Piper

Over Piper

Peper, kubeben, staartpeper, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Piperaceae, peperfamilie. Dit zijn met oliecellen voorziene opgaande en klimmende struiken of halfheesters, zelden bomen, vaak met gezwollen knopen. Die met succulente bladen groeien op droge plaatsen terwijl anderen epifytische klimmers zijn.

Er zijn 9 geslachten en meer dan 2000 soorten die meestal in Tropische regionen voorkomen. Een groot deel hiervan komt voor in Amerika. Ze bezitten een scherp en aromatische bestanddeel waarvan peper het type is.

De familie is verwant aan de Saururaceae, waarmee het vaak verenigd wordt.

Uit F. Kohler, www.BioLib.de.

Piper.

1000-2000 soorten omvat dit geslacht die over de tropische streken verspreid zijn.

Meestal zijn het klimmende planten waarvan velen hartvormige en soms mooi getekende bladen bezitten.

Soms kruidachtig en soms boomachtig.

De bloemen zijn klein en staan in dunne okselstandige hangende of opgaande aren.

=Piper aduncum, L. (gehoekt) (Piper angustifolium, Ruiz. & Pav.) (smalbladig) (Artanthe elongata, Miq.) (verlengd) is een boomachtige altijdgroene pepersoort uit tropisch Amerika die tot 8m kan komen.

Lancetvormige, ruige bladeren van 12-20cm.

Dit gewas stamt uit Tropisch Amerika, Peru.

Naam, etymologie.

Volgens de legende werd de plant ontdekt door een gewonde Spaanse soldaat die Matico heette. Hij leerde, waarschijnlijk van de plaatselijke bevolking, het gebruik om de bladeren op zijn wonden te doen zodat het bloeden stopte en zo werd het ‘matico’ of ’soldier ’s herb’. Matico plant, spiked pepper, mohomolo van Peru. Mastico heeft een grote reputatie om bloeden te stelpen, het was zo goed dat grote hoeveelheden eens naar India werden gestuurd.

Gebruik.

Levert in Brazilië, Panama en Peru de matiko bladeren die zwak aromatisch naar cubeben of munt ruiken. Wortel en blad werden in Brazilië als stimulerend middel, de vrucht als kubeben (thoho‑thoho) gebruikt. Ze smaken aangenaam of iets scherp bitter en aromatisch. De stammetjes worden wel eens als wandelstokken gebruikt. Het kruid werkt bloedstelpend en wordt in Brazilië dan ook als artsenijmiddel gebruikt.

In 1827 kwam het gewas in Amerika en in 1839 in Europa, door Jeffreys is het bekend geworden en gebruikt tegen slijmvloed en gonorroe. Vruchten worden wel gebruikt als geurstof in chocolade. Ook Monardus vermeldt het als een lange peper.

Uit toptropicals.com

Piper auritum, Benth. (geoord) (Piper sanctum (geheiligd) is een aromatisch kruid met hartvormige bladeren van 30cm of meer

Aparte geur is moeilijk te beschrijven, wordt vergeleken met eucalyptus, gember, sassafras, anijs,, notenmuskaat, en zwarte peper. De geur is sterker in jonge stengels.

Wordt gebruikt in de Mexicaanse keuken voor tamales, vis of vlees gewikkeld in geurende bladeren voor het koken. Het is een essentieel ingrediënt in Mole Verde, de groeen saus uit Oaxaca, ook in soepen en eieren, een groene likeur die Verdn heet wordt ervan gemaakt

Groeit in Mesoamerica.

De Spaanse naam hoja santa betekent heilig blad. Een Mexicaanse legende zegt dat de Maagd Maria gedroogde luiers van het kind Jezus op deze plant heeft gelegd, vandaar de naam. Yerba santa, hierba santa, Mexican pepperleaf, root beer plant en sacred pepper.

Uit Flora de Filipinas.

Piper betle, L. (Betle) (Chavica betle Miq.) De betel sirih, is een klimplant met ronde eivormige bladeren. Opstaande uitspruitsels uit de wortels van de oude plant worden uitgegraven met een stuk van de wortel en geplant bij bomen als Cocos, Moringa en Pterocarpus en groeien zo in de bomen.

Uit O. Indië is in 1804 beschreven.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘In Malabar heet dit blad betre, bethle, betele of betle,’

De naam betel komt van Portugees betel, van Maleis vettile, de naam voor Piper betle. Duitse Betelpfeffer, Engelse betle pepper.

Dodonaeus (b) ‘Elders heet het pam en siri.’

In India heet het pan‑supari, pān.

Dit is de gewone soort die men in de Molukken sirih djawa noemt. Sirih badan is groter van blad dan de vorige en zwartgroen van kleur, sterker en heter van smaak, maar voor velen niet aangenaam.

Dodonaeus ‘In het Arabisch heet het tembul of tambul, in het Turks japrach Industani, dat is blad van Indien, het verschilt nochtans van het Folium Indicum of Malabathrum.’

Betel wordt ook tanboul genoemd, een naam die afgeleid is van oude Arabische schrijvers. Vettila in Maleis.

Gebruik.

Sirih wordt bereid met de betel en de noot van Areca catechu (pinang) en andere ingrediënten. Een volledige sirihpruim bevat evenwel meer, namelijk gambir en tabak en soms kruidnagel en kardemom. De samenstelling is echter in verschillende streken niet gelijk en een of meer van de genoemde bestanddelen kan ontbreken, zozeer zelfs dat alleen de pinang en kalk overblijven. In de Molukken acht men de pinang het voornaamste bestanddeel en spreekt dus niet van makan sirih, maar van makan pinang. De betel of sirih wordt nadat die aan 1 kant met kalk is bestreken omwikkeld om stukjes van de Arecanoot, wat samen een pruim vormt. Dit is het sirihkauwen dat een aromatisch bittere smaak heeft, de tanden zwart en de lippen bruin/rood kleurt. Het geurt de mond en de adem, verwarmt het bloed en geeft het gezicht een levendige kleur. De tanden en het tandvlees worden gezuiverd en het sap werkt licht samentrekkend op de maag. Het wordt net als de colanoot gekauwd en brengt ook een zekere opgewektheid.

Olie ervan werd gebruikt als antiseptisch middel dat in het oog gedaan werd voor pijn en nachtblindheid en het schonen van wonden, tegen hoesten en dergelijke. De vruchten van sommige var. zijn net zo als die van de lange peper.

De bladen zijn specerijachtig van smaak, een weinig heet en scherp, niet bepaald aangenaam maar van een goede geur in de mond. Als de bladeren in de zon staan worden ze geelgroen en in het kauwen krakend en scherp. In de schaduw groeiend zijn ze grasgroen en langer, slapper en minder scherp. Sommigen verkiezen de eerste soort, anderen de laatste.

Zo was het gebruik vroeger,’(Dodonaeus) ‘Het beste is hetgeen dat rosachtig is en goed rijp, maar het onrijpe kraakt meer in de mond en daarom achten de vrouwen dat het meest. Het is bitter in het kauwen en daarom zeer onlieflijk tenzij dat men er wat kalk van oesterschellen bij doet en wat van die vrucht die de Indianen Areca noemen of wat kate of wat kamfer, paradijshout, muskus of amber want dan smaakt het goed en maakt ook een zoet ruikende adem en daarom als de arme lieden een rijk iemand aanspreken zullen kauwen ze deze bladeren om hun meerdere met hun stinkende adem niet moeilijk te vallen, tot hetzelfde doel worden ze van de vrouwen gekauwd als ze met de mannen verzamelen die ook geloven dat de mannen zo meer behagen in hun zullen nemen.

Maar meest plegen de Indianen deze bladeren te kauwen na de maaltijd want ze geloven dat de spijs hun anders niet goed bekomt of onverteerd blijven zou of de maag laat walgen. Dan omdat dit blad enige harde aderen heeft die in de lengte lopen trekken ze die er uit met de nagels van hun vingers (die ze daarom scherp laten groeien) en steken dat blad, dat eerst bereid is, in hun mond en kauwen dat en dan geeft het de tanden en het tandvlees een roze kleur, dan sommige spuwen dat eerste sap uit dat bloedig rood is en nemen dan wederom andere diergelijke bladeren. Deze zo bereide bladeren worden in zijden zakjes of beursjes bewaard die ze elkaar schenken als ze ergens reizen want ze gebruiken deze bladeren altijd (behalve alleen in hun vastendagen en als ze rouw dragen) omdat ze de mens lang gezond houden, het lichaam versterken, de vleselijke lusten verwekken, het hart verkwikken en de hersens verlichten. Dan te veel ingenomen beroeren ze de zinnen en maken het hoofd dronken. Daarom worden ze met menigte gegeten van de vrouwen die zichzelf levend in het vuur werpen, naar de wijze van de Indianen, om zo hun overleden mannen te volgen want dan gaan ze zonder beweging tot de dood.

Pyrard vergelijkt de bladeren van betle met die van weegbree en zegt dat ze heel Oost-Indië door onderhouden worden in de hoven want ze zeggen dat ze niet zonder die zouden kunnen leven en iedereen steekt ze in de vouwen van zijn gordel en ze geven elkaar elk wat van de zijne als ze hun ontmoeten en tot teken van vriendschap, ja als iemand in een ander zijn huis komt zonder dat hem betel aangeboden wordt, hij zou dat voor een slecht onthaal achten. Deze bladeren hebben dit eigens dat ze zo heet van aard zijn, nochtans de mond verversen, de dorst benemen en het dikwijls drinken beletten dat men in die hete landen zou moeten doen. Dezelfde Pyrard voegt erbij dat hij niemand weet die ooit pijn in zijn tanden had of een tand verliest nadat hij deze bladeren begonnen is te gebruiken. Dan de tanden met de ganse mondt worden er koraalrood van, maar dat achten ze voor fraai.’

De betel zou niet minder dan 30 krachten hebben.

Bij de Hindoes is het geloof dat de plant uit de hemel gehaald was door Arjoon die het van een boom stal die hij daar vond. Ter herinnering hieraan zal de Hindoe, die een plant wil hebben, een scheut stelen. Een van de huwelijksgewoontes in India is het ruilen van een betelnoot tussen bruid en bruidegom.

Het betelkauwen is een gebruik dat in Sri Lanka al 504 v. Chr. bekend was. De oorsprong is niet meer te achterhalen. Mogelijk dat het gebruik stamt om de bedorven adem te maskeren door het gebruik van gedroogde vis, trasi, petebonen en onwelriekende vruchten. Medicinaal is dit principe in gebruik tegen ingewandswormen.. ‘The betel makes the lips so fine, red, and beautiful, that if the European ladies could they would purchase it for the weight in gold.’ Vieyra ‘s Dictionary of the Portuguese and English Languages, 1813.

De Mandailingse naam voor de sirih, boerangir, moet ontstaan zijn uit boeroe angir: stank verdrijver. Zo is er ook het verhaal dat het gebruik van sirih geopenbaard werd aan een schone vrouw die behept was met een bedorven adem. Voor hen die met Indische groten dagelijks moesten omgaan was het wel nodig om sirih te leren kauwen wilde hij in zijn zaken slagen. Sirihbladen vindt men ook in een zeer groot aantal inlandse recepten en huismiddelen.

Uit bleg-onblog.blogspot.com

Piper crocatum, Ruiz. (saffraan-achtig) Dit is een klimplant met lange, kruipende en hangende, dunne stengels.

De bladeren bezitten roze/rode vlekjes, vooral langs de nerven, breed eivormig en toegespitst, gegolfd, met rood/bruine achterkant, 12cm lang en 10cm breed.

Wordt gekweekt als kamerplant.

Uit Z. Amerika.

Zierblatt Pfeffer.

Uit F. Kohler, www.BioLib.de.

Piper cubeba, L. (braadkruid) (Cubeba officinalis, Miq.) is afkomstig uit Maleisië. Is beschreven in 1887.

Het is een tot 15m hoge klimmende heester met een twee cm dikke stengel.

Geeft peper als de gewone peper, maar met stengels, de staarten.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Kubeben worden zo in de apotheken genoemd, in het Latijn Cubebae officinarum. Deze vruchten worden onder de soorten van peper gerekend en Piper Hippocratis of Piper rotundum Theophrasti van Guillandinus genoemd. Ze zijn geen zaad van stekende palm en ook geen zaad van Agnus castus zoals sommige menen en ze zijn ook geen Zibibae, want dat zijn grote zoete rozijnen zulks als uit Kreta, Cyprus en Damascus gebracht worden. Maar in de apotheken heten ze tegenwoordig naar het Arabisch Cubebe en in Indien ook cubebe, quabeb en quabebe chini en in Java daar ze veel groeien cumuc en cubabsini.’

Kubebenpeper, Engelse cubebs of kubeben, in Duits Kubeben, Kubeben-Pfeffer, oud Frans quibibes wat stamt uit het Arabisch kabāba, dit uit het Perzisch kibabeh en dat tenslotte het Oost-Indisch cubeba: braden, een braadkruid. Staartpeper, Engels tailed pepper, Duits Schwanz-Pfeffer, wordt geteeld in Sumatra en Java, Java pepper.

Gebruik.

Kubeben ruiken en smaken doordringend kruidig kamferachtig, de vruchtwand smaakt wat bitter. Ze werken in kleine dosis net als peper en verwekken de appetijt en bevorderen de vertering, storen echter bij langdurig gebruik. Grotere dosis veroorzaakt overgeven en koortsachtige toestanden. Men gebruikt het extract en de vluchtige olie bij slaapwandelen.

Zo was het gebruik vroeger. (562, 141, DodonaeusZe zuiveren de borst en ontlasten die van alle slijmerige grove vochtigheden en zijn de milt zeer nuttig en goed tegen alle koude gebreken van de baarmoeder, lang gekauwd, en trekken de vochtige overvloedigheden uit het hoofd, zuiveren de hersens en versterken het hoofd en verdrijven de winden van de buik, versterken en verwarmen de maag en darmen, alleen of met mastiek gebruikt. De Indianen weken ze in wijn om de bijslapen lust te laten komen. Serapio zegt dat de kubeben met enige drank ingenomen goed laten plassen, de maandstonden bevorderen, de steen in de blaas breken en op de valerianen in vele dingen lijken en veel gegeten de geelzucht genezen.

Historie.

In Egypte was het kruid 700 na Chr. bekend. In de Indische volksmedicijn schijnt het al lang in gebruik te zijn. In de 4de eeuw v. Chr. vermeldt Theophrastus komakon, samen met kaneel en cassia als een ingrediënt in aromatische gebruiken. Guillaume Bud en Claudius Salmasius hebben de komakon geïdentificeerd met de kubeben waarschijnlijk vanwege de overeenkomt met het Javaanse woord ervoor, kumukus. Dit wordt als een bijzondere handel van Griekenland met Java gezien, het is onwaarschijnlijk dat de Grieken het elders vandaan haalden want de Javanen beschermden het door de vruchten te steriliseren zodat ze elders niet gekweekt konden worden waardoor ze hun monopolie behielden.

In de Tang Dynastie werden kubeben naar China gebracht uit Srivijaya. In India werd het kabab chini genoemd; Chinese kubeben, mogelijk omdat de Chinezen een hand in de handel hadden of een belangrijk handelsartikel van China met Java was. In China werd het vilenga en vidanga genoemd, het verwant woord in Sanskriet. Li Hsun dacht dat het aan dezelfde bomen groeide als zwarte peper. Tang artsen gebruikten het om de appetijt te herstellen en om demonische dampen te genezen, het haar donkerder te maken en het lichaam te parfumeren. Echter is er geen getuigenis dat het in China als specerij gebruikt werd.

Het boek van 1000 en 1 nachten uit de 9de eeuw noemt kubeben als middel tegen onvruchtbaarheid en laat zien dat de Arabieren het al medisch gebruikten. Het was in de Arabische keuken rond de 10de eeuw. De reizen van Marco Poli uit de late 13de eeuw beschrijft Java als producent van kubeben met andere specerijen. De middeleeuwse Arabische artsen vermeldden het als een Indisch specerij. Na de 13de eeuw is het een Euro/Aziatische handelsartikel. Ook in latere tijden komt het als luxe specerij voor en tot in de 19de eeuw wordt het nog als aromatisch stimulerend middel gebruikt. De staartpeper werd wel gebruikt in astmasigaretten. Engelse officieren in Java leerden van de inlanders de medische werking kennen en sinds 1818 maakt men hiervan gebruik. Ludovico Maria Sinistrari, een katholiek priester die over methoden van exorcisme schreef in de late 17de eeuw, noemt kubeben als een ingrediënt in een zalf tot bestrijding van de incubus, ook hier als in China tegen duivelse machten.

Piper germanicum, (Duits) is Daphne.

Uit Megenberg.

Piper longum, L. (lang) uit O. Indië is in 1778 beschreven.

Wordt een paar meter lang met bloei in juni.

Lange peper verschilt veel van de voor beschreven soorten van peper want al is het dat het een gewas is (zo het schijnt) dat zichzelf om de bomen vlecht en hecht en al is het ook dat de bladeren op die van de zwarte peperboom wat lijken, nochtans zijn die teerder en bleker groen, korter van steel met meer zenuwen want van die middelzenuw af die elk blad in de lengte doorrijgt worden vijf of zes andere zenuwen terzijde uitgespreid of ook meer naar de grootte van het blad, doch puilen niet zeer uit en ook met veel dwarse aderen bezet en heel scherp van smaak. De vrucht is als een aar of het katje of bloem van de berkenboom of hazelaar en spruit ook uit de knopen van de takken tegenover de bladeren, dan de knopen of leden staan dichter bijeen dan in het zwarte peper en de aren zijn soms langer en soms korter en dunner dan de kleinste vinger, bijna alleszins even dik en van vele korrels als gepelde hirs korrels dwars bijeen en aarvormig gevoegd verzameld en van buiten bijna asgrauw, binnen wit en heet van smaak.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Peper wordt in onze taal zo genoemd naar de Griekse naam Peperi, in het Latijn Piper, in het Frans poivre, in het Italiaans pepo en povero, in het Spaans pimienta en ook pevre, in het Engels pepper, in het Hoogduits Pfeffer, in het Arabisch fulful, filfil of dar fulful, in Indien molanga en ook lada, meriche en morois.’

Piper is genomen van het woord pepto: opnemen, het is een verwijzing naar de stimulerende kracht.

Dodonaeus (b) ‘Zwarte peper heet in het Latijn Piper nigrum, in het Grieks Melan Peperi en in de apotheken Melanopiper, in Frankrijk poivre noir. Dioscorides noemt een soort daarvan Brasma, te weten die schraal, gerimpeld, los, licht en slecht gevoed is en verworpen wordt, in onze taal garbel van peper.’

Dodonaeus ‘Witte peper heet in de apotheken Leucopiper naar het Grieks Leucon Peperi, in het Frans poivre blanc, in het Latijn Piper album, hoewel dat die naam ook meegedeeld wordt aan een soort van onrijpe zwarte peper en (zoals andere zeggen) de lange peper zelf dat noch onrijp is.’

(d) Lange peper, in het Hoogduits Lang Pfeffer, in het Engels long Pepper heet in het Frans poivre long, in het Latijn Piper longum en in de apotheken Macropiper, in het Grieks Macron Peperi en in Bengalen pimpilim.

Dit is de lange peper die al door Theophrastus, Celsus, Dioscorides en Plinius vermeld werd. Deze wordt in het Perzisch maghz pipal en in het Arabisch dar fil fil genoemd.

Pippali noemden de oude Indiërs een soort peper, de lange P. longum. Door een misverstand brachten de Perzen de zwarte peper onder de onjuiste naam in de handel, dit was de naam van de lange, pippali, pilpali of pipal, (in Perzië, een taal onbekend met de l, werd die overgezet in een r, pipar of biber), waarvan zij pippari maakten in de handel. De Grieken die het gebruik van de Perzen leerden noemden de specerij peperi waarvan de Romeinen piper maakten. Daaruit ontwikkelde zich de Europese namen voor de peper. In het Duits werd het Pfeffer, in oud-Engels pipor tot pepper, Deens peber, Zweeds peppar, het is de Franse poivre en Portugees pimenta.

Langer Pfeffer of Stangenpfeffer.

Uit Flora de Filipinas.

Piper nigrum, L. (zwart) Het is een slingerplant.

Het eironde en leerachtige blad heeft een paar nerven die van de bladvoet naar de top evenwijdig lopen, het blad eindigt in een scherpe punt.

Tegenover de bladeren zit een lange bloeiaar die bij het rijp worden een vruchtaar levert.

Hieraan zitten een groot aantal groen tot rode 3-4mm dikke vruchtjes dicht opeen. De vrucht bestaat uit een buitenste groene tot gele en bij volkomen rijpheid rode en min of meer sappige buitenlaag en een harde binnenlaag, een steenvrucht. Daarbinnen zit het zaad waarvan de kern een vluchtige olie bevat die de alkaloïde piperine en chavicine bevat. De olie veroorzaakt de scherpe smaak.

Vermeerderen door zomerstek.

Zwarte peper is afkomstig uit de vochtige wouden van India. Is beschreven in 1790.

Peper.

Zwarte peper is de gedroogde onrijpe vrucht. Trossen groene pepervruchten worden een week tot 10 dagen op een hoop gezet om te broeien waardoor de groene kleur overgaat in een zwarte. Daarna worden ze in de zon op matten gedroogd. Tijdens het drogen, of daarna, worden ze met de voeten bewerkt om de bessen los te maken van de stelen, vandaar de geur.

De witte peper wordt verkregen van het rijpe zaad door verwijdering van de buitenste schil. Die rijpste trossen met de grootste bessen worden dadelijk na het plukken in zakken genaaid en in water gedompeld, liefst stromend water. Het fermenteren in het water duurt zo’n 8 dagen waarna de schil is gebarsten of in ieder geval zo week geworden dat die door wrijven gemakkelijk kan worden verwijderd.

Black, white, red/pink en green pepper.

Historie.

In 300 jaar oude Sanskriet geschriften over geneeskunde wordt peper genoemd. De Sanskriet naam is malicha.

Zwarte peperkorrels zijn gevonden in de nostrils van Ramesses II als deel van de mummificatie kort na zijn dood geplaatst rond 1213 v. Chr.

De Grieken leerden de peper kennen door de tochten van Alexander de Grote. Theophrastus kende de zwarte die later bekend was dan de lange. De lange, die bij hem bekend was als peperi makron, kwam uit N. India en was beter te verkrijgen dan de zwarte die uit het zuiden kwam. Volgens Celsius en Dioscorides was de lange als de betere bekend. De laatste kende ook de witte en kende peper als afkomstig van een boom uit India en de Malabarkust. Plinius beschreef het uitvoerig. In de tijd van het Romeinse keizerrijk en vooral na de verovering van Egypte rond 30 v. Chr. Kon men via de Arabische zee direct naar zuidelijk India, de Malabar kust, komen met de moessonwinden. Details van deze handelsreizen over de Indische Oceaan zijn vermeld door de Romeinse geograaf Strabo, de keizer stuurde een vloot van 120 schepen op een jaarlijkse reis naar India en terug. Op hun terugreis gingen ze via de Rode Zee waar de lading overgezet werd over land of via het Nijl kanaal naar Alexandrië en vandaar naar Rome. dat was vele eeuwen lang de handelsweg. Met schepen die direct naar de Malabarkust gingen was de reis korter dan die voor lange peper wat in de prijs gezien kon worden en wat Plinius vermeldt in Rome rond 77 na Chr. lange peper ... is 15 denarii per pond, terwijl dat van de witte 7 is en voor de zwarte 4. Plinius klaagt ook; ‘Er is geen jaar waarin India het Romeinse rijk 15 miljoen sestertii weet afhandig te maken’ en verdere moraliserende verhalen over peper: It is quite surprising that the use of pepper has come so much into fashion, seeing that in other substances which we use, it is sometimes their sweetness, and sometimes their appearance that has attracted our notice; whereas, pepper has nothing in it that can plead as a recommendation to either fruit or berry, its only desirable quality being a certain pungency; and yet it is for this that we import it all the way from India! Who was the first to make trial of it as an article of food? and who, I wonder, was the man that was not content to prepare himself by hunger only for the satisfying of a greedy appetite?’

De Romeinen belastten lange en witte peper in Alexandrië. De zwarte werd niet belast, die was goedkoper, wat mogelijk uit politieke overwegingen geschiedde ten opzichte van het volk. Bij een zege van Alaric, koning van de Goten, 408 na Chr., op de Romeinen werd een schatting gevraagd van 30 000 ponden zilver en 3000 ponden peper.

Cosmas Indicopleustes uit Alexandrië, die India en Sri Lanka bezocht, beschreef in 540 de plant en schreef dat het nog steeds uit India geëxporteerd werd.

Na de val van Rome namen anderen de specerijenhandel over, eerst de Perzen en dan de Arabieren. Bij Ibn Battuta was het land van peper gelegen van Sindapur tot Koulum. Evenals in oud Arabisch komt de plaats Koulam of Koukam als handelsplaats van peper voor, wat ongeveer op dezelfde plaats gelegen moet hebben als Bakarei of Periplus bij de Eritrese Zee, wat overeen komt met Quilon van tegenwoordig. Het is mogelijk meegenomen door de Hindoes die een koninkrijk hadden op Java 100 v. Chr.. 500 na Chr. kwam peper naar Maleisië.

Na de donkere Middeleeuwen was de handel voor door de Arabieren en eens in de M. Zee was het gemonopoliseerd door de Italiaanse machten, Venetië en Genua. De opkomst van die staten was te danken aan de specerijhandel.

Een raadsel van Saint Aldhelm, een 7de eeuwse bisschop van Sherborne werpt wat licht op de rol van zwarte peper in Engeland in die tijd;

‘I am black on the outside, clad in a wrinkled cover,

Yet within I bear a burning marrow.

I season delicacies, the banquets of kings, and the luxuries of the table,

Both the sauces and the tenderized meats of the kitchen.

But you will find in me no quality of any worth,

Unless your bowels have been rattled by my gleaming marrow.’

Vroeger en ook in latere tijden was de peper het symbool van de gehele specerijenhandel. Venetië, Genua en Zuid Duitse handelssteden dankten daaraan voor een groot deel hun rijkdom. In de Middeleeuwen werd de tol op peper ontwikkeld en in de 14‑15de eeuw werd het bij geldnood als betalingsmiddel gebruikt. Huren, bruidsschatten, belastingen en dergelijke werden wel met peper betaald, peperduur.

Eerst na de ontdekking van de zeeweg naar India door Vasco da Gama in 1498 viel de hoge prijs van de peper zeer sterk en leidde tot de ondergang van Genua en Venetië en verspreidde de cultuur zich gelijktijdig naar de westelijke eilanden van de Archipel. Portugal maakte de peperhandel tot de 17de eeuw tot kroonmonopolie. Na de reizen van Houtman, 1595, en van Neck, 1598, kwamen de Hollanders en in 1605 verdreven ze de Portugezen uit de Molukken en verkregen het monopolie. De peperpoorten van Malabar vielen de Hollanders in de handen in de periode 1661–1663.

Peper was toen al algemeen verspreid, het einde voor de V.O.C. viel samen met de entree van de VS in het Verre Oosten. De Amerikaan Elihu Yale vergaarde vanaf 1672 een enorm kapitaal met de peperhandel, waarmee onder andere de Yale Universiteit is gesticht.

Zo was het gebruik vroeger. (562, 141, 164) ‘Peper in de sausen gedaan geeft de spijs een goede smaak, laat eetlust krijgen en de spijs goed verteren, bewaart de gezondheid en laat alle inwendige pijnen vergaan en neemt de duisterheid van het gezicht weg. De droge peperkorrels worden ook hier te lande soms gekauwd, hetzij alleen, hetzij met rozijnen of krenten en dan trekken ze de vochtigheden en het slijm uit het hoofd en zuiveren de hersens en hetzelfde doet het water daar peper in gekookt is, warm in de mond gehouden en verzoet de tandpijn. Peper als tevoren gekauwd en ingenomen maakt eetlust, verbetert de vochtige maag, houdt de mens gezond en laats ook slapen, zo men zegt, nochtans is het goed om de vette lieden mager en de vochtige droog te maken en om de koude mensen te verwarmen omdat het alle winden laat scheiden, de zenuwen verwarmt en alle slijmerigheden opdroogt. En daarom dient peper de koude mensen best en vooral in koude landen en in koude tijden van het jaar en wordt allerbest gedaan bij koude en vochtige spijzen, doch niet heel klein gestoten en gebroken want dan vermeerdert dat de inwendige hitte en laat de bijslapen lust terugkomen en tot dat doel en ook om de rauwe vochtigheden van de maag op te drogen en de pijn te laten vergaan eten sommige elke dag vijf hele peperkorrels een uur voor de maaltijd. Dan men mag dat niet al te veel of te dikwijls gebruiken want de hete mensen dient peper niet en vooral als het heet weer is en in hete landen want het ontsteekt het bloed en maakt de mensen te mager, vermindert het zaad en veroorzaakt onvruchtbaarheid en hindert de nieren, sommige worden er ook al te onkuis door en daarom zal men het met aandacht en voorzichtigheid gebruiken. Peper laat de vrouwen gauw van kind verlossen en jaagt de dode vrucht af, ja men zegt dat het belet te ontvangen als het met een pessarium in de baarmoeder gestoken wordt kort na het bijslapen.’

Dit is een onontbeerlijke specerij, vooral in de rijstlanden. De zwarte en witte peper verschillen alleen in kleur. Beiden hebben hetzelfde effect, de zwarte is alleen een derde sterker.

Vondel, Op Maria de Medicis;

‘Ons Holland strekt een schuur

Voor ‘t Indische gewas. Het Noorden heeft geladen

Al ‘t geen ‘t oosten teelt. Al wat het hemels vuur

Deze zomers kookt en braadt, bewaard, in dit gewest

De kille wintervorst, die vurig de peper kauwt

Arabië geeft ons zijn wierookvat ten beste

De handel met de Pers tot noch toe niet verflauwt

Hij ruilt zijn zijde en zijn katoenen ware...’

Hij krijgt een gepeperde preek.

Peperduur (heel erg duur).

Dat ruikt naar peper (dat is erg duur).

Peper- en zoutkleurig haar (zwart en wit door elkaar, of donker met grijze haren erdoor).

Peper gaan halen (naar Indië gaan).

Iemand naar het peperland zenden (iemand ver van huis sturen).

Dat is andere peper (dat is moeilijk).

Peper in iemands reet stoppen (diegene moet erg opschieten).

Engelse pepper.

Pepper komt voor in Twelfth Night III, 4,158 van Shakespeare;

.’.I warrant there’s vinegar and pepper inմ

Is ‘t so saucy’’

Latijns pigmenta, meervoud van pigmentum, een specerij, peper, zie middeleeuws Engels piment: wijn met honig en specerijen zoals Absalon zond naar de vrouw van de timmerman Alison, in Chaucer ‘s Ҕhe Milleres Tale.’

In de 19de eeuw werd Londen het middelpunt van peperhandel en specerijen. Tijdens de regering van Hendrik II werd in Londen een gilde opgericht van handelaren in peper, wat opgevolgd werd door de Groce’sr company. Dat gilde verkreeg van Hendrik IV het privilege om in het groot te gaan verkopen, vendre en gros, waar het woord grocer (kruidenier) vandaan komt.

Folklore.

Doordat peper duur was en de handel via de Arabieren ging zijn er een aantal mythes over het verkrijgen ervan ontstaan.

Peper is het zaad van een vruchtboom die groeit aan de zuidzijde van de Kaukasus. Serpenten bevolken de bossen waar het gewas groeit. Als de bossen van peper rijp zijn zetten de mensen van dat land het bos in brand en drijven zo de serpenten weg door het vuurgeweld, waardoor ze het groene van de peper verbranden, dat eerder wit was en zwart en gerimpeld gemaakt wordt door de brand.

Maerlant, Ԉet woud waar deze bomen staan daar wachten venijnige dieren die men er uit jaagt met vuur en zo wordt het bruin want van zijn natuur is die wit.

Herbarius in Dyetsche, ‘sommige zeggen dat men peper maakt met een brandend zwaard. Als men het verzamelt bij de vele serpenten die daar bij zijn dan maakt men vuur rondom die bomen.’ Ze worden veel vervalst door de handelaars en die besprenkelen de oudste peper met goud of zilver, of lood, zodat ze nieuw en vers lijken. Zo volgens Bartholomeus in 1525.

De peperbomen zijn groot, er leven volop apen in die de peper gratis verzamelen voor de mensen van India. Die verzamelen eerst enige vruchten en leggen ze op een hoop en gaan weg, de apen doen dit na zodat na enige tijd ze vele hopen vinden die door de apen verzameld zijn.

Jan van Mandeville; ‘En weet dat die peper groeit of het een wilde wijngaard is die geplant is bij de bomen van het bos om vast te houden als een wijngaard. En de vrucht hiervan hangt als wijnbessen doen en de bomen zijn zo beladen zodat schijnt of ze breken zouden. En als de vrucht rijp is dan is ze altijd zo groen als appeltjes van wedewinde zijn en men snijdt ze en zoekt ze uit zoals men wijnbessen doet en dan zo droogt men ze in de zon totdat ze geheel zwart en gekrompen zijn. Er zijn drie soorten van peper in een boom: lange peper, zwarte peper en witte peper. De lange peper wordt sorbotijn genoemd, de zwarte sulful en de witte bavol. De lange peper groeit eerst als de bladeren beginnen te komen en is gelijk bijna de bloemen van kauwoerden. De eerste bladeren komen en hangen nederwaarts en dan komt de zwarte met de bladeren in manieren van wijndruiven die groen zijn. En als men dat uitgezocht heeft zo groeit de witte peper die kleiner is dan de zwarte peper. Van deze witte peper brengt men niet in dit land, want ze houden het tot hun behoefte omdat het beter is en groter en heeft betere getemperde natuur dan de zwarte doet en ook is er van de witte niet alzo veel als van de zwarte. In dit land zijn vele soorten serpenten en andere wormen vanwege de grote hitte van het land en ook van de pepers. En enige lieden zeggen dat als de lieden van dat land de peper willen uitzoeken en verzamelen dat ze vuur maken onder de voet van de bomen om die serpenten te laten vlieden die er veel daarbij zijn en slangen, maar behouden hun woorden die het zeggen, dit is het niet. Want deden ze dat, ze zouden de bomen die dat peper dragen verbranden en dan zouden ze verdrogen alzo goed zoals andere bomen zouden doen, dat ze erg node doen zouden, maar ze zalven hun handen en hun voeten met sap van limoen of ze dragen kruid met zich waarvan de rook ervan de serpenten vlieden. En dan zo zoeken ze de peper zeker, want geen gewormte komt hen dan bij.’

Uit www.naturepacific.com

Piper methysticum, Forst. (bedwelmend) (Macropiper methysticum, Miq.) Een 2m hoge, geknotte struik met lang gesteelde en ronde/eivormige bladeren.

Het is de in alle reisbeschrijvingen over Polynesië voorkomende struik die kawa genoemd wordt. De rookpeper groeit op de Gezelschaps-, Vriendschaps-, Sandwich- en Fiji eilanden.

Naam, etymologie.

Rookpeper, kawa, kava-kava, ava, awapeper, of chaba, een Aziatische naam, bij de Zuidzee-eilanders heet dit chavica, in N. Zeeland kawa, kaua of ava. Ook Rauschpfeffer.

Als staartpeper vermeldt van Ravelingen mogelijk kawa of chava. (Dodonaeus) ‘Staartpeper wordt in Portugal pimenta del rabo genoemd, in het Latijn Piper caudatum en wordt van sommige voor Amomum gehouden en is de cubeben bijna gelijk, maar ronder en rusten op een klein steeltje en is rond en vol, wat gerimpeld en zo scherp van smaak als peper of heter, specerijachtig van reuk en druifvormig verzameld, de bladeren zijn als wijngaardbladeren. En diergelijke peperdruiven zijn onlangs van Guinea overgebracht geweest met naam van Piper ex Guinea, dat is peper van Guinea.’

Gebruik.

Kava wordt vanwege zijn wortel gecultiveerd die medicinaal gebruikt wordt. Maar ook voor de bereiding van een sociale en religieus gewichtige drank van de Zuidzee‑eilanden.

De bereiding gebeurt overal hetzelfde en naar ons gevoel op een niet smakelijke wijze. Dit wordt gemaakt door de wortel te kauwen en de saliva, met zoveel mogelijk speeksel, in de familiebowl te werpen die groot is naar het aantal en hoogte van de familie. Nadat een zekere hoeveelheid sap is verkregen wordt er kokosnootmelk aan toe gevoegd, geroerd en gefilterd. Dit wordt gemaakt door jonge meisjes, onder grote ceremonie in de aanwezigheid van de chief of hoofd van de familie. In vroegere tijden werd de wortel eerst gekauwd en dan in een houten bowl in de vorm van pruimtabak gespuwd, waarin koud water was gedaan uit een kokosnoten waterhouder. De punchlepel is een soort touw van de papiermoerbei die in de vloeistof, de kava, wordt gedipt en uitgewrongen wordt in de kopjes.

Kava is een verdovende drank. De wortelstok smaakt tezamen trekkende bitter en bevat cocaïne achtig werkend kavahars, plus nog een andere hars en kristalleerbare kavain, methysticin. Op vele Australische eilanden binnen de keerkring kauwen de jongens en meisjes het materiaal zonder het sap in te slikken en spuwen de brei in een vat waar het met water verdund wordt. Als dit sap na enige tijd gedronken wordt is de vloeistof grauwbruin en smaakt niet aangenaam. De nationale drank ziet eruit en smaakt als zeepsop. Het werd algemeen, soms hartstochtelijk gedronken bij feesten als traktatie en als genotmiddel, is pijnverdovend en geeft rust voor de zieken. Meestal werd het alleen gebruikt door de mannen die een zekere leeftijd hebben bereikt, de rest neemt alleen deel aan de bereiding. Een klein wijnglas vol is toereikend om binnen een half uur dezelfde verschijnselen teweeg te brengen als overmatig alcoholgebruik, de drinkers zien dubbel en hebben het stuur over hun ledematen verloren. Grote hoeveelheden kunnen een diepe langdurige slaap veroorzaken. Een heilmiddel, vermeerdert de appetijt, is zweet- en plas drijvend en geeft gevoelloosheid, werkt zonder opwekking narcotisch en tenslotte slaapverwekkend.

In Europa werd het gebruikt tegen gonorroe. Het is geen middel voor amateurs om maar even te gebruiken.

Uit en.wikipedia.org

Piper ornatum, N. E. Br. (versierd) Breed eivormige bladeren zijn toegespitst en bezet met vele roze en later witte vlekken, roodachtige achterkant.

Uit Celebes is beschreven in 1884.

Lijkt op crocatum. Celebes pepper, ornamental pepper, ornate pepper vine.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl