Ranunculus
Over Ranunculus
Ranonkel, boterbloem, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit L. Watson.
Een geslacht van één- en meerjarige kruiden. De meeste zijn meerjarige en soms waterplanten.
Het blad is vaak verdeeld.
Bloemen zijn geel, wit of rood, eindstandig, alleenstaand of in trossen.
Van dit geslacht zijn ongeveer 400 soorten bekend die wijd verspreid zijn over de wereld, het meest in de gematigde en koudere zones en een paar in de tropen.
Ranunculaceae, ranonkelfamilie.
Om alle soorten te beschrijven heb je het geduld van Socrates nodig, omdat ik dat niet heb hou ik het bij een paar.
Ranunculus ficaria heet nu Ficaria verna.
=Ranunculus auricomus, L. (goud gekuifd) wordt een 20-40cm hoog.
Bladeren zijn glad, de lagere niervormig en gelobd tot diep verdeeld met gekartelde tot gelobde of gedeelde slippen. Hoger op staan handdelig bladeren met lijnvormige slippen.
Bloemen zijn geel. in april/mei.
De vruchtjes hebben vrij een lange en haakvormig gebogen snavel.
Een gewone plant in het bos en lijkt veel op de gewone boterbloem, maar de bloemen zijn niet zo groot en groeit meer warrig. Een vormrijke verzamelsoort. Fischer voert alleen al voor Oostenrijk 30 kleine vormen op en voor Duitsland worden er 49 beschreven.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Deze soort noemen we luypaerts klauwen, in het Latijn Ranunculus silvestris secundus, dat is tweede wilde hanenvoet of Pes Leopardi. Ze is de Ranunculus auricomis of gouden hanenvoet van de ouders en het Chrysanthemum van Democritus.
Sommige noemen het (maar kwalijk) Pes corvinus en Pes cornicis. Het schijnt dat ze met de tweede soort van Ranunculus daar Dioscorides van vermaant niet slecht overeenkomt, dan we zullen hierna betonen dat de hanenvoet van Slovenië of Ranunculus Illyricus er meer gelijkenis mee heeft. Andere noemen het Ranunculus oleraceus hortensis primus Fuchsij of Ranunculus polyanthemos aut multiflorus omdat ze vele en soms ook heel dubbele bloemen voortbrengt, in het Hoogduits Gefultet Hanenfuss of Glyszblumle, in het Engels bachelors buttons’.
Gulden boterbloem, Engelse wood crowfoot, goldilocks, Duits Goldhahnchen, Wiesenhahnenfuss bij Fuchs. Gold-Hahnenfuß, Goldgelber Hahnenfuß, Goldschopf-Hahnenfuß of Goldhaar-Hahnenfuß.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Ranunculus arvensis, L. (van de akkers)
De onderste bladeren zijn ongedeeld, spatelvormig en aan de top getand. De volgende bladeren zijn meestal driedelig tot 3spletig.
De stengel is opgaand en veelbloemig.
Bloeit in mei en juli met kleine en licht gele bloemen.
Deze wordt gemakkelijk onderscheiden van de andere door de stekelige vruchten.
Een eenjarige uit Europa op kalkrijke grond.
Het is een van de giftigste van zijn orde en zou zeer giftig zijn voor vee. Het groeit evenwel niet op de weiden, maar schapen zouden er aan gestorven zijn. Drie ons van het sap zou een hond laten sterven in drie of vier minuten.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het vee deze plant laat staan, ook andere boterbloemen blijven vaak onaangeroerd, zodat hele weilanden er geel van kunnen zien. Opvallend is ook dat er op zulke weilanden vrijwel geen klaver groeit, omgekeerd is dit ook zo, ze kunnen blijkbaar niet samen groeien.
Het meest karakteristiek is de werking tegen bacteriën en schimmels. Dit is waarschijnlijk de reden waarom geen enkele ranonkel ooit een plantenziekte heeft. Het is alleen nog niet gelukt die werking medisch te gebruiken.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De derde soort van wilde hanenvoet mag, naar de Hoogduitse Weisz Hanenfusz en Acker-Hahnenfuß, in onze taal ook de naam akkerhanenvoet voeren’.
Het zijn bolgewasjes, hoewel de bol de vorm heeft van een klauwtje, Bock; ‘ Elk blad heeft vijf blaadjes, alle gespleten en gedeeld. Als men dat blad omdraait op de laatste zijde is elk blad bijna aan te zien als een groene kikker’, Duits Hahnenfuss, Engelse frogsfoot, crowfoot of kraaienvoet, afgeleid van het apothekerslatijn van de middeleeuwen, pes corvi, van Latijn coronopus: kraai, en Grieks koronopous, dit naar de vorm van het blad. In de middeleeuwen heerste nog een grote verwarring onder de botanische aanduidingen van verschillende soorten. Waarschijnlijk wordt met gallipes: hanenvoet, morsus galli: hoendervoet, Ranunculus acer bedoeld.
Dodonaeus (b) ‘In het Latijn heet ze Ranunculus silvestris tertius’.
Frans renoncles.
Dodonaeus © ‘In het Latijn heet het ook Ranunculus Echinatus naar haar stekelige of doornachtig zaadhoofd of Ranunculus arvensis’.
Meestal heeft de plant namen naar zijn doornige vruchten, Igel, Engels hedge hog.
(d) Groeiplaats, akkerboterbloem, Ackerhahnenfuss bij Fuchs, Marzenhahnenfuss bij Bock, cor buttercup.
(e) Duivels, de knolvorm en slecht voor vee, Engelse devils’claws, devils coach wheel, devil’s curry comb, corn buttercup, devil-on-all-sides, scratch bur en in Norfolk wordt het hungerweed genoemd, Akeley in Oostenrijk, Howald, Reinel, Fu®dial, Fu®dluaga, Gleis, Sackleiba, Zwitsers Chlopf-Bollen, Chnulen, Pfifternageli.
Uit C. Lindman.
Ranunculus flammula, L. (vlammend of brandend) heeft ook smalle bladeren die op een punt uitlopen.
De stengel is wat kruipend aan de basis.
Is duidelijk kleiner dan de grote boterbloem, is vaak zijn metgezel in het moeras. Bloeit soms wat later en in sommige species zijn de bladeren bedekt met een zilverig dons.
Is scherp van smaak, vlammend, een van de scherpere vormen. Er worden blaren mee veroorzaakt op de huid die moeilijk weer zijn te helen.
Het is een voorjaarsgroeier en houdt van vocht en schaduw. Kan slecht tegen de warmte en is dan ook in de zomer niet meer te zien. Europa, W. Azië. Symbool van “jouw blik bevriest me”. Dit naar de koude en gouden bloemogen die in het voorjaar uit donkere plaatsen oplichten.
(Dodonaeus)Ruellius is nochtans niet heel vrij van dwaling omdat hij meent dat Lysimachium en Lutea of Lutum kruid een soort gewas is, want Lysimachium, dat is onze wederik, verschilt zeer veel van Lutum of wouw die we tevoren beschreven hebben. Hij dwaalt ook noch veel meer wanneer hij Pellibossa, dat is in het Latijn Pestifuga, in het Diets pest verdrijvend of pest verjagend kruid, wat hem van de boeren in Frankrijk gewezen is, ook voor de echte wederik bekent.
Want Pellibossa is geen wederik of Lysimachium, maar is een soort van boterbloemen of hanenvoet die Flammula toe genoemd. De Fransen noemen dit kruid soucey d’eau of pellebosse.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘In onze taal heet dit gewas eghel-koolen. Welke naam dat het bij de ouders gehad mag hebben is ons noch onbekend. Dan men zou mogen vermoeden dat het Aegolethron is daar Plinius van vermaant in het 13de kapittel van zijn 21ste boek wat de viervoetige beesten en vooral de geiten ter dood brengen kan zoals onze egelkolen doen die daarom ook de naam egelkolen hebben, maar dat kunnen we geenszins voor waar verzekeren dan alleen vermoeden en beduchten. Octavius Horatius spreekt ook van een kruid Cleoma genoemd wat hij zegt dat het op vochtige plaatsen groeit en op mosterd lijkt. Maar komt het met de mosterd ook overeen, zo is het van onze egelkolen zeer verschillend want die lijken op het mosterdkruid niet zeer goed. Egelkolen zijn niet alleen de mens schadelijk en dodelijk van binnen het lichaam gebruikt, maar ook de beesten. Want de schapen die er van weiden en eten worden met grote hitte bevangen en sterven omdat hun lever en het ganse ingewand ontsteekt en doorknaagt of met zweren bedorven wordt welke zweren of verhitting in onze taal de eghel genoemd wordt en daarvan heeft dit gewas zijn naam bij de gewone man gekregen’.
Kleine boterbloem of egelboterbloem, Duits Egelkraut.
Dodonaeus (b) ‘In het Latijn heet het Flammula en Ranunculus Flammula, dat is vlam of vier-cruydt omdat het zeer heet en als een vlam op de tong brandt, in het Frans herbe de feu. En voorwaar al deze soorten van Flammula mogen alzo goed vuurkruid, vlamkruid, brandkruid en berendkruid heten als de soorten van hete Clematis die we Flammula genoemd hebben, in het Latijn ook Flammula Jovis’. Duitse Flammchen, brennende Hahnenfuß en Brennkraut. Dit kruid wordt Flammula genoemd, dat is vlam of vuurkruid, omdat het zeer heet en als een vlam brandt.
Dodonaeus © Valerius Cordus had het liever Ranunculus platyphyllos te genoemd, dat is, hanenvoet met brede bladeren en andere Ranunculus longifolius, dat is hanenvoet met lange bladeren. In Engeland spereworte’.
Naar de speervormige bladeren, Engelse lesser of small spearwort.
Dodonaeus (d) ‘Enige noemen dit gewas omdat het van bladeren soms wat op weegbree lijkt Ranunculus plantaginis folio in het Latijn en andere noemen het ook kole-cruydt omdat het een kool of zwarte blaar op de huid laat komen’.
Franse petit douve. Gichtkrut of Gichtblätter, gebruikt tegen jicht.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Dat de egelkolen en hun medesoorten de huid verbranden en er blaren als kolen op laten komen is al te bekend’.
Uit J. Seboth.
Ranunculus montanus Willd (van de bergen) (Ranunculus geraniifolius, Pourr. (met blad als Geranium) Handvormig gedeelde wortelbladeren met omgekeerd eivormige, 3spletige slippen, onderste stengelbladeren zijn 3delig met langwerpig/lijnvormige slippen.
Ronde bloemsteeltjes met 1-3 bloemen.
Gele bloemen met behaarde bloembodem in mei/juni.
Vruchtjes met een korte en omgekromde snavel.
Uit de Alpen, Pyreneeën, Karpaten, Kaukasus en Klein Azië wordt 5-25cm hoog. Berghanenvoet, Berghahnenfuss.
Uit Curtis botanical magazine.
Ranunculus millefoliatus, Vahl. (duizendbladig) Licht groene bladeren, wortelbladeren zijn dubbel tot 3 maal geveerd met lijn/lancetvormige, spitse slippen.
Dikke opstaande stengels zijn behaard en dragen meestal 1 bloem.
Grote heldergele bloemen, kelk met rechte slippen in mei/juni.
Vruchtjes met gekromde snavel.
Uit O. M. Zeegebied wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1820.
Thousand leaved crow foot.
Uit J. Seboth,
Ranunculus platanifolius, L. (met bladeren als de plataan) Bladeren met 5-7 lang toegespitste slippen.
Stengels met opgerichte vertakkingen.
Bloemen als die van aconitifolius maar groter met lijnvormige schutblaadjes.
Uit de Alpen, Pyreneeën, Vogezen en Jura wordt 60-100cm hoog.
Var. pleniflorus heeft dubbele witte bloemen.
Plataanbladige boterbloem, Plane tree leaved crow foot, large white buttercup.. Platanenblättriger Hahnenfuß.
Uit G. Oeder.
Ranunculus sardous Crantz (Sardinië) heeft een dichte beharing aan de holle stengels.
Gele bloemen.
Groeit op vochtige akkers, wegranden en graven.
Sardonische hanenvoet, Raue Hahnenfuß of Sardische Hahnenfuß. Behaarde boterbloem, Frans renoncule sardonie, Engels hairy buttercup.
Uit C. Lindman.
Ranunculus sceleratus, L. (vervloekt of onheilzwanger, van Latijn scelus: misdaad, naar de grote giftigheid van de plant).
Wat vlezige en gladde bladeren, de onderste 3-5delig met wat ronde en aan de top ingesneden slippen, de bovenste drietallig met langwerpige slippen.
De stengel is hol en sappig. De plant is sterk vertakt en draagt vele kleine licht gele bloemen.
De blaartrekkende boterbloem groeit half in het water en half op het land, bloeit de hele zomer tot diep in de herfst.
Een eenjarige boterbloem die een 30-60cm hoog wordt uit noordelijk Europa.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Deze kruiden voeren eigenlijk de Latijnse naam Ranunculus en de Griekse Vatrachion of Batrachion als of men kikkerkruid zei. Deze kruiden zijn sommige soorten van Geranium zeer gelijk, zegt Lobel, en in het Latijn Ranunculi genoemd wat zoveel als kikkertjes betekent omdat ze graag groeien in grachten en andere vochtige plaatsen daar de kikkers zich ophouden’.
Ranunculus, van Latijn rana: een kikker, een naam gegeven door Plinius als een verwijzing naar de natte plaatsen waar vele soorten groeien.
Ranunculus, een kleine kikker, waarschijnlijk van rana: een kikker, wat is afgeleid van racsna: de kwaker of bruller, vergelijk. Latijn raccare: brullen als een tijger, verbonden met Oud-Hoogduits Ruohhon: brullen.
Dodonaeus (b) ‘Soms heten ze ook Selinon agrion, in het Latijn ook wel Apium palustre ja ook niet slecht Apiastellum’.
Lijkt op andere eppe gewassen, Epffe, Wassereppich, Feigblatt-Eppich, Engels celery leaved crowfoot.
Dodonaeus © ‘Plinius verhaalt dat Ranunculus ook Strumea plag genoemd te worden en zegt: ‘onze kruidbeminnaars hebben hem Strumea genoemd omdat hij de klieren en kropzweren geneest’.
Dodonaeus (d) ‘ De eerste soort mag eigenlijk Ranunculus silvestris primus heten, in het Grieks Rhuselinon en Selinon hydation, in het Latijn Ranunculus aquatilis of Ranunculis palustris, in het Nederduits water-hanen-voet, in het Hoogduits Wasser Hanenfusz. En deze soort is de eerste hanenvoet of Ranunculus van Dioscorides zoals uit de beschrijving er van genoeg blijkt. In het Nederduits heten ze hanenvoet, in het Hoogduits ook Hanenfusz, in het Italiaans pie corvino (kraai), in het Spaans yerva belida’.
Hahnenfuss bij Bock, Hanepoot, Gift-Hahnenfuß, Waterhanenvoet.
Dodonaeus (e) ‘Voorts zo worden de wilde soorten van hanenvoet in het Hoogduits soms Henle en Waldt Henle genoemd’. (henle=haan?)
Dodonaeus (f) ‘Het heet in het Frans bacinet’. Schaaltje.
Dodonaeus (g) Het heet speenkruid in het Nederduits’. Heeft dezelfde werking als speenkruid.
Dodonaeus (h) ‘Apuleius heeft er meer namen van, te weten in het Grieks Gelotophye, Caustice, Rhuselinon, Catastice en Hephaestion, deze Latijnse namenlijk Apium risus, Apiastellum, Dentaria en Auricomum waarvan er weinig aan de geslachten van hanenvoet eigenlijk toekomen, maar sommige mogen deze wel meegedeeld worden en sommige schijnen de andere geslachten eigener te wezen’..
Sommige planten werden door hun gelijkenis met eppe of Apium verwisseld. Daarom heet het Apiastellum en lijkt wel wat op selderij, Apium, doordat het krampen in het gezicht veroorzaakte was de naam vroeger Apium risus, lachselderij. Die stof zit vooral in de onrijpe zaden. De wortel is zeer scherp en in de neus gestoken wekt het niezen op en zo als een nieskruid gebruikt.
Dodonaeus (i)‘Het heet in het Latijn ook Herba scelerata’. Sceleratus betekent misdadig omdat de plant blaartrekkend is en door bedelaars en landlopers gebruikt werd om er zichzelf en hun kinderen mee in te smeren en zo blaren te veroorzaken om medelijden op te wekken. Zo werden ze ook gebruikt door de mannen die voor militaire dienst opgeroepen werden om door de blaren afgekeurd te worden. Het is een ongelukkig gebruik, het veroorzaakt een wond die niet gemakkelijk heelt, Herba venenata, blaartrekkende boterbloem, Engels blisterwort, Duits Bettlerkraut, Blatterkraut, Frans renoncule scelerate.
Dodonaeus (j) ‘Het is ook Apium Sardonium van Dioscorides, als sommige menen’.
In het eiland Sardinië groeit een klimplant, Sardonia herba, met giftige eigenschappen die een stuipachtig vertrekken van de mond teweegbrengt, risus Sardonius. Ranunculus thora en Ranunculus sceleratus werden door de Romeinen sardonia genoemd omdat ze prikkelden tot een sardonische stuiplach. Bij de oerbevolking van Sardinië bestond het gruwelijke gebruik om de ouden mensen te doden, daarbij zou gelachen worden. Dat was de beruchte risus Sardonius, een krampachtig lachen waar de ziel niet aan deelneemt. Vandaar Italiaans riso sardonic, Frans ris sardonien, sardonique, Engels sardonic laughter.
Dit zou de echte Sardonische of Sarcastische lach zijn. Hanenvoet of Illyria berooft het gevoel en begrip en trekt de zenuwen en spieren in het gezicht samen op zo’n vreemde manier, zodat diegenen die dit deden het gevoel kregen lachend dood te gaan en zo krachtig trok ze aan de zenuwen en nerven dat hun gezichten scheef trokken en ofschoon ze lachten stierven ze met grote kwelling (zie ook Pulsatilla). Men zegt dat door zorgvuldig kweken zijn gevaarlijke eigenschappen vermeerdert en daarom is ze het symbool van ondankbaarheid. Gerard, 1597, noteerde uit de oude herbarium van Apuleius een passage die waarschijnlijk de naam crazy: gekte, en zijn var. in namen verklaart. “Als de wortel gehangen wordt in een linnen zak over de nek van degene die een lunatic heeft, als het teken in het eerste stadium van Taurus of Scorpio valt, dan zal die genezen worden”. Mogelijk zien de naam terug in de behaarde boterbloem, Ranunculus sardous, Crantz. Gart der Gesundheit; ‘Wilden eppich (wilde Apium) of porrt. Ook noemen ettelijke dit Apium risus want de mens die dit nuttigt in het lijf die lacht alzo zeer dat hij daarvan sterft. Daarom dient dit goed melancolicis, dat is die van koude en droge natuur zijn en weinig vreugde hebben van natuur en graag met zichzelf reden. Maar voor allen dingen raad ik dat niet in het lijf te nemen, vanwege de oorzaak dat die kikkers en padden daarop liggen en andere vergiftige dieren. Ook is dit kruid van natuur alzo dat ieder vergiftig dier daarvan niet komt het heeft zijn natuur daarop geworpen van vreugde en gauw zijn zaden’.
(k) Het brandt en is giftig, Bernekrud, Brennkraut, Brennekrut, Birnekrut, Brantwort, Ungluckskraut, Gift-Hahnenfusz, Wolfswurz, Froschkraut, -pfeffer bij Cordus, kikkerpeper of bloempje, Engels frog’s foot.
(l) Het is een boterbloem, Engelse butter flowers, Borris bij Kilian, Botterblom.
(m) Gebruik, Gichtkruud, jeukkruid, kankerbloempje. Op Walcheren kikkerbloempje, ook jeukbloem of kankerbloem.
(n) Frans douve en vele namen zijn er die op die van Calendula lijken in het Engels, bijvoorbeeld crowfoot, goldknobs, gold cups, king’s knobs, baffiners, trollflowers, polts, locket goulions en Cuckoo-buds uit Shakespeare Love Labour’s Lost v ii 904;
“When daisies pied and violets blue,
and lady’s smocks all silver-white
And cuckoo-buds of yellow hue
Do paint the meadows with delight
De cuckoo buds of yellow hue.’
Vondel, Geboorteclock;
‘En offerden het kind goudgele boterbloemen
En room, en schapewei, en ochtendverse melk’.
Vondel, De Leeuwendalers;
‘Voor een krans van boterbloemen’.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus, 309, 310) ‘Deze wilde soorten van hanenvoet zijn door hun scherpe heet brandende aard zeer goed in alle gebreken van de huid als melaatsheden en meer andere diergelijke ruigheden om schurft op te halen en te laten vervellen, matig en voorzichtig gebruikt en zijn ze ook goed opgelegd om de kwade zwerende nagels te genezen en af te laten vallen en nemen ook de plekken en littekens van de melaatsheid weg en zijn daardoor goed om alle wratten, knobbels en eksterogen weg te nemen.
Ze zijn ook goed om de kwade schurft van het hoofd te genezen en om het uitvallen van het haar te beletten als men die niet lang op de huid laat liggen, maar terstond afneemt, want als het wat lang op enig deel van het lichaam blijft liggen laten ze niet alleen de huid vervellen en open gaan, maar maken er blaren, gaten en roven in door hun grote brandende kracht, niet zonder pijn en weedom. De wilde soorten van hanenvoet worden alle voor schadelijk, ja dodelijk gehouden als ze van binnen ingenomen zijn.
Waterhanenvoet wordt gehouden voor de aller heetste van alle soorten van hanenvoet en van sommige voor het Apium Sardonium van Dioscorides aangezien. Is dit het Apium risus, zoo zal diegene die ervan eet al lachende met een onlijdelijke pijn en smart sterven.
Het is door zijn scherpte zeer geschikt om te laten oprispen, zegt Lobel, en de aambeien te openen als hij in olie van violen geweekt wordt en daarom wordt hij ook speenkruid genoemd.
Waterhanenvoet met ongezouten varkensvet gestoten en op de wonden gelegd zal de rottigheid uit eten en reinigen van alle vuilheid, maar tenslotte er niet langer op laten liggen dan nodig is want het zou het goede vlees ook eten. Wilt ge dat leren, stoot het kruid en bindt het op een gezonde hand en het zal het vlees terstond bijten en eten en het eerst laten zwellen en open gaan’.
Uit J. Seboth.
Ranunculus thora, Dit is een onbekende plant met gif dat op cumarine lijkt en in het bloed gebracht moet worden om dodelijk te zijn. Zie Aconitum.
Groeit op kalkachtige grond in de Karpaten tot Pyreneeën.
40cm hoog wordende plant met schildvormige bladeren die de stengel omvatten, aan de rand gekerfd of gezaagd.
Gele bloemen in mei-juli.
Naam.
Gifboterbloem, Schildblättriger Hahnenfuß, Gift-Hahnenfuß, Engels kidney leaved crowfoot, Thore’s buttercup, Frans renoncule thora, renoncule Vénéneuse.
(Dodonaeus) ‘Van Thora Valdensis.
Gedaante.
Dodonaeus .‘Deze Thora is geen goed kruid en ook geenszins wijd verspreid en richt zichzelf alleen in de hoogte op met zijn enkele steel die rond is en tien of ten hoogste vijftien cm lang die met een, soms met twee en zeer zelden met meer bladertjes begroeid die hardachtig zijn, rond, glad of kaal, bleekgroen en wat naar het blauwe trekken en rondom de kanten gehakkeld of gekerfd zijn en op de top van deze steel komt een geel bloempje voort die kleiner is dan een boterbloem en anders lijkt het geheel op die en daarna volgt een rond bolletje of hoofdje van zaad tezamen verzameld en gehoopt. De worteltjes hangen negen of tien aaneen als de wortels van affodil, maar veel kleiner en zijn spits of gaan scherp af.
Plaats.
Op de Alpen en op de bergen van Savoie en Zwitserland groeit dit kruid zeer veel en vooral in het landschap van de Valdezen die een deel van de voor vermelde bergen die aan Italië palen bewonen. Het wordt ook gevonden op de berg Baldo van Italië.
Uit Ravelingen.
Naam.
Dit gewas wordt gewoonlijk thora, taura en tura genoemd daar sommige de toenaam Valdensis bij doen omdat van Napellus te onderscheiden, die ook thora bij sommige genoemd wordt, en in onze taal Thora van Valdeze.
Avicenna vermaant van een dodelijk gewas in het vierde boek, Fen. 6 wat Farfiun heet. Maar dat het hetzelfde gewas met deze onze Thora zou wezen zou ik niet gemakkelijk durven of willen verzekeren en meestal omdat Avicenna betuigt dat het Farfium hem gans onbekend is en met geen kentekens van hem beschreven en wordt.
Werking.
De kracht van het Thora is zeer hinderlijk, dodelijk en vergiftig, zo men zegt, zelfs gaat ze van kwaadheid de Napellus of wolfswortel ver te boven, want men verzekert dat haar schadelijkheid zo groot is dat de mens wel meest, maar daarna ook allerhande viervoetige wilde en ook tamme dieren die gekwetst of gestoken zijn met een pijl, schicht, flits of ander geweer dat met het sap van dit kruid bestreken of aangeraakt is in de tijd van een half uur sterven moeten. Nochtans is dit gewas niet dodelijk als het binnen het lijf met drank ingenomen of als spijs gegeten wordt, hoewel dat het dan ook niet heel zonder schade of kwaad te doen door plag te gaan. (het moet dus in aanraking met bloed komen)
De jagers plegen het sap van deze Thora om haar voor vermelde kracht veel te gebruiken om de wilde beesten daarmee te vangen en te schieten en tot dat doel duwen ze dat uit en bewaren het in ossenhorens om hun pijlen daarmee te bestrijken of erin te steken als ze gaan jagen want dat strekt hun dan voor een zeker en onbedrieglijk vergif en als de beesten ermee geraakt zijn kunnen ze niet ontvlieden, maar sterven in korte tijd. Om dit te beproeven en zijn kracht te onderzoeken steken ze een naald in dit sap of bestrijken het ermee en kwetsen er een kikker mee en als ze van die steek terstond sterft dan weten ze dat het vergif echt is, als Gesnerus betuigt.
Lobel zegt dat deze Thora van de Valdese in Spanje yerva de los alabastriceros genoemd is want de jagers hebben het veel gebruikt om de wilde beesten te vangen want zo gauw als de pijl in het lijf komt of enige wond maakt begint het venijn te werken zodat het uiterste van de wond, tenzij dat uitgesneden wordt, terstond bederft en verrot waardoor dat Phthora in het Grieks genoemd wordt’.
Gerard (1696) meldt dat het gif van de breedbladige en mountain’s wolfsbane van zo’n kracht is dat als een mens - maar ook vierbenige beesten - gewond worden met een pijl of ander instrument die gedipt is in sap hiervan, ze binnen een half uur zullen sterven. Maar, gaat hij verder, de winter wolf’s bane heeft die krachten niet. Die zou juist een machtig wapen zijn tegen de beten van schorpioenen. De plant is van zo’n kracht dat, als de schorpioen de plaats passeert waar de plant groeit en het gewas raakt, hij dol wordt en buiten zinnen raakt. Maar raakt diezelfde schorpioen per ongeluk de witte Helleborus dan is hij weer genezen van zijn ziekte’.
In vroeger tijden werd de werking van verschillende vergiften op misdadigers uitgeprobeerd die ter dood waren veroordeeld. Door het straffen van die misdadigers vond men het geneesmiddel voor de onschuldige. Zo werd in 1524 op bevel van Paus Clemens VII deze wortel aan twee rovers gegeven en in Praag op bevel des Keizers aan twee anderen, wat door de geneesheer Matthiolus werd uitgevoerd.
4. uit pelionsflora.wordpress.com
Ranunculus psilostachys, Griseb. (met kale aren) Lang gesteelde bladeren zijn licht groen en aan de achterkant zijdeachtig behaard, ronde wortelbladeren zijn diep 3spletig met wigvormig ingesneden, spitse slippen.
Opstaande stengels zijn bovenaan vertakt.
Glanzende citroengele bloemen van 4-5cm groot met omgebogen slippen in mei/juli.
Vruchtjes meestal met rechte snavel.
Uit de Balkan en Griekenland wordt 30-40cm hoog.
7. Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.
Ranunculus asiaticus, L. (uit Azië) Gehele plant aanliggend behaard.
Onderste bladeren zijn eivormig met wigvormige voet, stomp en getand, de overige bladeren 3lobbig tot 3-5delig met langwerpige getande slippen.
Opgerichte tot opstaande stengels.
Bloemen staan met 1-5 bijeen en zijn 3-5cm in doorsnede, rood in juni/juli.
Vruchtjes met korte en omgebogen snavel.
Talloze vormen.
Uit Z.O. Europa, Klein Azië, Syrië en Perzië worden 15-30cm hoog. Is beschreven in 1596. er zijn vormen met witte bloemen, goud/gele en vuurrood gevlamde bloemen, gele, granaat/rode en roze bloemen.
Var. hortensis (van de hof of tuin) is de tuin ranonkel, Duitse Gartenranunkel, Engelse garden Ranunculus of garden crowfoot, Franse renoncule des jardins.
Onder deze naam worden de talloze tuinvormen gerangschikt die ontstaan zijn door talloze kruisingen van het type met haar variëteiten. Rijk bloeiende planten die in alle tinten bloeien van rood tot roze, mauve, oranje, geel en wit. Behalve enkelbloemige vertonen ze talloze half dubbele en dubbele vormen. Al naar de invloed van een van de ouderplanten kunnen verschillende groepen onderscheiden worden in;
Gewone tuin ranonkels of Perzische ranonkels, Franse renuncule des fleuristes, renuncule de Perse, Engelse Persian Ranunculus of Dutch Ranunculus. Die bloeien met enkele, haf dubbele en dubbele bloemen in alle genoemde tinten. Zijn de bloemen van de gewone tuin ranonkel bont gekleurd dan worden ze Schotse ranonkels genoemd.
Een andere groep vormen de Turkse ranonkel, kogel-, Turkse-, roomse-, Hollandse-, turbanranonkel, Frans renoncule pivoine, renuncule dÁlger, bouton d’or of renoncule, Engels Persian buttercup of Turkey crow foot, Duitse Turban Ranunkel of, Turkischer Ranunkel die van de Perzische verschillen door weinig of niet vertakte stengels en grotere, vaak min of meer grijs/groen en ondiep ingesneden bladeren, verder door de grotere bloemen waarvan de bloembladeren min of meer naar boven zijn gebogen waardoor een gesloten bloemvorm ontstaat. De bloemen zijn half tot geheel dubbel en bloeien in alle kleuren. De vormen die tot deze groep behoren zijn beter winter hard en bloeien iets eerder dan de Perzische.
Franse ranonkels, Engelse French ranunculus of Guernsy turban ranunculus, fair maid of France, Duitse Franzoischer Ranunkel. Die groeien van alle ranonkels het gemakkelijkst en zelfs op zandige grond. Ze munten uit door de rijke bloei en zeer grote, meestal gevulde bloemen.
Alle cultuurvariëteiten behoren tot de asiaticusvorm. Met name de Franse was favoriet vanwege de grote bloemen en hun gevuldheid. Dit van oorsprong uit Frankrijk afkomstige type dat daar gekweekt werd tot omstreeks 1875, werd door het Overveense bedrijf L. Roozen & Zn. verbeterd. Echter ook deze groep verdween van het bloementoneel. Die werd zowel in bloemgrootte als in mate van gevuldheid overtroffen door Ranunculi di Castello. Deze werden in het begin van deze eeuw gewonnen door de Italiaan Dr. A. Ragionieri uit wilde en in Palestina groeiende ranonkels. De bloemen konden een doorsnee bereiken van wel 15cm. Ze werden voor het eerst getoond op de Gentse Floralien van 1923. De verbazing was groot.
Ook in dit gewas werd door Nederlanders, teelt, handel en brood gezien. De firma’s A. Philippo uit Hillegom, G. v.d. Mey’s Zonen en C. Alkemade uit Noordwijk hielden zich bezig met veredeling en teelt. Inmiddels zijn ranonkels onlosmakelijk verbonden met de firma Van Zyverden uit Sassenheim. Die brengt ook R. tecolote in de handel. Over deze groep is historisch gezien weinig bekend.
Goethe, ‘Ranonkels, niet een van u op zichzelf begeer ik. Maar in het bloembed vereend, zien mijn ogen met lust.’
Vormen.
Ze hebben een breed scala van felle kleuren en bloemen van 10cm in doorsnee.
Dit zijn grootbloemige soorten die gekweekt worden om hun schitterende kleuren, enkele en dubbelen, ze zijn zeer geschikt als snijbloem. De laatste jaren verschijnen ze ook als potplant.
De bekendste Franse ranonkel is ‘Salvator Rose’, een dubbele licht rosé, deze vorm was al bekend in 1835. Verder is er de vuurrode ‘Orange Queen’, de gele ‘Count Aehrenthal’, de rode ‘Thalia’ en andere.
Tot de pioenbloemige ranonkels behoren de gele ‘Eddy Commandeur’ die door P. Goedhart uit Zwaagdijk in 1954 geïntroduceerd werd, door dezelfde kweker kwam ook ‘Golden Jewels’ en ‘Roncalli’, deze laatste is roze/geel. De ‘Scarlet Glow’ is signaal rood en kwam in 1952. De ‘Poolijs’ is dubbel wit.
Tot de Perzische groep behoort de bekende rode ‘Barbaroux’, verder is er de gele ‘Jaune Supreme’, de crèmewitte ‘Mont Blanc’, ‘Orange Briljant’.
Tot de Turbanranonkels behoren de oranje/gele Boule ‘D’or’, de rose ‘Grootvorst’ en de groenwitte ‘Hercules’.
Ranunculus illyricus (uit Illyrië) uit G. Oeder.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De eerste soort van vreemde hanenvoet is van ons hanenvoet van Illyrië of Sloveense hanenvoet genoemd, in het Latijn Ranunculus Illyricus, en die komt naar het uitwijzen van haar ganse gestalte en gedaante met de beschrijving van de tweede hanenvoet van Dioscorides zeer goed overeen want het is veel wolliger dan de andere en de steel is tamelijk lang en de kerven of snippers van de bladeren zijn veelvormig. En het is waarschijnlijk dat ze niet alleen in Slovenië, maar ook in het eiland Sardinië te vinden is aangezien dat zowel het een als het ander landschap in de Middellandse zee gelegen is. Voorts zo wordt de tweede soort van Ranunculus bij de ouders ook Selinon agrion of Apium silvestre, dat is wilde eppe en ook Herba Sardoa genoemd. Men mag ze ook wel Apium risus en Gelotophye noemen. Het schijnt ook dat die de Gelotophyllis is daar Plinius van vermaant in het 17de kapittel van zijn 24ste boek’.
Dodonaeus (b) ‘De tweede soort van vreemde hanenvoet die van ons hanenvoet met bladeren van gras genoemd is en in het Latijn Ranunculus folio graminis heeft anders geen eigen naam die mij bekend is, dan men zou het ook wel Ranunculus gramineus, dat is grasachtige hanenvoet naar de gedaante van de bladeren mogen noemen’.
Dodonaeus © ‘De derde soort die van ons Portugese hanenvoet of winterse hanenvoet en in het Latijn Ranunculus Lusitanicus of Ranunculus hiemalis genoemd wordt is de derde hanenvoet van Dioscorides die hij zegt zeer klein en welriekend te wezen (de Griekse boeken hebben kwalijk dysosmon in plaats van enosmon) en van bloem goudkleurig zoals we deze onze Portugese hanenvoet gezegd hebben te wezen’.
Dodonaeus (d) ‘De vierde soort heet in het Latijn Ranunculus montanus, dat is berghanenvoet, dan men mag haar ook wel de toenaam Ranunculus Pannonicus geven. Ze is merkelijk genoeg de vierde hanenvoet van Dioscorides, want hij zegt dat de vierde hanenvoet de derde gelijk is, te weten klein en laag en met melkwitte bloemen. Die wordt van sommige Jegerkraut genoemd en in Oostenrijk Fieberkraut’. Zie R. alpestris.
Dodonaeus (e) ‘De vijfde soort is van ons eigenlijk Ranunculus flore albo, dat is hanenvoet met witte bloemen genoemd’.
Dodonaeus (f) ‘De zesde vreemde hanenvoet, in het Latijn Ranunculus flore globoso genoemd, zou hanenvoet met gesloten bloemen genoemd mogen worden. Dan Gesnerus zegt dat hij gewoonlijk Trollius flos gehouden wordt. Hij is ook van sommige onder het geslacht van Aconitum gerekend en dat om beter reden dan de andere soorten, gemerkt dat hij zaadhauwtjes voortbrengt. Wij hebben hem nochtans liever onder de soorten van hanenvoet te houden’. Zie Trollius.
Dodonaeus (g) ‘De zevende en laatste vreemde hanenvoet die in het Latijn Ranunculus Constantinopolitanus genoemd wordt, dat is hanenvoet van Constantinopel, zou gerekend mogen worden onder de soorten van de eerste hanenvoet met purperen bloemen van Dioscorides en ook is het te geloven dat hij alleszins of niet altijd volbladig of dubbel van bloemen is, maar soms ook wel met enkele bloemen gevonden wordt. Het is nu alleszins bekend met naam van hanenvoet met dubbele rode bloemen, in het Latijn Ranunculus sanguineus multiplex Constantinopolitanus en vele houden dat niet zonder reden voor een soort van Anemone. Dan Clusius heeft dat daarna uitvoeriger beschreven en de naam van Ranunculus Asiaticus grumosa radice pleno flore gegeven, dat is dubbele hanenvoet van Azië met vele dikke worteltjes of Turcicus plenus ruber Ranunculus (in het Hoogduits Turckisch rot Schmaltz blumel) dat is Turkse dubbele rode boterbloem’.
Dodonaeus (h) ‘Hanenvoet van Tripoli, in het Latijn Ranunculus Tripolitanus genoemd heet ook enkele hanenvoet van Constantinopel en in het Latijn Ranunculus Asiaticus grumosa radice, de Turkse naam is tatabolos catamet lalé, dat is dubbele bloem van Tripoli, nochtans is de bloem enkel en groter dan de bloem van Sloveense hanenvoet’.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Al deze vreemde soorten van hanenvoet zijn de gewone hanenvoet van krachten gelijk, hoewel dat de ene wat scherper en heter of bitterder op de tong dan de andere bevonden wordt. Dan aangaande de eerste soort die hanenvoet van Illyrië heet, die wordt van sommige voor de Herba Sardoa gehouden waarmee Dodonaeus ook schijnt te stemmen en als dat zo is dan moet men dit kruid voor zeer hinderlijk ja dodelijk van aard houden zodat als het ingenomen is de zinnen en het verstand berooft en de zenuwen van het aanzicht alzo intrekt en spant dat diegene die dat ingenomen hebben schijnen te lachen en nochtans in korte tijd daardoor met grote inwendige pijn sterven, tenzij dat terstond daartegen een middel gezocht wordt. Daarom zal men ons niet te gemakkelijk verhaasten of verstouten om enige van deze soorten van hanenvoet binnen het lichaam te gebruiken.
Die soort van hanenvoet die in Portugal groeit wordt de vrouwen met melk te drinken gegeven om de maandstonden te verwekken.
De eerste soort van berghanenvoet, Fieberkraut geheten, is goed om de koortsen te verdrijven als men de gestoten bladeren daarvan op de pols bindt of houdt. Dan men moet die er niet te lang op laten blijven want ze zouden de huid al te zeer met blaren maken en daar al te grote blaren op maken, ja de zenuwen en aders kwetsen. Wat sommige met hun grote schade bevonden en beklaagd hebben’.
Uit I. Weinmanno.
Historie.
Net als de tulp heeft dit siergewas al een lange staat van dienst. Hoewel dat niet zo algemeen bekend is, lijkt de historie, afgezien van de tulpenwindhandel, in grote lijnen op die van de tulp.
Bij de Romeinen waren vier soorten bekend. Dan bracht Lodewijk IX ze van de zesde kruistocht uit de Oriënt mee. Die gingen echter verloren. In de tijd van koningin Elisabeth werden ze nogmaals vanuit Turkije naar Engeland gebracht. In Turkije was het een hoog gewaarde lievelingsbloem van Mohammed II die de tuinen van het Serais sierden. In Engeland baarden ze geen opzien.
De herbaristen Clusius en de l’ Lobel moeten het gewas gezien hebben op een schilderij van Lambertus Vos. Ze hadden die gekregen van Charles Rijn van Eeckebeeke, ambassadeur bij het hof van de Turkse sultan Selim II. Beide kruidkundigen namen een afbeelding op in hun kruidboeken. Clusius nam de klauwvormige knolletjes van de Turkse ranonkel mee naar Vlaanderen. De hoofdkleur van dit gewas was oranjerood. Door selecties werden af en toe andere kleuren gevonden. Vermoedelijk was het type die Clusius uit Turkije meebracht al een cultuurvariëteit. Parkinson vermeldde ze in zijn “Paradisus”, 1629. Hij noemde de dubbele rode vorm Asia. Zeker zijn ook steeds weer mooie ranonkels in de tuinen van de rijke Fuggers en andere hoge heren en vorsten gekweekt. Men wist eerst ook niet hoe men ze kweken moest en ze verrotten in de winter. Door ze te rooien en droog tot het voorjaar te houden lukte de teelt veel beter. Clusius ranonkels werden hem getstolen, een bewijs dat het toen al loonde bloemen te stelen. In ieder geval cultiveerden de Hollanders de plant.
In het begin van de 18e eeuw werd aan het sortiment de Perzische ranonkel toegevoegd. Die kwam als sierplantje uit de tuinen van de Grootvizier Cara Mustapha die bij Sultan Mohammed IV de liefde voor dit gewas opwekte. De sultan verzamelde en vermeerderde in zijn paleistuinen jarenlang een enorme collectie Perzische ranonkels. Deze verschilde op een aantal punten van zijn Turkse verwant.
De Turkse ranonkel bloeide vroeger, had een steviger gewas en grotere bloemen. Toch was er een eigenschap die de Perzische meer populariteit bezorgde, namelijk het kleurenscala. Dat bleek oneindig veel breder. Er werd onder meer over geschreven, dat de eenkleurige soorten zo verblindend van kleur waren, dat je er niet naar kon kijken zonder de ogen te schaden.
Na een aantal jaren werden partijtjes ervan via ambassadeurs over heel Europa verspreid. Onder meer in Frankrijk sloeg het gewas enorm aan. Er verscheen zelfs een heel boek over. Pater d’Ardene schreef in 1746 zijn ‘Traite des Renoncules’, een boek dat tweemaal herdrukt werd en ook nog in het Duits werd vertaald. Duizenden soorten werden gekweekt.
Ook in ons land werd de waarde van dit gewas ingezien. Een catalogus van het Haarlemse bedrijf Voorhelm & Schneevoogt uit 1769 vermeldde kleurbeschrijvingen van niet minder dan 800 var. In een supplement van een paar jaar later werden nog eens 400 nieuwigheden aangeprezen. In de 18de eeuw brak een ranonkelmanie uit in Engeland.
Duizenden soorten werden gekweekt. Engelse firma’s boden in 1792, 800 verschillende soorten aan die echter in 1820 tot vierhonderd geslonken waren.
In die periode deed de ranonkel rond Haarlem in populariteit alleen onder voor de hyacint.
Symbool van glans, luister, ik duizel bij jouw charmes, je bent rijk aan attracties.
Uit A. Munting: ‘Ranunculus asiaticus, boterbloem uit Azië die ook Ranunculus turcicus grumosa radice of Turkse hanenvoet met een knobbelachtige wortel heet waarvan me deze veranderlijke soorten in haar onvergankelijke schoonheid bekend zijn:
Ranunculus asiaticus aleppo dictus, boterbloem uit Azië Aleppo geheten, die is van een zeer donkere bruinrode kleur. Alleppo traffeé, bonte Aleppo. Merveille de Paris, het wonder van Parijs, is geel en rood gevlamd die ook Aleppo gevlamd genoemd wordt. Monstrum, het monster, groot monster met geel en rood gevlamd. Grande merveilleuse, groot verwonderen waardige. Grande merveilleuse panacheé, groot wonder met geel en rood gevlamd. Grand Tulpant, de groote Turksche Muts gevlamde van Houte. Sphaericus, met een geel ronde Bloem. Sphaericus traffeé, met geel en rood gevlamd. Seraphique met een bonte bloem, een wit en rood gevlamde die ik zelf heb geteeld en daarom bij velen de gevlamde van Munting genoemd wordt. En meer andere, alle van dezelfde cultuur zowel zachte natuur. Moeten daarom op de volgende manier geteeld worden.
Neem een bed van uw hof die zeer warm ligt en voor alle koude Noorden- en Oostenwinden voldoende beschut is en zonder enige hindernis vlak voor de zon open ligt. Maak daarvan een zonnebak, te weten: beschiet het rondom met houten delen zodat die achter ongeveer 60cm hoog is maar voor ongeveer een 15cm min of meer hoog, maak daarop twee of drie houten luiken of vensters naar haar lengte die men voor regen en vorst sluiten doch voor de zon met goed weer openen kan. Graaf dan het bed diep uit en doe daaronder in 60cm hoog verse warme paardenmest die dicht op elkaar wordt getreden en gestampt zonder dat er enige aarde onder komt. Neem dan twee delen veenaarde, twee delen molm van verrotte boombladeren, twee delen gewone grond die het vorige jaar braak heeft gelegen, zes delen grof zand, vier delen tweejarig klein gewreven paardenmest, twee delen tweejarige en tot aarde geworden koeienmest en drie delen een of tweejarige kippenmest. Dit alles wordt tezamen en goed en klein door elkaar gewreven of gemengd. Leg van deze alzo bereide grond (die men een tijd lang tevoren klaar maakt en af en toe eens omkeert) over de vermelde paardenmest heen ruim 15 cm hoog, leg daarop de bolletjes die droog en niet eerst in enige vochtigheid geweest zijn in september of begin oktober voort na de volle maan een 15 cm van elkaar. Ook wel in februari of maart, afhankelijk van het weer, om tweemaal per jaar te willen hebben, hoewel het niet zo goed is dan in de herfst omdat ze dan geen bijbollen of jongen aan hun wortel voortbrengen, doch om minder moeilijkheden van de vorst te hebben zo veel beter. Strooi dan drie cm hoog van dezelfde aarde daarover heen en niet meer, maar wel een halve minder want ze mogen niet dieper geplant worden zodat ze niet verrotten en geven daardoor ook soms minder bloemen. Doch drie cm diep geplant geven ze veel bijbollen of jongen. Deze alzo geplant worden terstond met genoemde houten vensters om niet te veel water te ontvangen bedekt en niet alleen in deze tijd maar ook in het voorjaar omdat ze daar slecht tegen kunnen, maar niet geheel dicht maar half of wat meer open en met houtjes ondersteund zodat ze lucht en de zon die hen en de aarde goed is genieten kunnen. Niettemin als ze net gezet zijn mogen ze de eerste keer wel wat regen verdragen maar daarna niet meer tot maart met goed weer. Op welke tijd men de vensters geheel open zet of wegnemen mag en vooral zo het niet meer vriest, regent of sterke winden waaien want die verdragen ze slecht als ze in knop of geheel open staan.
Daarboven in de winter als de vorst sterk aankomt maakt men de vensters voorzichtig dicht en legt er boven en ook rondom warme paardenmest op met dik stro zodat de vorst en sneeuw er zo min mogelijk in komt door te dringen als mogelijk zal zijn waartoe zeer goed is indien met eerst een haren kleed onder de vensters legt.
Deze mooie bloemen vergaan en als de bladeren geel geworden en verwelkt zijn neemt men de bolletjes uit de aarde en laat ze niet langer liggen want anders zouden ze verrotten, bewaar ze in een droge plaats tot ze weer geplant worden waar men steeds op letten moet.
Indien het geschiedt dat enige bladeren buiten tijd geel beginnen te worden is het een teken van bederf en vooral zo men er zacht aan trekt en dat ze volgen. Dan neemt men ze op en zuivert ze van de verrotting en legt ze in droog zand tot ze weer geplant worden.
Onder deze soorten van bloemen worden ook enkele eenkleurige zo wel als bonte gevonden die hier zaad geven wat zelden volkomen rijp is. Ze worden daarom alleen door de aangegroeide jonge bolletjes vermeerderd die men als ze opgenomen zijn van de ouden neemt.
Verder wil iemand niet graag de moeite doen om deze genoemde zonnebak te laten make of dat hij niet zoveel bolletjes heeft mag hij die op genoemde tijd in potten of kleine houten vaatjes planten die niet met voorgenoemde aarde gemaakt is maar bestaat uit twee delen goede grond, twee delen tweejarige paardenmest, drie delen grof zand, geen zeezand, drie delen molm van verrotte boombladeren en twee delen eenjarige kippenmest vermengt, niet meer dan een keer beregenen en ook de hele winter zonder water tot begin maart zo staan laten wanneer ze matige vochtigheid genieten tot half april maar daarna meer. Moeten ook in de winter als ze buiten staan steeds in de lucht staan zo lang het enigszins geschieden kan’.
Uit Mrs. Loudon.
Planten.
Begin april worden de klauwtjes, miniatuurdahliaknollen, geplant, 4cm diep en 6 cm. uit elkaar op een zonnige plaats. Er moet rekening mee gehouden worden dat de klauwtjes dubbel zo groot worden omdat ze in droge toestand in de winter overblijven en dan de helft kleiner zijn. Ranonkels groeien niet in droge zandgronden. De bloei valt in juni/juli.
9. Uit C. Lindman.
Ranunculus glacialis, L. (gletsjer-, ijs beminnend) Witte bloemen in juni.
Het komt in de Alpen en Scandinavië hoger dan enige andere bloeiende plant. Is beschreven in 1775.
Naam, etymologie.
Bij de Scandinaviër wordt het renblume en sonneauge genoemd. Duitse Gamskresse, ook naar de kersachtige smaak. Deze plant zou de gemzen en gemzenjagers tegen duizeligheid beschermen, Jagerkraut.
Gletsjerboterbloem, Gletscher-hanenvoet, Gletscher-Hahnenfuß, Engelse glacier crow foot, Frans renoncule des glaciers. Tribiol in Tirol.
In de 16de eeuw werd het kruid als een geneesmiddel tegen verkoudheid gebruikt.
11. Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Ranunculus aconitifolius, L. (met blad als Aconitum) Diep gedeelde bladeren met 3-5 omgekeerd eivormige tot wigvormige, ingesneden/getande slippen, bovenste stengelbladeren zijn getand.
Opstaande stengels zijn afstaand vertakt.
Witte bloemen staan in losse trossen met behaarde bloembodem, bloemblaadjes zijn lancetvormig en fijn getand in mei/juli.
Vruchtjes met gebogen snavel
Uit Midden en Z. Europa wordt 40-60cm hoog. Is beschreven in 1596
Er is ook een dubbel bloeiende vorm.
Witte boterbloem, monnikskapboterbloem. Dit is de Franse bouton dárgent, Engelse white bachelor’s buttons, fair maids of France, fair maids of Kent en Duitse Silberknopfchen of Silberranunkel. Eisenhutblättriger Hahnenfuß.
12. uit J Seboth.
Ranunculus alpestris, L. (uit de Alpen) Lang gesteelde bladeren zijn diep 3-5delig met ingesneden/gekartelde slippen, stengelbladeren 1-3 zijn lijnvormig, het onderste blad vaak 3spletig.
Rechtopstaande en gegroefde stengel me t1 bloem.
De 2cm grote bloemen zijn helder wit met niet behaarde bloembodem in juni/augustus.
Vruchtjes met gebogen snavel.
Uit de Alpen, Pyreneeën, Jura en Karpaten wordt tot 5-15cm hoog,
Er is ook een vorm met dubbele bloemen.
Liefst in kalkhoudende grond.
Naam.
Alpenhanenvoet, Engelse white alpine crow foot en Franse flammette of petite douve. Jagerkraut in Bern, Alpen-Hahnenfuß.
14. uit C. Loddiges.
Ranunculus amplexicaulis, L. (stengelomvattend) Ei/lancetvormige wortelbladeren zijn spits en blauwachtig/groen, aan de randen soms wat gewimperd, stengelbladeren zijn kleiner, lancetvormig en stengelomvattend.
Opstaande stengels met 1-5 bloemen.
Bloemsteeltjes zijn behaard, sneeuwwitte bloemen zijn groot met goud/gele meeldraden in mei/juli.
Vruchtjes met gebogen snavel.
Kalkhoudende grond op niet te zonnige plaatsen.
Uit de Pyreneeën, Karpaten, wordt 1-30cm hoog. Is beschreven in 1633.
Snow flowered crow foot of white buttercup, plantain-leaved crowfoot, Duits Weisser Hahnenfuss.
Uit davesgarden.com
Ranunculus x arendsii (kweker Arends te Ronsdorf in Duitsland ) wordt 20-35cm hoog, = kruising van amplexicaulis x gramineus. Gewonnen door G. Arends uit Ronsdorff, Duitsland. Lijkt in groei en bloeiwijze het meest op amplexicaulis maar met veel grotere bloemen die bij het open komen meer op gramineus lijken, ze zijn dan namelijk licht zwavel/geel en later zuiver wit in mei/juli. ‘Moonlight.
15. uit J. Seboth.
Ranunculus pyrenaeus, L. (uit de Pyreneeën) en Alpen wordt 10-30cm hoog. Is beschreven in 1807.
Opstaande stengels zijn onderaan glad en meestal 1bloemig.
Smal lancetvormige bladeren tot lijn/lancetvormig zijn blauwachtig/groen en aan de voet soms wat behaard, bovenste bladeren lijnvormig en zittend.
Behaarde bloemsteeltjes
Witte bloemen zijn 2-2.5cm groot in juni/juli.
Gladde vruchtjes met omgebogen snavel.
Kalkhoudende grond.
Pyrenese boterbloem, Pyrenean crow foot. Alpen-Hahnenfuß, Gamskress, jagers hopen hiermee niet duizelig te worden als ze op gemzen jagen, Jagerblättle.
16. uit botanical magazine.
Ranunculus parnassifolius, L. (met bladeren als Parnassia) Dikke en glanzend groene bladeren, wortelbladeren zijn hartvormig tot breed eivormig, aan de randen, de voet en op de nerven behaard, stengelbladeren zijn lancetvormig en behaard, stengelomvattend.
Opstaande tot opstijgende stengels zijn bovenaan behaard.
Behaarde bloemsteeltjes.
Witte bloemen staan in losse trossen en zijn soms wat roze gekleurd, 2-2.5cm in doorsnede in mei/juni
Gladde vruchtjes met gekromde snavel.
Kalkhoudende grond op vochtige plaatsen.
Uit de Pyreneeën en Alpen wordt 5-20cm hoog. Is beschreven in 1769.
Parnasiabladige boterbloem, Parnassia leaved crow foot. Herzblättriger Hahnenfuß.
18. uit botanical magazine.
Ranunculus gramineus, L. (grasachtig) Grasachtige bladeren zijn lijn tot lancetvormig en blauwachtig/groen.
Opstaande stengels zijn vertakt en 2-4bloemig.
Citroen/gele bloemen van 3cm groot met onbehaarde bloembodem in mei/juni.
Gerimpelde vruchtjes met korte snavel.
Kalkarme grond.
Uit Z. en midden Europa, wordt 20-35cm hoog.
Grasbladige boterbloem, grass leaved buttercup.
19. Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Ranunculus lingua, L. (tongvormig) Lancetvormige bladeren zijn niet gedeeld en gaafrandig tot zwak getand, lopen tot een punt uit, speer bladig, dik en succulent, licht helder groen.
Opstaande stengels.
Glanzend goud/gele bloemen van 2.5-3.5cm in doorsnede in juni/augustus.
Vruchtjes met een brede en gekromde snavel.
De stekelige dopvruchtjes worden door de duivel als kam gebruikt.
Is een van de mooiste boterbloemen en groeit wel eens in de wallen of veenachtige natte gronden, vormt uitlopers.
Uit midden Europa wordt 60-120cm hoog.
Naam.
Dit is de grote boterbloem, Duitse Groszer of Zungen-Hahnenfuß, Franse grande douve, Engelse greater spearwort of crow foot.
20. Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Ranunculus repens, L. (neerliggend)
Bladeren zijn 3tallig, de onderste met gesteelde 3delige blaadjes, de bovenste met ongedeelde blaadjes.
Gegroefde bloemsteeltjes.
Goud/gele bloemen in mei/juli.
Vruchtjes met een korte en rechte snavel.
Algemeen voorkomende plant met kruipende uitlopers.
Uit Europa, Azië en N. Amerika wordt 10-30cm hoog.
Er is een dubbel vorm met mooie, dubbele goud/gele bloemen.
Een nogal lastig onkruid van de weiden en grasvelden, groeit overal verder door de kruipende wortelstok. Het is meestal overdadig van juni tot augustus en bloeit in beschaduwde plaatsen tot vrijwel de winter. Vanwege zijn verschillende groeiplaatsen komt het in vele vormen voor. Langs vochtige waters en weiden komt het soms tot een meter hoog met een stengel van een vingerdik. Op kale velden is de stengel niet dikker dan tarwestro. Zijn kruipende stengels zijn evenwel karakteristiek.
Vee weigert het als voedsel, maar net als alle soorten, het verliest zijn scherpte met drogen en geeft zo goed hooi.
Naam, etymologie.
Naam is wel voor meer soorten van boterbloemen. (Dodonaeus) (a) “Dat dit kruid een soort van Ranunculus is blijkt niet alleen uit de gedaante van de bloemen, maar ook van het ganse gewas en ook uit zijn krachten. De gedaante van de gele bloemen is oorzaak dat ze boterbloemen heten. Dan we zullen dat nu met de gewone naam boterbloemen in onze taal noemen en tot verschil van de andere soorten van hanenvoet eigenlijk tamme hanenvoet of hof hanenvoet, in het Latijn Ranunculus hortensis, te weten de eerste en gewoonste soort met ruige stelen Ranunculus hortensis secundus, in het Italiaans pie de gallo’.
Kruipende boterbloem, Engelse creeping crow foot, Kriechender Hahnenfuss, Susser Hahnenfuss, Wiesenblumen of Wassblumen, Frans renoncule rampante. Boterbloem, omdat die zou helpen de boter te kleuren als de koeien het aten. De bloem lijkt op botergeel, het is de Engelse butter cup of daisy en Duitse Butterblume. Vroeger dacht men dat de boterbloem, gemengd met de andere planten van de weide, die kwaliteit verbeteren zou zodat de koeien die ervan aten boter gaven die van een superieure kwaliteit was. De voorjaarsboter had een betere kleur dan de winterboter. In Ierland wreef men op 1 mei de bloem over de uiers van de koeien zodat ze meer boter gaven. Een oud bijgeloof zegt dat als je een boterbloem onder je gezicht houdt en een geel licht op je gezicht weerspiegelt betekent het dat je als boter bent.
Dodonaeus (b) ‘Het heet in het Hoogduits Schmaltzblum’.
Schmalzblumen bij Bock, de vet uitziende bloemen. Verder Holtmark, Arunkele van Ranunculus, Dukatenblume, Gorsschgras, Wille Mark, Narungki, Onkelchen, Krontatschen, Reckerl, Roserl, Sichelwass, Schweinzerl, Strupfe, Torschgras, Wittsotkes, Kraienfoot, Engels crow flower en yellow gowan.
Dodonaeus © ‘ De soort met dubbele bloemen heet dubbele boterbloem net zoals men de andere enkele boterbloemen noemen mag. Plinius geeft dit gewas de naam Polyanthemum en betuigt dat sommige het ook Batrachion noemen’.
Dodonaeus (d) ‘In het Frans heet het bassinet en grenoille, in het Italiaans ranoncole’.
(e) Duits Goldknopfchen, Goldblum bij Fuchs, Engels butter cup, butter daisy of gold balls, Franse bouton d’or, het is de ranonculo van de Italianen.
Gebruik,
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Boterbloem is ook heet en brandend van aard en de soorten van wilde hanenvoet gelijk, doch niet zo heet als die.
Boterbloemen, als Plinius te kennen geeft, halen de littekens wederom op en laten ze zweren door hun brandende kracht en daarom brengen ze die in hun oude stel en rechte behoorlijke kleur die de huid tevoren had eer dat litteken of wond er was. Sommige plegen de sproeten met hetzelfde kruid te verdrijven. Om de koorts te genezen gebruiken sommige deze boterbloemen aldus: ‘Die soort die enkel goudgele bloemen draagt heeft vele vezels aan de wortel waaronder er twee zijn die zich het meeste uitsteken en groter zijn dan de andere en als die op de pols gebonden worden hebben ze een bijzondere kracht om zowel de vierde als de derdedaagse malariakoorts te verdrijven. Of neem deze twee wortels en is het dat een mannen persoon is die de koorts heeft bindt die op de linker pols of van binnen tegen de linker duim, maar is het een vrouw bindt het op de rechte polsader of van binnen tegen de rechterduim, wel stijf met een linnen doek, en laat het er negen dagen op liggen zonder te beroeren.
Boterbloemen, zegt Tragus, worden in sommige plaatsen van Hoogduitsland met de andere moeskruiden omtrent Pasen veel gegeten en vooral bij de eierkoeken. Dan als de bladeren oud zijn is het zorgelijk die te gebruiken of te eten omdat ze brandend van smaak en onlieflijk, ja heel schadelijk zijn. Zelfs om wijs te doen is het beter dat men ons van de jonge wel wacht nu er zo’n menigte van goede en onschadelijke moeskruiden overal te vinden is.
Maar de koeien, zo men zegt, plegen dit kruid zonder schade te eten en sommige geloven dat de bloemen niet naar de gedaante van de gele boter zo genoemd is, maar omdat ze de koeien veel boter laat leveren. Want als de koeien dit kruid met de bloemen veel eten, zoals ze daarnaar zeer naar verlangen, dan geven ze overvloedig melk.
Sommige geven de vrouwen het zaad van de boterbloemen met spijs of drank in zodat ze veel melk krijgen.’
21 Uit C. Lindman.
Ranunculus bulbosus, L. ( bolachtig) Gesteelde bladeren zijn 3-5delig met 3spletige en ingesneden/getande blaadjes.
Opstaande stengels zijn aan de voet knolvormig verdikt, beneden afstaand en boven aanliggend behaard, gegroefd.
Goud/gele kopvormige bloem van 2-5cm groot met wat behaarde bloembodem in mei/juli.
Vruchtjes met een korte en gekroonde snavel.
Sterk groeiende inheemse plant.
Uit Europa en W. Azië wordt 15-30cm hoog.
Er zijn ook vormen met zwavel/gele bloemen en dubbele goud/gele bloemen met geelachtig groen middengedeelte
Deze plant komt vrij algemeen voor in Europa, N. Afrika. Deze gouden bollen groeien in alle weilanden.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Wij noemen dit gewas Sint Antheunis raepken en daarnaar in het Latijn Rapum Diu Antonij’.
St. Anthonys raap, Duits St. Antoni Rublein, Engelse St. Anthony’s turnip, Frans rave de Saint Antoine, (raap) Het zou een wonder zijn als een heremiet voldoende voedsel uit die kleine knollen kan halen. Ze zijn zo klein en rauw zijn ze zeer scherp zelfs gekookt zijn ze niet voedzaam. Moeten eerst gedroogd worden om de scherpte te verwijderen. Die naam heeft het gekregen omdat het gebruikt wordt tegen pestachtige ziekte en St. Anthonie is de heilige die aangeroepen wordt tegen deze ziekte. Tegenwoordig is die naam meest verzwolgen in de naam boterbloem.
Dodonaeus (b) ‘Maar eigenlijk het Ranunculis tuberosus, dat is knobbelachtige hanenvoet, de Engelse rape crowfoote, sommige noemen het op het Latijn Ranunculus bulbosus. Want het is zonder twijfel een soort van hanenvoet daar Dioscorides nochtans niet van vermaand heeft, maar Apuleius heeft het van de andere soorten van hanenvoet gescheiden en apart ervan vermaand en die eigenlijk Batrachion genoemd en daarom noemen sommige dit gewas Batrachion Apuleij’.
Knolranonkel of knollige boterbloem, Duitse Knolliger Hahnenfusz, Frans renoncule bulbeuse, Engels bulbous rooted crow foot, crow foot, vooral voor deze vorm, naar de bladvorm.
Dodonaeus © ‘De Hoogduitsers noemen dit gewas Cleinner Hanenfusz of Glyszblumle’. Zie Ranunculus acris.
(d) ‘Enige noemen deze soorten van kruiden in het Nederduits drieswortel of truswortel en in het Hoogduits Druswurtz’. (de knolletjes)
Knolboterbloem heette in zeer oude tijden truswortel, torswortel, drus- of droeswortel. In Hoogduits is het de Druswurtz en een droes is een klier of gezwel, dit naar de dikke wortel. Deze plant is aan de voet knolvormig verdikt. Het knolletje werd gebruikt tegen kwaadaardige gezwellen om blaren te trekken. Het uitgeperste sap zou niezen veroorzaken. Zwijnen zouden er dol op zijn .
(e) Engelse namen kingcup, goldcup en goldknop stammen uit de 16de eeuw, Frans bassin d’or; gouden schaal, jaunet: heldergeel, Portugees batao de ouro, Goldilocks naar Ben Johson die het woord het eerst gebruikte: “Fair ox-eye, goldylocks and columbine”.
Italiaans ranuncolo, Spaans apiastro, Boheems maslenka, Hongaars reti szirontak.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Men gebruikt de wortel of raapje van deze hanenvoet wel meest en die wordt van vele op de pestachtige gezwellen of klaporen met zout gestoten gelegd in het begin van de ziekte of ze binden dat op de dijen of op de armen om zo het kwaad of de vurigheid van het hart en het ingewand naar buiten of tot uitwendige leden te leiden en te laten vertrekken. Want het maakt blaren en laat blaasjes of zeren aan de huid komen op wat deel van het lichaam dat men het legt.
Apuleius zegt dat die wortel diegene die met de maanziekte gekweld is en in de nek met een rode linnen draad gebonden in het afgaan of breken van de maan als het teken van de stier of van Scorpius in het eerste deel is de zieke terstond genezen zal.
Ook zo zegt hij dat het kruid Batrachion, dat zijn de bladeren en stelen van Sint Anthonis raapje met het raapje zelf, met azijn vermengt op de zwarte littekens gelegd die dooreet en doorknaagt en het uiterste velletje weg neemt en de huid een kleur laat krijgen die het hele lichaam gelijk is. Met dit kruid in drakenbloed geweekt drijven de snode fielten en loze bedriegers van bedelaars hun armen of benen om die open te halen en lelijk te maken om het volk tot medelijden te verwekken door hun mismaaktheid en onbevalligheid meer aalmoezen te krijgen’.
Sprookje.
Geloof jij ook dat er een pot goud verborgen is op het eind van de regenboog? Denk je er ook aan hoe je daar kan komen voordat de regenboog verdwijnt zodat je het goud kan vinden. Je hoeft niet ver te gaan om het eind van de regenboog te vinden. “Hoe dan”, zeg je. “Omdat die goudpot al lang weg is. Die is veel dichter bij huis, ga naar de weiden waar de boterbloem groeit, daar vind je het goud dat eens verborgen was op het eind van de regenboog”. Symbool van “ik wens dat ik rijk zou zijn”.
Er was eens, lang geleden een pot met goud die op het eind van de regenboog lag. Maar, lang, lang geleden vond iemand die. Veel, veel mensen zochten naar dat goud maar vonden het niet. Ze zeiden zelfs dat niemand het kon vinden. Het lijkt vrijwel droevig dat uiteindelijk een vervelende oude man de pot vond. Die man was zelfzuchtig, hij was onaangenaam, gierig en ongelukkig. Toen hij ‘t goud vond wenste hij dat niemand het zag of hoorde. Hij was bang dat sommigen wat van zijn goud zouden afpakken. Zo besloot hij om zijn rijkdom in de aarde te begraven. Op een donkere nacht, toen zwarte wolken door de hemel vlogen en geen ster te zien was, ging de oude gierigaard heen om zijn goud te begraven. Hij sloeg een grote zak over zijn schouder en kroop over de donkere weide waar het gras dik, vet en hoog was. Het was eigenlijk dezelfde weide waarin de elfjes dansten. De oude man wist dat niet. De elfjes zijn altijd goed, wijs en liefdevol. Ze zijn niet zelfzuchtig en houden ervan om anderen te helpen. Maar elfjes zijn altijd wat nieuwsgierig.
Ik zal je vertellen wat een elfje deed. Toen de man stilletjes over de weide kroop zag een elfje hem. Om te weten te komen wat erin de zak zat sneed hij met een scherp grasblad een groot gat in de zak. De oude man merkte hier niets van. Een voor een rolden nu de goudstukken uit de zak in het gras. De zak werd zo telkens lichter, de oude man merkte het niet eens op, zo moe was hij en zo bang dat iemand hem zou zien voordat hij de rand van het bos zou bereiken. Zijn zak was leeg voordat hij bij het woud aankwam, maar tussen het gras glinsterde het goud dat hij had laten vallen. “Laten we ze op stengels zetten zodat iedereen ze kan zien” zeiden de elfjes. “Laat het heerlijke goud vrij te zien zijn, voor de rijken en de armen”. De hele nacht werkten ze. Toen de zon in de morgen opkwam wist die niet wat die zag, de weide was goudgeel en glinsterde in het zonlicht. “Je mag ze boterbloemen noemen”, zei een elfje, “maar elvengoud zou een betere naam zijn”.
Hou je van boter?’ was de vraag in de kinderjaren. Gelijk hield je een boterbloem vlak onder zijn kin. Meestal zei die ja en de kin raakte zo de bloem en het gele poeder van de bloem, zodat zijn kin geel bestoven werd, als boter.
24. Uit Fuchs.
= Ranunculus polyanthemos L. (veelbloemig) is een meerjarig opgaand kruid met vele bloemen.
Uit N. en centraal Europa, Kaukasus.
Subsp. nemorosus (uit het bos)kan tot 90 cm hoog worden met de rechtopstaande stengel.
Behaarde plant met sterk afstaande haren.
Diep ingesneden bladeren.
Goudgele bloemen in mei. Uit midden Europa.
Bosboterbloem. Schlitzblättrige Hain-Hahnenfuß, Polyanthemusblättriger Hahnenfuß.
26. = Ranunculus acris, L. (ook wel gespeld als acer) is het Latijnse woord voor scherp, naar de smaak en werking van de plant.
Gehele plant is aanliggend behaard
Wortelbladeren zijn lang gesteeld en handvormig gedeeld, diep ingesneden met lijn/lancetvormige slippen, bovenste stengelbladeren 3delig. In smaak zijn ze scherp, bijtend en veroorzaken blaren op de tong.
Opstaande stengels.
De bloemstengel is rond en niet gevoord.
De scherpe boterbloem draagt vele bloemen van een heldergeel verspreidende kleur, in mei/juli. Is er iets geler van kleur dan deze boterbloem?
Vruchtjes zijn kort met een bijna rechte snavel.
De scherpe is een niet zo geliefd onkruid dat algemeen voorkomt, vooral in weiden en velden, ook in de bergen.
De wortel is lang en vezelachtig.
Dit fiere en heet smakende kruid is er een van Mars
Uit Europa, N. Azië, wordt 40-60cm hoog.
Var. ‘Multiplex’ heeft dubbele gele bloemen is geschikt voor de tuin. Dat zijn de gouden knoopjes, de Engelse goldknopfchen, yellow cups, yellow bachelor’s buttons en Franse bouton dór, Duitse Goldknofchen.
Naam.
Scherpe boterbloem, Duits scharfe Hahnenfuß, Brennkraut, Zengerkraut, Engels blister plant, meadow crowfoot, crow flower, upright crow foot en yellow gowan Frans renoncule acre.
Gleisblumen bij Gesner en Hahnenfuss bij Bock, Glisspfandle, verder Butter-, Schmalzblume, Galizenpfandl, Hungerblume, Kappela, Kraienfaut, Golden Knopfe, Speglblom, Zwitsers Anke-Ballen, Glanzerli, Glinza, Glisserli, Gold-Bluemli, Hampsis, Rolle-Bluem.
Gebruik.
Maagden maakten in oude tijden een poeder van de bloemen om daar een lijnenspel op het bruidsbed van te maken.
Deze boterbloem behoort tot de duivelsplanten en heet ook wel duivelsbeet wat wel ziet op de afstervende wortelstok. Ze bezat toverkracht en werd zelfs gebruikt om verborgen schatten te ontdekken. Linnaeus was eens op reis en zijn secretaris prees de kracht van zijn raadroede of wichelroede. Om te bewijzen dat zulke roede niets waard zijn verborg Linnaeus onder een hanenvoet in de weide een beurs met 100 dukaten. Hij vroeg zijn secretaris of hij die beurs ontdekken kon. De roede ontdekte niets. Linnaeus wilde toen het goud gaan halen maar wist niet precies meer waar hij die gelaten had. De man met de raadroede hielp hem zoeken en zei dat men het niet zou vinden op de weg die ze nu genomen hadden, maar in de tegenovergestelde richting want de roede toonde dat aan, men zocht in die richting en vond de beurs.
Ondergeslacht, Batrachium, Grieks batrachion: kikker, batrachos, groeiplaats. Waarschijnlijk omdat ze net zo goed op land als in het water kunnen leven.
Mooie waterplanten waarvan de talrijke witte bloempjes boven het water uitsteken
Sommige soorten hebben alleen ondergedoken bladeren zodat je van die planten niets merkt tot ze gaan bloeien.
Groeit zeer gemakkelijk in stil staand water en liefst op zonnige plaatsen van Europa. De meeste hier genoemde soorten zijn inheems.
Vermeerderen door stengelstukken en zaaien.
Uit G. Oeder.
Ranunculus aquatilis, L. (water bewonend) Stevige en tot 300cm lange stengels met vloeiende en ondergedoken bladeren. De drijvende bladeren zijn lang gesteeld en rond of niervormig, 3-5lobbig. De ondergedoken bladeren zijn zeer verschillend van grootte en veeldelig met fijne slippen. De ondergedoken bladeren ademen via de luchtkanalen in de bladstelen. Verschillende van deze planten bezitten ook water- en landvormen. De landplanten bezitten een meer gedrongen bouw. De bladeren zijn drie lobbig en hun randen ingesneden, in en op het water zijn de bladeren ook verschillend, de drijvende bladeren lijken meestal meer op de landvorm en zijn meestal meer verdeeld, lager in het water worden de bladeren steeds fijner en haarachtig. Dit is een aanpassing aan zijn standplaats, valt het vennetje in de zomer droog, groeit de plant als landplant zo weer verder.
Bloemsteeltjes zijn even lang of iets langer dan de bladeren, grote witte bloemen met brede omgekeerd eivormige bloemblaadjes die 1-3maal langer zijn dan de kelk, met gele nagel en vaak langwerpige honingkliertjes en meestal meer dan 20 meeldraden, de bolvormige bloembodem is meestal dicht behaard in april/juli.
Vruchtjes zijn kort gesnaveld.
De fijne waterranonkel komt in ons land voor in stilstaand en stromend water bij voorkeur op het diluvium, Europa, N. Amerika.
2 var.; Ranunculus aquatilis var. aquatilis, Ranunculus aquatilis var. diffusus, With. (ongelijk gevormd) (Ranunculus trichophyllus) haarbladwaterranonkel
‘Floribundus’ verschilt van de volgende doordat de bloemsteeltjes ongeveer even lang zijn als de bladeren.
‘Radiatus,’ hiervan hebben de waaiervormige bladeren stralend uitstaande, smalle en wigvormige lobben.
‘Succulentus’ komt voor op plaatsen die af en toe drooglopen waar ze dichte zoden vormt van korte stengels met kleine dikke blaadjes met brede lijnvormige slippen.
‘Truncatus’ heeft niervormige, drijvende bladeren met afgeknotte voet en zwak tot gave lobben
Het zijn prachtige waterplanten, de mooie helder bloemen vormen witte velden in voorjaar en zomer op meren en waters. In stille waters zie je massa’s groen en wit van de bladeren.
Is niet zo scherp en wordt wel door het vee gegeten.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Wij noemen dit gewas waterhanenvoet, witte of waterboterbloemen in het Latijn Ranunculus aquatilis en Polyanthemum aquatile omdat het zonder twijfel een watersoort van hanenvoet of boterbloemen is, in het Engels water crowfoote of white crowfoote.’
Fijne waterranonkel, gewone waterranonkel of haarbladwaterranonkel, waterhanenvoet, puteblomme (kikker) Duits Gewöhnliche Wasser-Hahnenfuß, Froschkraut of Froschveilchen, dit laatste naar de mooie bloemen, Wasserhanlein, Frans brouille blanche, renoncule aquatique en grenouillette, Engels water crowfoot of frog wort.
Dodonaeus (b) ‘Meest alle apothekers en kruidbeminnaars hebben dat tot nu toe kwalijk waterleverkruid of wit leverkruid genoemd en in het Latijn Hepatica aquatica, en Hepatica alba en noch kwalijker en met meer dwaling in plaats van de verkoelende Hepatica of edel leverkruid gebruikt’.
© Engels water ram’s foot, Lode wort, water anemone en water snow cups, zo genoemd naar de bloemen, sneeuw op water, een vlies van zilver schudt op de wind.
Uit L. Watson.
Ranunculus circinatus, Sibth. (krullend of opgerold)
Er zijn alleen maar ondergedoken bladeren, die zijn klein, rond en sterk gedeeld met draadvormige, korte en stijve vlak uitstaande slippen, de onderste bladen zijn kort gesteeld, de bovenste zittend, steunblaadjes niet geoord.
Grote witte bloemen met 5cm brede omgekeerd eivormige blaadjes die 1-2 maal langer zijn dan de stampers, de vruchtbodem is bolvormig en behaard in mei-juli.
De vruchten zijn spits.
De stijve waterranonkel, Fries stive wetterbuterblom, fan leaved water crowfoot, uit zuid en midden Europa, komt bij ons voor in stilstaand en stromend water het liefst op kleigrond met een stengel van 20-90cm lang.
Spreizender Wasser-Hahnenfuß, Frans renoncule divariquee.
Uit L. Watson.
Ranunculus trichophyllus Chaix var. trichophyllus Gray (haarachtig blad) (Ranunculus flaccidus, Pers. (slap of los)
Er zijn alleen maar ondergedoken bladeren, die zijn sterk gedeeld met draadvormige slippen, de bovenste bladen bijna ongesteeld.
De 3-5cm lange bloemsteeltjes zijn veel langer dan de bladeren.
De vrij grote en witte bloemen hebben smal omgekeerd eivormige bloemblaadjes die 1.5-2 maal zo lang zijn als de kelkblaadjes, verder een gele nagel en meestal rond honingkliertjes, de 2-15 meeldraden zijn langer dan de stampers, bloembodem is eivormig en behaard in april/juni
Min of meer langwerpig/ovale vrucht met spitse stijlpunt.
Uit Europa, W. Azië, Siberië en N. Amerika komt bij ons bij voorkeur op het alluvium voor.
Threadleaf crowfoot.
‘Capillaceus’ verschilt van het type door dunne stengel en 2-3cm korte bloemstengel die even lang of korter dan de bladeren is.
Fijne waterranonkel, threadleaf crowfoot.
Uit J. Sowerby.
=‘Drouetii’ (naar J. B. Drouet, Franse plantenverzamelaar begin 19de eeuw) heeft dikke stengels, de bovenste bladen zijn duidelijk gesteeld, bloemsteeltjes 3-8cm lang, stompe vruchtjes.
‘Paucistamineus’ heeft dikke stengels, de bovenste bladen zijn duidelijk gesteeld, 2.5-4cm lange bloemsteeltjes en 10-18 meeldraden, vruchtjes die bovenaan veel dunner zijn.
Ranunculus circinatus, Sibth. (krullend of opgerold)
Er zijn alleen maar ondergedoken bladeren, die zijn klein, rond en sterk gedeeld met draadvormige, korte en stijve vlak uitstaande slippen, de onderste bladen zijn kort gesteeld, de bovenste zittend, steunblaadjes niet geoord.
Grote witte bloemen met 5cm brede omgekeerd eivormige blaadjes die 1-2 maal langer zijn dan de stampers, de vruchtbodem is bolvormig en behaard in mei-juli.
De vruchten zijn spits.
De stijve waterranonkel, Fries stive wetterbuterblom, fan leaved water crowfoot, uit zuid en midden Europa, komt bij ons voor in stilstaand en stromend water het liefst op kleigrond met een stengel van 20-90cm lang.
Spreizender Wasser-Hahnenfuß, Frans renoncule divariquee.
Uit L. Watson.
Ranunculus trichophyllus Chaix var. trichophyllus Gray (haarachtig blad) (Ranunculus flaccidus, Pers. (slap of los)
Er zijn alleen maar ondergedoken bladeren, die zijn sterk gedeeld met draadvormige slippen, de bovenste bladen bijna ongesteeld.
De 3-5cm lange bloemsteeltjes zijn veel langer dan de bladeren.
De vrij grote en witte bloemen hebben smal omgekeerd eivormige bloemblaadjes die 1.5-2 maal zo lang zijn als de kelkblaadjes, verder een gele nagel en meestal rond honingkliertjes, de 2-15 meeldraden zijn langer dan de stampers, bloembodem is eivormig en behaard in april/juni
Min of meer langwerpig/ovale vrucht met spitse stijlpunt.
Uit Europa, W. Azië, Siberië en N. Amerika komt bij ons bij voorkeur op het alluvium voor.
Threadleaf crowfoot.
‘Capillaceus’ verschilt van het type door dunne stengel en 2-3cm korte bloemstengel die even lang of korter dan de bladeren is.
Fijne waterranonkel, threadleaf crowfoot.
Uit J. Sowerby.
=‘Drouetii’ (naar J. B. Drouet, Franse plantenverzamelaar begin 19de eeuw) heeft dikke stengels, de bovenste bladen zijn duidelijk gesteeld, bloemsteeltjes 3-8cm lang, stompe vruchtjes.
‘Paucistamineus’ heeft dikke stengels, de bovenste bladen zijn duidelijk gesteeld, 2.5-4cm lange bloemsteeltjes en 10-18 meeldraden, vruchtjes die bovenaan veel dunner zijn.
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
Ranunculus peltatus Schrank (schildvormig) wordt 10-300cm lang.
Ondergedoken bladeren zijn fijn verdeeld en vaak komen ook drijvende bladeren voor die niervormig zijn met 3-7 lobben en overgangsbladeren.
Witte bloemen met geel hart in van mei tot augustus.
Dwars gerimpelde dopvrucht met een haakje.
Groeit in zoet, stilstaand tot vrij snel stromend water, Europa, Zuidwest Azië.
ariëteiten: Ranunculus peltatus var. peltatus groeit meest voor in stilstaand water, de onderste ondergedoken bladeren zijn korter dan de stengelleden. Ranunculus peltatus var. heterophyllus Meijden, (verschillend bladig) groeit meest in stromend water, de onderste ondergedoken bladeren zijn even lang of langer dan de stengelleden.
Naam.
Grote waterranonkel, Duits Schild-Wasserhahnenfuß, Engels pond water-crowfoot, Frans renoncule peltée.
2 Uit L. Watson.
Ranunculus fluitans, Lam. (op het water drijvend)
Stengels zijn 1-6m lang. Alleen ondergedoken bladeren zijn aanwezig, die zijn veeldelig met lange, lijnvormige en vlakke slippen, de onderste bladen lang gesteeld, de bovenste kort gesteeld met brede oorvormige steunblaadjes.
Grote witte bloemen met 5-9 brede en omgekeerd eivormige bloemblaadjes die 1.5 maal zo lang zijn als de kelk en met gele nagel, meeldraden zijn langer dan de stampers, onbehaarde bloembodem in mei/juli.
Omgekeerd eironde vruchtjes.
Komt bij ons voor in stromend water, in of in de buurt van de rivieren, zuid en midden Europa en Engeland.
Vlottende waterranonkel, Engels eel beds, eel ware, river water crowfoot. Flutende Wasser-Hahnenfuß, Flutender Hahnenfuß.
3. uit G. Oeder.
Ranunculus hederaceus, L. (met blad als Hedera) De kruipende en 10-40cm lange ronde, holle stengel maakt meestal wortels aan de knopen.
Alle bladeren zijn ongedeeld en niervormig met 3-5 korte, gave en stompe lobben, aan de voet van de vrij lange bladstelen bevinden zich twee korte, vliezige en geoorde stengelomvattende steunblaadjes.
Bloeit in de zomer met kleinere bloemen dan vorige, wit, bloemen zijn ook niet zo opvallend, de bloemblaadjes zijn even lang of langer dan de kelk, bloemsteeltjes meestal korter dan de bladeren en 8-10 meeldraden die langer zijn dan de stampers, bolvormige bloembodem in mei/juli
Komt in ons land voor in helder water in beken en moerassen op het diluvium, W. noordwest Europa.
Naam.
Klimop waterranonkel, Engelse ivy leaved crowfoot of water ivy, Efeublättrige Wasser-Hahnenfuß, Efeu-Wasser-Hahnenfuß, Frans renoncule à feuilles de lierre.
Ranunculus ololeucos, Lloyd. (geheel wit) Stengels zijn 10-60cm lang.
Het bovenste deel van de plant is behaard.
Ondergedoken bladeren zijn sterk gedeeld, drijvende bladeren breed niervormig en driedelig met wigvormige lobben, lang gesteeld.
De grote witte bloemen van 1.5-2.5cm met langwerpig/ovale bloemblaadjes zijn aan de voet niet geel gevlekt en eindigen en een lange, draadvormige en vaak omgebogen stijl, vruchtbodem is bolvormig en behaard in mei/juli.
Witte waterranonkel groeit in W. Europa en in ons land in heide en veenstreken op het diluvium.
Witte waterranonkel, Fries wite wetterbuterblom, Duits Reinweiße Wasser-Hahnenfuß, Reinweißer Hahnenfuß, Engels white flowered buttercup, Frans renoncule blanche.
Planten.
De meeste groeien gemakkelijk in goede, kalkarme grond op tamelijk vochtige vrij zonnige tot half beschaduwde plaatsen.
De vaste planten kunnen in ’t voorjaar gescheurd worden. Ranunculus asiaticus kan gezaaid worden, liefst met warmte, boven de 24 graden. De rest kan gezaaid worden door het zaad eerst 3 weken 20 graden te geven, dan 6 weken –2 en zaaien bij 7 graden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl