Ginkgo
Over Ginkgo
Japanse notenboom, Goethe, vorm, bomen, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit J. Zuccarini, www.BioLib.de.
Van de orde der Ginkgoales is er slechts een soort, namelijk Ginkgo biloba, L. (tweelobbig)
Het gewas is nauw verwant met de coniferen, maar het bijzondere blad als wel de afwijkende kegelstructuur onderscheidt het.
Ginkgo biloba staat geheel gesoleerd in het plantensysteem. Het enige wat men er van kan zeggen dat het een naaktzadige is, overigens is ze de enige levende soort in de klasse der Ginkgoinae, in de orde der Ginkgoales, in de familie der Ginkgoacea en in het geslacht Ginkgo. Verwante soorten zijn rees miljoenen jaren gelden uitgestorven, ten minste voor zover fossiele resten ons daarvoor betrouwbare aanwijzingen kunnen geven.
Nog merkwaardiger is dat in het Jura tijdperk, ongeveer 1300 miljoen jaar geleden, de fossiele resten te vinden zijn van bladeren die zo sprekend lijken op Ginkgo biloba dat we aan kunnen nemen dat de soort van het Jura tijdperk af tot nu toe onveranderd is gebleven. Dit is onder de zaadplanten een uniek geval. Men kent wel fossiele resten van verwante soorten, nooit van hetzelfde soort. De Ginkgo is dus de oudste zaadplant van onze tegenwoordige vegetatie, een levend fossiel.
Ginkgo biloba, L. (tweelobbig) Het blad is waaiervormig, zonder een middennerf, in het midden meer of minder ingesneden en daardoor biloba, tweelobbig. De waaiers ontluiken geelgroen en verkleuren in de herfst goudkleurig.
Het is een boom die in alle rust groeit en kalm blijft onder alle omstandigheden en geen haast maakt.
Het is een maar matig vertakkende en wat knorrige boom die smal blijft doorgaan, op latere en veel latere leeftijd wordt de boom wat meer gezet en kan zelfs 24m. hoogte halen. De Ginkgo is een individuele boom met een eigen karakter, er zijn geen twee ginkgo ‘s in vorm gelijk, de variatie hierin is boeiend.
De trage groei, de goede snoei en het aparte blad vormt het tot een ideaal bonsaiboompje.
Voor cultuur zijn er enige en zeer zeldzame cv’s.
Sinds 1888 is de cv. ‘Fastigiata,’ bekend, een smalle zuilvormige vorm.
‘Pendula,’ is een treurende var..
Ook is er een drielobbige, de ‘Triloba,’ en de ‘Variegata,’ die geel gevlekt is.
Goethe.
(59) Door Goethe werd het blad al bewonderd, die zag in de zonderlinge gespleten bladeren dan ook het symbool van twee in vriendschap nauw verbonden zielen. Daarom krijgen leden van het Deutsche Dendrologische Gesellschaft een erespeld waarop een Ginkgo bladmotief staat afgebeeld. In mei 1828 stond Goethe in vuur en vlam voor de charmes van Marianne von Willemer, de vrouw van een bankier uit Frankfurt. Aan haar droeg Goethe het gedicht ‘Dieses Baums Blatt ‘op dat hij schreef bij het zien van een Japanse notenboom. ‘Dieses Baums Blatt, der van Osten Meinem Garten anvertraut, Gibt geheimen Sinn zu kosten, Wie’s den Wissendem erbaut: Ist es ein lebendig Wesen, das sich in sich selbst getrennt? Sind es zwei, die sich erlesen, dasz man sie als Eines kennt? Solche Fragen zu erwidern, fand ich wohl den rechten Sinn: fuhslt du nicht in meinen Liedern, dasz ich eins und doppelt bin?’ (410)
De verliefde Goethe vraagt zich af of het blad een in zich zelf verdeeld wezen is of dat er twee zijn die bij elkaar horen zodat men ze voor 1 aanziet. Galant voegt hij erbij dat hij de juiste betekenis kent en vraagt of zij niet in zijn liederen voelt, dat hij een en toch een dubbele persoonlijkheid is.
Is het 1 blad dat zich in tweeën deelt, of zijn het twee bladeren die naar elkaar toe buigen en 1 willen worden?’
Historie.
De Ginkgo is de een van de oudst overlevende van een plantengroep uit het Carboontijdperk, het Paleozoïcum, 270 miljoen jaar geleden. In die tijd moet de boom over de gehele aarde zijn voorgekomen. Zijn bloeitijd was in de Jura, het tijdperk waarin de coniferen verschenen. In Amerika, Azië en Australië groeide de Ginkgo lang voor de komst van de loofbomen. Ook in Europa was de boom in de tertiaire tijd inheems.
Bijna was de boom uitgestorven. De plaats waar de boom in natuurlijke staat voorkwam schijnt zo grondig vernield te zijn door menselijke invloeden dat de boom niet meer in het wild voorkomt. De Ginkgo is alleen nog maar te vinden in de buurt van menselijke woningen omdat de Chinees de boom blijkbaar graag aanplant.
Uit www.biolib.de
China.
Al zijn familieleden zijn verdwenen en de Ginkgo heeft zich teruggetrokken op een klein plekje van deze aarde, de gebergtewouden van Tsje-Kiang of Tsje Tsjiang, het uiterste noordoosten van China. Hier had de boom ook kunnen uitsterven als Boeddhistische monniken die niet als een heilige boom vereerd hadden. De Ginkgo werd bij hun tempels aangeplant zodat er indrukwekkende overleveringen van deze oerboom bewaard zijn gebleven. Bunge zag bij Peking bomen van 13m omvang waarvan de ouderdom op 2000 jaar geschat werd.
In China was de boom al lang bekend. In een 5deeeuws Chinees schilderwerk is een Ginkgo te herkennen. Onder die boom heeft een Chinese wijze plaats genomen. Verder zijn er vermeldingen uit acht eeuwse literatuur. Een 16deeeuwse schrijver spreekt over de eendenpootboom, zo naar de bladvorm. Een groot Chinees geneeskundig boek van eind zestiende eeuw van Li Shih-Chen zegt: ‘De Yin Hsing groeit in Tsjiang-nan, de beste vindt men er te Hsuan-chեng (in An-hoei) De boom is 20 tot 30 voet (?) hoog, de bladeren dun met overlangse nerven, in de vorm van een eendenpoot met knobbel. De bovenkant is groen en de onderkant bleek. De bloemen gaan open in de tweede maan (maart) en vormen groepen die groenachtig wit van kleur zijn (blijkbaar de manlijke bloemen) Ze gaan open in de tweede wacht (tussen 9 en 11 uur ‘s avonds) en vallen dan af. Men ziet ze zelden. Een tak kan honderd of meer zaden dragen die in vorm gelijk zijn aan de vruchten van Melia azedarach. Ze zijn niet goed rijp voor de vorst erover is gegaan. Men haalt er het vlees af en de steen eruit om die te eten. De steen is aan beide zijden gepunt. Die steen met drie ribben zijn mannelijk en met twee ribben vrouwelijk. Als de pit vers is dan is hij groen en later wordt hij geel. De mannelijke en vrouwelijke moeten samen gezaaid worden zodat de bomen elkaar aankijken, dan zullen ze vruchtbaar zijn. Als men er een gat in boort en er een stuk mannelijke hout in zet en het gat met klei dicht maakt, dan kan men op die manier ook vruchtbaarheid bereiken. De boom leeft lang. De draad van het hout is wit en glad. Tovenaars gebruiken het om tovermiddelen uit te snijden en zegels en zulke dingen, en het heeft toverkracht.’
Op een andere plaats zegt Li Shih-Chen:’De Yin Hsing werd het eerst bekend in het begin van de Sung (mogelijk de Liu Sung Dynastie van de vijfde eeuw) maar zij, die de kruidboeken maakten, namen hem niet op. In de laatste tijd wordt hij soms gebruikt onder de drogerijen in recepten.’
Een mededeling van een andere Chinese auteur uit de zevende of achtste eeuw zegt, ‘De Yin Hsing bomen zijn mannelijk of vrouwelijk (de Chinezen waren ons ver vooruit, zij gebruiken mannelijk en vrouwelijk zoals wij nu doen, vroeger noemden we het mannetje de grootste en sterkste plant) de mannelijke zaden hebben drie ribben en de vrouwelijke twee. Als de twee samen gezaaid worden aan de oever van een vijver, dan kunnen zij rijkelijk vrucht dragen, want als ze over het water hangen en erin weerspiegelen, dan zijn ze ook vruchtbaar.’
Het is een variant op het paradijsthema waar de Chinezen zeggen dat er uit zaden met twee ribben vrouwelijke exemplaren groeien en uit zaden me drie ribben de manlijke.
Een andere opmerking betreft het zetten van een tak in een gat van een (vrouwelijke) boom. Dit lijkt op enten. Nu is het juist dat je gemakkelijk takken van Ginkgo op een andere Ginkgo boom kan enten zij het dan ook dat de primitieve manier, die Li Shih-Chen vermeldt, moeilijk tot een resultaat kan voeren.
In China werd de boom gekweekt vanwege de eetbare zaden die een doorsnede halen van 2,5‑3cm. Die werden gekookt of gebakken, geroosterd en als dessertvrucht gegeten bij feestelijke gelegenheden.
Levenskracht.
Er wordt gewezen op de buitengewone levenskracht van de boom. In een oude Chinese bron wordt de enorme Yin Hsing boom vermeld. Hij heeft een stam die door drie mannen met uitgestrekte armen maar net omvademd kon worden. Van binnen was die geheel door het vuur uitgehold en desondanks groeiden uit de stomp jonge, frisse en goed ontwikkelde takken.
Ook bij de Japanners is deze vitaliteit bekend, in het bijzonder resistentie tegen het vuur. Daar gelooft men dat de tempels, in wiens nabijheid de boom graag aangeplant wordt, door de takken tegen brand beschermd worden omdat de takken en bladeren vocht afscheiden als de vuurgloed hen nadert. De grote tempel van Kwannon te Asakusa bij Tokio staat op een kleine heuvel. Bij de verschrikkelijke brand, die de stad na de aardbeving van 1 september 1923 verwoestte, waren de tempel en bijgebouwen vol met vluchtelingen. De brand kwam nader en nader en omringde tenslotte de tempel die als een eiland in een zee van vuur stond. De tempel werd echter bewaard, naar men zei, door Kwannon die boven het tempeldak verscheen. Men geloofde ook dat de grote Ginkgo naast het gebouw een regen van vochtdruppels over het dak uitstortte en het zo beschermde tegen het brandende hout van omliggende huizen, dat door de wind op het dak kwam.
Wat zeker is de vuurvastheid’ van de boom. Menige oude Ginkgo heeft de grote brand van Tokio doorstaan, terwijl andere bomen geheel dood waren. De Ginkgo's waren wel zwart geblakerd en ten dele verkoold en toch liepen ze weer uit. Na de grote brand heeft men vele straten van Tokio met Ginkgo beplant.
Japan.
Vanaf de 11de eeuw zijn er berichten dat deze plant in Japan vaste voet aan land heeft gekregen. De vruchten ontbreken ook niet op de feestmaaltijden van de Japanners die ze het vermogen toeschrijven om de spijsvertering te bevorderen. Uit de vrucht werd ook een olie gewonnen.
Daar zag in 1690 de eerste Europeaan een Ginkgo. Van hieruit heeft de boom zich over alle werelddelen verspreid Die man was Kaempfer, die voor de V.O.C. reisde. In zijn boek ‘Amoenitatum exoticarum fasciculi V,’ meestal geciteerd als Amoenitates exotica: bekoorlijkheden van het buitenland, dat in 1712 te Lemgo in Westfalen gepubliceerd is, vermeldt hij de boom.
Naam, etymologie.
Hij noteerde de naam, het gebruik, voorkomen en andere gegevens. Toen was er nog geen binaire nomenclatuur. De soortnaam was toen een korte beschrijving van de plant. Vandaar vinden we de naam Ginkgo, arbor nucifera, folio Adiantino. De zaden worden dus voor noten aangezien en het blad wordt vergeleken met de varen Adiantum. Dit is een naam die alleen door Nederlanders goed uitgesproken kan worden, die alleen kunnen een g na een k laten horen.
Hij noemde de boom Ginkgo vel Gin nan, vulgo Itsjo, Aror nucifera, folio Adiantino, hoewel dit niet correct gespeld zou zijn. In een andere manuscript van Kaempfer komt een tekst voor die wordt voorafgegaan door twee dezelfde Chinese karakters als in zijn Amoenitates voorkomen. De naam is de Chinees/Japanse versie gin-kyo, van het Chinese jin-kwo, oud-Chinees ngin-ghang, gin: zilver, an of nan: abrikoos: zilveren abrikoos, waarvan ook het pekingmandarees yin-hsing afstamt. Een andere en zeer algemene naam is pai kuo of peh-kկ wat witte vrucht betekent. De naam Gin nan van Kaempfer betekent dus zilveren abrikoos.
De naam wordt in China plaatselijk, met dezelfde twee karakters, ook aan de boom gegeven, maar geheel anders uitgesproken, Chinees Yn Xng; zilveren abrikoos. Omdat nu zowel in Gin na als in Gin kgo het woord Gin: zilver, voorkomt en nan: abrikoos betekent, ligt het voor de hand dat kgo ook abrikoos zou moeten betekenen. Het woord kgo komt echter in het Japans niet voor, wel is er een woord kyo nin dat abrikozenpit betekent, zodat abrikoos Kyo zou zijn en niet Kgo. Dit is al een aanwijzing dat Kaempfer zich heeft verschreven of een drukfout over het hoofd heeft gezien. Versterkt wordt deze veronderstelling nog door het volgende, in zijn aantekeningen wordt de naam Ginkgo niet vermeld, wel Ginnan. Ginkgo komt alleen voor in een aantekening die dateert van na 1712, dus na het verschijnen van zijn boek. Ook in Japan wordt de naam Ginkyo gebruikt (de gewone Japanse naam is icho of itsjo) in de literatuur. Mogelijk hebben ze die naam overgenomen uit de in 1784 verschenen en in 1829 in het Japans vertaalde Flora Japonica van Thunberg die natuurlijk de naam van Kaempfer had overgenomen.
Naar deze beschrijving noemde Linnaeus de boom in 1771 Ginkgo biloba L. De eerste wettige publicatie van de naam Ginkgo biloba dateert dus van 1771 en de auteur van de soort is Linnaeus die voor het eerst biloba gebruikt. In 1797 heeft J. E. Smith de plant nauwkeuriger beschreven en toen meteen de naam veranderd in Salisburia adiantifolia, naar hij zegt omdat hij Ginkgo,’uncouth and barbarous’ vond, en adiantifolia naar zijn mening passender was dan biloba. Dergelijke willekeurige naamsveranderingen zijn volgens de tegenwoordige nomenclatuurregels onwettig. Hetzelfde geld voor de naam Pterophyllus salisburiensis die Nelson in 1866 aan de soort gaf.
Opvallend is het blad met zijn evenwijdig en recht lopende nerven, het is een primitieve bladvorm, net als een enkel varenblad. Wij noemen die varen Venus- of vrouwenhaar (Adiantum) en de boom met dat blad Japanse notenboom. In Engeland noemt men de varen maidenhair en de boom maidenhair tree, in Duitsland is het bekend als Madchenhaarbaum of Fcherblattbaum of Fcherbaum en in Frankrijk als lաrbre aux quarante-ecus; boom van 40 schilden, of noyer de Japon. In Duits ook Silberpflaume.
Het eerste exemplaar kwam aan te Utrecht rond 1730 waar het uitgroeide tot een machtige boom die nog steeds een sieraad is voor de tuin. In 1754 arriveerde de boom in de Kew Gardens en is daardoor bekend geworden als de Kew tree. De waarschijnlijk oudste en dikste Europese boom staat in het Vlaams-Brabantse Geetbets die ook omstreeks 1730 geplant zou zijn. Ook in Harderwijk staat een ginkgo. Het verhaal gaat dat de belangrijke Zweedse plantkundige Linnaeus de boom heeft geplant omstreeks 1735. Hij haalde in 1735 zijn academische graad aan de Universiteit van Harderwijk.
Bloei.
Voordat een Ginkgo volwassen is en begint te bloeien gaan er wel een paar jaar, meer dan 20, overheen. Zodoende zag men pas in 1812 de eerste vrouwelijke plant in Montpellier. Die droeg pas veel later vrucht toen men er een manlijk exemplaar bijzette, deze oude boom is dus tweehuizig. Volgens anderen ontdekte A. de Candolle in Genève het eerste vrouwelijk exemplaar in 1814. Takken hiervan werden naar diverse universiteitstuinen opgestuurd. Vaak entte men hier de vrouwelijke vorm op een manlijke tak, zodat de boom eigenlijk eenhuizig werd. In Leiden heeft men ook een manlijke Ginkgo geplant in 1785. Hierop entte men in 1935 18 vrouwelijke enten waarvan er maar 1 aansloeg die in 1970 voor het eerst een paar vruchten gaf. De grote Ginkgo in de Utrechtse hortus is een mannelijke boom. In het najaar van 1918 werd voor het eerst opgemerkt dat aan een dikke tak, 9.31m boven de grond, een groot aantal zaden zat. Tot 1924 heeft zich dat verschijnsel niet meer voor gedaan en in dat najaar droeg diezelfde tak opnieuw meer dan 100 zaden. In 1943 heeft de tak weer gebloeid, maar zeer matig en toen waren er maar vier zaden. De tak zit zo hoog en is zo moeilijk bereikbaar dat het niet waarschijnlijk lijkt dat hij ooit op die plaats geënt zou zijn geweest. Men neemt aan dat het een spontaan verschijnsel is, hoewel de vrouwelijk tak zijn bladeren nog heeft als die van de andere takken reeds zijn afgevallen. Dat zou dan toch op een enting slaan. De tijd van aanplant van die boom is onbekend. De eerste mededeling vinden we bij J. F. Jaquin in een artikeltje over de ‘Ueber den Ginkgo ‘uit 1819 die hij in verschillende landen en in de Utrechtse universiteitstuin in 1788 vond. Hij vond die boom groot en oud. J. C. Loudon schreef dat de boom geïntroduceerd zou zijn in ons land tussen 1727 en 1737. Naar de handelsbetrekkingen tussen ons land en Japan lijkt dit waarschijnlijk. Het zou de oudste in Europa zijn.
I n het park de l’ancien chateau Dumon staat deze boom die geplant is in 1766 met een omvang op 1,5m 720cm.
Primitieve bevruchting.
De manlijke en vrouwelijke bloemen komen aan verschillende exemplaren voor. De manlijke bloemen zijn onaanzienlijk en bestaan uit korte en geelgroene aartjes. De vrouwelijke bloem bestaat uit een steeltje dat aan de top links en rechts een zaadknop draagt. Daaruit ontwikkelt zich de vrucht waarvan de buitenlaag vlezig is.
Al met al niets bijzonders, alleen de bevruchting gaat anders dan normaal, die is nog heel primitief en lijkt veel op die van een andere oude plantengroep, de Cycadaceae. Als de stuifmeelkorrel de top van de zaadknop heeft bereikt ontstaan er 2 spermatozoïden, die enige tijd dartelen in een met vocht gevulde holte aan de top van de zaadknop. Onwezenlijk als elfjes maar toch met een geweldige toverkracht begaafd en een magisch gebeuren in zich bergen. Het zijn zeer goede zwemmers en volhouders en, voordat ze met het ei versmelten en een kiem vormen, kan wel enige maanden duren. Zo kan een vrucht aan de boom zitten zonder ‘leven.’ De bevruchting vindt vaak plaats nadat de vrucht van de boom is gedonderd. Misschien juist daardoor.
Dit alles is voldoende om de Ginkgo niet tot de coniferen te rekenen. Botanisch staat de Ginkgo verder van de coniferen af dan bijvoorbeeld een palm van een primula.
Parkboom.
Juist door die zaden is de vrouwelijke Ginkgo minder geschikt als park of laanboom. De geur van het zaadomhulsel is een vuile geur, bovendien kan het vlezige en geelachtige zaadomhulsel uitglijden veroorzaken. Opvallend is dat deze oeroude boom zo weinig belagers kent en zo goed bestand is tegen luchtverontreinigingen. Door het leerachtige blad is de Ginkgo ook goed bestand tegen droogte. Volgens de meeste dendrologen kan je alleen mooie bomen krijgen uit zaad. Gestekte exemplaren geven lelijke stammen. Aan de andere kant kan je niet zien of het een vrouwelijke of mannelijke vorm is. Het zou zaak zijn om de stelling van de Chinezen uit te proberen, de zaden met drie ribben geven steeds mannelijke bomen.
Ook denkt men wel dat de smal opgaande 'Fastigiata,’ de mannelijke vorm is.
Planten.
Zaaien is in september/oktober ter plaatse of een jaar stratificeren en in maart zaaien bij 15 graden.
Stek, gaat moeilijk, in juni met 1% ibz.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl