Buddleja

Over Buddleja

Vlinderstruik. Vorm, afkomst, geschiedenis, etymologie of naamgeving, vermeerderen, cultuurvariëteiten.

Een familie van mooie bomen en struiken die gekweekt worden om hun mooie bloemen die in trossen of ronde hoofden op het eind van de takken staan.

Het zijn houtachtige planten en zelden kruiden.

Scrophulariaceae, klasse Buddlejaceae. Het geslacht Buddleja omvat een 100 soorten die in 4 secties verdeeld zijn. Ze komen voor in Amerika en het meest in Z. Amerika, Afrika en in Azië.

Het geslacht behoort tot de uiterst giftige Loganiaceae en soms wordt het vermeld onder de Scrophulariaceae, dit naar de verwantschap.

Buddleja.

Blad.

Met 1 uitzondering hebben alle soorten tegenoverstaand blad. Bij die ene staan de bladeren afwisselend en dit kunnen we leren uit de naam B. alternifolia.

Een 100 soorten komen voor, meest allemaal struiken, een enkele boom, de grootste wordt 30m.

Bladverliezende en bladhoudende komen voor. Er zijn bladhoudende soorten die jammer genoeg niet winterhard zijn. B. alternifolia is de winter hardste en groeit zelfs in N.W. China. De meeste komen uit de warmere delen van de nieuwe wereld, van Z. Amerika tot Chili, Afrika en warmere delen van Azië. De soorten zijn in twee vormen gescheiden naar hun bloemvorm. Die in de nieuwe wereld zijn tweehuizig en de andere eenhuizig.

De bladrand is soms gaaf en soms gegolfd, gezaagd of getand en vaak behaard en zilverachtige getint aan de onderzijde. Soms zijn ze smal, maar meestal ovaal of elliptisch gevormd in tegenovergestelde paren aan de stengels, 1-30cm lang.

Het zijn houtachtige planten en zelden kruiden, min of meer bedekt met sterachtige haren.

Bloemen zijn klein en staan in lange eindstandige pluimen of hoofdjes, 10-50cm lang, elke bloem is buisvormig en rond 1cm lang. De kelk is meestal 4tandig, bloemkroon met lange bloembuis en meestal 4spletige zoom, 4 meeldraden, lila, violet, wit of geel. Ze zijn rijk aan nectar en geuren vaak sterk. De vrucht is een doosvrucht.

Buddleja colvillei uit C. Lemaire.

Bloei.

Buddleja davidii bloeit op eenjarig hout. Buddleja alternifolia bloeit op overjarig hout. Op scheuten van overjarig hout bloeit Buddleja colvillei en Buddleja globosa.

De Chinese Buddleja davidii is vrijwel over de gehele wereld verwilderd.

De mooist bloeiende zijn Buddleja colvillei, Buddleja davidii, Buddleja asiatica, Buddleja globosa, Buddleja officinalis.

Uit www.biolib.de

Buddleja alternifolia (afwisselende staande bladeren) De verschillendbladige Buddleja heeft matglanzend donkergroene bladeren die van onderen dicht viltig behaarde zijn waardoor de plant een zilverkleurig aanzien heeft, 3-10cm lang en 6-14mm breed, lancetvormig met spitse top.

De struik wordt manshoog met een massa lange en dunne, sierlijk gebogen geel/bruine twijgen. Ook de bloemen zijn anders, die komen aan de vorig jaar gevormde twijgen en staan in zeer dichte en korte pluimen van 2cm, bloeit in juni in lila/purper met grijs viltig behaarde kelk, bloemkroon met smalle buis tot 8mm lang.

Aangeplant en hangend over muren is de plant bijzonder attractief.

Kleurt mooi samen met een gloeiende brem.

Is in 1915 vanuit China ingevoerd en wordt 4m hoog.

Snoei.

Lichtlila in bundels aan lange en dunne overhangende takken. Dit in mei/juni op het oude hout. Deze Buddleja moet anders gesnoeid worden, net als andere zomerbloeiende heesters, na de bloei.

Uit C. Lemaire.

Buddleja crispa Benth. (gedraaid) (Buddleja farreri, Balf.) (Engelse plantenverzamelaar in China, Reginald Farrer, 1880-1920) Bladeren zijn langwerpig en kort toegespitst, grof getand en aan beide kanten wit viltig, oudere bladeren worden groener.

Opgaande takken en ronde, grijs behaarde twijgen.

Trossen van 20cm lange en tot 15cm breed met kleine mauve kleurige bloempjes in juli/augustus.

Moet op een wat beschutte, warme en droge plaats staan.

Uit W. China, Kansu, Szechuan wordt 100-200cm hoog. Himalayan butterfly.

1. uit www.imagejuicyy.com

Buddleja japonica, Hemsl. (uit Japan) Bladeren zijn 8-20cm lang, ei/lancetvormig met spitse top, fijn getand, donkergroen en van onderen eerst grijs viltig en later kaal.

Een breed uitgroeiende struik met kantige en dicht behaarde twijgen.

Bloeit eind juni/september met licht lila bloemen in tot 20cm lange overhangende pluimen.

Kenmerkend voor deze soort zijn de vaak breed gevleugelde, bruin/rode twijgen en iets gebogen kroonbuis.

Wordt 2.5m hoog.

Japanse vlinderstruik.

4. Uit W. Robinson.

Buddleja davidii, Franch. (Armand David, 1826-1900, Franse missionaris en plantenverzamelaar in China) (Buddleja variabilis Hemsl.) (variabel) De bladeren staan kruisgewijs en zijn 15-25cm lang, 2-7cm breed en lancetvormig, met spitse top, gezaagd, donkergroen en van onderen wit/grijs viltig behaard. De bladvoeten van elk paar zijn door een richeltje met elkaar verbonden.

De veranderlijke heeft opgaande, zacht behaarde en hoekige stengels met groot wit merg.

De kleine lila/purperen trompetvormige en geurende bloemen staan in 15-30cm lange opstaande of wat overhangende, eindstandige, kegelvormige en zwak gebogen pluimen. Bloeit van juli tot oktober.

De struik is wel wat vorstgevoelig.

De Buddleja houdt van lichte en droge standplaatsen zoals in stedelijke gebieden, tussen puin en stenen en kan zich daar sterk vermeerderen.

De variabele Buddleja is een opgaande en hoog groeiende, wat rommelige struik die wel een paar meter, 3m, hoog kan worden. Komt uit Midden-China, Hupeh, Szechuan en Kansu.

Vormen.

Buddleja' s komen voor in allerhande kleuren, waar de oude naam dan ook al op slaat, variabilis, hoewel dat ook op de bladstand kan slaan.

‘Royal Red,’ is royaal rood, de meest rode vorm met wat diep purper.

‘Ile de France,’ is geweldig dieppaars, gewonnen door A. Nonin, kweker uit Chatillon-sous-Bagneux, Frankrijk.

‘White Bouquet,’ klinkt als witte wijn of wit boeket, bloeit wel bruin uit wat de plant niet siert.

‘Nanhoensis,’ (naar de Nan-ho vallei in Kansu waar ze gevonden werd) wordt 8-150cm hoog en verschilt van het type door de lagere groeiwijze en breed uitgroeiende, overhangende takken, verder door de smalle lancetvormige 7-12cm lange en 1.503cm brede bladeren, kleine trosjes van zacht lila bloempjes met oranje oogje, laat bloeiend.

meer dan 40 var. zijn van Nederlandse selecties:

‘Black Knight,’ is afkomstig van Moerheim in Dedemsvaart, een van de donkerst kijkende cv. ‘s.

‘Border Beauty,’ komt van de fa Schiphorst uit Wageningen’ een rijk bloeiende in violetpaars, matig hoog en sterk vertakt.

Door het proefstation werd ‘Nanho Purple en ‘Nanho Blue,’ gewonnen uit de lage nanhoensis en werd de sprekende kleur van ‘Black Knight’ ՠen ‘Royal Red’. gebruikt. De laatste is in 1978 uitgegeven, de eerste in 1980.

Fallowiana hybriden zijn ontstaan uit Buddleja fallowiana x Buddleja davidii. Buddleja fallowiana is een niet winterharde vorm, maar geschikt voor kruisingen.

Hieruit ontstonden geurende witte of lavendelkleurige bloemen met een mooi oranje keel. Het blad is sterk viltig behaard en geeft een zilverkleurige indruk, een mooie achtergrond voor de bloemkleur. Deze vormen zijn redelijk winterhard.

Vanuit de kwekerijen van Hillier is afkomstig van West Hillլ een Buddleja in mauve-lila.

‘Cochinch, is mauve-blauw, een opvallende blauwe kleur op een grijsachtige ondergrond.

Naam, etymologie.

(a) Buddleja is zo genoemd naar de Referendaris Adam Buddle, een Engels botanist en eens botanicus en rector van Farnbridge, Essex, 1660-1715, zo zou het Buddleia moeten heten

Er zijn verschillende schrijfwijze met 1 d, zonder j of met y, kortom achter bud kan vrijwel alles veranderen. De schrijfwijze Buddlea van Sprenger in 1817 is juister, maar de originele schrijfwijze van Linnaeus in 1753 is Buddleja die dus voorrang krijgt.

In Engels ook wel buddle bush.

(b) Vlinderstruiken zijn te vinden in vrijwel alle kleuren gepluimd in wit door alle tinten van paars en wijnrood tot vrijwel zwart en omringd door vlinders. Vlinders vlinderen van de een bloem naar de andere, zoals de kleine- en grote vos, atalanta, koolwitje, citroenvlinder en dagpauwoog. In het Engels heet de struik dan ook butterfly-bush, orange eye, somer lilac en in Duits Schmetterlingsflieder, Sommerflieder, Schmetterlingsstrauch of Fliederspeer. Temidden van deze vlinders verheft het zijn statige pluimen. Na de hoofdpluim volgt de bloei van de zijpluimen waardoor de vlinders op zijn bloemen 6 weken kunnen voorkomen.

Historie.

Buddleja, of herfstsering is afkomstig uit W. China. Door Jean Pierre Armand David werd de plant in 1869 in China ontdekt, in 1893 waren er planten in Frankrijk.

In 1914 ontdekte Reginald Farrer de lager groeiende Buddleja davidii var. nanhoensis. Ook werden Buddleia’ s gezonden uit westelijk China door de Franse missiona­ris Jean Andre Soulie, die later gemarteld en gedood werd door Tibetaanse monniken in 1905.

Tussen 1900 en 1908 verzamelde de Engelsman Ernest Wilson zaden van planten in de Chinese provincie Hubei en Szechuan. Uit zijn materiaal zijn de hedendaagse cvճ ontstaan.

Snoei.

Deze Buddleja kan het beste na de winter teruggesnoeid worden, dan ontstaan er krachtige nieuwe twijgen die in augustus massa's bloemen geven. Hoe korter teruggesnoeid, hoe sterkere twijgen en zo grotere bloemen. De beste tijd is eind maart, snoei zover terug dat je nog uitlopers ziet op de stam. Bij niet snoeien wordt de bloem anders steeds kleiner, wel met meer bloemen en ook komen de bloemen dan steeds hoger te zitten.

6. uit www.provant.be

Buddleja nivea, Duthie (sneeuwwit) Is geheel viltig behaard, mooie bladplant.

Ei/lancetvormige bladeren die lang toegespitst zijn, 10-25cm lang en 4-10cm breed, fijn gezaagd en wat behaard, de achterkant is dicht wit viltig.

Opgaande takken en min of meer ronde twijgen.

Opstaande 10-20cm lange, wit viltige trossen van kleine en weinig opvallende donker lila bloempjes in juli/augustus.

Vraagt ook een warme en beschutte plaats.

Uit W. China, Szechuan wordt 15-200cm hoog. Is beschreven in 1905.

9. Uit www.biolib.de

Buddleja globosa, Lam. (kogelvormig)

Wit viltige, breed lancetvormige en donkergroene bladeren met behaarde onderkant, kort gesteeld en 8-18cm lang en 3-5.5cm breed met een lange en fijn gepunte top, de rand is vooral boven het midden fijn ingesneden/gezaagd, rimpelig.

Eerst wat kantige en wit viltig behaarde, opgaand groeiende twijgen zijn grijs viltig.

De lang gesteelde bloemen staan in dichte bollen of hoofden op het eind van de takken. Goudgele bollen van 2cm breed met een aangename geur. De globosa is geladen met duizenden bloemen waarvan de lucht met honig bezwangerd raakt.

Bij ons is deze struik jammer genoeg niet winterhard en moet in de winter beschermd worden.

Het is een boomachtige Buddleja van 2m en meer Deze soort is gevonden in Chili/Peru, het Andesgebergte, werd in 1774 door Mrs. Kennedy and Lee geïmporteerd vanuit Chili.

Naam.

Oranjebladboom, herfstsering en Engelse orange-ball-tree, golden globe butterfly bush.

Vermeerderen.

Gebruik de afgesnoeide takken voor winterstek. Knip de stengels van snoeischaarlengte, +20cm, onder en boven een knoop. Dan verwond je het onderste oog, niet erger dan dat je het met je duimnagel zou doen, en stek ze ter plaatse 3 bij elkaar en zo diep dat er nog maar een paar cm. van de top te zien is. De bovenste top hoeft alleen maar uit te lopen, de rest verdroogt dan niet en kan overal wortelen. Plaats er een merkteken bij zodat je in mei, dan beginnen ze te groeien, weet waar ze staan.

Ook kan je ze in een diepe pot steken en gewoon buiten neerzetten. Wat plastic eroverheen stimuleert een betere opkomst. Denk dan wel om het verbranden van de stek door de zon. Er moeten altijd waterdruppeltjes op het plastic zitten. Dan worden de zonnestralen tegen gehouden en weet je dat de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Met warm weer luchten, halfweg mei kan je het plastic er af halen. Bij sommige planten is het gewenst dat ze een struikvorm hebben of meer vertakt moeten zijn. Top de eerste scheuten dan in mei op een 5-10cm boven de grond. Geef dan ook (kunst)mest.

Een vlinderstruik is ook heel gemakkelijk van zomerstek te vermeerderen. Neem een stek met twee knopen, verwijder het onderste bladpaar, dan verwond je het ooggedeelte licht, zoals je met de duimnagel zou doen. Het grote blad mag er voor de helft afgesneden worden, daar heeft het stek geen last van. Planten in stekgrond, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. De meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei. Als je stek neemt van planten die binnen staan, dit vermeerdert zoals aangegeven rond april-mei, dan kan die plant al bloeien, leverbaar, zijn in de herfst.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl