putje doen waar ze in staat. Ook kan men in de schors van de steel enige kleur steken en stoppen die schors goed dicht met was. Anderen doen de wortels behendig open en strooien daar enig poeder in dat niet bijtend is en planten ze in vette grond en hoeden ze goed in de gaten.
Anderen zeggen dat men de lelies rood of purper maakt als de wortel voordat ze geplant is in droesem van rode wijn of in vermiljoen geweekt heeft en daarna met dezelfde droesem in het putje daar ze geplant wordt begieten. Of ook als de lelie bloemen heeft in juni zal men tien of twaalf planten daarvan met hun wortels tezamen binden en alzo in de rook hangen, want ze zullen kleine worteltjes krijgen als wilde look en als de tijd gekomen is om die te planten, wat in maart en april is, leg deze planten in droesem van rode wijn te weken totdat ze goed gekleurd zijn en goed rood als ge die uitneemt en plant ze dan op de rij in putjes en begiet ze genoeg met dezelfde droesem en dan zullen ze rode bloemen voortbrengen.
Ge zal ook het hele jaar verse lelies hebben is het dat ge die plukt eer de bloemen open zijn en in enige pot doet die goed dicht gestopt is zodat ze geen lucht hebben of sluit ze in enig vat van eikenhout gemaakt dat goed met pek besmeerd is zodat het water er niet in dringt en werp het zo in een put of regenbak of in stromend water en ze zullen het hele jaar vers blijven. Maar is het dat ge soms die binnen het jaar gebruiken wil, leg ze in de zon zodat ze door de warmte van de zon open zouden mogen gaan.’
Historie.
(417) Zo oud als de geschiedenis van de mensheid is, is die van de lelie. Op een reliëf in Assuan, 2500 v. Chr. is al een lelie afgebeeld. Later vind je een duidelijke vorm op de troonzetel van de koning van Usirtasen en geleidelijk aan ontwikkelt zich uit dit ornament de oud-Egyptische leliezuil en de kelk die het kapittel van de Ionische zuil kroont. In het zuidelijk Faraorijk speelde de lelie een voor de kunst een gelijke rol als de lotusbloem in het noordelijke Egypte. Omdat de lelie in Egypte niet wild groeit moet men aannemen dat ze die kunst uit Mesopotamië overgenomen hebben. Op oude muurtekeningen uit Kreta zie je de lelie afgebeeld op een muurschildering in Amnisos, de haven van Knossos, 1550 v. Chr., mogelijk zelfs 1750-1600 v. Chr. De lelie was het koninklijk embleem van de koning van Knossos. Op een beschilderd reliëf dat gevonden is in de ruïnes van het paleis loopt hij met een scepter in de hand door een weide met leliën en draagt een kroon en halsketting van leiron.
Met grote natuurgetrouwheid komt het gewas voor op een reliëf in het paleis van Assurbanipal in Ninevë.
De palmachtige figuren op grafstenen en altaren van Syrische, Phoenische en van Carthago lijken op die van de lelie te duiden (of palmen)
Ook de schrijvers van de Griekse oudheid vermelden de lelie. Bij Homerus wil Hector de leliezachte huid van Ajax met een speer doorsteken. De stemmen van de cicaden en die van de muzen heten leliestemmen. Anakreon bezong de cicaden, een zittende cicade gold als symbool van muziek. Vergilius en Ovidius vermelden deze plant.
In die tijd kwam de lelie uit de Oriënt naar Hellas maar al gauw was ze net zo geliefd bij de Grieken als bij de oosterlingen. Ze werd tot symbool van verhevenheid, een heiligdom van de godin Hera en over zijn ontstaan ontstond al gauw een mythe.
Bij de Romeinen, die vanuit de Griekse kolonies in beneden Italië de lelie overnamen, werd het tot roos van Juno en rosa junonis heette de bloem bij vele artsen, apothekers en botanisten tot in de 18de eeuw. J. Gerald in zijn Herbal uit 1597, noemde de witte lelie dan ook Juno ‘s roos of Rosa Junonis. Plinius roemde zijn schoonheid die bijzonder tot ontwikkeling komt als die tussen rozen geplant wordt. Romeinse dichters brengen de lelie in verband met nimfen en de veld- en woudgod Silvanus.
De bloem werd bij de Romeinse troonopvolgers het symbool van hoop. Op Romeinse munten met de kop van de troonopvolgers bevinden zich leliën met de woorden: ‘Opes populi Roman’. ‘Hoop van het Romeinse volk.’
Vergilius, die van Marcellus spreekt, (Aeneis VI, 884) wil dat men hem leliën in overvloed zal aanbieden en ze werden op zijn graf geplant. In VI 707:
‘Als in de velden de bieen, bij ‘t glansen des stralenden zomers
Nedergedaald op ‘t bonte gebloemt, om de vleklooze witheid
Zwermen der lelienblaan, wen de beemd van heur mommelen suizelt.’
In XII, 67: ‘Als wen ‘t indich ivoor met de bloedige glansen des purpers
Wordt overvloeid, of getuild onder Rozen der Leliën blankheid.’
In de 8ste eeuw werd het gewas gecultiveerd, verdween later of werd binnen de kloostermuren gehouden. In Capitulare van Karel de Grote met de titel Capitulare de villis et cortis, 812, komt ‘Cid est lilium,’ voor, dit was vrijwel zeker L. candidum.
Zeker in dat ze rond 1200 door de kruisvaarders uit Palestina werd meegebracht.
In Engeland kwam de witte lelie waarschijnlijk met de kruisvaarders mee. Chaucer, 1387, vermeldt de lelie in The Canterbury Tales. In de general prologue verhaalt hij: ‘His nekke whit was as the flour-de-lys.’ Meerdere malen verwijst hij naar deze sneeuwwitte bloem. In the Tale of sir Thopas vertelt hij dat de top van de helm versierd was in de vorm van een toren met aan de top een leliebloem, het heraldische teken:
‘Is sparkle out of the bronde
Upon his creest he bar a tour.
And therinne stiked a lilie flour,’
Dit zal zonder twijfel op de lelie slaan, vlak ervoor heeft hij het over
‘Ful strong it was of plate
And over that his cote-armour
And which as is a lilye flour.’
Chaucer:
‘En Emilie, schoner was ze veel
Dan blanke lelie is op groene steel
Than is the lylie upon his stalke green.’
Hij vergelijkt, in de vertelling van de tweede non, de roos en lelie bij het verhaal van de H. Cecilie en Valerianus. ‘Twee kransen, hebben wij die helder glanzen. Sneeuwwit en rozerood. Snow white and rose reed, that shynen cleere,’Roos en lelie.
Gerard in zijn ‘Herball’ van 1597 vermeldt dat: ‘Our English white Lillie groweth in most gardens of England.’ Shakespeare noemt de plant in Winter Tale 4, 126: The crown imperial; lilies of all kind. The flowerd de luce being one.’
In Venus and Adonis als de liefdeskoningin de onwillige jongeling wil verstrikken:
‘Full gently now he takes him by the hand
A lily prisonդ in a goal of snow
Or ivory in an alabaster band
So white a friend engirts so white a foe
This beauteos combat, wilful and unwilling
Showe’s like two silver doves that sit abilling.’
De lelie van Adonis onwillige hand is gevangen in een sneeuwbal die zeker zal smelten met de koorts van haar onbeantwoorde liefde.
‘Fresh tears
Stood on her cheeks as doth the honey-dew
Upon a gather’n lily almost withered.’ in Titus Andronicus
In King John:
‘Of Nature ‘s gifts thou may’t with
lilies boast
And with the half-blown rose.’
Ook in King John
‘So gild refined gold, to paint the lily.’
Het symbool van zuiverheid en fijnste kwaliteiten van witheid vooral als hij de handen en vingers van zijn helden beschrijft.
Lelies rieken nogal. Kijken we naar de sonetten, xciv: ‘onkruid stinkt minder dan lelies die vergaan, ‘Lilies, that faster, smell far worse than weeds.’ Deze regel komt ook voor in het pseudo Shakespearische drama ‘The Reign of King Edward III voor dat in het jaar 1596 werd uitgegeven, wellicht nadat het reeds enige tijd was opgevoerd;
‘Oԁ spacious field of reasons could I urge:
That poison shows wordt in a golden cup
Dark night seems darker by the lightning flash
Lilies, that fester, smell far worse than weeds
And every glory that inclines to sin
The same is treble by the opposite.’
Vondel, De Heerlijckheyd van Salomon;
‘Mijn bloem, en lelie, roos, midden in մ gebloemte gekropen
Een roze, een lelie is, de een toe, de ander open
Deze bloeme ik met mijn hand als eerste afplukken wil
Die ruiken, kussen, in mijn boezem steken stil
Als de appelaar bent gij, mijn lief, als onder de andere bomen
Een vrucht en bloesem hebt ge uit de stam bekomen
Die vrucht is proeven wil, de bloesem ruiken ach..’
Vondel, Maria Stuart of gemartelde Majesteit
‘Zo bloeit de lelie 't blankst tussen distelen en doornen.’
Vondel, Maeghden;
‘Mijn ogen zullen deze lelie zien verflensen
En sterven op ‘t bed van deze groene zoden?’
De lange witte lelie is altijd in strijd geweest met de roos om de titel koningin van de bloemen we zien dit in Henry VIII waar droevige Queen Katharine zegt: ‘Like the lily, that once was mistress of the field and flourisդ, Iլl hang my head and perish.’
In 1530 werd door Karel V de kruidkundige L. Fuchs naar Italië gestuurd, die de plant daar ontdekte en invoerde in Duitsland. Het zou daar zelfs verwilderen. Men vond deze lelie in het wild groeiend op de Schlossberg, bij Neuville en in de Jura bij Neuschatel, terwijl het hier en daar in de Pyreneeën in zo grote getale groeit dat het volk de bloemen bij bundels verzamelt voor kerkelijke feesten.
Op vele plaatsen in de Pyreneeën vindt alle jaren op 24 juli een feestelijk leliefeest plaats. Men snijdt de lelin die dan volop in bloei staan en brengt ze naar de kerk waar ze gewijd worden. Dan bindt men ze in kruisvorm tot struiken en bevestigt die boven de ingang van het huis. Volgens het daar heersende geloof zou ze het huis beschutten tegen allen die in- en uitgaan. De struik met leliën blijft daar net zolang hangen tot ze het volgende jaar door nieuwe wordt vervangen.
Afkomst.
De afkomst is echter altijd twijfelachtig geweest. Naar het voorkomen van de lelie, de Shusan, in de bijbel zou de plant in Palestina moeten groeien.
Het is de vraag of deze lelie bekend geworden is door de Grieken, Romeinen en vroege christenen dan wel door de Joden. Het verspreidingsgebied van de witte lelie zou eerst binnen de grenzen van het Romeinse rijk liggen die ze planten als basis voor hun medische verzorging Vooral door de vermelding van Plinius dat de witte lelie in Palestina groeit werd dit gegeven algemeen aangenomen. Op de sikkel die Maccabaeus aan de kinderen Israël gaf zie je een kelk afgebeeld met de woorden shekel Israël. Aan de keerzijde zie je drie leliën met het devies: ‘Jeruzalem Kedoshah’. (Heilig Jeruzalem)
In de tijd van de eerste farao ‘s, 2000 v. Chr., beschrijft de Merikare tekst van de 9de en 10de dynastie Palestina als een land dat ondoordringbaar is vanwege zijn dichte bossen. Jozua 17:15 zegt: ‘trek dan naar het woudgebied en kap u daar een ruimte in het land der Ferezieten en Refaieten.’ Behalve oorlog vernietigingen was er altijd het gevaar van bosbranden. Vaak moet het geluid gehoord geweest zijn: Jol 1:19: ‘een vlam heeft alle bomen van het veld verzengd.’ Jesaja 24:3 vermeldt al dat de mensen de wetten overtraden zodat de aarde treurt en verwelkt.
In Griekenland zijn ze op verschillende plaatsen in het wild gevonden evenals op de Libanon. Pas in 1925 ontdekte M. Naftolsky de eerste wilde en witte lelie in de bergen boven Galilea. De plant zou door decimering van het woud en daardoor het opdrogen van beken zijn ecologische plaats verloren hebben. Buiten een paar verspreide plaatsen konden ze zich niet aanpassen aan de nieuwe omstandigheid en verdwenen. Die paar verspreide overblijfsels, die hun toevlucht hadden genomen op vochtige plaatsen, zouden bewijs genoeg zijn om te stellen dat de soort eens wijdverspreid was geweest. Het gewas zou dan ook meer verwant zijn met de O. Aziatische soorten dan met de M. Zee species. De oerplaats van de witte lelie moet Perzië en Iran geweest zijn en van hier kwam het als gecultiveerde plant naar Meden en Phyrgië en Europa.
Hybride.
Deze lelie is echter een natuurlijke hybride en levert dus geen kiemkrachtig zaad, de vermeerdering geschiedt via de bollen. Voor verspreiding en handhaving is de hulp van de mens onontbeerlijk. Toch zijn er ondersoorten die wel zaad leveren als de subsp. Solonika. (Solonika, oude Griekse havenstad voor Joden) Interessant zou het zijn om te weten welke specie in Israël gevonden werd, was het de subsp. of de hybride?
Susan:
Nehemia 1: 1 ‘Toen ik in den burcht Susan was.’
Esther 1: 2 ‘Toen koning Ahasveros op zijn koninklijke troon in den burcht Susan zetelde.’
Psalm 45, titel, ‘ Voor den koorleider. Op de wijze van : de lelies, Engels’ To the chief musican upon Shoshannim, for the sons of Karah, maschil, A song of loves.’
Psalm 60 titel, ‘ Voor den koorleider. (Shushan-eduth) Op de wijze van: de leliën der getuigenis.
Toevoegingen bij Esther, 11: 3, Hij was een Jood en verbleef in de stad Susa, 1’ : 18 ook de poorten van Susa komen hier in voor.
Hooglied 2: 1-2 ‘Als een lelie tussen de distels, 16, die te midden de leliën weidt’ 4: 5 ‘Uw beide borsten zijn als tweeling-jongen van gazellen, die te midden van de leliën weiden’, 6: 2-4 ‘Mijn geliefde is afgedaald naar zijn hof, naar de balsembedden, om zich te vermeien in de hoven, om leliën te plukken.’
Hosea 14: 4 ‘Ik zal zijn als de dauw voor Israël, hij zal bloeien als een lelie, en zijn wortelen uitstrekken als de Libanon. Zijn loten zullen uitlopen, zijn pracht zal zijn als een olijfboom en zijn geur als die van de Libanon.’ (De Asphodelus?)
Oorspronkelijk werd met de ‘Roos van Jericho ‘wat anders bedoeld dan tegenwoordig. Jezus Sirach, 39:17: ‘Hoort naar m’ j, gij, heilige kinderen! En wast op als de rozen aan de beekjes geplant, of, naar andere vertaling: ‘>En spruit uit, gelijk een roos die geplant is aan vloeiend water. Boek der Wijsheid 2:8: ‘Laat ons kransen van jonge rozen dragen, eer zij verwelken.’. Deze ‘Rozen’ bloeien in de lente (Jezus Sirach 50: 8, en zijn struiken die te Jericho gekweekt worden Jezus Sirach 24:18. waarschijnlijk zullen daar de prachtige oleanders mee bedoeld zijn, Nerium oleander. Zijn bloemen lijken wel wat op een roos.
Mattheüs 6: 28-30 ‘Let op de leliën des velds, hoe zij groeien; zij arbeiden niet en spinnen niet, en ik zeg u dat zelfs Salomon in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze.’
Lucas 12; 27-28 ‘ Let op de leliën, hoe zij spinnen noch weven.’
De naam Susan, Shusan, Shusha of Shoshanah komt in de Bijbel geregeld voor. Als zetel van de Perzische koningen (Esther 9:18), en zou dan een Perzisch/Syrische naam kunnen zijn. Deze naam zal dan in verbinding met schoonheid staan, omdat het ook aan mensen gegeven werd als Susan, dochter van Chikie, die zeer schoon was. Ook is deze naam aan planten gegeven die dan blijkbaar ook opvielen vanwege hun schoonheid.
Toch was deze naam al eerder gebruikt en wel door de Feniciërs die het als kunstdesign gebruikten. (1 Koningen. 7:19/22/26) De Salomonstempel had kostbare zuilen met lelievormige kapittels en leliën bloeiden in zijn tuin.
Opvallend is het voorkomen van deze naam in de muziek, in Psalm 45,69 geeft ze de manier weer waarop de psalmen gezongen worden. De hoofdmusicus heette Shoshannim en een sjofaar is een hoorn of trompet.
De lelie van Mattheüs en Lucas is in het Grieks gesteld en betekent literair: ‘ Een lelie van elke soort die in de velden groeit.’
Uit hortus eystettensis.
Inleiding.
Uit bovenstaande tekst kan men afleiden dat het om een mooie plant(ten) handelt in verschillende tijden en verschillende plaatsen. Om nu de juiste lelie te ontdekken, is er een mogelijkheid, gezien het gebruik van de planten in de kunst en muziek. Mogelijk is het ook in figuurlijke zin gebruikt, waarbij op de teksten van Jesaja gelet kan worden.
Vele bloemen worden leliën genoemd, meestal slaat die naam op leden van de leliefamilie maar soms door hun vorm, kleur ook op andere bloemen. Uit de vergelijking van de verschillende teksten blijkt evenwel dat deze plant in de valleien en tuinen groeide. Ze wordt gelijk gesteld met de ‘Roos van Saron ‘en vormde sierlijke slingers. De kleur van de bloemen was rood en ze groeide overvloedig in de vlakte van Genesareth. Tevens werd er een geurig sap uit gedestilleerd. Deze omschrijving kan maar op weinig bloemen slaan en wat de reiziger als de leliën des velds voor de ogen staat zijn de anemonen die als een kleed elke vlakte bedekken. Deze zienswijze zal echter maar gedeeltelijk opgaan en in volgende argumentatie zal worden aangetoond dat tussen de vele prachtige lelies vele andere kanshebbers zijn.
Waterlelie.
De naam Susan, Shusan is een Perzisch, Koptisch en Syrische woord voor briljant gekleurde bloemen. De naam Susan, vertaald als lelie, komt bij meerdere planten voor. Dalman geeft enige voorbeelden van Arabische namen, Asphodeline wordt Susan‑el‑barri genoemd en de hyacint heet Noխines‑Susan. Mogelijk is Susan een algemene naam voor schoonheid en de tweede naam slaat dan wel op gebruik, afkomst of iets dergelijks.
Onder invloed van Fenicische/Egyptische culturen is mogelijk de ‘Susan ‘van 2 Kronieken 4: 5 en 1 Koningen 7: 19, 22 en 26 een Nymphaea geweest. Volgens Moldenke is het waterwerk in de vorm van rozetten afkomstig van de Egyptische waterlelie waarvan er vele sculpturen gevonden zijn in Egypte die de waterlelie voor dit doel aantonen.2 Kronieken 4: 5.
Anemoon.
De gelijkenis van Markus en Mattheüs is in veel latere tijd, naar de massa van voorkomen past hier Anemone coronaria in de tekst, zoals die nu nog in massa voorkomt in de vlakte van Genesareth. Ze overtreft in haar kleed die van Salomon en valt op door de heldere kleuren en kleur Israël in het voorjaar, komt ook overal voor, een bekende plant. Het Griekse woord dat vertaald werd als lelie van het veld betekent literair een ԍ lelie van elke soort die in het veld groeitծ
Hoewel velen van mening zijn dat het hier ook om de rode lelie, Lilium chalcedonicum, kan gaan, dit naar het statement van Plinius ҅’et rubens lilium quod Graeci.’
Hyacint.
Over de ‘echtheid ‘van de Hyacint zijn enige twijfels, ook naar het gestelde gebruikt voldoet ze niet aan de omschrijving ‘lelie’. De blauwe kleur en oorspronkelijk lichte bloemtros zouden onder een struik ook te kort opvallen. Wel in de weiden waar de ‘hyacint ‘groeit bij het grazende vee. Het mythologische verhaal met Apollo en de rouwtekens Ai Ai gaat ook waarschijnlijk niet over de hyacint. In de tuinen van Salomon zullen mogelijk sierbloemen hebben gestaan die tevens als functie hadden, mogelijk voornaamste, om nuttig te zijn.
Roos.
Moldenke vermeldt dat de roos door de oudere schrijvers en rabbijnen verkeerd vertaald was. De naam voor de roos is in het enkelvoud Shoshanot en in meervoud Shoshanah, wat op Shushan lijkt. Luther heeft het Hebreeuwse woord verkeerd met rozen overgezet, de roos is pas veel later in Israël gekomen. Als een van de nieuwere bloemen zou de roos wel bij Jezus Sirach 50:6/7 kunnen voorkomen. Rosa phoenicia kan voorkomen in 2 Esdras 2:19. Zoals daar de tekst weergeeft houdt deze roos van hoogte en buiten de Libanon groeien er weinig rozen.
Ook is de roos van de oudheid moeilijk te determineren, de roos is nogal veranderlijk geweest. De lelie is altijd hetzelfde gebleven zodat bij zijn afbeeldingen geen twijfels bestaan.
Rozenolie bekend als attar of athar is afkomstig van R. damascena. Deze naam voor een stad komt volgens Reisbeschrijvingen meerdere malen voor (Numeri 32:3/34, Jozua 16:5) Maar de wilde roos als bloem heeft 5 bloembladen.
Tulp, Tulipa.
Tulipa montana zou de ‘roos van Sharon ‘kunnen zijn en de roos in het voorjaar, Hooglied 2: 1 en Prediker 50: 8.
Lelie.
De ‘lelie’ zou dan in Perzië moeten groeien en in Israël. Vroegere verwijzingen van voor Linnaeus van leliën zijn nogal twijfelachtig. De stad Suza wordt steeds als leliestad vermeld naar de hoeveelheid leliën die daar groeien.
Bollen werden als opstandingsymbolen gebruikt en bloemen in figuurlijke zin gebruikt als symbool van leven, glorie en schoonheid. Zo’n opzienbarende schoonheid als ‘susan’ dan vrijwel zeker gebruikt zijn. Hier is dan een overeenkomsten in Jesaja 53, Jesaja 62:3, Jesaja 11, vergelijk Jesaja 43:3 met Hosea 14:6/8 ‘Ik zal water gieten op het dorstige en beken op het droge. Ik zal zijn als dauw voor Israël, hij zal bloeien als een lelie.’
6.
De Hebreeuwse naam shushan is afgeleid van sjeesj, dit is 6, de bloem zou zo 6 bloembladen moeten hebben.
Lelie heeft zes bloembladen en tevens zes stuifmeeldraden. ‘Het Hebreeuwse woord schijnt erop te duiden dat de lelie een van de planten is waar het nummer 6 de overhand heeft, zoals de krokus, asphodel, narcis, lelie etc. Sommigen denken aan de asphodel vanwege zijn vele voorkomen, ‘hij weidde bij de lelie.’
De Hebreeuwse naam Shushan gaf aan sommige muziekinstrumenten hun naam. Dit zal zeker niet zonder reden geweest zijn. Zien we om naar de bloemvorm van de iris en de lelie, dan valt de eerste weg. De lelie heeft trompetvormige bloemen en meeldraden die van zuiver goud lijken en als een soort ritme-instrument gebruikt zouden kunnen worden.
De lelie komt echter maar weinig voor, er zijn twijfels of het vroeger in grotere getale daar gegroeid zou hebben. Mogelijk is het gewas door de Israëlieten zelf uitgeroeid vanwege zijn geneeskrachtige werking, eetbare bollen en gebruik in religieuze rites.
In Jesaja 35:2 wordt dan toch gesproken over de luister van de Karmel en Saron, waarmee wel de schoonheid van de wouden bedoeld zal zijn. Vervolgens lezen we in Jesaja 33:9 ‘Saron is een steppe gelijk geworden.’ Van de bossen van Saron zijn de laatste restanten in 1914 verdwenen. In Jesaja’ s tijd werd zo de ecologische plaats voor de lelies minder, maar beter voor de anemoon. Lelies zijn planten die van schaduw houden, koele, vochtige plaatsen als waar Naftolsky ze vond. In de tuin van Salomon zullen ook alleen bijzondere planten gekweekt worden, geen bijzondere en dan een zomer bloeiende, niet de vele en algemene voorjaarsbloeiers als anemoon, hyacint en narcis.
Ook de inlandse naam voor de lelie en die van zijn buren is opmerkelijk gelijk, ook met het woord in de bijbel.
Lehane meldt dat de witte lelie een heilige bloem was bij de Assyriërs en van daaruit in de Joodse godsdienst is gekomen (Dan is de plant uit het oosten afkomstig)
Het Spaanse en Portugese azucena voor de witte lelie stamt uit het Arabisch en is zo oorspronkelijk een met de oudtestamentische susan en het woord dat aan de stad Susa ten gronde ligt.
In het Hooglied 5: 13 wordt geroepen om een bijzondere plant van bijzondere schoonheid, geen gewone plant als de roodbloeiende anemoon. Mogelijk wordt hier gedoeld op Lilium chalchedonicum, L. die daar zeldzaam is, maar wel inlands.
Jesus Sirach 50: 8. als een lelie, shushan, bij de rivieren van water. Hier wordt mogelijk gedoeld op Iris palaestina, een waterplant van 40cm hoog.
Symbool van zuiverheid.
Een plant met zo’n fiere, edele houding, een bloem zo rein, schoon en geurig moest van meer dan gewone, wel van goddelijke oorsprong zijn. Als symbool van zuiverheid en majesteit droegen de Grieken de lelie op aan Hera, de hemel-moeder waar de lelie aan ontstaan zou zijn.
Jupiter die verlangde dat het kind Hermes onsterfelijk zou zijn vroeg aan de god Hypnos, de god van slaap, een narcotische drank klaar te maken die hij aan Hera gaf om op te drinken. De koningin-moeder viel in een gezonde sluimer en Jupiter legde de kleine Hermes in haar handen zodat die kon drinken van de goddelijke melk die zeker onsterfelijkheid zou verlenen. Het kind, verheerlijkt met het goddelijke voedsel, dronk sneller dan hij kon slikken zodat hij wat van de melk morste dat op de aarde viel. Onmiddellijk ontsprong daaruit de witte lelie die de zuiverheid en majesteit weerspiegelt. Met een deel werd de hemel besproeid waarvan de Melkweg of Via Lactea in de hemel zijn oorsprong zou hebben. Zo ook bij de Romeinen, waar Juno de melk leverde.
Of Hercules zoogde aan Juno ‘s borst terwijl ze sliep en na het zuigen viel er overvloedig melk, het ene deel viel op de aarde en werd de sneeuwwitte lelie en de rest viel in de hemel, Lactues Circulus, ofwel de Melkweg.
Volgens een andere legende, toen de eerste leliën op aarde groeiden, waren ze niet wit, maar allen van een lieflijke saffraan-achtige kleur, totdat de zee geborene Aphrodite plotseling te midden van hen kwam, witter dan schuim van waaruit zij ontsprongen is, zo zuiver, zo delicaat, zo helder en zo heerlijk dat de lelies trilden vanwege haar schoonheid en wit werden van jaloersheid.
De lelie was met Aphrodite in strijd vanwege haar reine en onbevlekte kleur. Om de kuise bloem te beschamen zette de godin haar het gele meeldraad in die aan de fallus van een bronstige ezel zou herinneren.
De Grieken en Romeinen kroonden hun bruiden met lelies, wat een puur en vruchtbaar leven zou symboliseren. Diana, Venus en Juno werden dan ook met deze bloem afgebeeld.
De lelie is al sinds de oudste tijden door de Perzen en Syriërs geerd en gold al vroeg als zinnebeeld van reinheid en onschuld.
Een oude legende zegt dat de lelies allen wit waren met opgaande bloemen, voor de tijd dat Jezus naar de tuin van Gethsemane ging. Daar, op die plaats, waar alle bloemen hun hoofden lieten hangen over de slechte daad, verhief de witte lelie haar hoofd en liet zien dat ze mooier was dan Salomons koninklijke kleed en hield haar hoofd trots omhoog om die te laten bewonderen. Maar toen Jezus oog op de bloem viel veroorzaakte het onuitgesproken woord dat de trotse lelie haar nederigheid in zag en ze bloosde van schaamte. De rode blos die haar gezicht bedekte kleurt het nog en de bloemen van de rode lelies in onze tijd hangen nog steeds uit schaamte vanwege die arrogantie.
Zo ging het ook in het Christendom over. Van Juno werd het de maagd Maria, het embleem van sterfelijke schoonheid en zuiverheid. De buitenkant van de bloem bestaat uit onschuldige witte bloemblaadjes, ‘maar in haar hart schijnt goud.’ Vandaar de gewone naam als Madonna lelie, Madonna lily, of Our’s lady’s lily afgekort tot simpelweg Lady’s lily. Toen het sneeuwklokje kwam met Maria ‘s Lichtmis, 2 februari, verscheen de witte lelie op het feest der bezoeking, 2 juli. In een oude kerkkalender van Engelse bloemen lezen we:
‘From visitation to St. Swithenճ ‘sshowers,
The lilie white reigns queen of flowers.’
De stuifmeeldraden werden verwijderd omdat die de bloem bevlekten en zo werd de bloem maagdelijk gehouden. Bij schilderingen in kerken is de lelie altijd zonder stuifmeeldraden opgenomen. Zeer bekend is de lelie dan ook geworden door de leden van de H. Familie.
In veel werken van Italiaanse meesters verschijnt een vaas die een tak witte lelies bevat, naast de Maagd.
Maria, als symbool van reinheid, kreeg van de engel Gabriël die haar de geboorte meedeelde, de lelie als het symbool van onbevlekte ontvangenis: de annuncation lily. De staf van de engel der verkondiging was al in de Byzantijnse tijd met leliën gekroond. Daardoor omkranste men een Mariabeeld met Madonnalelin, (ook rozen). Met de lelie onder de dorens werd door de kerkvaders Maria bedoeld en zo werd in de vroegchristelijke beschouwingen de lelie tot attribuut van Maria, het symbool van onschuld en mateloze reinheid. Sinds die tijd geld de lelie in de christelijke kunst voor alle voorstellingen die zich op de moedergodin betrekken. Bij de verkondiging waar engelen haar bezingen houden ze leliën als kaarsen in de handen. Waar de madonna met het kind op de schoot zit bloeien in de buurt zeker witte leliën. Maria wordt nooit met een lelie in de hand afgebeeld, maar die wordt wel als zinnebeeld bij haar geplaatst.
De schilders van de middeleeuwen, Lippo-Lippi, Fra Angelico, Titian, Murillo, Botticelli en Corregio, met een reeks van opvolgers hebben allen de witte Madonna lelie afgebeeld en elke poet heeft sinds de 10de eeuw haar zuiverheid en sierlijkheid bezongen. In 1618 verscheen er een speciaal Pauselijk edict die strenge regels gaf ԡls de juiste behandeling van zekere gewijde afbeeldingen in de kunst, en de noodzakelijkheid om de witte lelie in afbeeldingen op te nemen die de ontvangenis verbeeldt. In deze regels, naast stringente als de kleur van Haar haar, de uitdrukking van haar zoete ogen, haar onbevlekte witte kleed met een blauwe sjerp en de 12 sterren die haar hoofd bekronen, werd er bevolen dat rozen, palmen en lelies gebruikt zouden worden als bloemen die onder de engelen verdeeld moesten worden of als versiering van de afbeelding. Murillo bleef gewoonlijk iets naast de wet zoals hij bijvoorbeeld Haar haar bruin kleurde in plaats van goud, maar over het algemeen voerden allen de pauselijke regels braaf uit. Bij alle naties symboliseerde de witte lelie maagdelijkheid en zuiverheid en we gebruiken dit nog steeds in dezelfde zin als de bruid, gekleed in wit een boeket van witte lelies draagt, mits ze niet eerder getrouwd is geweest. Dat de lelie ook beschouwd werd als brenger van geluk aan de drager komt door het verhaal van de Joodse heldin Judith in het Apocryfische boek van dezelfde naam die een lelie droeg in de nacht dat ze Olofernes vermoordde, de generaal van koning Nebukadnezar
De lelie of de bloemen bij de verkondiging zijn oorspronkelijk een aanduiding van het jaargetijde waarin deze gebeurtenis plaats greep, namelijk de lente. De rozen en leliën die in haar graf na de hemelopneming gevonden zijn zouden een beeld geven van de martelaren, engelen, belijders en maagden. Het motief komt onder andere in de werken van Rubens herhaalde malen voor.
Symbolen van Maria:
Maria, de hemelse lelie.
De onbevlekte, de aller zuiverste lelie.
Lelie, witter dan sneeuw, geuriger dan balsem, met maagdelijke luister overtogen.
Lelie, blinkend in het midden van de doornen van de glans der reinheid en de luister des maagdelijkheid.
Lelie, bekroond door de zilverwitte bloesem der kuisheid en innerlijk getooid met vurige goud gesterde tekens van de liefde die alom de liefelijke geur verspreidt.
Jozef.
De staf van de H. Jozef bloeide met witte leliën toen hij tot man van Maria gekozen werd. Bij Jozef is de rode lelie een verbastering van zijn bloeiende staf en is ook bij hem het symbool van kuisheid.
Uit Redoute.
Andere Heiligen.
Ook andere heiligen en een groot getal worden met leliën afgebeeld, zoals de heilige Cacilie, de beschermheilige van muziek, zangers, dichters en kunstenmakers.
Ook de heilige Franciscus van Assisi, die zijn leven in totale onbaatzuchtigheid doorbracht, werd de lelie als attribuut toegedacht.
Verder bij de heilige Johannes de Doper, de heilige Franciscus, de heilige Aloysius, de heilige Gertrud, Sint-Antonius, St. Bernard, St. Clara, St. Dominicus, St Louis de Gonzague, St. Francis en de engel Gabriël, Lilith (de eerste vrouw van Adam) etc. Aan de Heilige Antonius, patroonheilige van het huwelijk, is een witte lelie opgedragen.
Een legende verhaalt dat St. Thomas, beter bekend als de ongelovige Thomas die weigerde te geloven in de onbevlekte ontvangenis, verlangde dat haar tombe geopend zou worden. Dit werd gedaan en het werd gevonden geheel gevuld met leliën en rozen, verder was die leeg. Dit mirakel werd ook volbracht om de twijfels van St. Martin weg te nemen die dacht de Maria niet uit de doden was opgestaan. Hij zag haar schemerend in de lucht en toen ze verdween liet ze hem haar gordel na.
Men zegt van de heilige Norbertus dat zijn ziel in de gedaante van een witte lelie naar de hemel opsteeg en daarom wordt hij met een witte lelie voorgesteld. Toen de zalige Wilhelmus van Montpellier stierf ontsproot er uit zijn mond een lelie waarop de woorden ave Maria geschreven waren. Men verhaalt ook dat, toen broeder Egidius een woordentwist had over de onbevlekte ontvangenis van Maria, dat hij de grond tot getuige nam en dat, na er driemaal met zijn stok op geslagen te hebben, er drie leliën uit ontsproten.
Van St. Cecilia wordt verhaald dat ze een miraculeuze kroon van leliën en rozen had ontvangen. Voor de heiligen die speciaal onderscheiden worden voor onschuld en devotie wordt een witte lelie afgebeeld. Als beschermer van de jeugd draagt St. Louis van Gonzague een lelie en zijn festival is de Leliedag.
H. Katharina van Leuven zag eens in een droom Maria in het wit gekleed met een schone lelietak die de Maagd haar toereikte met de woorden: ‘Katharina, sta op en vertrek, want je hebt nog een lange weg te doen, Katharina sprong op en greep naar de leliën, maar Maria en de bloemen waren verdwenen.
Naar de Gulden Legende was Eustachius een ridder, die evenals vele edellieden van zijn tijd noch lezen, noch schrijven kon. Hij kon geen gebed van buiten leren en enkel zeggen, zijn leven lang, Ave Maria, en op zijn graf ontsproot een lelie die op ieder blad met gouden letters deze twee woorden vertoonde.
Al stervende zei St. Dominicus hij dat hij immer zijn zuiverheid had bewaard en daarom draagt de orde de lelie in haar wapen. Naar de legende leidde hij een zeer streng leven.
De H. Lodewijk IX (Ludovicus) verkoos als lievelingsbloem de lelie en de madelief. Hij liet zich een gouden ring maken die leek op een krans van deze bloemen, gevlochten.
H. Salianus: uit zijn mond ontsproot, na zijn dood, een lelie en op haar zes bloembladen stonden in beknopte vorm zijn geliefde gebeden beschreven.
H Chrysanthus en Daria. Hij wordt met zijn gemalin Daria afgebeeld met leliën, omdat ze tezamen rein als broer en zuster leefden.
De H. Imre, Emmerik draagt als zinnebeeld de lelie omdat hij de zuiverheid in het huwelijk bewaarde.
De lelie is het zinnebeeld van deze Heilige Basilissa en van haar gemaal de H. Julianus. Hun leven was zo zuiver als deze blanke bloem. De legende verhaalt dat, toen zij de eerste nacht van hun huwelijk op hun slaapkamer waren, deze vervuld werd met ԥenen soeten reuck van Roosen ende Christusoogen.’ ՠBasilissa was hierover zeer verwonderd en vroeg haar bruidegom waar deze geur vandaan kwam ‘want het en was den tijt van de bloemen niet / ende het scheen dat ‘t selve eer uyt den hemel dan uyt der aerden quam.’ Ze deden de belofte van zuiverheid en behielden dat hun hele leven.
Kloostertuin.
De lelie was de bloem van de heiligen en stond onder hun bescherming. De lelie werd dan ook gebruikt op ornamenten in de bouwkunst en op de wapens van verschillende vorsten. Bij deze innige verbondenheid met de christelijke geloofswereld moest het gewas zeker in elke kloostertuin staan, vooral wegens zijn geneeskracht die nog tot voor kort een beduidende rol bij het volk speelde.
De lelie onder doornen, Hooglied 2:2, is het symbool van de Hervormden van de 16de eeuw. De lelie komt als zodanig voor in het kerkzegel van verschillende hervormde gemeentes.
Heraldisch embleem.
(199) De zwaardlelie heeft zwaardvormige bladeren en werd zo door kinderen gebruikt om alvast te oefenen voor oorlog. Geen wonder dat deze plant bij de kinderen en vechtersbazen in trek is geweest. De geschiedenis verhaalt ten minste dat het bij de oude Germanen, en in het bijzonder bij de Franken, hoog in eren stond en zo zelfs, dat ze hun koningen bij de kroningen in plaats van een scepter een tak van de bloeiende lis in handen gaven, als symbool van macht en heerlijkheid.
Sinds oude tijden is de lelie het symbool van kracht en koningschap. Zijn silhouet gaf vorm aan de scepter, de driebladige vorm betekent vertrouwen, wijsheid en dapperheid. Als een heraldisch embleem heeft de bloem van het licht een belangrijke rol gespeeld. In die afbeeldingen zien we 3 bloembladen waarvan er een rechtop staat en van boven verbreed is, terwijl de 2 zijdelingse naar buiten omgebogen zijn en hun punten naar buiten keren. Die vorm slaat zo niet op de lelie, maar op de iris, volgens sommigen stellen ze zelfs lanspunten of de werpspies voor. Dit ornament zou al in zeer oude tijden aangetroffen zijn geweest, al reeds voor de kruistochten in het Oosten. Mogelijk is zo bijvoorbeeld dat de palm wel verward met de Griekse iris en zo fleur de lys werd, of via vervorming van de lelie en vervorming.’
Het was al in de oudste tijden in het oosten het symbool van kracht. Een fleur de lis die exact lijkt op die van de Franse, is gevonden op de top van een scepter op een monument van de hoogste oudheid te Dendera, in het hart van Egypte. M. Sonnini merkt op dat Herodotus en Strabo vermelden dat de koningen van Babylon de fleur de lys op de top van hun scepter droegen. Montfaucon spreekt ook over die van David, in een manuscript uit de 10de eeuw, waar boven een fleur de lys staat. Het is duidelijk dat de versiering die ‘Lys’, genoemd wordt geen bijzonder symbool van de Franse koningen was. Het kan van oude Egyptische tradities stammen als symbool van kracht of van aanliggende landen. De iris was geplaatst op de wenkbrauw van de sfinx, de ouden zagen het als een symbool van welsprekendheid.
(201A) Dat het hebben van vlaggen met bepaalde afbeelding zeer oud is blijkt uit de opsomming der Israëlieten in Numeri 2:2: ‘De Israëlieten zullen zich legeren ieder bij zijn vaandel onder de
veldtekens van hun families voor het kenteken van de stammen wordt verwezen naar Gen. 49:3-28.
Volgens een legende wordt verhaald dat de kruisvaarders na een zekere slag hun witte vlag vonden die bedekt was met leliën. Door de kruisvaarders werd die plantenversiering op die oosterse wapenschilden overgenomen. De heraldiek heeft zo een oosterse achtergrond
De van deze bekende bloem afgeleide gestileerde ornamenten werden al vroeg op oriëntaalse stofpatronen gebruikt en sinds de 12de eeuw komt het ook in de heraldiek voor.
In 1179 treed het voor het eerst in het wapen van de Franse koning op die het sindsdien, eerst ongetand en later in drietal als wapenfiguur behield. Een gouden lelie op blauwe grond dat was het heraldische symbool van de Franse koningen. Nadat het huis Bourbon in 1589 aan de macht kwam spreekt men ook van Bourbon-lelie. De lelie verscheen op de scepterspits, op kronen, weefgerei, op muren van koningen en wapenrokken en als decoratie op tapijten e.d.
Iris.
Over het ontstaan de iris in het Franse wapen gaat het volgende verhaal. Koning Clovis was met een Christin getrouwd en vocht bij Keulen tegen de invallende Goten, 465‑511 na Chr. Hij bad tot de Christen god, dat als die hem de overwinning schonk, hij christen zou worden. Hij zocht naar een plaats om de Rijn over te steken en zag een lis in een bocht groeien (=ondiepte) Hij stak daar over en won en zijn mannen sierden zich daarna met de lis. Hij plaatste de gouden lis op zijn blauwe banier, semee de lis ‘oկr.
De lis groeit ook al sinds overoude tijden aan de oevers van de Lys, een rivier van O. Vlaanderen, die bij Gent in de Schelde vloeit en aan wier oevers de Fransen lang gewoond hebben alvorens het eigenlijke Gallië te betrekken. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat ze, ter herinnering aan hun vroegere woonplaats, de bloem van de Lys als middel daarvoor gebruikten en die bloem fleur de Lys noemden. Dat moet dat in de Brusselse deelstaat zijn. La Lys is de Romaanse naam van de Leie. De bloem wordt afgebeeld in de vlag van Brussel en dat al sinds historische tijden omdat Saint Gaugericus Island daarin lag, Frans: le Saint-Gry, Hollands; Sint-Gorikseiland, wat het grootste eiland in de Senne of Zenne was in Brussel. Het is genoemd naar St. Gaugericus van Cambrai die er een kapel bouwde rond 580. Vandaar dat de naam Brussel komt van Bruocsella of Broekzele wat een nederzetting in een moeras betekent. Dat eiland zou eens geheel bedekt zijn met irissen. De naam lis zou dan ook een verbastering kunnen zijn van iles (eiland).
Volgens sommigen hadden de oude Franken een gebruik om als ze een koning uitriepen die een bloemstengel in de hand te geven in plaats van een scepter. De eerste en tweede koning van Frankrijk worden vertegenwoordigd met scepters in hun hand die een bloem in bloei voorstelt. De Franken kozen de iris, lis des marais, als hun badge ter herinnering van hun oorsprong omdat zij afkomstig waren van het moerasland.
Anderen zien er een verbastering in van Clovis of Lovis, of de bloem van Lois zoals de eerste 12 koningen van Frankrijk zich noemden, geleidelijk verbasterd tot luce en zelfs soms tot delice wat door sommige autoriteiten vertaald wordt in het Engels als flower of delight.
Zou het niet mogelijk zijn, in verband met oud en wijdverspreid symbolisme dat de iris origineel bekend was bij de Fransen als fleur de lueur dat afkomstig is van Latijn luceo en simpelweg laat zien wat het betekent, bloem van het licht? Zodat het als een heraldisch embleem bekend werd als fleur de lis, of lis de France, het verlichte Frankrijk?’.
Naar de sage zou een engel een lelie naar Clovis gebracht hebben (Lilium coeleste: hemelse lelie) en zo de overwinning. Of die is naar Karel de Grote gezonden, of aan een heremiet na het doopsel van Clovis.
Volgens anderen zou het de H. Dionysus geweest zijn die de lelie aan Frankrijk gegeven heeft. Het woord flamme, wat iris betekent, geeft aanleiding aan de veronderstelling dat het een iris geweest is. Daarom zou de banier van de H. Dionysus, die op zijn graf geplant was, ornflamme genoemd zijn (aurea flammula) of flamme d’or omdat de gewone lis geel van kleur is;
ҏriflamme est une banniere
Aucun poi plus forte qui guimple
De cendal ronioyans et simple
Sans pourtraicture dաutre affaire.’ Guillaume Guicert, Roman des Royaux lignages
Zijn wondervaandel berust zich nog in de abdij van St. Denis.
De irisbloem wordt op een blauw veld geplaatst omdat dit een waterbloem is en daardoor de blauwe kleur van het water wordt teruggegeven. Zo werd de bloem de nationale bloem en symbool van Christelijkheid in Frankrijk. Symbool van kracht en koningschap.
De drie grote buitenste bloembladen van de iris betekenen in de legers van Frankrijk wijsheid, vertrouwen en moed. Op een medaille van Dagobert I uit de zevende eeuw wordt deze koning met drie scepters in de hand afgebeeld die in de vorm van een iris zijn samengebonden. De drie scepters verbeelden Austrasië, Normandië en Bourgondië, of drie als symbool van de H. Drie-eenheid.
De lis werd, net als bij ons en andere landen, vroeger onder de lelie (lis) geplaatst zodat het karakter van de lelie, vruchtbaar, meegenomen werd.
Lelie heet in het Frans fleur de lis, lis blanc en de iris heet in Frans lis des marais.
Verloop.
De orde van onze Lieve Vrouwe van de Lelie, Ordo Lilii genaamd, was een militaire orde. Die werd ingesteld door Garcias VI, koning van Navarra in 1048. Ze bestond uit 38 ridders en de koning was grootmeester. Deze orde had tot doel de godsdienst en het koninkrijk te beschermen tegen de Moren. Een legende verhaalt, dat deze koning van een ziekte hersteld zou zijn en dat men op dat ogenblik een wonderdadig Mariabeeldje gevonden zou hebben in een lelie die te Nagera groeide en dat hij daarom deze orde zou hebben ingesteld. De halsketting van deze orde was met verscheidene gotische letters M versierd, de eerste letter van Maria Aan deze ketting hing een gouden lelie met wit geëmailleerd en met een M bekroond.
Met de kruistochten in 1137 onder Louis VII werd de afbeelding bekend als Fleur de Louis en werd ze het symbool van Christelijkheid. (zijn vader Philips I gebruikte de lis echter al in een zegel) In 1179 werd door hem een ordonnantie uitgevaardigd die betrekking had op de plechtigheden bij de kroning van zijn zoon, waarbij gesproken wordt over leliën op de koninklijke gewaden. Ook vindt men die koning voor het eerst met een lelie in zijn hand en met die figuren op de kroon afgebeeld. Hier komt het voor het eerst in de heraldiek voor, eerst ongetand en later in drietal. Een gouden lelie op blauwe grond, dat was het heraldische symbool van de Franse koningen. Zijn opvolgers voerden een wapen waarvan het veld bezaaid was met leliën (seme) tot Karel V haar getal op 3 bepaalde. Men heeft een met leliën versierde scepter uit de 12de eeuw in Germain des Pres, de oudste Parijse kerk gevonden, dezelfde tijd toen Lodewijk VII zijn leliebanier in de tweede kruistocht droeg. Op een zegel aan een charter van 1137 is deze koning voorgesteld met een lelie. Zijn kroon is met leliën versierd en toen hij zijn zoon liet huldigen verlangde hij dat zijn dalmatiek en zijn schoenen azuurkleurig zouden zijn en met gouden lelin versierd. Op een zegel van Philippus van Valois en op een van koning Jan vindt men drie leliën, ze zijn gehecht aan een charter van 1355. Je leest in een manuscript van de nationale Bibliotheek te Parijs dat de inventaris van de kleinoden van Karel I bevat, ‘Dix plats dorex a fruits & a chacun sur le bord trois fleurs de Lys fermees en maniere dեcusson.’
Het eerste geld met leliën werd geslagen onder Lodewijk VII. Een allerhoogste vorstelijke onderscheiding werd het, als men het lelieteken als onderdeel van zijn wapen mocht voeren. Piero de Medici ontving die gunst van Lodewijk XI en zo werd de lelie het symbool van het groothertogdom Toscane.
In 1403 creëerde Ferdinand van Aragon een Orde van de lelie, Paus Paul III in 1546.
Philippus de Schone liet een munt slaan die de naam van florijn kreeg, men zag daarop een kruis met leliën (flora) Op de liard (het oordje) zag men ook de lelie afgebeeld. Men had ook goud- en zilvergeld die men lis noemde. Die werd in 1655 geslagen en in 1657 weer ingetrokken.
In de zalen van het koninklijk hof en in die van het koninklijk gerechtshof waren de behangsels met leliën versierd. Ook hadden de kanseliers en de zegelbewaarders het recht de leliën tot sieraad in hun behangsels te plaatsen. Op een geborduurde stof, gevonden in de graftombe van Raoul de Beaumont, XIIde eeuw, heeft men leliën gevonden. Ook vindt men ze op de kazuifels van de Gelukzalige Thomas van Biville. In een andere inventaris van de Bibliotheek van de koningen Karel V, VI en VII komen leliën op boeken voor: ‘.. esmaillez a fleurs de Lys’ De zetels van de Franse rechters waren ook met leliën versierd. Daarentegen werden ook de dieven en moordenaars met de lelie gebrandmerkt: ‘Lilio ferreo ardenti notare.’
Frans I droeg leliën guirlandes en de lelie werd het wapen van Bourbon, 1589, Bourbon-lelie. Geleidelijk aan verscheen het op de scepterspits, kronen, wapenrokken en werd het als decoratie op tapijten en dergelijke gebruikt.
De ouders van de maagd van Orlans, Joan d’Arc, werden onder de naam du Lys in de adelstand verheven. Ze hadden de bijnaam ‘Du Lys’ op hun wapen en een kroon van lelies boven een zwaard en 2 lelies op een blauwe grond.
Joan d’Arc roept in Henry VI, i:
‘Here is my keen-edged sword
Deck’n with fine flower-de-luce on each side.’
De Dauphin, als de oudste zoon van de koning, wordt dikwijls de lelie van Frankrijk genoemd. Dit is een metafoor die geïmiteerd werd door Shakespeare toen hij King Henry Prinses Katherine liet aanspreken als ‘My fair flower de luce.’ Hij had ook ‘My fair lily’ kunnen zeggen in de scene waar hij haar probeert te behagen in een mengsel van Frans en Engels.
De eerste keer dat de Franse lelies op hetzelfde schild verschenen als de Engelse leeuwen was op het schild van Edmund van Lancaster, de tweede zoon van Henry III die met Blanche van Artois huwde in 1275.
Culpeper spreekt over een olie, genoemd oleum irnum, die gemaakt is van de ‘great broad flag flower de luce’ en niet van de grote bolvormende blauw bloeiende flower de luce, Iris germanica.
De fleur de lys kwam op de legerjas van de Engelsen. Daar bleef het, vreemd genoeg meer dan 250 jaar nadat Calais weer tot Frankrijk gekomen was. Mogelijk had men het niet opgemerkt. Het verlies van Calais wordt verwezen in Henry VI part I:
‘Poppդ are the flower-de-luces in your arms;
Of Englandճ coat one half is cut away.’
Met vele veranderingen bleef de fleur de lis op het Engelse schild, en dus op de Engelse munten, tot de regering van George III, toen hij in het jaar 1801 de titel van Koning van Frankrijk liet vallen. De fleur de lis verdween uit de koninklijke legers. Koningin Victoria plaatste de shamrock in haar koninklijke diadeem. Tot 1800 vormde ze dus een bestanddeel van de Engelse kroon. Daarna bleef de klaver, de roos, de distel en de prei als koninklijke Britse gewassen over wat je op de Engelse 6d, sixpence, d staat voor denarius, de Romeinse munt, kan zien.
Vondel, Bruyloftsbed van Pieter Cornelsz. Hoofd en Helionora Hellemans;
‘Bij zijde en wormgespin.
‘I Wens hem zijn bruid wat wenselijk is
Als mij de bloem van Medicis
De roos gehuwd aan de leliebloem
Toscanes lof en Frankrijk’s roem..’
Vondel, Begroetenis aen Fredrick Henrick
‘En hoe de gevlerkte leeuw, de roos, de Franse lelie
Ons zweren hun trouw bij մ heilig Evangelie.’
Lodewijk XVIII stichtte in 1814 de Ordre du Lys, een zilveren lelie op witte band.
Vele steden en vooral in Frankrijk voeren de lelie in hun wapen als Lille, Orléans Le Havre, Versailles, Tours en La Rochelle als belangrijkste steden, verder ook in andere landen als Wiesbaden en Fulda. Bij de kruistochten kwam ze voor in het wapen van de oude republiek Florence, de giglio bianco of witte lelie en op de bronzen deur van het baptisterium te Florence uit 1403 komt de lelie voor. De Florentijnse lis komt dan ook voor op het wapen van de republiek Florence en op de Florentijnse munt, de florijn, bij ons bekend als Fleur de Lis of flos de lis, ofwel afgekort Fl., het guldensteken. Op het wapen van Spanje en 3 leliën staan samen met de granaatappel in het wapen van Mexico. Op het leger van Winchester en zo ook op het college, worden drie leliën afgebeeld, zo ook in Dundee.
De noordpijl van het kompas werd door G. Giova van Amalfi, als een van de eerste magneten in de zeevaart, versierd met een Franse lelie, 1340, als compliment voor Frankrijk, de lelie is de punt van de kompasnaald. In de wapenkunde wordt de lelie met gevulde of afgeknotte voet afgebeeld, of als leliekruis, een kruis met wapenleliën versierd.
Ieder die tijdens de Franse revolutie de moed had om een lelie te dragen en dat waren er honderden, werd door het revolutietribunaal van 21 januari 1793 ter dood veroordeeld. Op alle gedenktekens werd de lelie verwijderd en door de vrijheidsmuts, of door de keizerlijke adelaar Napoleon vervangen. Wie zo’n roofvogel voor onaangenaam hield verving de lelie voor een bij.
Zo de liberalisten de Napoleaanse viooltjes droegen, staken de koningsgezinde opnieuw de lelie op hun borst, salons en tafels. Bij ons verbande men tijdens de Franse revolutie niet alleen de bloem maar een hele kleur, de oranjelelie en de gele goudsbloem, maar ook sinaasappelen en peentjes werden van de markt uitgesloten wegens hun aristocratische kleur.
In Ierland kan men gemakkelijk de huizen van Katholieken en protestanten onderscheiden. De katholieken plantten de witte lelie en de protestanten de oranjekleurige in hun tuin.
Fleur de Luce of Fleur de Lis?
Na de Fleur de Louis werd het door verbastering Fleur de Luce (bloem van licht) en dan Fleur de Lys en nu Fleur de Lis.
De vraag is echter, welke was de oorspronkelijke bloem. Was dit de lelie, lis of een andere bloem?
Het is mogelijk dat de oorspronkelijke lys van Clovis onze gele waterlis was. Met de kruisvaarders is mogelijk de lelie meegekomen die eerst alleen werd afgebeeld en later in drietal en getand. De naamsveranderingen van de oorspronkelijke lys tot Fleur de Louis maken dit aannemelijk.
De lis lijkt nu, qua uiterlijk, het meest op de bloem van de heraldiek. Oude schrijvers noemden de gele lis dan ook wel gele lelie. Hoewel..
De roos is de koningin der bloemen, de lelie de koning, ook in Frans is de lelie manlijk. De lelie is; ‘Fist le roi des fleurs, don’t la rose est la reine.’
Samengevat: Fleur-de-lys, een zwaard voor zijn blad, een lelie voor zijn hart.
Mogelijk grijpt de hele geschiedenis terug tot voor onze jaartelling en is het een gekerstend symbool die gegroeid is uit het heraldische bemmel, levensboom of Irminzuil (zie Thuja) een oorspronkelijk Keltisch heiligdom. Een afbeelding ervan is ons, behalve in de heraldiek, van oudsher overgeleverd door het in rotssteen uitgehouwen relif van de kruisafname van Christus van het gekerstende Externsteine-heiligdom te Horn in Lippe op de noordoostelijke helling van het Teutoburger woud. Een van de daarop afgebeelde personen staat (de benen zijn vernield) op een voorwerp dat op het eerste gezicht op een stoel gelijkt. Het is echter geen stoel, maar de geknakte levensboom. Het is de omver geworpen Irmin zuil die eenmaal op het heiligdom, de Extersteine, stond en door Karel de Grote in 772 werd vernietigd. Het relif van de kruisafneming vertoont ons de overwinning van het christendom over het heidendom.
Uiteindelijk hebben we dus in de lelie de Irmin zuil of Yggdrasil te zien, de levensboom, het bovengedeelte met drie bladeren. Zo is de lelie, niet ‘afgesneden’ ՠvan onderen, met drie wortels, keurig gestileerd tot de sierlijke vorm van de lelie zoals men die thans algemeen kent in de wapenkunde, geworden tot padvindersinsigne en in het algemeen tot versieringsmotief. Schematisch afgebeeld krijgt men achtereenvolgens de navolgende figurenreeks, verband houdende met het leliemotief, de levensboom, welke verschillende vormen worden aangetroffen als muurankers.
Spreekwoorden.
Bij de Fransen hebben sommige spreekwoorden betrekking op de lelie. Men zegt l’Empire des Lis, zoals de arend het Duitse keizerrijk voorstelt, de luipaard en de leeuw Engeland en Nederland.
De leliën spinnen niet; le royaume de France ne tombe pas en quenoulle (is geen spilleen)
De Franse kroon gaat niet over op een dochter: elle a pris naissance des lis; zij is van Frans koningsbloed; jamais prince de lis ne fut plus triomphant; commencons par le roi, lըonneur des fleurs de lis.
Dichters.
‘O lelie! Wier pracht die van de vorsten der aarde overtreft
wat zoudet gij nog schooner zijn, indien onze vader Adam niet ongehoorzaam jegens zijnen Schepper ware geweest.’ Luther.
‘Wat heeft de Godtheidt hier een hemelschdom geplant!
Hoe roken wij den geur van ‘t melck- en honiglandt
Een blacke Lelin, en versch ontloke Rozen!
Hoe flonckeren d; oevers hier van bdellion, turkozen
Karbonklen, onixsteen, en flickrend diamant!’ Vondel, Adam in ballingschap, v. 311.
‘De Roos en Leli luicken onder
Uw voeten schooner op, o Bloem
Der schoonste bloemen, weereltswonder,’ Vondel. Ibidem. V.1036
Doodsbloem.
De heilige duiven waren witte duiven. Martialis 8, 28 waar de dichter een aan hem geschonken toga roemt en vergelijkt de reinheid met die van de lelie, de ligusterbloem, ivoor, de zwaan, de paphische duif en de parel’.
‘Bilia tu vincis nec adhuc delapsa ligustra
Et Tiburtino quod albet ebur
Spartanus tibi cedet olr Paphiaeque columbae
Cedet Erytraeis eruta gemma vadis.’
Terwijl de blije bruid de mirtenkrans draagt, zo gaan de bruidsmeisjes die de eerste heilige communie ontvangen, met een lelie naar het altaar. In Engeland zou de lelie eens een bruidsbloem zijn geweest. In Griekenland plaatste de priester tot kort een krans van leliën en koren op de hoofden van bruid en bruidegom als symbool van zuiverheid en overvloed. Bij feestelijke processies en naamdagfeesten dragen nog wit geklede meisjes witte leliën in de hand.
Bij de Romeinen gold de lelie als symbool van hoop, in het oosten ook vaak het zinnebeeld van reinheid en onschuld, anderzijds ook het symbool van de snelle dood. De witte lelie is een doodsbloem, voor maagden wordt de bloem al lang gebruikt. En als grafbloem het teken van de na de dood nog voortdurende liefde. Met jeugd en onschuld is de lelie lang verbonden geweest.
In vroegere tijden was er het geloof dat op de graven van de ten onrechte veroordeelde een witte lelie zou groeien. Als ze op het kerkhof op het graf van een onschuldig vermoorde verschijnt is het een teken van komende wraak, ontspruit die uit de grafheuvel van een arme zondaar, dan verkondigt die vergeving. Zo is de lelie ook een groet van de doden aan de achterblijvende leden, vandaar de sage dat de geest van de gestorvene zelf die bloemen op zijn graf heeft geplant.
Aangezien slangen deze plant schuwen, vermeldt de Heilige Schrift; Uit alle bloemen heeft U zich, o Heer, de leliën gekozen.’
Als doodsbloem wordt verteld dat het in het klooster Korvei verscheen op de zitplaats van hem die drie dagen later dood zou gaan. Als de lelie verwelkt, zo verwelkt hij ook. Dit naar de ballade ‘D҄ie Todeslilie zu Korvei.’ Zo leefde er nog een jonge man in het klooster, Markward, die jong en gezond was. Op een morgen vond hij een witte lelie op zijn kerkstoel. Hij verschoot heftig en met een korte beweging schoof hij de lelie naar de plaats van de buurman. Dat redde hem niet want drie dagen later was hij een lijk. De lelie is daarna echter niet meer gezien.
Uit het graf van St. Andries sproot een lelie op wier bloembladen letters stonden die echter niemand begrijpen kon. Een moedwillige knaap uit het geslacht Pogler brak de bloem en sindsdien stierf zelden een Pogler een natuurlijke dood.
Een Spaanse legende verhaalt van deze bloem van onschuld. Een vriendelijke abt ontving een kind in zijn klooster en gaf hem de meest religieuze instructies, hoewel met weinig resultaat. Hij bleef geduldig en bleef vertrouwen. Tot zijn verbazing ontdekte hij dat de broeder telkens naar de kerk ging en daar enige uren bleef. Nieuwsgierig als de broeders waren verborgen ze zichzelf in de kerk om te wachten. Godsdienstig zagen ze de jongen met trillende handen die niets anders deed dan het herhalen van de woorden: ‘Ik geloof in God, Ik hoop op God, Ik hou van God. ‘Op een dag werd hij gemist, ze gingen naar zijn cel en vonden hem daar dood liggen op de stenen, zijn handen gevouwen en op zijn gezicht dezelfde uitdrukking van verheerlijkte vrede en vreugde als ze gezien hadden in de kerk. In een rustige begraafplaats bij Sevilla legden ze de jongen een kruis in zijn hand waarin de abt de woorden in het Spaans had geschreven die de hij in de kerk had gebruikt. Na een tijdje werd een witte lelie gevonden op de plaats, het graf werd geopend en de wortel werd gevonden in het hart van de onschuldige jongeling.
Elfen.
In hun vorm hebben leliekelken grote overeenkomst met een metalen klok. Aan de deur bevestigd klinkt ze als een vriend of vriendin binnenkomt. Als de lelieklokken luiden, zoals de dichters haar afschilderen, als de wind over de velden gaat en bossen en bloemen schudt.
De lelieklokken dienen bijzonder om de elfen tot gebed te roepen. Elke bloem had een elf die met haar geboren wordt en met haar vergaat. Zo is het goed te begrijpen dat de sneeuwwitte bloemen in de schemering op elfjes lijken die door de wind heen en weer gewiegd worden. Zo zal men ook Oberon en de elfen vaak afgebeeld zien met een lelietak die als een toverstaf in hun handen wordt gehouden.
Uit C. Morren.
= Lilium monadelphum, Bieb. Bladeren staan verspreid en zijn opstaand en lancetvormig, veelnervig en ca. 10cm lang, 12-24mm breed met gewimperde randen, naar boven toe worden ze kleiner
Opstaande, groene stengel is behaard en geheel bebladerd.
Tros met 5-25 knikkende, trechtervormige, geurende bloemen, bloemdekbladeren zijn omgebogen en 8-9cm lang en 18-25mm breed, kanariegeel en donker/bruin gevlekt, meeldraden zijn met elkaar vergroeid, geel stuifmeel, juni/juli.
Gemakkelijk groeiende lelie.
Uit de Kaukasus wordt 75-125cm hoog. Is beschreven in 1820.
Lilium monadelphum var. armenum: (uit Armenië) Stuifmeeldraden zijn niet vergroeid.
Verwant aan L. szovitsianum die soms als een var van deze gezien wordt, ook verwant aan Lilium kesselringianum.
Caucasian lily. Krim-Lilie. Werd al in 1800 in de botanische tuin van St. Petersburg geteeld.
Uit C. Lemaire.
Lilium szovitsianum, Fisch. & Lall. (Josef Szovits, Hongaarse plantenverzamelaar in begin 19de eeuw) Bladeren staan verspreid en zijn lancetvormig, veelnervig en ca. 10cm lang, 12-24mm breed met gewimperde rand.
Opstaande en behaarde stengel is bebladerd.
Tros van 5-25 knikkende, trechtervormige en geurende bloemen met donkergele bloemdekbladeren van 9-10cm lang en tot 3cm breed zijn purper gevlekt in juni/juli.
Lijkt veel om monadelphum maar verschilt ervan doordat de meeldraden niet met elkaar vergroeid zijn en bruin stuifmeel.
Gemakkelijk groeiende plant.
Uit de Kaukasus wordt 100-150cm hoog.
Crimson anthered lily, tall sulphur flowered lily.
33 Uit Redoute.
= Lilium chalcedonicum, L. rode krul‑lelie, is zo genoemd naar Chalcedonica, vroegere Griekse strand op de Aziatische kust van de Marmora zee in Griekenland. Talrijke verspreid staande bladeren zijn licht groen en lijnvormig, 4mm breed die onder aan de stengel vrij lang zijn, in het midden plotseling kleiner worden en tegen de top dicht tegen de stengel zijn aangedrukt.
Deze stevige lelie wordt een ruime meter hoog met talrijke bladeren.
Hangende bloemen met bloed/rode bloemdekbladeren van 5cm lang, met rugwaarts omgekrulde bloembladen die met kleine wratjes zijn bezet in juli/augustus.
Deze plant heeft geen stengelwortels en wordt ongeveer 10cm diep geplant.
Gemakkelijk groeiende lelie met opstaande stengels die wat behaard zijn met 1-3 bloemen of meer.
Dit is een van de oudste lelies en is in de 16de eeuw uit Klein Azië ingevoerd.
Lilium chalcedonicum var. maculatum, met dicht zwart gevlekte bloemen.
Lilium chalcedonicum var. heldreichii, (Th. Von Heldreich, Duitse botanicus, 1822-1902) is aan de bovenkant van de stengels niet behaard.
Een natuurlijke hybride is Lilium x testaceum (Lilium chalcedonicum x Lilium candidum)
Naam.
Rode krul lelie, Duitse Scharlach- Turkenbond lilie, Chalzedonische Lilie, Engelse old scarlet martagon, scarlet Turk’s cap, Frans lis de Constantinople.
De oudst bekende afbeelding van een lelie is vermoedelijk de rode krullelie, een 3500 jaar oude fresco van de stad Akrotir uit de bronstijd op het eiland Santorini die bij de uitbarsting van de vulkaan vernietigd werd.
34. uit Curtis botanical magazine.
Lilium pomponium, L. (pronkend) Bladeren staan verspreid en zijn lancetvormig, tot 10cm lang en 3-5mm breed, 3nervig, gewimperd met wat omgebogen rand, naar boven toe worde ze steeds kleiner.
Opstaande stengel is purper gekleurd.
Tros met 2-10 hangende bloemen met een onaangename geur, smalle bloemdekbladeren van 5cm lang zijn omgekruld en oranje/rood, aan de voet wat zwart gevlekt in juni.
Een gemakkelijk groeiende lelie.
Uit Z. Frankrijk en Italië, wordt 40-60cm hoog. Is beschreven in 1659.
Naam.
Dodonaeus. ‘De naam Martagon Pomponi schijnt haar in Italië gegeven te wezen van de liefhebbers die ze vandaar herwaarts overgezonden hebben. Turban lily.
35 . Uit J. Sowerby.
Lilium pyrenaicum, Gouan. (uit de Pyreneeën) Bladeren staan verspreid en zijn lijnvormig, 1-3nervig en tot 12cm lang, ongeveer 1.5cm breed met gewimperde randen.
Opstaande stengel is groen en onderaan violet gekleurd, dicht bebladerd.
Tros met 2-12 hangende, trechtervormige en geurende bloemen met omgekrulde licht gele bloemdekbladeren die zwart gevlekt zijn en 4-5cm lang, 6-8mm breed in juni.
Uit de Pyreneeën westwaarts tot Kaukasus, wordt 40-60cm hoog. Is beschreven in 1596.
=Lilium pyrenaicum f. Rubrum,: met rode bloemen. Lilium pyrenaicum subsp. ponticum, (uit Pontus) de naam is omstreden, wordt ook Lilium. ponticum of Lilium carniolicum subsp. ponticum genoemd. Pyreneese lelie.
Uit H. Fitch.
Lilium pyrenaicum subsp. carniolicum wordt als zelfstandige soort, Lilium carniolicum, erkend, (uit Karinthie) Krainer Lilie.
(Dodonaeus) ‘De Fransen die bij de Pyrenees bergen wonen noemen het consol, dat is Consolida als of men heilkruid of wondkruid zei. De wortel van de berglelie met gele bloemen die in Frankrijk bij de Pyrenees bergen groeien en consol heten gestampt en opgelegd geneest de wonden en kwetsingen zowel van de mensen als van de beesten op zeer korte tijd, in voegen dat de inwoners van de voor vermelde bergen niets anders plegen te gebruiken om hun wonden te helen dan deze wortel.’
Yellow Turk’s cap, Pyrenean lily, yellow martagon lily, Duitse Pyrenen-Lilie.
50. Uit hortus eystettensis.
Lilium bulbiferum, L. deze laatste naam betekent bol dragend omdat aan de stengel meestal kleine broedbolletjes komen.
Verspreid staande bladeren zijn lijn/lancetvormig en 5-7nervig, 10cm lang en 0.5-1.5cm breed. In de bladoksels staan kleine, zwarte broed of stengelbolletjes.
Opstaande en gegroefde stengels zijn rood gevlekt, aan de voet kort behaard.
De 3-10 vlammend rode en naar boven gerichte schaalvormige bloemen lichten op in de zonneschijn, bruin gespikkeld en 5-7cm lang bloemdekbladeren, 18-30mm breed in juni/juli.
Deze lelie is afkomstig uit Midden-Europa en is een gebergtebewoner van de Alpen, wordt 60-120cm hoog.
Feuer lily. Fire of orange lily. Feuer-Lilie.
Lilium bulbiferum L. var. bulbiferum uit Midden Europa, Eigentliche Feuer-Lilie, Wiesen-Feuerlilie, draagt in de bovenste bladoksels broedbolletjes die eruit vallen en na 3 jaar weer bloeiende planten leveren. Bloemvlekken zijn donkerbruin, vooral in O. Alpen
Lilium bulbiferum L. var. chaixii (Elwes) Stoker (D. Chaix, Franse priester en botanicus, 1730-1799) uit Z. O. Europa is een kleine vorm tot 50cm, hoewel die soms niet erkend wordt
Lilium bulbiferum L. var. croceum (Chaix) Pers (saffraan-achtig) uit Midden tot Z. Europa. Roggelelie, Krokus-Feuer-Lilie, Acker-Feuerlilie, draagt zelden broedbolletjes, bloemvlekken zijn zwart, Z.W. Alpen en W. Alpen.
Uit J. Kops.
Var. x croceum Pers is een kruising tussen auranticum, elegans en bulbiferum, verschilt van elegans door de hogere vorm en de zwaardere bloemtrossen van oranje tot rood en bruinachtig/rode tinten in juli/augustus.
Bij deze lelie komen zelden broedbolletjes in de bladoksels voor.
Vele tuinvormen die weinig verschillen.
De boerenlelie of roggelie kwam hier vroeger verwildert voor in de roggevelden en zorgde voor een mooi contrast. Door cultuurveranderingen is de plant vrijwel verdwenen.
Het is een dagvlinderbloem. Omdat ze ook in Nederland voorkomt is ze te vinden in de Vlaams/Nederlandse schilderkunst en de kruidboeken van de 16de eeuw als goudgilg.
Dodonaeus ‘De tweede soort is ook een medesoort van rode lelie en wordt in het Latijn Lilium purpureum minus geheten, dat is kleine rode of purperen lelie om die van de voorgaande soort te onderscheiden. De Grieken noemen het ook Crinon porphyron als de voorgaande, sommige noemen het vroege lelie omdat ze vroeger bloeien dan meest alle andere soorten van lelies.’
Naam.
(Dodonaeus) ‘De derde moet ook onder de purperen of roze lelies gerekend worden en is in het Latijn Lilium purpureum tertium geheten en sommige geven het de toenaam bulbiferum al of men zei derde roos lelie die klisters voortbrengt omdat men tussen haar bladeren of stelen dikwijls bollen of klisters plag te vinden waarmee ze vermenigvuldigd mag worden.’
Historie.
De plant groeit in Midden‑Europa op de bergweiden. De plant is afkomstig of uit Italië of Oostenrijk en waarschijnlijk met de cultuur van de granen naar het Noorden gekomen. Het schijnt dat het al bij de oude Grieken bekend was. De twee enigste soorten die men kende tijdens Karel de V waren de witte en deze oranje lelie. Het werd ook door Fuchs in de 16de eeuw in Italië gevonden en door hem naar Duitsland gebracht. In boeken van 16de eeuw kwam de plant voor en zou in 1542 in de tuin van Nürnbergs burgers Ollinger naast de witte lelie gebloeid hebben. In Kentmanns Kreuterbuch van 1563 zijn beide vormen afgebeeld, de laatste als Golt Lilien en de ander als Duppel Golt Lilien.
Naam.
(Dodonaeus) ‘Deze bloem wordt hier te lande lelikens van Calvari genoemd en soms ook singlen, cymbels of cymbalen omdat de bladeren van deze bloemen zijn omgekronkeld of achterwaarts omgebogen, bijna als ringen of kransjes en daarom worden deze bloemen ook van sommige cimbels genoemd, heydens-bloeme en wilde lelie in onze taal, andere noemen ze grauwe lelie of singelen, in Hoogduitsland Goldtwurtz omdat haar wortel goudgeel van kleur is, ze noemen het ook Heidnische blumen, de Spanjaarden lirio amarillo salvaje, in het Frans lys jaulne en lys sauvage, dat is in het Nederduits wilde lelie, in het Latijn Lilium montanum silvestre zo die van Clusius genoemd wordt. Dan Matthiolus schrijft dat deze lelietjes daar we nu van spreken van de Italiaanse alchimisten en distilleerders Martagon genoemd plegen te worden. Sommige apothekers noemen het te onrecht affodillus en dat omdat Fuchsius die voor Asphodelus femina gehouden heeft. Tragus heeft het Hyacinthus potarum genoemd en voorwaar omdat de bloemen met vele spikkeltjes of druppeltjes besprenkeld zijn en alzo blijkbaar, ja opmerkelijker dan de rode leliebloemen of Martagons en daarom zou dit gewas ook zeer goed Hyacinthus scriptus mogen heten.’
De vuurlelie werd eerst in de 16de eeuw vermeld als goudlelie. Komt in Zuid-Duitsland verwildert voor en meestal in de buurt van kastelen en kloosters. Vuurlelie, Duits Feuerlilie, Engels fire lily of bulb bearing lily, Franse lis jaune. In Tirol heet het bij de boeren donderroos, Donnerblume, vanwege zijn vuurrode kleur en de roep dat ze de bliksem tegenhoudt.
Duitse Bergilga, roth wild welsch Gilgen, Goldgilg, Kaiserkrone, roth heydnisch Lilien, St. Josephs Ilga.
De oranjelie wordt ook wel boerenlelie genoemd en in het Duits Donnerblume. Vanwege de kleur werd de plant weleens uit de tuinen verwijderd door mensen die niet zo blij waren met het koningshuis. Oranje lelie, Engelse orange lily, Duitse Safranlilie, Frans lis safrane, roth Goldgilgen bij Bock.
Werking.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘De bladeren verzoeten en verzachten de zwerende en met zog geladen borsten en de zwellingen van de ogen door het er op te leggen.
De wortel en bladeren van deze bloemen zijn ook goed op de verbrande en verstuikte leden gelegd.
De kwakzalvers en landlopende meesters van Hoogduitsland gebruiken deze wortel om de verstuikte, geblutste en gekwetste leden te genezen.
De alchimisten van Italië plegen van deze bloemen ook een water te distilleren dat bekwaam is in alle voor vermelde gebreken, maar de wortel zelf wordt van de ervaren meesters daar veel beter in gevonden.’
Uit it.wikipedia.org
Lilium ledebourii Boissis (K. Fr. von Ledebour, Duitse botanicus, 1785-1851) uit Azerbaijan en Damasch, een dorp in Iran.
Een uitstoelende plant die 50-150cm hoog wordt.
Gele bollen zijn ovaal en bereiken een doorsnede van 5-7cm,
Harde stengel staat oprecht.
De aan de rand fijn behaarde bladeren zijn liniaal tot lancetvormig en 1-14cm lang en 1-2cm breed.
Bloeit in juni-juli met 1-15 bloemen in een tros, hangend en geurend, 13cm lange bloemstelen, bloembladeren zijn sterk teruggebogen en vormen een tiara van 406cm doorsnede, wit, aan de basis groen en aan de toppen purperachtig, pollen lichtend groen.
Groeit in een klein gebied in het Talysh gebergte bij Azerbaijan en Iran.
De bloem wordt daar Sousan-e Chehel Cheraagh, Susan–e–chelcheragh, genoemd.
53. uit hortuscamden.com
Lilium pensylvanicum (Lilium dauricum, Gawl. (uit Dahurie) Verspreid staan en zittende bladeren zijn lijnvormig en spits, behaard tot kaal en 3-5nervig, 3.5-10cm lang en 0.5-1cm breed.
Opstaande stengel is wat rood/bruin gekleurd en behaard, onder aan geen bladeren
Meestal alleenstaande bloemen zijn opstaand en kelkvormig met scharlaken/rode bloemdekbladeren met oranje/gele voet en 6cm lang, 3cm breed met wat omgebogen top en meestal behaarde achterkant in juni/juli.
Bol vormt uitlopers.
Uit Mongolië, Korea en Mantsjoerije wordt 30-75cm hoog. Is beschreven in 1745. Nauw verwant aan L. maculatum Thunb.
Daurian lil of Siberian lily.
Lilium maculatum uit Curtis botanical magazine.
Sektie Pseudolirium (Amerikaanse sectie).
14. uit L. van Houtte.
Lilium washingtonianum, Kellog. (Martha Dandridge Custis Washington, 1731-1802, vrouw van George Washington, eerste president van de V.S, 1732-1799)
Bladeren staan in kransen, de bovenste vaak verspreid.
Opstaande stengels hebben boven aan geen bladeren.
Tros met 5-25 knikkende en trompetvormige bloemen zijn geurend en wit, wat purper gevlekte keel en lila/purper uitbloeiend, bloemdekbladeren zijn wat omgebogen en tot 8cm lang, 1.5cm breed in juni/juli.
Uit Californie, wordt 75-150cm hoog. Is beschreven in 1872.
Lilium washingtonianum subsp. purpurascens: (purperachtig) Bloemen zijn helder lila tot lavendel.
Lilium washingtonianum var. washingtonianum is vanwege de ziektegevoelige bollen zelden in cultuur, Lilium washingtonianum var. purpurascens wordt veel meer gevonden.
Nevada of Washington lily.
15. uit J. Loiseleur-Deslongchamps.
Lilium parryi, L. Kellogg. (Charles Christopher Parry, Amerikaanse botanicus, 1823-1890) Bladeren staan meestal in kransen, de bovenste verspreid en zijn lijn lancetvormig, 10-15cm lang en 12-20mm breed.
De lemon lily heeft een opstaande stengel.
Tros met 2-10 knikkende, trechtervormige, geurende bloemen, bloemdekbladeren zijn omgebogen, citroengeel een aan de voet wat rood gevlekt, tot 10cm lang en 10-12mm breed in juli.
Uit Californië en Arizona wordt 60-150cm hoog. Is beschreven in 1879.
Parry’s lily of lemon lily. Het is bewezen dat L. parryi een zelfde voorouder heeft als Lilium pardalinum.
20. Uit Redoute.
Lilium superbum, L. (prachtigste of trots) Bladeren staan in kransen en zijn smal lancetvormig, 3-5nervig en 10-15cm lang, 12-18mm breed.
Stevige opstaande stengels zijn purper gekleurd.
Tros met 6-30bloemen, hangend en 7-10cm lang, omgekrulde bloemdekbladeren zijn 7-10cm lang en 12-18mm breed, oranje/rood en purper gevlekt in juli/augustus.
Uit oostelijk N. Amerika, wordt 100-180cm hoog. Is beschreven in 1727.
Naam.
Swamp lily, American Turk’s cap lily, American tiger lily.
23. Uit A. Kellogg.
= Lilium pardalinum, Kellogg. (panterkleurig) Bladeren staan meestal in kransen, 3-7nervig en 7-16cm lang, 2-4cm breed.
Opstaande stengel.
Tros met 5-25 knikkende, trechtervormige bloemen met omgekrulde bloembladeren, oranje/geel en zwart gevlekt, aan de top scharlaken, 6-8cm lang en 2 cm breed in juni/augustus.
Bol met uitlopers.
Gemakkelijk groeiende lelie.
Uit vochtige gronden van Californi, wordt 100-180cm hoog. Is beschreven in 1875.
Lilium pardalinum subsp. pitkinense: (Pitkin Mrsh in Sonoma County, Californi) Pollen zijn rood of bruin, meeldraden bruinoranje, bollen gewoonlijk in 2 delen verdeeld. Komt vooral voor bij de kust en vooral in Sebastopol. (Californi).
Lilium pardalinum subsp. shastense: (uitMont. Shasta, California) Pollen zijn geel of helder oranje, meeldraden oranje, bollen in 2-4 delen, komt uit noordelijk Californië en zuidelijk Oregon.
Lilium pardalinum subsp. vollmeri: (Amerikaanse botanist, arts en kweker van lelies, Albert Michael Vollmer, 1896-1977) zeer lange smalle bladeren, bloemen zijn wat kleiner, pollen donkeroranje, komt uit N.W. Californië en zuidelijk Oregon.
Lilium pardalinum subsp. wigginsii: (Amerikaanse botaniste Ira Loren Wiggens, 1899-1987) Bloemen zijn eenkleurig geel, ook meeldraden en pollen, komt uit Californië en zuidelijk Oregon.
Geen echte variëteit is: Lilium pardalinum var. giganteum: grotere plant, tot 3m, met een 50 bloemen. Deze vermeende variëteit werd door Jacob Whitman Bailey als hybride tussen Lilium pardalinum en Lilium humboldtii geïdentificeerd.
Naam.
Panterlelie, Engelse leopard lily of panther lily, Duitse Pantherlilie.
Uit yaymicro.com
Lilium x burbankii Tub. (Luther Burbank, kweker te Santa Rosa, Californië) =kruising van pardalinum x parryi. Wordt 60-150cm hoog en staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in.
Bladeren staan in kransen.
Tros met 20-30 grote en geurende, knikkende oranje/gele bloemen met donkerbruin gevlekt en aan de top scharlaken en omgebogen bloemdekbladeren.
24 . uit L. van Houtte.
= Lilium humboldtii, Roezl. & Leichtl. (Fr. W.H. von Humboldt, Duitse natuurhistoricus en onderzoeker die het eerst de lelies in dit gebied beschreef, 1769-1859)
Bladeren staan in kransen en zijn lancetvormig en gegolfd, 5nervig en gewimperd, 10-30cm lang en 2-3 cm breed.
Opstaande groene stengel die rood gevlekt is.
Tros van 6-15 en soms meer hangende 7-10cm lange oranje/rode bloemen met omgekrulde bloemdekbladeren die purper/rood gevlekt zijn en 10cm lang, 2-2.5cm breed in juli.
Uit Californië, wordt 120-180cm hoog. Is beschreven in 1872.
2 subspecies; Lilium humboldtii subsp. humboldti, Lilium humboldtii subsp. ocellatum. (met een oog)
Humboldt’s lily.
25 . uit H. Elwes.
Lilium columbianum, Hansom. (uit Brits Columbia) Bladeren staan in kransen, de bovenste meestal verspreid, 3-8cm lang en 1.5-2cm breed.
De Oregon lily heeft opstaande en groene stengels.
Tros van 5-12 knikkende en geurende, trechtervormige bloemen met goud/gele bloemdekbladeren van 4-5cm lang en 1cm breed die omgekruld zijn en purper/rood gevlekt in juli/augustus.
Uit Brits Colombia tot Oregon en N. Californië, wordt 60-90cm. Is beschreven in 1872.
Oregon lily, Columbia lily of tiger lily.
Verschillende Amerikaanse stammen gebruikten de peperachtige smakende bollen als voedsel.
Uit H. Fitch.
Lilium parvum Kellogg (klein) komt uit de Sierra Nevada van Californi en Nevada.
Kleine bloemen die meer belvormig zijn dan de meeste andere, geelachtig oranje tot donker oranjerood met lichtere oranje of gele centrums. Bloembladeren zijn gevlekt met purperen of bruine stippen. Er is een vorm die lichtere bloemen draagt en het begin van de El Dorado County, Californië, groeit die bekend is als ditch lily.
Sierra tiger lily and alpine lily.
Lilium michiganense Farw .(uit Michigan) komt uit de prairies in oostelijk N. Amerika en Canada tot Oklahoma en kan 190cm hoog worden.
Kleine bollen die rondachtig zijn, witte tot geelachtige schubben, geeft rizomen uit.
Gladde stengel.
Smalle en lancetvormige bladeren, 4,6-15,3cm lang en 0,6-2,3cm breed, aan beide zijden met korte stijve witte haren bezet.
1-6 hangende geurende bloemen zijn oranje met donker rode bruine spikkels. De 6 bloembladeren zijn teruggerold en 9,5-9,3cm lang.
Michigan lily.
Uit M. Catesby.
Lilium michauxii, Poir. (Franse botanist Andre Michaux, 1746-1802)( Lilium carolinianum) (uit Carolina) (Lilium canadense var. carolinianum, Lilium superbum var. carolinianum) Komt uit zuidoost N. Amerika, Carolina en wordt 100cm groot.
De bollen zijn klein, rondachtig en 3-4cm doorsnede, vormen 2 delen en een rhizoom.
Harde stengel.
Breed lancetvormige bladeren zijn 1.5-3,8cm breed en 3,6-11,1cm lang die met 2-4 kransen aan de stengel staan.
Trossen van naar beneden hangende bloemen, 1-4 stuks, sterk teruggebogen , oranje tot rood met bruine spikkels, bloembladen worden tenslotte geelachtig wit, juli-augustus .
Carolina lily is de officiële staatsbloem van N. Carolina.
26 . uit de.wikipedia.org
Lilium kelloggii, Purdy. (Albert Kellogg, Amerikaanse arts en botanicus, 1814-1887) Bladeren staan in kransen.
Opstaande stengels zijn purper/bruin, 50-120cm.
Rondachtige bollen zijn tot 7.5cm groot, geven stolonen.
Lancetvormige bladeren zijn 0.9-4.4cm breed en 16cm lang, lopen spits uit en zijn daar naar beneden gebogen.
Tros met 3-8 en soms meer knikkende, geurende bloemen, witte bloemdekslippen met kleine lila vlekjes en omgekruld, aan de buitenkant violet/roze gekleurd in juli.
Uit N. Californië wordt 60-90cm hoog. Is beschreven in 1903.
Sectie Archelirion.
10. Uit A. Gand.
Lilium brownii, Poit. (Schotse botanist en plantenverzamelaar Horace Edgar Brown, 1861-1943) Verspreid staande bladeren zijn lijnvormig en spits, 5-7 nerven, 10-30cm lang en 1.5-3cm breed.
Stevige en opstaande, dikke stengel is aan de voet purper gevlekt, onder aan geen bladeren Meestal alleen staande bloemen, soms met 2-4 bijeen, zijn knikkend en trompetvormig, 15-20cm lang met weinig of geen geur, van binnen roomkleurig wit, van buiten purper gekleurd of gestreept met omgebogen bloemdekbladeren.
In de winter goed bedekken.
Is vanuit Japan in Engeland ingevoerd, waar ze het eerst bloeide bij de Gebr. Brown te Slough, bij Windsor in 1837. Wordt 75-150cm hoog. In Chinees heet het bǎih gān waar de bollen gegeten worden.
Var. colchesteri (ingevoerd door R. Wallace & Co, uit Colchester, in Engeland) verschilt door de sterk geurende bloemen die van binnen wit en van buiten geelachtig zijn met purper/roze middenstreep.
Lilium brownii var. viridulum,(groenachtig schijnend) spatelvormige bladeren en grotere bloemen.
In Chinees yě bǎih.
De bol wordt gekookt en is zeer smakelijk, wordt in China als voedsel gebruikt en geteeld. Smaakt licht zoetachtig en bevat veel zetmeel en wordt vaak in honing gebakken. De gedroogde bloembladeren worden als specerij bij soepen gebruikt.
Wordt in de Chinese medicijnen gebruikt., als hoestmiddel, werkt plas drijvend en maakt rustig. Poeders van de gedroogde bloemen worden als bloedstelpend middel gebruikt.
Is niet winterhard en moet goed tegen vorst beschermd worden.
Uit Curtis botanical magazine.
Lilium rubellum, Bak (rood schijnend) Kort gesteelde bladeren staan verspreid en zijn ei/lancetvormig tot langwerpig/elliptisch, 5nervig en 5-10cm lang en tot 3cm breed.
Opstaande groene stengels zijn rood/bruin gevlekt, de onderste helft zonder bladeren.
Tros met 1-5 knikkende en trompetvormige, geurende bloemen met licht roze bloemdekbladeren zijn 67.5cm lang en 2cm breed, omgebogen in juni.
Uit Japan wordt 50-60cm hoog. Is beschreven in 1898.
Heet in Japans maagdenlelie of himesayuri; kleine prinsessenlelie.
Komt hier niet veel voor, wel in Japan. Duikt minstens in het wapen van 6 Japanse steden op, de geboortedag, 24 mei en 23 juni, staat voor een rein hart en ware schoonheid.
Gekookt is de bol te eten, bevat veel zetmeel en smaakt naar aardappels. Otome-Yuri of Maiden lily.
17 . uit Curtis botanical magazine.
= Lilium auratum, Lindl. (goudkleurige stralen) Bladeren staan verspreid en zijn kort gesteeld, vijf nerven en 10-25cm lang, 1.5-3.5cm breed.
Heeft een ranke stengel met lange bladeren en kan tegen meer dan anderhalve meter hoog worden, groen met vaak wat purper.
Eindstandig staan er ongeveer 10-20 schaalvormige bloemen die een diameter van 22‑30 cm. hebben, bloemdekbladeren zijn 10-20cm lang. De top van de bloembladen is wat teruggeslagen, zodat je goed op de roodbruine pollen kijkt. De geur is zoals een gouden lelie behoort te ruiken, aangenaam. De grondtoon van de bloembladen is helderwit en met karmijnrode druppels en wratten getekend, door de gehele lengte van het bloemblad loopt een brede goudgele band. De bloei valt eind augustus tot midden september.
Deze plant houdt van vochtige lucht en wordt daarom in zijn thuisland, in Australië, N. Zeeland en de west staten van Amerika, Washington en Oregon gekweekt, zo ook bij ons en in Engeland.
De gulden of goudlelie, kwam in 1861 vanuit Japan en werd door von Jhr. von Siebold van Yedda naar Europa en wel in Nederland ingevoerd onder de naam van keizerlijke lelie, Lilium imperiale. Hij zond maar een bol en later, 1863, werden er door John Veitch grotere aantallen naar Engeland verzonden. In 1912 zond een enkele fa, de Yokohama Nursery Company 15 miljoen bollen naar Europa en de Verenigde Staten.
De gouden lelie geldt als de mooiste en elegantste lelie ter wereld.
Gulden of goudlelie, koning der lelies, Duitse Gold-band Lilie, Engelse gold striped lily, golden rayed lily of Japan, goldband lily, Frans lis a bandes dorees, Japans yamayuri; berglelie.
Planten.
Deze lelie vormt wortels aan de stengels en moet dus 12-15cm diep geplant worden.
Groeit niet overal even goed en moet in de winter goed gedekt worden.
Vormen.
Uit bokochans-world.blogspot.com
Naast de gewone vorm werden vroeger verschillende variëteiten beschreven die de kleur van de middenstreep en papillen op de bloembladeren van elkaar verschilden wat nu als een synoniem aangezien wordt. Uitgezonderd is Lilium auratum var. platyphyllum die zeer groot is en heeft tot 30cm grote bloemen met bredere bloemdekbladeren, bredere en elliptisch/lijnvormige, 7-9nervige bladeren. Groeit daar op losse vulkanische bodem. Toch schijnt het als een aparte soort behandeld moet worden en wel =Lilium platyphyllum Makino.
18. Uit H. Fitch.
= Lilium speciosum Thunb. (fraai, mooi) Bladeren staan verspreid en zijn langwerpig tot lancetvormig met ronde voet, glanzend donkergroen en 5-7nervig, 10-20cm lang en 2-6cm breed.
De min of meer heen en weer gebogen stengel is vertakt.
De 10‑12 bloemen zitten aan lange stelen die uit de bovenste bladoksels ontspringen.
Die bloemen zijn groot en wijd geopend met een diameter van 10-15cm, sterk teruggeslagen bloembladen van 8-10cm lang en 2.5-4.5cm breed bezitten een zacht ros kleur dat van de rand af in een sluimerend wit overgaat en vooral in het midden met een aantal karmijnrode/purperen vlekken bezet is. De bloemen worden door de extreem ver uithangende en elegant hangende stuifmeeldraden vervolmaakt. Deze lelie geurt vooral tegen de avond en ճ nachts in augustus/september
Moet in de winter zeer goed bedekt worden.
In Japan en N. Zeeland worden er jaarlijks vele tienduizenden als snijbloem geproduceerd.
De prachtlelie kwam in 1833 uit Japan en wordt 60-100cm hoog.
Deze is ook ingevoerd door Jhr. von Siebold. Ook deze is daar al lang in cultuur, ook in Korea en centraal China.
Var. album heeft witte bloemen, hoewel hier ook variaties in zijn met wat groen of wat roze gekleurde bloemen, een rode ‘Rubrum,’, verder zijn er vele tussenkleuren. De bloeitijd valt van eind augustus tot september. De bloemen lijden hier nogal eens van de regen. Ze worden als volgt verdeeld;
Lilium speciosum var. album: witte bloemen, aan de basis wat groenachtig.
Lilium speciosum var. album novum: (nieuwe witte) als Lilium speciosum var. album, maar met grotere bloemen.
Lilium speciosum var. gloriosoides: (als Gloriosa) schmallere bloembladeren die aan de basis wat purperachtig zijn, komt uit Taiwan en China
Lilium speciosum var. kraetzeri: (Emile Desire Kraetzer, 1839-1882, Franse consul in Japan) helderwitte bloembladeren met groene middenstrepen.
Lilium speciosum var. rubrum: diep purperen bloemen, wordt vaak voor veredelen gebruikt.
Lilium speciosum var. clivorum (van de heuvels) kleinere variant met wat lichtere bloemen..
De bol is gekookt te eten, bevat veel zetmeel en smaakt als een aardappel.
Naam.
Prachtlelie, Duitse Pracht Lilie, Engelse spotted lily, Japanese lily.
Sectie Sinomartagon.
19.
= Lilium henryi, Baker. (Augustine Henry, Ierse arts botanicus en plantenverzamelaar, 1857-1930)
Kort gesteelde bladeren zijn smal langwerpig en veel nervig, tot 15cm lang en 2-3cm breed, de bovenste eivormig en kort toegespitst.
Opstaande stengels zijn min of meer gebogen en roodachtig gevlekt, dicht bebladerd. De soms meer dan 2m. hoge stengel kan tot 10 bloemen dragen maar moet gesteund worden anders hangen de bloemen op de bodem.
Tros met 20 hangende bloemen, de omgebogen bloemdekbladeren zijn 6-8cm lang en 1-2cm breed in augustus/september. De helder oranje bloemen met sterk teruggeslagen bloembladeren hebben zachte en bruine spikkels en kleine wratjes. Wordt 150-200cm hoog.
De plant vormt stengelwortels. De grote bollen, 22cm omtrek, worden 15cm diep geplant.
Deze lelie heeft voor de ontwikkeling van de tegenwoordige lelies veel invloed gehad.
De Henry ‘s lelie heeft dezelfde ontdekkers als de davidii. Deze kwam in 1888 vanuit China naar Europa.
Gemakkelijk groeiende plant.
Tijgerlelie, Henrys lelie, in Chinees bǎih; Hubei lelie, soms ook tiger lily genoemd of Henry ‘s lily, Duits Henrys Lilie.
Bij de Chinezen vinden we een heel ander beeld van de leliën. Leest men hun gedichten en hoort men hun liederen dan vind je zeer vaak de gouden lelie met zoete woorden geprezen wordt. In het begin geloof je dat die mooie lelie in alle toonaarden is bezongen, ga je er dieper op in dan ontdek je tot je grote schrik dat onder de gouden lelie niets anders bedoeld is dan de verfrommelde voeten van hun vrouwen.
Het is al sinds lang het gebruik dat de Chinese vrouwen hun voeten niet zo dragen als ze geschapen zijn. Ze worden in kleine schoenen geperst zodat de schoen wel klein lijkt maar de voet vergroeid is. Zo’n voet die jarenlang, ondanks alle pijnen, ingesnoerd is geweest heeft naar onze begrippen niets met schoonheid gemeen. De geprezen gouden lelie lijkt hierop en heeft een paarden- of ezelshoef. De Chinezen zien in haar het voorbeeld van schoonheid en vrouwen, die geen lichamelijke arbeid hoeven te doen, vinden hun troost hierin om zo klein mogelijk ronde voeten te bezitten. Niets weerhoudt hen om hier vanaf te zien.
56 . Uit W. Hooker.
Lilium concolor, Salisb. (gelijk kleurig) Verspreid staande bladeren zijn zittend en 3-7nervig, 2-7cm lang en 3-6mm breed.
Opstaande stengel is purper/rood gekleurd en behaard.
Tros van 3-10 opstaande, stervormige bloemen met scharlaken/rode bloemdekbladeren die niet gevlekt zijn en 2.5-4cm lang en 0.5-1cm breed, wat omgebogen in juni/juli.
Uit midden China wordt 25-60cm hoog. Is beschreven in 1804.
Var. pulchellum, (fraai of mooi) de Engelse princess lily, verschilt door de groene, onbehaarde stengel terwijl de bloemen variëren van vermiljoen tot oranje/rood en meestal wat gevlekt zijn. Hiertoe behoren de vormen ‘Coridion,’ met citroengele en purper/rood gevlekte bloemen. ‘Parthenion,’ met rode bloemen met gele en groene strepen en is wat zwart gevlekt.
Sterlelie, Engelse star lily, Japanese red star lily en Duitse Sternlilie.
6. Uit E. Bury.
=Lilium lancifolium, Thunb. (lancetvormige bladeren) (meest nog bekend als Lilium tigrinum, Ker-Gawl. (getijgerd) Bladeren staan verspreid, zittend en smal lancetvormig, 5-7nervig en 5-18cm lang, 0.5-1.5cm breed.
Opstaande en donker purperen stengel is wollig behaard, in de bladoksels rood/bruine stengels of broedknoppen.
Tros met 6-30 hangende en wijd openstaande bloemen zijn oranje/rood en van binnen zwart gevlekt, omgekrulde bloemdekbladeren zijn 7-10cm lang en 1.3.5cm breed in juli/augustus
De tijgerlelie behoort tot de mooiste lelies van de tuin. Uit Mantsjoerije, N. China en Japan wordt 100-150cm hoog.
Gemakkelijk groeiende plant.
Heeft witte tot crèmekleurige bollen, tot 8cm groot.
Benaamde subspecies in cultuur zijn; var. flaviflorum (Macho), gele bloemen, var. fortunei (Manly), (Engels, Schotse botanist Robert Fortune die planten in China verzamelde, 1812-1880) grote vorm met wolachtige stengels, var. splendens (Monkey),(stralend, schitterend) krachtige plant met grote bloemen wordt 150-180cm hoog en verschilt verder door iets latere bloei en donkerder gekleurde bloemen in augustus/september.
Naam.
Tijgerlelie, Duitse Tigerlilie, Engelse tiger lily, Frans lis tigre. Chinees jun dān.
Historie/Gebruik.
De tijgerlelie werd door E. Kaempfer in 1712 al beschreven maar zette eerst in 1804 in Europa door toen het door W. Kerr verzameld werd voor de Kew Gardens. Volgens andere bronnen zou het gewas ingevoerd zijn in 1804 door een leerling van Linnaeus, Thurnberg. Wordt in Azië geteeld vanwege zijn eetbare bol, smaken als bittere pastinaken, bevat veel zetmeel en gebruikt om soep dikker te maken, pollen zijn giftig. Gebruikt in de Chinese medicijnkunde.
De Amerikaanse schrijver Thomas Bailey Aldrich (1836-1907) schreef door de schoonheid van deze lelie geïnspireerd een gedicht dat de titel tijgerlelie draagt
‘like the chaliced lilies,
The heavy Eastern lilies,
The gorgeous tiger-lilies,
That in our garden grow.’
Lilium amabile, Palib. (beminnelijk) Verspreid staande bladeren zijn smal lancetvormig met 3 nerven, 2-7mm breed, de onderkant wat behaard.
Opstaande stengel met onder aan geen bladeren.
Hangende bloemen staan met 2-6 in een tros, oranje/rode bloemdekbladeren die zwart gevlekt zijn, omgekruld en 5-6cm lang, 10-12mm breed in juli.
L. amabile var. luteum: met gele bloemen.
Bol is eetbaar als het gekookt wordt, bevat veel zetmeel en lijkt op aardappels. Jonge scheuten zijn gekookt aangenaam.
De krachtige kleur en glanzende vorm van Lilium amabile vererven dominant en gebruikt bij hybriden, stamvader van de ‘Midcentury Hybriden.’
Uit Korea, wordt 50-90cm hoog. Freindly of lovable lily.
Uit www.bbg.org
Lilium cernuum, Kom. (knikkend of omgebogen) Verspreid staande bladeren zijn zittend en lijnvormig, meestal met 1 nerf, 8-18cm lang en 3cm breed, de randen wat omgekruld.
Tros van 2-12 hangende, geurende bloemen zijn lila en wijnrood gevlekt, bloemdekbladeren van 3.5-4cm lang en 1-2cm breed, omgekruld in juni/juli. Lijkt veel op L. pumilum
Uit Korea en O. Mantsjoerije, wordt 30-70cm hoog.
Opstaande en rood/bruin gevlekte stengels zijn in het midden bebladerd.
Var. candidum heeft een groene stengel en witte, aan de voet dof purper gevlekte bloemdekbladeren.
Bol is eetbaar, bevat veel zetmeel en smaakt als aardappels.
Uit Curtis botanical magazine.
Lilium davidii, Duch. (Armand David, Franse missionaris en plantenverzamelaar in China, 1826-1900) Bladeren staan verspreid en zijn lijnvormig, 1nervig, 8-15cm lang en 3-4mm breed
Opstaande stengels zijn stevig en purper/bruin, dicht bebladerd.
Een tros van 5-20 hangende bloemen met oranjerode bloemdekbladeren die omgekruld en in de onderste helft zwart gevlekt zijn in juli/augustus.
Var. schootii (R. van der Schoot, kweker uit Hillegom die deze plant heeft ingevoerd) wordt 125-150cm hoog met 7-15 bloemen waarvan de bloemdekbladeren weinig zijn omgebogen en donker oranje/rood, ongevlekt of in het midden enkele zwarte vlekjes in juli.
Komt uit China. In 1868 werd deze lelie door A. Henry en Pater Farges ontdekt. Eerst in 1908 kwam het gewas door Wilson in Engeland en Amerika aan, wordt 125-180cm hoog .
Het type is niet zo belangrijk, wel wilmottiae.
Var. wilmottiae, Wils. (Lilium wilmottiae) (Miss Ellen Ann Willmott, Engelse plantenliefhebster, 1860-1934) Zittende bladeren zijn lijnvormig en 5-16cm lang, 4-7mm breed en aan de voet behaard, onduidelijk 3nervig.
Stengel is onderaards kruipend en daarna opgericht maar niet zo stevig, bruinrood gevlekt en behaard.
Tros met tot 20 hangende bloemen, bloemdekbladeren zijn omgekruld en ruim 5cm lang, 1.5cm breed en oranje/rood met vele zwarte vlekjes in juli/augustus
Gemakkelijk groeiende lelie
Uit Szechuan, Hupei en Shensi, wordt 125-180cm hoog.
Lilium davidii var. davidii: Bladeren met 1 nerf, in de bladoksels witviltig behaard.
Bevat veel zetmeel en wordt daarom in China veel geteeld,
Davids Lilie.
Gebruik.
Krachtige kleur en glans vererft en wordt bij kruisingen gebruikt. Veel wordt het gewas gebruikt voor hybridiseren, als afstammelingen kunnen de Preston- en Sonnewendhybriden vermeld worden.
Uit Curtis botanical magazine.
=Lilium mackliniae Sealy ( de meisjesnaam van de vrouw van de ontdekker, Frank Kingdon-Ward, die het in 1946 ontdekte.)
Schaduwbeminnende lelie heeft mooie blauwachtig roze bloembladen, mei-juni, 30-90cm hoog met 1-7 belvormige bloemen per plant in een buigende positie.
Lokale Tangkhul Naga folklore zegt dat de lelie de sier van de godin van schoonheid is, Philava, die in de Siroi Kashong (piek) woont. Daarom zou deze plant alleen daar groeien en nergens anders.
Siroi of Shirui (plaats van afkomst) lelie, lily, Duits Manipur Lilie.
Uit revue de l'horticulture.
Lilium nepalense Don (uit Nepal) komt uit de zuidelijke gebieden van de Himalaya, van Bhutan door Nepal.
Wordt 1m of minder, geeft scheuten uit die soms op enige afstand van de geplante plaats komen.
Bladeren zijn lancetvormig, 5-10cm lang en 3cm breed, kleverig, 5 nerven.
Bloeit in juni-juli met 1-15 in een enkele of met 5 in een tros staande hangende trompetvormige bloemen die sterk onaangenaam ruiken, bloembladeren zijn teruggerold, 6-13cm lang, groenachtig of limoengeel, zelden oranjegeel, basis met purper.
Breed rondachtige bollen zijn 2cm doorsnede, witte schubben en geven uitlopers.
Lilium nepalense var. nepalense, Lilium nepalense var. concolor: bloemen zijn eenkleurig limoengeel, zonder purper, groeit vooral in Assam. Lilium nepalense var. robustum: bloemen zijn smaragdgroen met purperen basis en ruiken aangenaam, groter als de gewone soort.
Lilium arboricola Stearn (op bomen groeiend) is een epifytische lelie met groene bloemen en oranjerode meeldraden.
Komt in de tropische regenwouden van Z.O. Azië voor en is in 1954 wetenschappelijk beschreven. De epifytische levenswijze en de groene bloemen zijn apart voor deze familie.
Kleine, zeer vlezige bol is boven en onder afgevlakt, 3cm hoog met een doorsnede van 5cm.
Slanke opgaande stengel is groen en 70-120cm lang.
Draagt enkele verspreid staande en naar onderen gebogen, tot 25cm lange en 4,5cm brede, spits lancetvormige donkergroene bladeren met 3-5 parallelle nerven.
In de bladoksels van de bovenste bladeren komen kleine groene okselbolletjes voor waarmee het vermeerderd kan worden.
Er is 1 plant gevonden in bloei, augustus, 1-3 hangende bloemen aan 17cm lange bloemsteel, De rond 5cm lange en tussen 8-18mm brede bloembladeren zijn slank elliptisch tot lancetvormig, licht appelgroen, stuifmeeldraden zijn 2,2-2,5cm lang en bovenaan purper, pollen donker oranje. Bloemen geuren sterk naar klaver of muskaat.
Groeit in het gebergte bij de Hkrang-Hka vloed op 1370m hoogte in Kachin, Myanmar, en een 800km verder in de provincie Lao Cai te Vietnam.
Ze werd in april 1953 door Frank Kingdon-Ward ontdekt die enige bollen en zaden naar Engeland meenam. Daar werd ze in 1954 voor de eerste keer officieel gepresenteerd en beschreven door William Thomas Stearn. Heeft het daar niet lang uitgehouden en was al in 1961 verdwenen. Eind 2006 werd ze weer door Bleddyn en Sue Wynn-Jones in Vietnam ontdekt en naar Crg Farm Plants in Caernarfon en de botanische tuin van de universiteit van British Columbia in Vancouver in cultuur genomen
39. Uit Redoute.
= Lilium pumilum, DC. (klein, laag) (Lilium tenuifolium (dunbladig)) Bladeren staan verspreid en zijn glanzend groen en lijnvormig, 1nervig en fijn getand, 4-8cm lang en 2-3mm breed.
Opstaande stengels zijn dun en groen, onderaan en bovenaan zonder bladeren.
Een fijne lucht doorstroomt de scharlakenrode bloem die met 6-20 stuks aan een tros zit. Dit is een sierlijke soort met de helderste kleuren van allemaal. Kenmerkend is dat de helmdraden bloedrood en het stuifmeel scharlakenrood is. De bloemblaadjes zijn sterk teruggeslagen, 3-4 cm lang en 6-9mm breed in mei/juni.
Een gemakkelijk groeiende lelie.
Groeit in Mongolië over Mantsjoerije tot N. Korea en wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1820.
Bol is eetbaar, bevat veel zetmeel en smaakt als aardappels. Wordt ook medisch gebruikt. Wordt weinig geteeld, geldt als kort levend.
Naam.
Koraallelie, Duitse Korallenlilie.
41. Uit H. Fitch.
=Lilium x testaceum Lindl. (met geelrode tekens) =kruising van candidum x chalcedonicum wordt 120-150cm hoog. Een natuurlijke hybride.
Bladeren staan verspreid en zijn lijnvormig, 3-5nervig en 7-10cm lang die naar boven toe steeds kleiner worden.
Opstaande stengels zijn bruin gekleurd en wat behaard.
Tros met 3-12 bloemen van 6-7.5cm lang, bruingeel en oranje/geel geaderd, wat roodachtig gevlekt met omgekrulde bloemdekslippen in juli
Naam.
Engelse buff coloured lily, Nankeen lily en Duitse Nankinglilie, Franse lis isabelle.
9a) omvat klas 9a, Martagon, de turkenbondvormige soorten.
27. Sectie Martagon.
Lilium martagon, L. (kamp in kwadraat) Bladeren staan in kransen en zijn lijn/lancetvormig, toegespitst en 5-9nervig, kort gesteeld, 5-8cm lang en 8-15mm breed, de bovenste meestal verspreid.
Ovale bol kan 8cm doorsnede halen en bestaat uit vele schubben.
Opstaande en glanzend groene stengels zijn roodachtig gekleurd en bovenaan behaard, aan de voet en onder de bloemen vrijwel niet bebladerd.
De fraaie en niet zo aangenaam geurende bloemen hebben een omgekrulde bloemrand met een zalm/roze/purper kleur waarop donkere stippen getekend zijn, bloemdekbladeren zijn 5cm lang en 0.5-1cm breed. De stengel draagt meestal 3-6 bloemen, bij grote bollen soms het dubbele aantal. Er wordt verteld dat 50 bloemen op een stengel van 2m. gezien zijn die door deze grote last doorboog. In juni is het gewas betoverend als het in de dichte loofwouden zijn bloemen beweegt in de wind.
Gemakkelijk groeiende lelie.
De Turkse lelie komt verwildert voor in de westelijke Alpen tot een hoogte van 2400m , meestal op bergweiden. Verder komt het voor in de Balkan tot in Siberië en oostelijk tot aan het Baikalmeer, wordt 60-120cm hoog. Is beschreven in 1596.
Var. album heeft groene en gladde stengels, zuiver witte en wat groen roze gestippelde bloemen. Hiertoe behoort de vorm ‘Candidum,’ met geheel witte bloemen.
Var. cattianiae (Maria de Cattani, plantenliefhebster te Spalato in Dalmati die deze plant ontdekte, 1789-1890) groeit wat hoger, 2m., met donker wijn/rode bloemen zonder vlekken en donkere stengel.
Var. sanguineo-purpureum heeft bloed/rode en purper gevlekte bloemen.
Var. pilosiusculum: (behaarde vormen) uit Siberië, Mongolië, China, met duidelijk smallere bladeren, 90cm, sterk behaarde bloembladeren en knoppen..
Deze lelie komt goed tot zijn recht in combinatie met grijzige struiken.
Liefst groeit die op kalkhoudende gronden, maar is daar niet aan gebonden.
Nieuw is tegenwoordig een witte vorm, de ‘Album,’ die ook zeer geschikt is voor verwildering. Met een plantdiepte van 10cm bloeit die in juni.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De eerste en grootste soort van deze purperen of roze lelies wordt in het Latijn Lilium purpureum majus genoemd en is hier te lande bekend met de naam van grote Martagons of rode lelie of purperen lelie, dan Matthiolus schrijft dat ze in Italië Lilium silvestre en Hemerocallis genoemd wordt, maar de Hemerocallis, als Dioscorides betuigt, brengt op elke uitspruitsel of bijbol drie of vier bloemen voort en van kleur sterk geel, dat is vol of zeer geel .Daarom blijkt het genoeg dat de Martagons niet voor de Hemerocallis te houden zijn, maar eerder voor de soort van lelies die van Dioscorides in het kapittel van de lelies beschreven wordt met naam van purperen lelie of op het Grieks Crinon porphyron die ook van Plinius Lilium rubens, dat is rode lelie, genoemd wordt en van de Grieken, zo dezelfde betuigt Crinon en wiens bloem ook naar het zeggen van dezelfde Plinius, Cynorrhodon genoemd is van welke lelie ook wel meest geprezen wordt degene die in Antiochië groeit en daarna die bij Laodicea van Syrie groeit en daarna degene die van Phaselis komen en ten vierde die van Italië.’
Lobel vermeldt de naam van Hemerocallus als een die een dag open gaat en weer sluit wat wel op een tulp zal slaan: ‘Nochtans zal ik geenszins bevestigen dat de beste lelie van Calvarie zou zijn Lilium coronarium of Hemerocallis omdat ze wat van een vuile of venijnige reuk heeft. Maar dat de gasten van Athenaeus zouden gezegd hebben dat de bloem van deze verdwijnt als de zon ondergaat en met de opgang wederom uitspruit moet aldus verstaan worden dat ze niet geheel verdwijnt of vergaat maar dat door het aankomen van de vochtige en koudachtige nacht de bloemen weer ineen getrokken worden die de volgende dag met de zon weer opengaan en weer levend worden gelijk als de Tragopogon of morgenster Solsequim en chicorei en ander Heliotropium gebeurt.’
Martagon is een bijzondere naam die uit de namen van de Romeinse krijgsgod Mars en het Griekse woord voor kamp gevormd is, Martagon betekend zo een kamp in kwadraat. Hier hebben we al te maken met een hybride, deze naam vormt een woordhybride. Het betekent de zege brengende, men hield de knol voor vastmakend en overwinnend. Mogelijk is dit een ver gezochte verklaring en is de afleiding meer in de oriëntaalse bronnen te zoeken. Frans martagon.
(b) Naar de bloemvorm wordt deze plant Turkse lelie genoemd omdat die wel wat op een tulband (Turks tlbent) lijkt. Duitse Trkenbund, Trkenbund-Lilie, Engels Turk’s cap en Huleh lily.
Heydense berglelie of martagum montanum wordt de plant genoemd omdat het gewas afkomstig is van zuidelijke bergstreken. Heidnisch Blume bij Bock, Jerusalemsblume of Lilie van Calvarien.
(d) De gele bol, Goldgilgen bij Brunfels, Goldwurz –gilgen en Goldapfel, Goldblla , Goldpfandl, Goldruabn, Goldlilie, Goldzwiebel, verder Chymisten-Ilgen. (zie de echte gele L. chalcedonicum) Goldwurzl, Goldzwifl, Poms dկr, Schlotterhose, Schmalzwurz, Sillingwuarz, Sillingrute, Trkisch-Huat.
(g) Bloemkleur, rothe Berglilie, Krullilie en rot Lilie.
Historie.
De mooie en zeldzame Lilium martagon werd door een Venetiaanse patriciër aan de Belgische gezant ten geschenke gegeven waardoor die bij van Delft bekend werd. Die schilderde en graveerde de mooie plant in koper. Een Madame de Kuysenberg spaarde kosten nog moeite om ze in Brussel in het groot te kweken en Clusius zorgde ervoor dat ze verspreid werden. Clusius had in Wenen ook de chalchedonische lelie gezien. Hij liet door de gezant van Constantinopel een knol bezorgen en stuurde die naar ons land. Alleen met deze lelie was Dalechamp hem voor, hij liet zaden uit Constantinopel rechtstreeks naar Frankrijk komen.
Folklore.
Martagon is een naam die in de 17de eeuw ook aan andere planten werd gegeven door alchimisten die hen in verbinding brachten met de planeet Mars. Met de goudgele knol probeerden de alchimisten metalen te verkleuren, het liefst zagen ze metaal in goud veranderd, dit is nog te zien aan de Duitse naam Goldwurz, ook de andere namen wijzen op zijn gele bollen, Goldapfel en goudui.
Men verhaalt ook dat als de gele knol naast melk en boter gelegd wordt dat die dan ook geel worden. Waarschijnlijk moet het er dan een hele tijd bij liggen. Het werd ook tegen aambeien gebracht, de gouden of golden ader, koeien die ervan eten zouden gele boter geven.
De bol zou ook een krachtige liefdesstimulans geweest zijn.
Fuchs meldt in de 16de eeuw dat het gewas gebruikt wordt tegen wonden en schurft, de wortel bij teringlijders en dat met meel gemengd gegeten kan worden. Hesiodus geeft aan dat de ouden de knol zo ook dagelijks bij het eten gebruikten.
Werkt ook geesten werend, degene die een bol bij zich droeg hoefde van de duivel niets te vrezen en komt in goede doen en geluk zal zijn deel zijn. Als je dit wilt kan je het nog proberen door de knol bij je te dragen, dor of niet, maakt niet uit. Als je de wortel wat kookt zodat ze niet vuil wordt en in een zuivere doek draagt heelt het de melancholie en stilt de belezene en maakt die geheel rustig. De duivel kan niet tegen de gouden appel. Hangt men deze wortel bij kinderen die de tanden krijgen op, dan komen de tanden zonder pijn. Als je de wortel 's nachts draagt behoudt het voor ongeluk door bozen.
In de magie werkte ze tegen toverij, spoken en behoedt tegen verwonding. Tegen duivelse kunsten draagt men de wortel Գ nachts bij zich. Voor hetzelfde doel kan je de gedroogde bol je hele leven meedragen. De helende en duivelwerende krachten kunnen verklaard worden doordat de bol vroeger medisch wel gebruikt werd. Het bezit een bitter/scherp sap dat tegen wisselkoortsen gebruikt werd en werkt urinedrijvend.
Opgraven.
De knol werd als amulet om de hals van kinderen gehangen die tanden kregen. Een olie ervan werd gebruikt tegen brandwonden en als cosmetisch tegen een rood gezicht, verder tegen alle mogelijke ander onheil. Het opgraven van een bol is niet zo eenvoudig, dit moet gebeuren op vrijdag als de klokken het Angelus luiden. De bol mag niet met blote handen aangeraakt worden en men moet die in een lap naaien zonder een knoop in een draad te leggen. Ook diende men erop te letten dat de hemel onbewolkt was, door de grote kracht van de bol zou het anders onmiddellijk gaan regenen.
Sagen.
Die goldkinder van Gebr. Grimm. Een visser vangt een sprekende vis die hem zegt: ‘Snij mij in zes stukken en geef er twee aan uw vrouw, twee aan uw merriepaard en leg er twee in de aarde ‘. De vrouw schenkt het leven aan twee goudkleurige kinderen, de merrie aan twee gouden veulens en uit de aarde ontspruiten twee gouden lelin. De twee broeders rijden op gouden paarden de wereld in, een komt terug en de ander rijdt verder. De thuis geblevene ziet een van de lelin omvallen, zijn broeder zal dood of in groot gevaar zijn. Hij rijdt opnieuw weg en dwingt de heks, die zijn broer in een steen heeft veranderd, tot het leven terug te roepen. De omgevallen goudlelie is weer rechtgekomen en heeft gebloeid.
Zo is er een gelijkend verhaal maar dan met bomen, de levensbomen.
In Normandië was een ridder die vaak op een kerkhof kwam, wat zocht hij daar? Maar eens, toen hij er weer was, gebeurde het onverwachte. Bij het wandelen tussen de zerken zag hij op een tombe een schone jonkvrouw zitten. Wat was ze mooi, wat kostbaar gekleed, een goudlelie had ze in de hand, hadden haar krullen daar de kleur van? De ridder boog voor de leliedraagster die hem vertelde haar mee te nemen naar zijn kasteel. Hij moest echter 1 ding beloven nooit over de dood te spreken, ook bij anderen niet. Dat hoefde ook niet want overal waar ze waren was blijheid. Eens was er een groot feest, de minstreel zong mooie liederen, totdat hij een andere toon aannam dat zong van de dood. De gastheer riep verschrikt; ‘Houdt op’ en keek zijn naar zijn geliefde, wat werd ze bleek, ze sloot de ogen en voordat hij wist wat er gebeurde had hij een gouden lelie in de hand en was de plaats van zijn vrouw leeg.
(349) Te Leiden vertelde men dat in vroegere tijden daar een tovenaar was die de mensen het hoofd afhieuw en naderhand weer op de hals kon vastzetten. Toen de tovenaar zijn kunst vertoonde trad in de kamer waar het gebeurde een varensgezel en zag toe. Op de tafel voor de tovenaar stond een groot glas met gedestilleerd water en iedere keer dat een kop werd afgesneden, groeide uit het glas een witte lelie omhoog, die door de tovenaar de levenslelie werd genoemd. Toen nu de tovenaar op zekere dag weer een hoofd had afgehouwen, trad de varensgezel snel toe en sneed met een scherp mesje, buiten weten van de tovenaar, de stengel van de lelie door. De tovenaar wilde daarna opnieuw de kop op de romp zetten, maar dit lukte niet meer. Hij werd vastgegrepen, veroordeeld en verbrand. Dit zou in het jaar 1528 gebeurd zijn. (waarschijnlijk is het een vervormde Faust-sage)
Hyacint.
(Dodonaeus) ‘De poëet Ovidius in zijn tiende boek van de Metamorfosen geeft diergelijke lelies de naam van Hyacinthus, naar de jongeling Hyacinthus van wiens bloed hij versiert dat deze bloem gesproten zou wezen terwijl hij met de God Apollo al spelende sterft of omgebracht werd en welke dood die God zeer mishaagde zodat hij de tekens van zijn droefheid en klachten in deze bloem heeft willen tonen als men aan de puntjes of plekjes die men daarin ziet opmerken kan, dit betuigt hij met diergelijk gedicht:
‘Merk op hoe dat het bloed wat stortte op de aarde
Besproeide het groene gras, geen bloed is u gebleven;
Maar de aarde heeft daarvoor een mooie bloem gegeven,
De lelie heel gelijk van vorm en van waarde,
Behalve dat ze gans purperrood van schijn is en
De lelie heel sneeuwwit bevonden wordt te zijn.
Het aardrijk bracht haar voort door Phoebus sterk gebod:
Die wilde overal zijn goede hart betonen,
Dat hij zijn vriend toedroeg en heeft als een machtig God,
In het midden van deze bloem tot teken van zijn smart,
Gedrukt zijn zwaar geklaag met steken die noch blijken.
En als men die aanziet niets anders dan Ay Ay lijken.’
Dezelfde bloem is ook van de Griekse poet Theocritus met de naam Hyacinthus beschreven in zijn grafgedicht of Epitaphion wat hij maakte ter eren van Bion in het 19de Eidyllion wanneer hij zegt op de navolgende manier:
‘Hyacint uw naam is in uw bloem gebleven:
Want daarin staat Ay Ay als met uw bloed geschreven.’
Insgelijks vermaant Vergilius van dezen Hyacinthus in de derde Ecloga van zijn Bucolica en zegt dat die mooi rood (suave rubens) van kleur is. Nemesianus schrijft ook in zijn tweede Ecloga dat de Hyacinthus lieflijk rood (dulce rubens) wordt bevonden en die naam rood of rubens betekent zoveel bij de poten als dat woord purpureus bij Ovidius. Want de rode kleur van de bloemen wordt zeer dikwijls bij de poten en andere schrijvers purper of purpureus color genoemd. Sommige menen dat dit gewas ook de toenaam van Hyacinthus ferrugineus voert omdat de bloem het roest van ijzer door zijn roodheid schijnt te gelijken, want net zoals de aerugo het roest is van het koper zo is de ferrugo het roest en bederf van het ijzer die ook naar zijn rode kleur rubigo, dat is roest, genoemd plag te wezen.
Hoe het gaat, immers deze kleur ferrugineus schijnt een donkere en droeve kleur te wezen en geschikt om rouw en droefheid te betonen als blijkt uit de Argonantica van Catullus en uit Ovidius in zijn metamorfosen.
Dan om tot de Martagons, dat is onze roze of purperen Hyacint wederom te keren zo moet men weten dat meest alle nieuwe kruidbeschrijvers deze Hyacint de Latijnse naam Hyacinthus Poticus geven, dat is de Hyacinthus daar de poten van spreken en met die naam is ze van de andere gewone Hyacint onderscheiden die van Jodocus Willichius in zijn Commentaria op de Georgica van Vergilius Hyacinthus Historicus genoemd is. (dat is dus de Hyacinthus non scriptus die we nu kennen als Scilla non scriptus, die ook enkele medesoorten had waaronder de later ingevoerde oosterse hyacint die wat groter was en meer mogelijkheden had voor de kwekers en zo als hyacint bekend werd.)
Maar, naar mijn goeddunken, zou men deze onze rode lelie met betere redenen de naam van Hyacinthus scriptus geven al of men zei Hyacint met puntjes of spikkeltjes geplakt of de getekende Hyacint en de andere Hyacinthus die met de naam overal gewoon en bekend is Hyacinthus non scriptus, dat is Hyacint zonder spikkelen noemen als we hier later zullen aantonen, want in deze Hyacint of in de Martagons ziet men vele puntjes en vlekjes staan daar de andere gewone Hyacint helemaal geen spikkeltjes heeft. Met deze naam komt dat gedicht van Theocritus goed overeen in zijn 10de Eidyllion daar hij deze Hyacint de toenaam grapta geeft wat in het Latijn scripta en in het Diets beschreven of geplekt betekent en zegt daar dat de viool zwart is en de Hyacint ook, niet omdat deze Hyacint heel zwart is, maar omdat hij met zwarte puntjes en stipjes gespikkeld en getekend is, niet anders dan de narcis purpureus of purperkleurig genoemd wordt omdat hij in zijn midden een ronde ring of gekrulde krans heeft die purperkleurig is welke narcis ook luteus, dat is geel, genoemd wordt omdat de middelste kelk geel plag te wezen daar nochtans het meeste deel van deze twee soorten van Narcissen, te weten de omringende of uitgroeiende bladeren van de bloemen heel sneeuwwit bevonden worden als de beschrijving van de narcis duidelijker uitwijzen zal.
Pausanias in het tweede boek van zijn Corinthiara verhaalt dat deze bloem die we Martagons of Hyacinthus scriptus noemen of immers een zeer diergelijke bloem Comosandalos van de Hermionzers genoemd plag te wezen wanneer hij de ceremonin en manieren vertelt die ze hadden om de Godin der Aarde op haar eigen feestdag te eren aldus beschrijft: Ԅe priesters, zegt hij, gaan in deze ommegang voor met de heren van de stad, daarna de mannen en de vrouwen en tenslotte volgen de kinderen zelf, ze zijn allen versierd met witte kleren en dragen op hun hoofd kronen of kransen die van een zeker soort van bloemen gemaakt zijn en aldaar Comosandalos genoemd, welke bloem ik meen dat het dezelfde is die we Hyacinthus noemen, want ze is die van grootte en van kleur in alles gelijk en is bovendien ook met die tekens of plekken getekend die in de Hyacint gevonden worden en een teken van rouw en droefheid zijn. Welke woorden van Pausanias me zeer gemakkelijk zouden doen geloven dat onze rode lelie de Comosandalos wat gelijk is.’
Gessner denkt aan Cypripedium calceolus en anderen aan de tulp, de martagon lelie, de gladiool of Ophrys ferrum equinum.
29 . uit Addisonia.
Lilium hansonii, Leicht. (Hanson, Amerikaanse lelieliefhebber in de 19de eeuw) Bladeren staan meestal in kransen en zijn langwerpig/lancetvormig, de voet loopt uit in een gevleugelde steel, 3 tot veel nervig, 10-18cm lang en 2-4cm breed.
Opstaande stengel is groen.
Tros met 6-12 knikkende bloemen zijn goud/geel en bruin gespikkeld, dikke bloemdekbladeren zijn omgebogen en 3-4cm lang, 1-1.5cm breed in juni/juli.
Dit is een sterke lelie voor de tuin en kan jarenlang blijven vaststaan.
Is gemakkelijker in de tuin te kweken en overleeft een tien jaren, maar ruikt wat sterk naar oude kaas.
Uit Japan, Amur en Mantsjoerije, Korea, wordt 100-150cm hoog. Is beschreven in 1865.
Duitse Gold Turkenbund. Hansons of Japanese tur’sճ cap lily.
47 . uit H. Elwes.
Lilium medeoloides, Gray. (mergachtig) Bladeren staan meestal in 1 krans waarboven nog enkele verspreide bladeren staan, lancetvormig en 2-4nervig, 10-15cm lang.
Opstaande stengel heeft in de onderste helft geen bladeren.
Alleenstaande bloemen of met 2-5 bijeen zijn 3.5-4.5 cm lang en hangend, bloemdekbladeren zijn oranje/rood en donker/rood gevlekt, omgebogen in juli.
Uit Mantsjoerije, Kamtsjatka en Japan wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1878.
Naam.
Duitse Gilg en Engelse wheel lily of medeola lily.
Planten.
Een houdbare snijbloem, ofschoon de bollen het niet lang in de tuin uithouden en vaak opnieuw geplant moeten worden. De kleine bollen moeten op een 8cm diepte geplant worden. Een kalk minnende soort Het plantje heet pumilum naar de bescheiden afmetingen, 60cm, is geschikt voor de kleine tuin of rotstuin. De vroegere naam L. tenuifolium, de zacht bladige lelie, paste ook goed bij haar, de kleine blaadjes voelen zacht aan. Na uitzaai bloeit de plant in het derde jaar.
45 Sectie Pseudolirium. Uit NGSimages.
Lilium grayi, S. Wats. (Asa Gray, Amerikaanse botanicus, 1810-188) Bladeren staan in kransen en zijn lancetvormig.
Opstaande stengels.
De 1-2 bloemen zijn breed kelkvormig, knikkend, de oranje/gele bloemdekbladeren zijn 3/5-6cm lang en sterk purper/rood gevlekt, aan de buitenkant scharlaken en niet omgebogen in juni/juli.
Bol met uitlopers.
Uit Virginie tot Tennessee en Carolina wordt 60-90cm hoog. Is beschreven in 1888.
Gray's Lilie.
Uit Redoute.
=Lilium canadense, L. (uit Canada) Bladeren staan in kransen en zijn gewimperd, 7-10cm lang en 1-2cm breed.
Opstaande groene stengel.
Bloemen staan met 3-8 in een tros, hangend en smal klokvormig met 7cm lange en 12-14mm brede, wat omgebogen helder oranje/gele bloemdekbladeren waarvan de bovenste helft bruin/purper gevlekt is in juni/juli.
Bol met uitlopers.
Uit Canada en O. N. Amerika wordt 60-150cm hoog. Is beschreven in 1629.
Var. rubrum heeft oranje/rode bloemdekbladeren die donkerder gevlekt zijn en aan de voet geelachtig.
American wild yellow lily, Canada lily, meadow lily, Duits Kanada-Lilie, Kanadische Wasser-Lilie, Gelbe Lilie.
De bol is zeer gezocht en smaakt goed. Komt veel in Canada voor waar wandelaars de bollen uitgraven om te koken. Bollen zijn zoeter dan de meeste andere soorten en laten zich tot een soort melasse verkoken. Een thee uit de bollen werkt maagversterkend en helpt bij menstruatiemoeilijkheden. Laat zich gemakkelijk telen.
48. Uit Redoute.
Lilium philadelphicum, L. (uit Philadelphia) Bladeren staan meestal in een krans, zittend en lijn/lancetvormig, de onderste 5-10cm lang en 6-12,mm breed.
Opstaande stengels, onderste deel is niet bebladerd.
De 1-3 opstaande bloemen zijn kelkvormig met niet of weinig gebogen bloemdekbladeren van 5-8cm lang en 12-20mm breed, scharlaken met aan de voet een grote gele, purper gestippelde vlek in juni/juli.
Uit Philadelphia, Ontario tot Carolina wordt 40-75 cm hoog. Is beschreven in 1757.
Thee uit de bollen werkt koortsverlagend en kan bij verkoudheid gebruikt worden. De gestampte bol kan bij wonden en zwellen van buiten gedagen worden en bespoedigt de heling. Gekookt is de bol te eten, gemalen zetmeelrijke bol wordt bij het verdikken van soepen gebruikt en sausen. Is moeilijk te telen.
Naam.
De orange cup of wood lily, whorled leaved American lily, wild orange/red lily, prairy lily.
Veredelaars.
Isabella Preston, F. L. Skinner en C. F. Patterson in Canada, S. L. Emsweller, D. Stone, C. Yerex, J. M. Shaver, L. Woodriff uit Amerika, C. Feldmaier uit Duitsland, J. S Yates, N. Zeeland, G.W. Darby in Engeland en V. A. Grot uit Rusland. De laatste jaren komen er vele nieuwe soorten uit Nederland.
Orkest.
Er zijn bloemen die als een lied uit de aarde naar de hemel oprijzen. De narcis bespeelt de trompet in geel of rood koper, een prachtig instrument en nooit ontstemd. Je ruikt de heerlijke toon. Geen valse noot zal dit spel ontstoren, het is een ideaal harmoniegezelschap. Het is de muziek van sferen, dat zich in ritmische vrolijke klanken in dur beweegt. De harmonie die opgezet wordt door engelentrompetten, (Datura ‘s) het resultaat van vibraties, voortvloeiend uit de beweging van de verschillende instrumenten. Op de vlakte hoor je zwaarmoedige muziek in mol verband. De viool klinkt als een rietzanger terwijl de cymbaal het fluisteren en lispelen van het in de wind bewegende riet nabootst. Het hoofdmotief die in deze symfonie van bloemen wordt geblazen komt van de leliën. Die blazen fanfares op de mooiste trompetten en frissen het jaargetijde op met schallende kleuren, con brio furioso, met een zwoel geurend nocturne of een lieflijk ter zonne nijgend adagio in de vroege, prille morgen. Een speelse afwisseling van legato en staccato geeft de muziek een verhoogde levendigheid.
Geen valse noot hoor je in deze symfonie van bloemen. Ze staan in groepjes alsof ze in elkaar opgaan en samen de trompetten toetsen. Ze hebben zich opgesteld tussen de heesters als in een orkestbak, bescheiden en weg van de menigte. In het veld verschuilen ze zich tussen de halmen en alleen de klaroenen komen uit het golvende bos tevoorschijn.
Elke groep draagt zijn eigen uniform, er zijn er met goudband (L. auratum) zij bespelen een witte albasten trompet die van binnen met gulden biezen is afgezet, een weelderige instrument dat met bruine motiefjes is ingelegd. Daarnaast staat de groep Hansoni, die dragen kleine oranje gele tulbanden, chalcedonicum blaast met een scharlaken instrument het vurige lied der liefde. In de stilte die valt komt langzaam een zoete toon op, gespeeld op een zilveren trompet, de madonnalelie. Dan is er die geheimzinnige weelde van geuren die de fijnste snaren van verbeelding en herinnering doen trillen. De oude martagonlelie speelt largo terwijl de jonge regale allegro gaat. In de verte horen we het brommen van een fagot. Dissonante akkoorden zijn voor rekening van de rode krullelie. De tigrinum groep speelt een wilde jazzmuziek op oranje en bruinrood gestippelde kelken. Het corps pumilum speelt nog niet, ze laten de trompetten werkloos hangen. Een ander stort achteloos een rijkdom van geur uit de kelk. Er zijn japanners die een benevelde parfum laten vloeien uit rood/roze en rood purper gevlekte horens. Fijne levensadertjes doortrekken de kelken, sommigen zijn zelfs geletterd en bloedrood getint, een afspiegeling van het lijden van hun spelers. Onze eigen leliën blazen het oranje Wilhelmus of het rode lied der marseillaise, anderen preluderen zachtjes het Bijbelse woord die als leliën des velds zijn, blank en rein. Een volgende groep steekt de bazuinen hoog op, sommigen laten de klokken hangen die door de wind bespeeld wordt zodat overal de welriekende muziek bespeurd kan worden. In deze harmoniewedstrijd zijn de deelnemers uit vele landen gekomen, ze strijden allen om de 1ste prijs.
Nieuwe leden.
Jan de Graaf uit Oregon zette ze in een eigen orkest en met hem als dirigent kwam deze groep tot grote hoogte. Zijn meesterstukken leiden tot een zwoel nocturne. Het aantal nieuwe leden stroomde toe, de uniformen werden steeds schitterender, de instrumenten voller en gekleurder, de tonen dieper. Speelden ze vroeger de hymnen en Gregoriaans in c en twee es, nu komen ze tot f. In de compositie speelt Connecticut King pianissimo en Scirocco in fortisimo.
Zijn eerste compositie betoverde de wereld in adagio (Enchantment) Nu spelen ze ook de droeve blues met donkere bazuinen, maar ook de jazz in swingende zijwaartse, vooruitgestoken en opgeheven trompetten. De orintaalse rockbands hebben een eigen sound, opwindend en meeslepend. De longiflorums zijn nog wat koeler en stijver van aanzien, die hebben gestudeerd. Oude bands zijn historisch, nieuwe groepen spelen kort en heftig en zijn weer snel vergeten. Ze spelen met trillingen die als een lied uit de aarde naar de hemel oprijzen, machtige massaճ en verfijnd lijnenspel wisselen elkaar af. Toch zie je hier bij de nieuwe aanwinsten en daar een donkere tint, Monte Negro, een kleur die de toeschouwer iets klemmends bezorgt, een harmonie in mineur toont.
De trompetten zijn schitterend, gestreept en geverfd met een theatrale brillantine, een vorm designed bij Ferrari die geïnspireerd werd door Jaques Brel waaruit een geheel nieuw muziekinstrument ontstond. Hun knoppen zijn beslagen, waterdruppels vloeien langs het groene blad. Dan opeens, openen ze, grote luidsprekertrompetten en men verwacht dat ze de laatste nationale songfestivals beginnen te blazen of de nieuwste hitparades. De muziek start in de open lucht waar ouvertures verschijnen van een heerlijke geur die in een kas tot overweldiging geblazen wordt. Klaterende kleuren schallen over de velden, nationaal en internationaal.
Ons land heeft vele orkestleiders met goede bands en levert de meeste gouden platen. De finale begint met een daverend forti, de prachtige ouverture van onweer waar een felle flits gevolgd wordt door een majesteitelijk dreunen, dan rolt een diepe orgeltoon over het land in een wilde furie raast daartussen de wind door de bomen en de knallende regen lost de zwoelheid van deze concertzaal. De harmonie eindigt als de gouden hamers de laatste bladen hebben weggeslagen.
De zes trompetblaadjes zijn aan de wisselvalligheden van het seizoen overgeleverd. Weldra zie je ze dan ook her en derwaarts zweven, zijdeachtig alsof ze nog op hun stengels zaten en laten nooit meer van zich horen.
=Lilium leichtlinii uit the floral world and garden guide.
Klasse 1 zijn de Aziatische hybriden. Deze bloeien relatief vrij vroeg, juni, en worden van een halve meter tot anderhalve meter hoog. De bloemen zijn een 10-15cm in doorsnede. De ouders zijn Lilium lancifolium, Lilium cernuum, Lilium davidii, Lilium leichtlinii var. maximowiczii, Lilium x maculatum, Lilium x hollandicum, Lilium amabile, Lilium pumilum, Lilium concolor, Lilium bulbiferum.
In 1a komen de leliën met opstaande bloemen voor, de zogenaamde Midcentury hybriden. (midden in de eeuw)
Deze groep is omstreeks 1950 door Jan de Graaf in Oregon gewonnen. De bekendste is wel =Enchantment die een veeltal van rechtopstaande oranjerode bloemen heeft, L. lancifolium was de vader.
Veel van deze leliën, waarin de tijgerlelie een groot aandeel had, geven bladbroed en worden lilium/tigrinum/hybriden genoemd.
Vormen.
In de groep Aziaten met opstaande bloemen zijn de belangrijkste soorten: ‘Monte Negro ‘die donker rood is, ‘Montreux, ‘is roze, ‘Scirocco ‘is zalmkleurig, ‘Gran Paradiso’ is rood, ‘Grand Cru ‘is geel met een roodbruin hart, ‘Mont Blanc ‘is sneeuwwit en ‘Connecticut King ‘is schitterend geel.
1b. de leliën met wat rechte, afstaande bloemen, de zgn. Preston hybriden. (Engelse, Amerikaanse Isabella Preston in Ottawa)
Bekende soorten zijn de vuurrode ‘Fire Flame’, ‘Paprika,’ de gele ‘King Pete’, ‘Fuer Zauber ‘is vlammend rood, onze oude oranjefan, ‘John Dix’, is oranje.
1c, met hangende bloemen en meestal teruggeslagen bloembladen, de Harlekein- en Fiesta hybriden.
Vormen.
Met naar onder hangende gele, bruin gestippelde bloemen van Turkse lelievorm presenteert zich Ԏutmeggerՠen werd in 1964 door Stone en Parker op de markt gebracht.
Verder de roze ‘Pink Tiger,’ de witte ‘Tigrinum’ en de oranje ‘Tigrinum Foetenei.’
klasse 2. De Martagon hybriden bloeien net zo vroeg, juni. Deze worden een meter tot krap 2m. hoog en geven bloemen met 7-10cm doorsnede. Dit zijn kruisingen van L. martagon x L. hansonii en leverde zo de Marhanhybriden op, verder de Backhouse-en Paisley hybriden.
=Fire king.
klasse 3, de candidum hybriden die iets later bloeien, zelfs nog in juli. De hoogte bevindt zich rond de meter, ze produceren bloemen van 10-12cm doorsnede.
Vormen.
De eerste hybride was ontstaan uit Lilium candidum x Lilium chalcedonicum wat resulteerde in Lilium x testaceum. (met geelrode tekens)Die werd in 1836 door F. A. Haage uit Erfurt gevonden in een bollenzending vanuit Holland, een toevalshybride. Ze werd ook Isabel of Nanking lelie genoemd. Dit is een trechterlelie met zachtgele kleur.
klasse 4, Amerikaanse hybriden bloeien gelijk met de vorige, juni tot juli en worden van een ruime meter tot bijna twee en een halve meter hoog. De bloem is 10-15cm doorsnede. Dezen zijn gewonnen uit Lilium canadense, Lilium michiganense, Lilium columbianum, Lilium humboldtii, Lilium parryi, Lilium pardalinum, Lilium harrisianum. Hieruit ontstonden de zgn. Bellingham- en Henry Bolander hybriden. (Nicholas Bolander, 1831-1897, Duitse Amerikaanse botanist)
klasse 5, de Longiflorum hybriden stammen van Lilium longiflorum en Lilium formosanum. Deze hybriden bevinden zich in ontwikkeling.
Vormen.
Al bekend is de witte ‘Longistar,’ vele andere kleuren zijn in aantocht.
Ontwikkeling.
Het oorsprongsgebied van Longiflorum ‘s vinden we in Japan en tot zo’n 50 jaar geleden werden alleen daar longiflorums geteeld. Zo’n 50 jaar geleden is men ook met de teelt van lelies in Nederland begonnen via zaad, geïmporteerd uit Japan (zaad is virusvrij en Longiflorum ‘s worden gemakkelijk aangetast door virus)
De twee bedrijven, Fa J. Boon uit Venhuizen en de Fa Van der Zwet uit Roelofarendsveen, hebben zich vanaf die tijd beziggehouden met veredelen van deze Japanse selecties.
Fa J. Boon selecteerde typen op bloeirijkheid en weinig doorwas (het opnieuw uitlopen van de centrale spruit) Van der Zwet selecteerde op grove, lange planten. De belangrijkste selectie van deze firma is de cv. ‘Mount Everest’ welke nog steeds in de statistiek voorkomt.
Vanaf de jaren 50-60 is men gaan kruisen met Amerikaanse rassen, ‘Ace; ‘Nellie White,’ (bekend als de zogenaamde Easterlilies) en het Japanse ras ‘Arai’ waarbij de laatste de beste selecties gaf.
Tot 1974 werd van deze selecties steeds zaad gewonnen, wat uitgezaaid werd in kassen, waarna na n groeiseizoen de bollen werden verkocht.
In 1974 kwam via meristeemcultuur en weefselkweek het eerste virusvrije materiaal, waarna van de goede selecties schubbollen virusvrij werden opgekweekt.
Tegenwoordig houden ook andere bedrijven zich met Longiflorumveredeling bezig.
Uit H. Elwes.
= Lilium longiflorum.
klasse 6, Trechter-kelk lelies, (Aurelian hybriden) Die bloeien van juli tot in augustus op stengels van 120-180cm. De bloemen zijn 18-25cm. in doorsnede. Ze zijn ontstaan uit Lilium regale, Lilium sargentiae, Lilium leucanthum var. centifolium, Lilium brownii, Lilium sulphureum, Lilium henryi, Lilium x aurelianense.
Lilium sulphureum uit Curtis botanical magazine.
Ontwikkeling.
Het zoeken naar trechterlelies begon eerst na 1910 toen door Wilson grote hoeveelheden van koningslelies voorhanden kwamen. In 1916 ontstond in Amerika door toeval een kruising tussen Lilium regale en Lilium sargentiae, en ontstond de Lilium-Imperiale hybriden, deze zijn van binnen helderwit, van buiten groen met purper overtrokken.
Vormen.
Verder volgden de oranje ‘African Queen,’ de gele ‘Golden Splendour,’ de roze-paarse ‘Pink Perfection,’ en wit is ‘Olympia.’
In 6a vinden we trechtervormige bloemen.
In 6b de schaalvormige bloemen en 6c met hangende bloemen.
6d komt met de Sunbursthybriden met vlakke, stervormige bloemen. In deze klasse vertellen de vele bloemen van Ԃright StarՍ met de vlakke, stervormige, meer teruggebogen bladeren in een witte grondtoon en een binnenkant van abrikozenkleur dat die afstamt van L. henryi.
klasse 7. Oriëntaalse hybriden (Auratum hybriden) bloeien nog wat later, augustus en zijn van kleinere, 60cm. tot hogere, 250cm. leliën. De geurende bloemen kunnen wel tot 30cm doorsnede halen. Ze zijn gewonnen uit Lilium auratum, Lilium speciosum, Lilium japonicum, Lilium rubellum en Lilium henryi, Lilium alexandrae en Lilium nobilissimum. Alle genoemde species komen voor in Japan. Alleen L. speciosum komt ook voor op het vaste land van China.
Uit H. Elwes.
Lilium japonicum.
Ontwikkeling.
Door het beperkt aantal leliespecies die de basisvormen van onze Orientals vormen is het kleurenscala beperkt. Tot nu toe kunnen we stellen dat de Orientalspecies in hoge mate onverenigbaar zijn met andere vormen (zie toekomst verwachtingen) De Orientalspecies zijn hypogaeische kiemende lelies. Van zaad tot bloei duurt 3 4 jaar.
Al in 1869 lukte de eerste kruisingen van Lilium auratum x Lilium speciosum door een Amerikaan, Francis Parkman. De hybride werd Lilium x parkmanii genoemd. Het is ter ere van deze man dat men in Australië en Nieuw Zeeland de Orientalhybriden nog steeds de Parkmannii hybriden noemt. De bollen werden abusievelijk naar Engeland verkocht, maar de kruising werd later herhaald.
In 1925 kruiste E. Debras in Orleans Lilium henryi met Lilium sargentiae, er ontstond Lilium x aurelianense, werd zo genoemd naar de Romeinse naam Aurelian voor Orlans.
Dit is een zeer grote, krachtige lelie met een trosvormige bloemenstand en gele, in oranje overlopende, wijd geopende, licht hangende, stervormige bloemen. Het bloeide voor de eerste maal in 1928. (Door terugkruisingen en kruisingen met andere trechterlelien ontstonden de Aurelianhybriden waarvan er nu ontelbare soorten zijn.)
Een bekende, en reeds jarenlang geteelde vertegenwoordiger uit deze groep is het ras ‘Journeys End’. Een ras dat in 1957 door Yeates in Nieuw-Zeeland is ontwikkeld. Het is vervolgens Leslie Woodriff in Amerika geweest die in de jaren 5 en 60 zeer veel baanbrekend werk verricht heeft op het gebied van de Orientalveredeling. Hij heeft o.a. de Atomic‑Hybriden gewonnen. Deze groep is ontstaan door o.a. kruisingen met Lilium rubellum en Lilium japonicum.
Vormen.
Deze twee species onderscheiden zich door vroege bloei, weinig gewasontwikkeling en een matige groei. Woodriff heeft nog zeer veel andere Orientals ontwikkeld. Diverse van deze rassen worden nu in Nederland geteeld.
Met opstaande bloemen zijn in de Oriental groep de bekendste soorten: ‘Star Gazer’ die rood is met een witte rand, ‘La Reve’ is prachtig rose, ‘Acapulco’ is rose-rood, ‘Primeus’ is wit en ‘Cassandra’ is ook wit. Met zijwaartse bloemen is de witte ‘Casa Blanca’ bekend, verder ‘Versailles’ in wit met rose vlekjes, ‘Odeon’ in wit en ‘Tempo’ die rood is met witte rand.
Jan de Graaff heeft zich in de jaren ‘60 en ‘70 voornamelijk beziggehouden met het ontwikkelen van Orientalrassen die door zaad in stand gehouden werden (strains) Enkele bekende rassen zijn: ‘Imperial Silver’, ‘Imperial Crimson’, ‘Bonfire’, en ‘Jamboree’.
Voor de Nederlandse lelieteelt zijn rassen nooit echt belangrijk geweest. De reden was dat deze rassen niet uniform genoeg waren voor de bloementelers ‘Star Gazer’.
De laatste 10 jaar zien we een sterke opkomst van de Oriental‑lelies. Dit is een groep die zich duidelijk onderscheidt van de overige lelies. De Orientals onderscheiden zich in morfologisch opzicht en o.a. ook in de teelt van de bol en van de bloem onderscheiden ze zich duidelijk van de andere leliegroepen.
De bloemen geuren dit in tegenstelling tot de Aziatische hybriden. Door de introductie van het ras ‘Stargazer’ in 1976 is de Orientalteelt in een stroomversnelling gekomen.
‘Stargazer’ is nl. de eerste Oriental met opwaarts gerichte knoppen c.q. bloemen.
Het is vooral ook deze eigenschap die in de bloementeelt en bloemenhandel hoog gewaardeerd wordt. De areaalcijfers geven deze stormachtige ontwikkeling duidelijk weer.
DE GEBRUIKSWAARDE VAN ORIENTALS.
De gebruikswaarde van Orientals is groot. Deze groep lelies is o.a. minder gevoelig voor knopverdroging. Deze eigenschap maakt het mogelijk om Orientalbloemen over een langere periode van het jaar te telen en aan te voeren. Op dit moment lukt het zelfs om ze jaarrond te telen. De winterkwaliteit is echter tot nu toe niet zo goed door v.a. kwaliteitsverlies vanwege lang bewaarde bollen en het nog ontbreken van stevige takken in de lichtarme tijden. Het is te verwachten dat we voornamelijk rassen krijgen met opwaartse gerichte bloemen. Dit type plant geeft bij de bloementelers en bloemenhandel veel minder problemen dan de hangende en zijwaarts gerichte typen. Het aantal rassen dat geschikt zal zijn voor de potlelieteelt zal in de nabije toekomst sterk toenemen. De veredelaars hebben nl. minder moeite om een in deze groep een goed ogende potlelie te kweken dan bij de Aziatische lelies.
In het algemeen kunnen we stellen dat de houdbaarheid van Orientals goed is. Een handicap is echter dat het blad van de tak soms vrij snel geel verkleurt. Toevoeging van STS (Zilverthiosulfaat) helpt niet tegen dit verschijnsel.
WAT KUNNEN WE NOG VERWACHTEN.
Door het beperkt aantal leliespecies, die de basisvormen van onze Orientals zijn, is het kleurenscala beperkt. Kruisingen met andere leliegroepen zijn dan ook zeer gewenst. Er worden de laatste jaren, d.m.v. embryocultuur, pogingen gedaan om de Orientals te kruisen met trompetlelies (Aurelians) en Lilium henryi. Deze pogingen zijn niet zonder succes. Vooral de kruising Lilium auratum X Lilium henryi, gemaakt door de Japanner Asano, vormt de basis van vele interspecifieke kruisingen. Ook het I.V.T. verricht goed werk op dit terrein.
Het zal zeer zeker nog enige tijd duren alvorens uit deze lijnen commerciële rassen zullen komen. Op dit moment zijn er enkele Nederlandse veredelaars zeer actief met het veredelen van Orientals. Introductie van vele nieuwe rassen zal in de komende jaren een belangrijke bijdrage vormen aan het leliesortiment.
7a, trompetvormige bloemen, 7b met schaalvormige bloemen, 7c vlakke, stervormige bloemen, 7d met turbanvormige bloemen als de Potomachybriden.
Potomachybriden zijn roze tot rood en wit gerand. Alle bloemen zijn groot en elegant, vlak met meer of minder teruggebogen toppen en lijken daardoor sterachtig.
L. Woodriff bracht in 1957 zijn ‘Black Beauty ‘op de markt. Het lukte hem voor de eerste maal een var. van de pracht lelie, Lilium speciosum var. punctatum met Lilium henryi te kruisen. Dit gaf een zeer stevige en gezonde lelie, in vorm als de prachtlelie gelijk, donker wijnrood met witte rand en prachtige rode wratten. Ze heeft de robuustheid van L. henryi geërfd, maar geeft geen zaden.
De hybriden van groep 7 zijn tegen virus en schimmels ontvankelijk en houden van hoge luchtvochtigheid en kalkvrije grond. Dit is geen wonder bij deze gevoelige ouders.
klasse 8, de ongeclassificeerde hybriden die nergens te plaatsen zijn.
Potcultuur.
De Mid-Century hybriden, met de oude regale, auratum en longiflorum zijn ook geschikt voor potcultuur. Hiervoor wordt 1 bol in januari in een pot van 12cm gezet, bij kleinere bollen 3 stuks, of in grotere potten 5-7stuks, de stengel wortelende worden 8cm diep geplant. Vervolgens wordt de pot 4 weken koel en donker weggezet tot de spruiten boven de grond komen. Nu kunnen de potten op de vensterbank gezet worden bij een temperatuur van 15-20 graden. Ze verlangen veel water en bescherming tegen de brandende zon. Bij uitdrogen van de stengelwortels vallen als eerste de bloemen. Als alles goed gaat verschijnen de bloemen in april-mei.
Leliën groeien het beste wat in de schaduw en uit de wind. De bol bezit geen huid en is dus wat gevoelig, kan in de herfst geplant worden. Ook zijn ze geschikt als potplant, normaal zouden we hier een laag bloeiende voor nemen, maar de planten kunnen ook klein gehouden worden door een remstof.
Schubben.
De vermeerdering kan ook plaatsvinden via nieuwe bollen en ook door middel van de schubben die van de bol worden gepeld, in plantgrond gezet en na enige tijd knoppen en wortels vormen. Ook de stengelbollen, die levendbarend zijn, bolletjes kunnen zo van de stengel geplukt worden, geplant en zo weer nieuwe planten leveren.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl