Hippuris
Over Hippuris
Lidsteng, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Een geslacht van meerjarige waterplanten die soms in de moerastuin gebruikt worden.
De stengel is eenvoudig, bladen klein en eenvoudig, de kransstandige bloemen zijn klein en onaanzienlijk en zitten in de oksels.
De vrucht is eenzadig en nootachtig.
1-3 soorten komen voor die wijd verspreid zijn in de Noordelijke gematigde streken, de 2 andere worden soms wel als subspecies gezien.
Vermeerderen door in մ voorjaar te scheuren.
Hippuridaceae, lidstengfamilie, nu Plantaginaceae.
Hippuris vulgaris, L. (gewoon of vulgair) De 6-12 bladeren staan in een krans rondom de stengel en zijn lijnvormig, klein en donkergroen, de onderste groeien in het water.
Stengels opgaand en boven het water uitstekend, met knopen, zonder takken maar met vele bladeren, stijf en hol, aan de onderste geledingen worden luchtwortels gevormd.
De bloemen zijn onaanzienlijk, klein en groen en verschijnen in mei en juni dicht bij de stengel in de hoeken van de kransen. Het is een van de simpelste kruidachtige planten, geen bloembladen en maar 1 stamper en 1 zaad.
Als de plant gebloeid heeft zinkt het neer en sterft, zijn stengels en bladeren vormen een massa op de bodem.
De gewone lidsteng geeft een mooi effect op het water van vijvers, ook langs de randen komt het voor. Groeit gemakkelijk in staande of langzaam stromende waters van 20-50cm diepte.
Wordt een 60cm hoog en komt uit Europa, W. Azië en N. Amerika.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Paardenstaart wordt in het Grieks Hippuris genoemd en in het Latijn Equisetum, Equinalis.’
Onder Hippuris verstonden de ouden Equisetum. De naam werd op de niet verwante, maar gelijk uitziende geslacht Hippuris overgedragen. Italianen noemen het ippuride.
Hippuris, het Griekse hippos betekent een paard en oura: een staart, paardenstaart, dit naar de vorm van de plant. Apuleius 40.’ ‘Graecis dicitur Hippuris Itali vero equisetum vocant.’
(578) Hippuris vulgaris zou de vrouwelijke vorm zijn die naast de varkensgras of paardenstaarten onderscheiden werd als cauda equina femina. Dit werd vertaald in boeken als de staart van een vrouwelijk paard, Engelse mare's tail, Duitse Pferdeschwanz, Rosschwanz, -zagel. Mogelijk dat de plant hierna geassocieerd met ver en wijd, met elfen en padden, slangen en duivels.
Dodonaeus (b) ‘Het tweede duizendknoop of Polygonum wijfje lijkt op het eerste nergens in, maar komt eerder bij de geslachten van paardenstaart en wordt in het Grieks Polygonon thely genoemd, in het Latijn Polygonum femina en Sanguinalis femina en ook (als men onder de bastaardnamen vindt) Seminalis, dat is zaadkruid, hoewel het geen zaad voortbrengt.’
Het was een soort van varkensgras.
(b) Lidsteng, de stengels staan in leden of kransen als een den, Duits Seetanne, Tannwedel de dennenachtige staart, Frans pin dեau of pin aquatique: waterden, pesse: van Picea: den.
Verder Schafthalm, Kattensteert en Engels bottle brush, kattestail, zie Equisetum.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/