Ophioglossum
Over Ophioglossum
Addertong, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit M. Houttuyn, www.BioLib.de,
Ophioglossaceae, addertongfamilie, varens.
Dit zijn kleine planten met bladachtige, opgaande of hangende varenbladen die op de aarde of op bomen groeien.
Deze planten zijn vleziger en bezitten geen schubben, ze zijn verwant aan echte varens.
Deze planten zijn moeilijk in cultuur maar vaak interessant als curiositeit.
Ze bezitten maar 1 blad dat uit een vruchtbaar en onvruchtbaar gedeelte bestaat.
Deze familie komt voor in het Noordelijk halfrond, N. Amerika, Europa en O. Azië.
Een 3 geslachten en ongeveer 50 soorten komen voor.
Ophioglossum.
Ongeveer 25-30 soorten van kleine planten van wijde verspreiding komen voor, voornamelijk in de tropen.
De stengels zijn klein en dragen meestal een enkel opgaand en succulent blad die een bladsteel heeft. Een simpel blad en een vruchtbare aar die 2 rijen sporen bevat.
Ophioglossum vulgatum, L. (vaak) Het frisgroene en onvruchtbare blad is eivormig en staat op een vingerlange stengel die verticaal in de aarde groeit. Het bovenste gedeelte is wat groter en getand met kleine tandjes van een geelgroene kleur als de tong van een adder. Het is een gewoon blad met een aar en lijkt in het geheel niet op een varen.
In mei is de knop nog ondergronds, het resultaat van het vorige jaar, dan komt er leven onder de oude bladresten van het vorige jaar. In juni zie je de plant geheel verschijnen, opgaand, met een lange en succulente stengel die licht groen is, het blad iets dieper groen met nerven die een netwerk vormen. De aar versmalt in het midden en vormt twee lijnen van zaaddozen. De ronde zaaddozen zijn gevuld met fijn stof, als stuifmeel.
Is moeilijk in cultuur maar komt soms voor op onvruchtbare en vochtige plaatsen. Kan een halve meter hoogte halen, meestal minder.
Uit Europa, Azië, N. Afrika.
Subspecie ambiguum (twijfelachtig of onzeker) of Ophioglossum azoricum (uit de Azoren) is de Azorenaddertong.
Naam, etymologie.
Dodonaeus) (a) ‘De Hoogduitsers noemen het Naterzunglein en daarna noemen we dat op het Grieks Ophioglosson en Ophioglossum op het Latijns of het Latijns Lingua serpentina, op het Frans langue de serpent, op het Engels adders-tonge, op het Nederduits ook adders-tonghe, nater-tonghen en speerkruid, op het Boheems hady jazyk.’
Ophioglossum is afgeleid van Grieks ophis: een slang, en glossa: een tong, naar het ene blad met kleine tandjes van een geelgroene kleur als de tong van een adder. Vandaar de namen adderstong, Fries njirretonge, Engelse adderճ tongue, adderճ spear of serpentճ tongue, Franse langue de serpent, Duitse Natterzungle en Schlangenzunge in Zwitserland, lingua serpentina van de Italianen en laketunga van de Zweden. Het is net als het reptiel en zou grote kracht hebben om kwaad te doen en niet alleen in staat het gras te doden, waarin het groeit, maar ook het vee te besmetten die er graast. Addertong is een vreemd soort varen met een enkel eirond blad.
Dodonaeus (b) ‘Gewoonlijk noemt men het Lancea Christi, dat is Ons Heren speerkruid.’
Men zag hier de lans in die in Christus zijde werd gestoken, vandaar de voorkomende naam Lancea Christi in de Middeleeuwen. ‘Oseres Herren Sperkraut.’ Naar een gebruik wordt het op Hemelvaart geplukt met de wroden: ㈩eris een nieuwe vrucht! – Bewaar me God voor koorts en geelzucht,' dan gegeten. Als koortskruid heet het ook Fieberkrutchen.
Dodonaeus ‘Andere noemen het Lucciola en Argentina, er is nochtans een andere Argentina waarvan we handelen zullen onder de waterkruiden. De Italianen noemen het herba senza costa en in het Latijn ook wel Enophyllum of beter Henophyllum al of men eenblad zei omdat het maar een blad krijgt.’
Duits Einblatt, die de addertong omgeeft als een bloeiende lelie der dalen.
Dodonaeus (d) ‘Het is van sommige ook maenkruid of Lunaria genoemd geweest. Het heet ook Lingua vulneriaria. De Fransen noemen het ook herbe sans cousture en de Italianen herba sanza costola omdat het blad van dit kruid, dat gewoonlijk een vinger lang is, zonder enige rib of zenuw uit de wortel komt gesproten, anders lijkt het op de bladeren van waterweegbree zeer goed.
Plinius vermaant in het 19de kapittel van zijn 24ste boek van een kruid wat hij Lingua herba noemt dat omtrent de fonteinen en lopende wateren groeit wat hij daarna in het 11de kapittel van zijn 25ste boek Lingulaca noemt welk kruid meest alle kruidbeschrijvers met ons speerkruid overeen achten te komen, maar dat is nochtans onzeker gemerkt dat Plinius dat met geen tekens beschreven of te kennen gegeven heeft.’
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Baptista Sardus schrijft dat speerkruid wonderbaarlijk krachtig is om de verse wonden te helen en te genezen. Dezelfde Baptista Sardus verzekert ook dat het poeder van speerkruid ettelijke dagen achter elkaar ingegeven alle soorten van breuken en verscheurdheid genezen kan.
Tegen gekwetste darmen, bloedspuwen en bloedbraken: Neem van gedroogde en fijn gestampte addertongbladeren een vierendeel lood, van water van paardenstaartkruid twee ons, neem dit tezamen in een keer in. Dodonaeus. Tegen onmatige vloeden van de vrouwen: Neem van het poeder van de bladeren een vierendeel lood, geef het in met water dat van eikenblad gedistilleerd is, C. Durantus.
Tegen hete koortsen, ontsteking van de lever en alle inwendige hitte: Neem van de bladeren van dit kruid vier handen vol, kook ze in gerstewater tot een pint, doe er drie ons siroop van violen of limoenen bij, meng het en laat hiervan dikwijls drinken. C. Bauhinus.
Anders wordt dit kruid gehouden in al zijn werkingen het wintergroen gelijk en het is een zonderling wondkruid en geneest alle inwendige en uitwendige kwetsingen.
Als men met de olie van dit kruid wat olie van dennenboom vermengt vindt men daar wonderlijke kracht in om de verse wonden te genezen en vooral de kloven en zwellen en kwade zweren.
Dezelfde bladeren in wijn gekookt en de ogen daarmee gewassen laten de lopende of tranende ogen zeer gauw genezen en hun oude gezondheid weer krijgen.
Addertong is zeer begeerd van de alchimisten en vrouwtjes die dat over hun dragen tegen toverij, zo Lobel betuigt.’
Gekookt in olijvenolie geeft het een uitstekende groene olie, green oil of charity, een balsem voor groene wonden, gelijk als de olie van 't St. Janskruid, mogelijk nog wel beter, een panacee. Men maakt een olie van speerkruid door de bladeren van dit kruid met olie van olijven in de zon te weken te zetten. Die ziektes zijn onder andere borstwonden, overgeven, bloeden in mond en oor etc. Groene bladen werden wel op wonden gelegd om die te helen en de randen te verenigen die door een scherp instrument veroorzaakt zijn.
De plant werd gebruikt om zalven te maken. Vanouds werden er genezende krachten aan toegeschreven die, net als die van het maanvaren, meer verbeelding waren. Dit is nog te zien in zijn Franse naam, herbe aux cent miracles, het kruid van de honderd wonderen, gebruikt tegen pest en koorts. Hiertoe moest het met Hemelvaartsdag geplukt worden.
Culpeper, ҈et is een kruid dat onder het beheer van de Maan en Kreeft staat. Daarom zal het kruid, als de verzwakte herstellingsvermogens veroorzaakt zijn door een kwade invloed van Saturnus in dat deel van het lichaam die door de Maan geregeerd worden onder beheer van Kreeft , dit deel genezen. Het geneest de ziektes op elke plaats van het lichaam onder invloed van Saturnus, door antipathie. De zeldzame varen die addertong heet maakt een werkend paard onvermoeibaar. Het maakt een paard sterk zodat het drie dagen achter elkaar zonder te eten en zonder vermoeienis kan lopen. Hiertoe bind je die varen aan het eindsnoer van de zweep en slaat er 's morgens eenmaal het paard mee, het zal de hele dag vlijtig trekken.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl