Strychnos
Over Strychnos
Kraanogen, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, teelt,
Uit M. Vogtherr.
190 soorten komen voor in de tropen van beide halfronden.
Het zijn bomen of klimmende struiken met bolronde besvruchten die in het geleiachtige vlees een aantal platte zaden hebben liggen. Bladeren tegenoverstaand, het tegenoverstaande blad is vaak kleiner en bij de klimmende soorten wordt het een tendril.
Bloemtrossen zijn vaak eindstandig, wit tot geelachtig.
Strychnaceae of Loganiaceae.
=Strychnos ignatii P. J. Bergius (Jezuïeten bestempelden deze bonen met de voornaam van de stichter van hun orde, Ignatius) (Ignatia philippinica, Lour. (uit Filippijnen) (Strychnos tieute, Lesch.,) upas boom, tschette is een 25-30m lange armdikke klimplant die met zijn ranken in de oerwouden van Filippijnen, Java en Borneo de bomen omwindt. De komkommerachtige besvrucht telt wel eens 24 zaden. De zaden worden ignatiusbonen genoemd. Ze worden voorgeschreven tegen vallende ziekten en braakloop. In het laatst van de 17de eeuw werden ze naar Europa gebracht.
Uit de bast komt de upas-tieute.
Gebruik.
De tieute of tjetek van de inlanders levert het vreselijke Upas‑Radja of vorstenvergif. Met dit gif wordt via een blaaspijp met pijlen op tijgers geschoten die dan na enige ogenblikken omvallen. Een getroffen aap kan 1‑2 bomen overbruggen en stort dan neer.
De upas-tjoete, tieute, de upas radja of tschettikgif is een waterachtig extract dat afkomstig is van de wortelbast van deze op Java en Borneo voorkomende struik Die bevat strychnine waardoor de symptomen van tetanus verklaard kunnen worden bij iedereen die dit vergif treft.
Naam, etymologie.
Strychnos, Grieks strepho: ik maak duizelig, de sterke narcotische werking, een naam die gegeven werd door Dioscorides, Theophrastus en andere klassieke schrijvers aan verschillende leden van Solanaceae, waarvan sommigen giftig zijn.
De Jezuïeten bestempelden deze bonen met de voornaam van de stichter van hun orde, Ignatius, St. Ignatius beans, Frans fêves de Saint-Ignace .
Strychnos guianensis, Mart. (uit Guinea) (Strychnos oerali) is een liaan met een ruwe bruine schors. Via de jonge toppen klimt deze plant. Daaraan zitten 5cm lange en als een bisschopsstaf gekromde haken.
De plant bloeit met roomwitte bloemen die naar rozen geuren.
Naam/Gebruik.
De Indianen van Suriname gebruiken de wortels voor het maken van het oerali vergif, of woerari, buiten Suriname wordt dit curare genoemd, voor hun pijlpunten. Omdat het gif verlammend werkt op de spieren werd het zo gebruikt om apen te verlammen, anders zetten die zich met hun staart vast om een tak, ook als ze dood zijn, en door dit gif moeten ze loslaten.
Het gif wordt uit het sap van verschillende Strychnos soorten gehaald, door koken en verdamping tot een dik extract gemaakt. Het gif behoudt jarenlang zijn dodelijke werking.
Uit www.tropilab.com
Strychnos melinoniana, Baill., (Franse botanist M. Melinon, 1840-1877) is ook een liaan.
De bast van de wortels staat bij de inlanders bekend als een krachtig afrodisiacum. Dobroedoewa is een boom die in Suriname groeit. White devils doer.
Folklore.
Men neme een stuk tak en zaagt hem door tot op een lengte van enkele decimeters, de tak moet ook een behoorlijke dikte hebben. Men plaatst de tak in een glas cognac of dergelijke sterke alcoholische drank. Een dag laten staan, zodat het sap van de tak zich kan vermengen met de drank en dan opdrinken. Dit geld alleen voor mannen, je zou een erectie krijgen gelijk aan de lengte en dikte van de tak.
Van deze boom bestaan twee soorten, een soort met zwarte stam die voor de mannen zijn en een met bruine stam voor de vrouwen die, op dezelfde manier bereidt, de vrouw stimuleert en ze afhelpt van allerhande vrouwenkwaaltjes. Devils doer, dobroedoewa; dobra; dubbel, duwa; doen, door mannen gebruikt voor langdurige rectie
Uit A. Ypey, www.BioLib.de.
Strychnos minor Dennst. (kleinste) (Strychnos colubrina, (slangachtig, Coluber) uit O. Indië is de stamplant van het slangenhout, een middel tegen de beet van vergiftigde slangen. Lignum colubrinum. Uit het hout worden bekers gemaakt waarvan het water bitter smaakt en tegen slangengif werkt.
(Dodonaeus) (a) ‘Slangenhout, in het Latijn Lignum Colubrinum, is veelvormig want a Costa beschrijft er twee of drie soorten van, Garcias beschrijft er ook drie en daarnaast spreekt Clusius van een ander hout dat dezelfde naam voert’.
E. Indian snake wood.
Dodonaeus (b) ‘De eerste soort groeit in Malavar en groeit als klimop en heeft de kleur van speerwortel en met bladeren bijna als die van Bryonia die een zenuw in het midden en terzijde vijf of zes kleine aderen heeft die op den duur kleine gaatjes krijgende dat tenslotte in snippers verandert zoals wijngaardbladeren. Het hout zelf is in het aanzien een slang gelijk en wordt zeer nuttig gebruikt tegen de beten van de adderslangen en diegene die over het veld gaan dragen altijd wat van dit hout met zich mee want de slangen vlieden van die reuk en als ze daarmee geraakt worden dan barsten en sterven ze van stonden af aan’.
Dodonaeus © ‘De tweede heet in Canara duda fali en is een zeer kort en teer gewas met drie zachte gladde donkergroene bladeren die smaken als raap. Deze wortel met gewoon rozenwater of wijn is een zekere baat tegen de beten van allerlei slangen en de slangen kunnen de reuk daarvan niet verdragen. Men gebruikt het ook in de constante en driedaagse koortsen, in de hartaanval, hartklopping en in de slapheid van de maag en tegen alle vergif. Die in de holle tanden gestoken of gekauwd beneemt de stank van de mond. Dit gewas groeit in Malabar tussen een geboomte dat Angelin of Angelins genoemd wordt dat in Indien algemeen is, maar de Portugezen en Spanjaarden noch niet bekend is’.
Dodonaeus (d) ‘De derde soort groeit ook in Malabar en is een grote boom’.
Dodonaeus (e) ‘De vierde soort, dat is de eerste die van Garcias beschreven is groeit in het eiland Sri Lanka en heet daar rametul en in het Portugees pao da cobra en is twintig of dertig cm hoog. De wortel kruipt voort met vele knopen en leden en is wit naar het asgrauwe, zeer vast en bitter van smaak. En deze wortel wordt meest gebruikt tegen het vergif en tegen de beten of steken van alle slangen en kwade dieren en laat de wormen in de buik sterven, geneest de mazelen, de pokjes en cholera en is goed gebruikt tegen het aankomen van de koortsen, te weten tot een ons tegelijk van dat poeder met wijn ingegeven of met water, want dan laat het veel gal door het braken kwijt worden’.
Dodonaeus (f) ‘De vijfde, dat is de tweede van Garcias beschreven, is een boom die in Sri Lanka en Goa groeit en op de granaatbomen lijkt met korte sterke dorens die op de bijstaande bomen klimt zoals de kauwoerden en het hout, zulks als Clusius dat gezien heeft, is vast en wit en met aderen doorregen en lijkt veel op essenhout met een asgrauwe of witte harde dikke schors die in de lengte gekloven is, bitter, doch niet zo zeer als de voorgaande, de bladeren (of de bloemen) zijn fraai om te zien en geel van kleur. Deze soort heeft dezelfde kracht van de voorgaande en men mengt het hout met de schors en met de wortel, dan de wortel heeft de meeste kracht’.
Dodonaeus (g) ‘De zesde (dat is de derde van Garcias) groeit in het vaste land van Goa en heeft weinig takken en die zijn twee meter tien of twee meter veertig lang, dun en slap en liggen ter aarde met weinig bladeren als die van mastiekboom, lang en niet groen maar geplekt of half wit half zwart gespikkeld, de wortels zijn dun, hard en zwart, goed van reuk en hebben dezelfde kracht met de voorgaande’.
Dodonaeus (h) ‘De zevende is aan Clusius met naam van pao da cobra gezonden en is een hout met een dikke knobbel al of het ‘t opperste van de wortel is en bedekt met een schors die buiten bleekgeel is en gerimpeld, maar binnen witachtig, bitterder van smaak dan het hout zelf wat van enige dikke heester genomen schijnt te wezen’.
Uit W. Roxburgh.
Strychnos nux‑vomica, L. (braaknoot) kraanogenboom is een kleine, verward groeiende en vertakkende boom die inlands is in India.
De bloemen zijn klein.
De vrucht lijkt op een sinaasappel, maar heeft een harde schil en bevat vele zaden. De platte cirkelvormige zaden van ongeveer 2,5cm diameter en een halve cm dik, zijn uitwendig grijs viltig/zijdeachtig behaard met een hoornachtig kiemwit.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Nux vomica daar de Arabieren van spreken is ons noch onbekend, dan die men nu in de apotheken verkoopt is hard, platrond, dik van kanten, asgrauw en wat groter dan een hazelnoot en bitter. Sommige zeggen dat het de vrucht is van een soort van wolfsmelk. Ze laat sterk braken en tot dat doel wordt ze klein gestoten en twee drachmen van dat poeder met zoveel anijs of venkelpoeder en met honig vermengd worden met warm water gedronken en dan drijft ze veel gal en slijm uit het lichaam door het braken. Maar de honden en ook de hinden of herten laat ze sterven en maakt de vogels als ook de vissen zo tam en verbaast dat men ze gemakkelijk vangen kan’.
Engels nux vomica tree, levert false angostura bark en strycnine.
(b) Strychnos nux vomica was al in de 15de eeuw bij Tabernaemontanus bekend als Kraenaugen, nuces vomicae.
Vanwege hun vorm heten ze kraanogen, in Duits Krahaugen, vanwege hun werking braaknoten, Duitse Brechnusse.
Strychine tree.
Gebruik.
De boom levert de zogenaamde kraanogen die gebruikt worden tegen aangezichtspijnen en aandoeningen van het ruggenmerg, zonder dat het gif een direct gevolg heeft op de hersenen en wordt zo gebruikt om ziektes te voorkomen.
De kern van het zaad bevat de twee meest dodelijke giften, Strychnine en Brucine. De pulp waar ze in liggen is echter aangenaam. Dat werd gebruikt voor destillatie van landelijke dranken die een bedwelmend effect geven.
Het hout van de bomen is bijzonder hard en extreem bitter, vooral het hout uit de wortel werd gebruikt om koorts te voorkomen en om de beet van de giftige slangen, Naga‑Mmusadi, te genezen.
Uit W. Roxburgh.
Strychnos potatorum, L. (drinkers) de atschier is een kleine boom van 12m uit India.
Heeft hard hout wat voor diverse economische gebruiken wordt gebruikt.
Deze boom is het meest opmerkelijkst door de vruchten. Die zijn zwart ter grootte van een kers waarin een zaad zit.
Gebruik.
De zaden worden gedroogd en worden dan gebruikt om modderig water helder te maken. Dit wordt gedaan door een noot in een emmer smerig water te schuren die dan spoedig helder wordt. Engelse clearing nut, water filter nut, therran, nirmal.
Strychnos spinosa Lam. (gedoornd) komt uit tropisch en subtropisch Afrika.
Groe nwitte bloemen groeien in dichte bossen op het eind van de takken.
Geeft een sappige, zoetzure vrucht met vele harde bruine zaden.
Dieren als baboon, apen en eland eten de vrucht, bladeren voor grazers als kudu, impala, steenbok, nyala en olifant. Is een tropische vrucht die wel geteeld wordt.
Spiny monkey-orange/green monkey orange (Engels) Doringklapper (Afrikaans) Morapa (NS) umKwakwa (Swaziland) Nsala (Tswana) Mutamba (Shona)
Uit M. Vogtherr.
Strychnos toxifera, Schomb. (gif leverend) uit Brits Guyana en delen van de Orinoco is een klimplant, lijkt op nux vomica maar heeft grotere bladen.
Het levert het beroemde pijlgif van de indianen van de Orinoco- en Amazonenstroom.
Gebruik.
Arrow poison plant.
Urari, boorari, ourari, wourali en curarie wordt verkregen van de bast van verschillende soorten die afgestript en in water geweekt worden. Na enige tijd is het water verdampt en heeft zich een zwart sediment afgezet. Dit is bruin, opiumachtig, bitter en van een zwak aromatische geur. Het gif komt in bamboe (Tubos) naar Europa. Het bevat curin, een hartgif dat zwak van de maag uit werkt, maar zeer snel via een wond. Het verlamt de motorische nerven zo dat bij volle bewustzijn alle willekeurige bewegingen onmogelijk zijn en doodt door verlamming van de borstspieren en daaruit volgend het opgeven van de ademhaling. Bij een sterke dosis kan ook de hartspier verlamd worden. Door kunstmatige ademhaling kan een sterke dosis overwonnen worden.
Dit gif werkt strychnine tegen en werd als tegengif gebruikt.
Curare is ook een protoplasma gif, het zet de bewegingen van de amoeben en witte bloedlichaampjes naar beneden zonder ze te verlammen.
Het kruid is dus vrij schadeloos als het gegeten wordt maar fataal als het in contact komt met bloed door wonden. Sir Walter Raleigh, op zijn reis naar Orinoco in 1617, wreef een beetje tussen zijn vingers wat zo in aanraking kwam met een klein wondje, hij viel meteen neer door duizeling en bleef zo een half uur lang liggen.
Het vlees van vergiftigde vissen is evenwel weer gezond.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl