Cotinus
Over Cotinus
Pruikenboom, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Houtachtige planten komen voor in dit geslacht.
Ze worden gekweekt vanwege hun aantrekkelijke veervormige vruchtenpluimen en het mooie blad.
Het zijn bomen of hoge struiken met een sterk ruikend sap.
Bladen zijn licht gesteeld en gaaf, ovaal, 3-13cm.
Bloemen zijn klein en groen- of geelachtig en staan in grote en losse eindstandige pluimen. Bloemstelen vallen niet af en verlengen zich.
Vruchten zijn klein, scheef en afgeplat.
2 soorten komen voor, 1 in N. Amerika en de ander in Centraal-Europa tot Azië.
De Amerikaanse, chittam wood of Cotinus obovatus, heeft minder opvallende en lossere pluimen maar mooiere herfstkleuren.
Terebinthaceae / Anacardiaceae, pruikenboomfamilie.
Uit hortus camdenensis.
Cotinus coggygria, Scop.(Coggygia bij Plinius) Bladstelen zijn 2-5cm lang.
Bladeren zijn 4-8cm lang en 3-5.5cm breed, donkergroen en van onder grijs/groen met een stompe afgeronde top, rand is gaaf en doorschijnend.
Jonge twijgen groeien opgaand en zijn olijf/groen tot violet/bruin, glad en aan de top iets berijpt
Knoppen zijn klein en fijn behaard met veel bruin getinte schubben.
Groen/violette bloemen staan in grote pluimen in mei, die voor het grootste deel onvruchtbaar zijn en afvallen, waarna de met lange haren bedekte bloemstelen zich sterk vergroten zodat de struik dan met een pruik of rook bedekt lijkt te zijn. In de nazomer wordt het gewas zo beneveld en omhuld door een wazige rookwolk. Symbool van prachtige geestelijke schoonheid.
Als die optrekt verschijnt het prachtige ovale blad dat dan een briljante herfstkleur van licht groen tot oranje en gloeiend scharlaken aanneemt.
Vrucht is 3-4mmm in diameter met een plat en scheef nootje.
Een hoge en breed uitgroeiende struik.
Komt uit Z. Europa en Kaukasus en wordt 4-5m hoog.
Uit www.biolib.de
Vormen.
‘Royal Purple’,heeft donkerder blad, vrijwel zwartrood dat in de zon wijnrood kleurt en vrijwel transparant wordt, in herfst naar lichtrood gaat dat mooi afsteekt tegen een keurig gesneden en groen gazonnetje.
‘Purpurea’, heeft bloemstelen van de steriele bloemen die purperrood zijn.
‘Rubrifolium,’ heeft purperrode blad waarbij de onderzijde intensiever gekleurd is dan de bovenzijde.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas wordt van Plinius in het 18de van het 16de boek Cotinus genoemd: ‘Daar groeit een heester op de Apennijnen, zegt hij, Cotinus genoemd die geschikt is om te schilderen, in het Latijn ad lineamenta modo Conchylij colore insignis.’ Daar is nochtans een andere Cotinos bij de Grieken, te weten de Oleaster of wilde olijfboom waarvan dit ons tegenwoordig gewas zeer veel verschilt en daarom zal men dit beter Cotinus coriaria mogen noemen. Sommige noemen het liever Scotinus, welke naam nochtans in geen van alle oude schrijvers boeken te vinden is. In Italië wordt dit gewas scotano of cotino genoemd of ook roso. De naam Cotinus komt van het Grieks woord Cotini wat zoveel betekent alsof men haarachtige vlokjes of kransjes zei, zodanig als op de helmetten of hanenkoppen gezien worden, want dit boompje heel zulke bloempjes die op het opperste van de twijgjes staan.’
Cotinus, de oude Griekse naam kotinos was een naam voor de wilg en olijf, mogelijk werd de naam gebruikt voor struiken van allerhande betekenis. Het gewas werd al door Solon in het begin van 6de eeuw vermeld. De bessen gaven een specerij die voor het eten gebruikt werden, gelijk als de mirtenbessen of zoals nu de peper.
Dodonaeus (b) ‘Vele zijn er die geloven dat het de Coggygria van Plinius is daar hij in het 22ste kapittel van zijn 13de boek aldus van vermaant; ‘Coggygria, zegt hij, lijkt veel op de Unedo, doch wat kleiner van bladeren en heeft dat eigens in zich, te weten dat haar vrucht met stuifjes verwaait en als goochelhaar met de wind weg gedreven wordt wat in geen ander geboomte gebeurt.’ Coggygia is de naam bij Plinius, het is een onjuiste vertaling van het Griekse kokkugia of kokkygea, de inheemse naam voor deze boom.
Dodonaeus ‘Die van Oostenrijk noemen het Farblaub, dat is verfloof; alsof men zei loof of bladeren die geschikt zijn om mee te verven.’
Oorspronkelijk heet het Farbholz, Farberbaum komt voor bij Kiliaan, gelb Presilgenholz, levert het Lignum citrinum, Duitse Frbersumach, Venezianischer -, Ungarischer - oder Tiroler Sumach, ungarisches Gelbholz, Fisettholz, Gelbholzrinde, heeft geel hout.
Dodonaeus (d) ‘Clusius heeft dit gewas in Oostenrijk gevonden daar het soms, naar de mening van Ruellius, Cocconeleia (niet Coccomeleia) Theophrasti mag heten en zegt dat het in Oostenrijk van de leerlooiers gebruikt en ook sumach genoemd wordt.’
Lobel noemt het Coccigria Theophrasti, Cotinus Plinij, Rhus Allobrogum, Chrysoxylon van sommige, fuller-hout of boix fuller van andere.’
Het is de unechter Schmack, -Sumach, Engelse Venice sumach, zie Rhus. In 1554 spreekt Dodonaeus van smacke of sumach. Dit woord stamt uit Frans sumac in 13de eeuw en gaat via het middeleeuwse apothekerslatijn terug op Grieks sommaca, van Arabisch summaq: de struik, een afleiding van het Aramese samaka: heestersoort, Syrische summaq: rood, levert een rode verfstof.
(e) Het is de Engelse smoke plant, purple fringe tree, onze pruikenboom, Duitse Perckenstrauch, Perckenbaum, Franse arbre a perruques of bois jaune.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De bladeren en dunne twijgjes met de zaden van dit gewas zijn sterk tezamen trekkend van aard en ook verkoelend en verdrogend zoals die van sumach en deze bladeren en dunne twijgjes zijn ook alzo geschikt en nuttig om de vellen en het leer sierlijk en goed te bereiden of te looien zoals dezelfde sumach.
De wortel van dit gewas, zo Anguillara ervan schrijft, is geschikt om daarmee te verven want ze maakt de wol en allerhande laken rood, wat Plinius niet onbekend schijnt geweest te zijn, gemerkt dat hij zegt dat deze heester, te weten haar wortel, zo nuttig is als het Conchylium, dat is als de rode verfschelpen daar men hier vroeger purper mee plag te schilderen.
Het water daar de wortel in gekookt is geneest de zeren van de mond, tong en huig en alle ontstekingen van de amandelen en keel en geneest ook de zeren van de schaamdelen als men die daarmee wast. Om de maandstonden te stoppen zullen de vrouwen daarin zitten.’
Planten.
Cotinus vormt een mooie combinatie met gouden regen, tamarisk en fluweelboom.
Het is een plant met drie grote aantrekkelijkheden. Mooi blad, pruikachtige hoofdjes en prachtige herfstkleuren.
De pruikenboom wordt gebruikt als solitair of in groepen op zonnige plaatsen, zeer mooi zijn de roodbladige var. Ze groeien op droge en zandige gronden in de zon.
Uit; https://selectree.calpoly.edu/tree-detail/cotinus-obovatus
Cotinus obovatus (Omgekeerd eirond) heeft grotere bladeren met een prachtige herfstkleur.
Wordt hier 4m hoog, in Amerika 10m.
American smoketree. Missouri native tree.
‘Flame’, heeft groene bladeren met een mooie oranje herfstkleur.
Vermeerderen.
Dit kan het beste gebeuren door afleggen. Buig de onderste twijgen naar beneden, maak een kuiltje, zorg dat de top rechtop komt, bindt die vast aan een piket. Zorg dat de grond daar voldoende vochtig blijft, na 1 groeiseizoen afsnijden van de ouderplant en oppotten.
Ook zomerstek is mogelijk, maar niet gemakkelijk. Neem een topstek in juni, als de groei stil staat, de blaadjes ontwikkeld zijn en nog geen nieuwere bladen komen, verwijder het onderste blad, doe het in 1 % ibz groeistofpoeder, afkloppen van het stekje. Planten in stekgrond, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. De meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl