Silphium
Over Silphium
Kompasplant, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
m
Een geslacht van ongeveer 25 soorten.
Het zijn groot en sterk groeiende meerjarige kruiden met stugge bladeren die uit Amerika stammen.
Daar worden de planten gekweekt voor de grote en zonnebloemachtige bloemhoofden die allen, behalve in 1 soort, geel zijn.
Bladeren tegenoverstaand of afwisselend of kransvormig geplaatst, vaak vormen ze waterbekkens.
Asteraceae, Helianthus klasse.
Uit personalpages.tds.net
Silphium laciniatum, L. (diep ingesneden)
Wortelbladeren zijn wel 30-50cm lang of meer en 1 of 2 maal gedeeld, de lobben zijn ovaal tot lancetvormig, stengelbladeren zijn eivormig en spits.
Wordt een paar meter hoog met ronde stengel die bladig zijn aan de basis, veel minder erboven en zeer ruig.
De bloemhoofdjes zijn 5-12cm in doorsnede met 3-5.5cm lange gele lintbloemen, breed lancetvormige omwindselblaadjes van 2.5-4.5cm lang in augustus/oktober.
De kompasplant groeit in N. Amerika van Michigan en Wisconsin westwaarts tot het Felsengebergte, zuidelijk tot Texas en Alabama.
Uit; http://www.badbear.com/dkramb/index.pl?6+Silphium%20mohrii
Silphium mohrii Small. (Charles Theodore Mohr, 1824-1901, Duits geboren Amerikaanse plantenverzamelaar) Vaste plant van 40-120cm hoog.
Rozetten met lancetvormig tot smal ovaal blad.
10-20 zwavel tot citroengele bloemen van 5cm groot, augustus-oktober.
Mohr’ s rosinweed of shaggy rosinweed.
Uit zuidoost Amerika, Alabama, groot gebied, variabele soort.
Uit chestofbooks.com
=Silphium perfoliatum, L. (doorgegroeid, door het blad heen)
Tegenoverstaande bladeren zijn eivormig en 20-40cm lang, getand/gezaagd, stengelbladeren meestal gaafrandig en de voet met die van het tegenoverstaande blad vergroeid waardoor een bekervormig gedeelte ontstaat die het regenwater opvangt en lange tijd kan bewaren.
Opstaande stengels zijn vierkant, glad en bebladerd.
Bloemhoofdjes van 5-8cm in doorsnede met 15-25 heldergele 2.5-3.cm lange lintbloemen, omwindselblaadjes eivormig en de binnenste spatelvormig in juli/september.
Van Ontario tot Minnesota en Nebraska wordt 150-250cm hoog.
American cup plant.
Uit J. Jacquin.
=Silphium terebinthinaceum, Jacq. (terebint-achtig) Wortelstandige bladeren zijn lang gesteeld en dik, eivormig/langwerpig en 30-60cm lang met hartvormige voet, spits en ruw, getand.
De prairie dock heeft opstaande stengels die rond en bovenaan vertakt zijn, niet bebladerd Bloemhoofdjes van 8cm in doorsnede met 15-25 glanzende gele en 2-3cm lange lintbloemen, eivormige omwindselblaadjes waarvan de binnenste veel breder is dan de buitenste in juli/september.
Uit Ontario tot Michigan en Louisiana wordt 100-225cm hoog.
Var. pinnatifidum Gray verschilt door de ingesneden tot geveerde bladeren.
Silphium trifoliatum, L. (driebladig) Bladeren staan meestal met 3 in een krans en zijn lancetvormig, 10cm lang, spits en gezaagd tot bijna gaafrandig.
Opstaande stengels zijn blauwachtig/groen, bebladerd en bovenaan sterk vertakt.
Bloemhoofdjes van 5cm in doorsnede met heldergele 2-2.5cm lange lintbloemen en breed/lancetvormige omwindselblaadjes die gewimperd zijn, de buitenste spits en de binnenste stomp in juli/oktober.
Uit Pennsylvania tot Ohio en Alabama, wordt 125-200cm hoog. Whorled rosinweed.
Naam, etymologie.
(a) Silphium, van silphion, een naam gegeven door Theophrastus aan een schermbloemige plant die uit N. Afrika stamt waarvan het sap gebruikt werd in artsenij. Duitse Silphie.
(b) Kompasplant, zonnekroon, Duitse Langstrahl en Kompasspflanze, Engelse compass plant, pilot weed, rosin weed en polar plant, is een van de gewassen die zijn bladeren naar de meridianen uitbreiden, zo dat hun randen naar het Noorden en Zuiden wijzen. De brede zijden zijn naar het Oosten en Westen gekeerd. Deze eigenschap werd het eerst gevonden bij deze N. Amerikaanse plant. Later werd dit ook gevonden in de kompassla. Het blad is verticaal gesteld, de ene kant wijst naar boven en de ander naar beneden. Dit treedt het duidelijkst op bij arm gegroeide planten op zandgronden. De reden hiervoor is de geringere waterafgifte van het blad.
Het is een zeer verspreide prairieplant die zijn eigenschappen om met de bladeren naar het noorden en het zuiden te wijzen de jagers, die de prairie doorkruisten, al lang bekend was. Generaal Alvord berichtte hierover in 1842, waaraan getwijfeld werd door de instanties.
Silphium.
Deze plant is dus niet de Silphium van de ouden. Dat was,
(Dodonaeus) ‘Laserpitium brengt bladeren voort die van de eppe gelijk, de steel is als die van de Ferula en bijna zo dik als die en blijft ook niet langer dan een jaar in het leven en elk jaar nadat het zaad rijp geworden is vergaat het. Het zaad is breed, bladig of kafachtig en plat dat van sommige daarom ook het blad genoemd wordt. De wortel is menigvuldig en dik en naar boven uitpuilend en met een zwarte schors bekleed.
Uit de steel en ook uit de wortel van dit gewas wordt een sap verzameld dat Laser of Assa genoemd wordt, zo Dioscorides ook betuigt.
2. Men zegt ook dat er een andere soort van Magudaris in Afrika plag te groeien, schrijft Dioscorides, wiens wortel die van het Laserpitium gelijk is, niet zo dik en scherp en heet van smaak, vozer en niet zo vast ineen gedrongen die geen sap of vochtigheid in zich heeft. Van dezelfde vermaant Theophrastus ook, dan hij schrijft dat ze niet in Afrika, maar in Syrië groeit. Hetgeen dat men Magydaris noemt, zegt hij, verschilt van het Silphium want het is teerder en niet zo scherp van smaak en heeft geen sap of Laser in de wortel.
Dit kruid plag veel te groeien in dat landschap van Afrika op de hoge bergen en wildernissen omtrent de stad Cyrene en welk land Cyrenaica genoemd wordt, nochtans is het daar veel eerder bekend geweest dan de stad van Cyrene gebouwd was. Dan dat gewas heeft dat eigens in zich dat het niet graag groeit op gemeste en gebouwde grond. Maar het groeit ook wel in Azië als zijn de landen van Armenië, Syrië en Medië, zo Dioscorides verhaalt.
2. Het andere groeit in Syrië en op de berg Parnassus en ook wel in Afrika.
Naam.
In het Grieks heet dit gewas Silphion, in het Latijn ook Silphium, maar meest Laserpitium. Het blad, zo Theophrastus schrijft, plag in het Grieks Maspeton te heten, dan Dioscorides verhaalt dat de steel Maspeton heet hoewel hij nochtans daarna op een ander plaats betuigt dat sommige de steel Silphion noemen en de wortel Magudaris of Magydaris en de bladeren Maspeton of Maspera.
Het sap van dit kruid wordt in het Grieks Opos genoemd en in het Latijn Laser, in het Arabisch Assa en van dit sap hetgeen dat uit de stelen vloeit wordt in het Grieks Caulias en van Theodorus Gaza in het Latijn Scaparius genoemd en het andere dat uit de wortels komt heet Rhizias en bij dezelfde Theodorus Gaza in het Latijn Radicarius.
Hetgeen dat de apothekers van deze tijden Asa foetida noemen wordt geloofd het Laser of het sap van het Laserpitium van Syrië of van Medië te wezen.
2. De tweede soort van dit gewas is bij Dioscorides Magydaris altera genoemd en bij Theophrastus eigelijk Magydaris die ook schrijft dat het van sommige Silphion genoemd wordt. Men mag het Laserpitium zonder Laser of zonder sap noemen’.
Silphium was bij de oude Grieken een welriekende en in het N. Afrikaanse Kyrene (Libië) groeiende plant. Verder was er een Silphium met een weerzinwekkende en naar knoflook ruikende geur die in Perzië groeide. De laatste wordt algemeen gehouden voor de stinkende asant, Ferula asa-foetida. Het is mogelijk, dat toen de silphium van Cyrene uitstierf, die geleidelijk aan als geneesmiddel vervangen werd door deze Perzische. Die werd vanwege de geur ook wel duivelsdrek genoemd.
Van de eerste werden de jonge spruiten als de fijnste groente gegeten. Dit kwam in scheepsladingen naar Griekenland tussen de 7de en 2de eeuw v. Chr. Ook de stengel gold in verscheidene toebereidingen als een delicatesse.
Deze plant was ook het laserpitium van de Romeinen die het met zilver afwogen. Het gewas was hooggeschat en een universeel geneesmiddel, gebruikt tegen koortsen, hoest, spit, schurft, oogziektes, likdoorns en menstruatie, verder om bloedstolsels op te lossen, tegen de beet van schorpioenen, als toekruid, conserveringsmiddel en gomhars. Hiervoor werd het ingedikte sap van de stengel en wortel gebruikt. De stengel werd beschouwd als een eetlustopwekkende lekkernij.
De mensen van Kyrene beeldden de silphium, waar ze hun welstand aan te danken hadden, af op hun munten. Eerst toen Kyrene een Romeinse provincie werd verdween ze van de munten en voor altijd uit de wereldhandel. Mogelijk kwam dit ook ten gevolge van overmatig afgrazen omdat het een belangrijk veevoer was.
Ondanks alle onderzoeken van archeologen, botanici en reizigers kon niet meer ontdekt worden om welke plant het ging. De meeste onderzoekers denken aan een schermbloemige, bijvoorbeeld Thapsia garganica. Toch was die Thapsia die Theophrastus en Dioscorides uit autopsie kenden zeker niet het Silphium.
Rosengarten noemt als mogelijkheid Ferula tingitana.
Mr. Smith, botanist van Kew, kreeg opdracht om, naar die munten, omstreeks 1850 uit te zoeken welke plant dit was. De directeur van het Brits Museum leverde hem een plant die hierop leek en uit Cyrene afkomstig was. Volgens hem was dit Ferula glauca, een plant van 1,5m hoog met blauwachtige bladen. De plant draagt schermen van lichtgele bloemen.
Planten.
Vermeerderen door zaaien, scheuren en wortelstek in het voorjaar, zaaien bij 20 graden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl