Thlaspi

Over Thlaspi

Krodde, kers, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit J. Jacquin.

Een geslacht van één- of tweejarigen, soms wat blauwachtige planten.

Ongeveer 90 soorten komen voor die wijd verspreid zijn in de gematigde, alpine en arctische gebieden, meestal in het Noordelijk halfrond, maar ook in Z. Amerika, Z. Afrika en Australië.

De gekweekte soorten lijken wat op Iberis maar de hokjes van de vruchten bevatten 4-8 zaden en die zijn bij Iberis 1zadig.

Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.

=Thlaspi alliaceum L (lookachtig, de smaak) is een eenjarige van 20-60cm.

Gehele plant is kaal, alleen aan de basis wat behaard, blauwachtig tot geelgroen en ruikt bij wrijven duidelijk naar knoflook.

Opgaande geribde stengel.

Verkeerd eivormige bladeren tot smal lancetvormig.

Witte bloemen

Uit Europa, meest in het midden.

Lauch-Täschelkraut, Lauch-Hellerkraut.

Uit C. Lindman.

Thlaspi arvense, L. (van het veld) boerenkers of witte krodde.

Bladen zijn ovaal en pijlvormig aan de basis, glad en getand.

Kleine witte bloempjes staan in kleine trossen die gevolgd worden door opvallende ronde zaden.

Eenjarig. De plant brengt vele duizenden zaden voort die lang kiemkrachtig blijven. Ook als ze door het vee gegeten worden, verliest het zijn kiemkracht niet. Het volgt de mens op zijn weg. Sinds er velden zijn verschijnt het en wordt uitgeroeid maar het verschijnt telkens opnieuw en steeds weer in grotere hoeveelheden.

Groeit op de velden, in tuinen en wegen in Eurazië. Vanwege de lookachtige geur wordt het door planteneters niet gegeten.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit wild geslacht van kers wordt in het Grieks Thlaspi of Thlaspion genoemd alsof men schildkruid zei omdat de vruchten of zaadhuisjes op kleine gevulde schildjes of beukelaars schijnen te lijken, in het Latijn ook Thlaspi, dan het heeft noch vele andere namen die onder de bastaardnamen in de boeken van Dioscorides geschreven zijn, te weten deze Griekse, Thlaspidion, Sinepi Persicon, Sinepi agrion, Myïtes, Myopteron, Dasmophon en Bitron en deze Latijnse Scandulaceum, Capsella en Pes gallicaceus. Tegenwoordig heeft het ook wel sommige andere namen als Nasturtium rectorum en Sinapi rusticum, in Frankrijk seneve sauvage. Lobel noemt het wilde mosterd (net zoals Plinius de gewone mosterd ook zegt dat het de naam Thlaspi voert)’.

Thlaspi, Grieks thlaein: verwonden, samendrukken of pletten, naar de platte vruchten die meer opvallen dan de bloemen. Duits Klasper.

Of het woord is afkomstig van het Griekse thlaco: kneuzen, de geslagen zaden werden net als mosterd gebruikt, vergelijk Duits Baurnsef: boerenmosterd, onze witte mosterd, Engels dish mustard.

Plinius XXVII. 113 : “Peltarum specie semine incluso lenticulae effigie nisi quod infringitur, unde nomen”.

Dodonaeus (b) ‘In Brabant heet het wilde kers en boerenkers, in Hoogduitsland Bawrensenff, Bawrenkresz, Wilderkresz’.

Boerenkers, Engels wild cress, bastard cress, Mithridate mustard, besom-weed, ons bessemcruyt. Engels bastard cress, besom-wood, boor’s mustard, dish mustard, penny cress en wild cress.

Dodonaeus ©’Het heet in het Latijn ook Capsella’.

Het hauwtje is gevleugeld, bijna rond en aan de bovenkant een insnijding. Hiermee in verband staat de naam penningkruid of tasjeskruid, daarin zitten ter weerszijde van het tussenschot de kleine zwart gestreepte zaden. Engelse penny cres en Duitse Pfenningkraut, Penningskrut, Schillinge, Hellerkräuter, is hetzelfde idee, Acker- Täschelkrauter, Breittasche, Feldtasche, Frans monnoyere: kleingeld, tabouret, van tabour, oud Frans voor tamboer: trommel, vruchtvorm, medaille de Judas, zie Lunaria en Lysimachia nummularia.

Dodonaeus (d) ‘De eerste soort is van sommige hier te lande vissel-cruydt genoemd geweest en van sommige andere Scorodothlaspi en van ons eerste wilde kers, in het Latijn Thlaspi latius of wilde kers met bredere bladeren’. Visselkruid.

Dodonaeus (e) ‘In het Engels heet het driakel mostaert, in het Nederduits ook wel draeckkersse.’ Teriakel mosterd.

(f) Witte kiek, witte krodde, witte merk, Gross Seckellkraut bij Bock.

(g) Frans terasapic of taraspic, uit de geslachtsnaam.

(h) Krodde is een naam voor een onkruid, mogelijk is dit afgeleid van een oud woord krode: last, een lastig onkruid. De streek Kroddeburen is zo genoemd naar dat soort onkruiden als krodde, perzikkruid en herik, een onkruidbuurt.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Wilde kersen, dat zijn de soorten van Thlaspi, de zaden er van zijn scherp en bijtend van smaak, zegt Galenus.

Dit zaad van wilde kers laat de gezwellen en blaren die binnen het lichaam gegroeid zijn uitbreken, het verwekt ook de maandstonden van de vrouwen.

Aangezien dat het zaad van Thlaspi of wilde kersen zeer heet en sterk van werken is laat ze het bloed afgaan als het te veel ingenomen wordt en is de bevruchte of zwangere vrouwen zeer kwaad en hinderlijk want het laat de vrucht in het lichaam van hun moeder sterven’.

Het kruid werd wel door het vee gegeten waardoor de boter ervan een lookachtige, niet zo’n prettige smaak kreeg.

Uit Curtis botanical magazine.

Thlaspi cepaeifolium Koch (uiachtig blad) (Thlaspi rotundifolium, Gaudin. (met ronde bladeren)

Onderste bladeren staan in een losse rozet en zijn gesteeld en eirond, stengelbladeren omgekeerd eivormig en stengelomvattend, aan de voet met stompe, spitse oortjes.

Liggende tot opstijgende stengels.

Geurende violette bloemen zijn 2-3 maal zo lang dan de kelkblaadjes in juni/juli.

Omgekeerd eivormige vruchtjes met afgeronde en niet gevleugelde top.

Zodenvormende, blauwachtig plant met uitlopers.

Uit de Alpen en N. Balkan wordt 10-15cm hoog. Is beschreven in 1759.

Rundblättrige Hellerkraut, Rondblättrige Täschelkraut.

Uit J. Kops, www.BioLib.de.

=Thlaspi caerulescens J. et C. Presl (blauwachtig) (Thlaspi alpestre, L. (uit de Alpen)

Wortelbladeren zijn gesteeld en elliptisch tot spatelvormig, gaafrandig tot zwak getand, stengelbladen met hart/pijlvormige voet en stengelomvattend.

Liggende tot opstijgende stengels, er zijn twee soorten stengels, de ene draagt alleen bladeren en de andere de bloemen.

Witte bloempjes bloeien wat roodachtig uit, gele helmknoppen worden later violet in april/juni, bloembladeren zijn even groot als de kelk.

Een meerjarige, maar meestal tweejarige plant met korte uitlopers.

Uit Midden Europa wordt 10-30cm hoog.

Var. salisii heeft veel grotere bloemen, bloembladeren zijn twee maal zo lang als de kelk.

Hauwtjes zijn wig-, omgekeerd hartvormig en omgeven door een vleugel.

Subsp. calaminare, (La Calamine, zink plaats waar het gevonden werd) zinkboerenkers, Galmei-Täschelkraut, tabouret calaminaire.

Subsp. brachypetalum (Jord.) (korte bloembladeren) groeit in Oostenrijk.

Subspecie caerulescens, bosboerenkers.

Naam.

Alpenkers, zinkboerenkers, Engels Alpine penny cress, Duits Wildes Täschelkraut, Gebirgs-Hellerkraut, Alpen-Hellerkraut, Frans tabouret calaminare.

Uit J. Sturm, www.BioLib.de.

Thlaspi montanum, L. (van de bergen) (=Noccaea montana) Gave tot zwak getande bladeren, de onderste in een rozet, omgekeerd eivormig tot elliptisch, stengelbladeren zijn kleiner en langwerpig, stomp en stengelomvattend, aan de voet met afgeronde oortjes.

Een losse zoden vormende plant met uitlopers.

Witte bloemen zijn 1-2 maal langer dan de kelk, gele helmknoppen in april/mei.

Eivormige vruchtjes met afgeronde voet en aan de top breed gevleugeld.

Uit Midden en Zuid Europa, wordt 15-25cm hoog.

Bergboerenkers, Berg-Hellerkraut, Berg-Täschelkraut.

Met arvense uit J. Sturm, www.BioLib.de.

Thlaspi perfoliatum, L. (doorboord)

Stengelbladen hebben een hartvormige kant en ze zijn langwerpig, gaafrandig of iets getand.

Een blauwgroene plant die recht opgaat met ronde stengels van 20cm.

Hauwtjes zijn wig- of hartvormig en omgeven door een vleugel.

Een - of tweejarige die bloeit in maart tot mei. Voor de zomerhitte is ze verdwenen.

Uit Eurazië.

Naam.

(Dodonaeus) ‘Berg Thlaspi, in het Latijn Thlaspi montanum minus, verspreidt zijn bladeren ook ter aarde en heeft bladeren als gouden deurwas, maar kleiner, dan de bloemen zijn wit en de hauwtjes plat, gespleten en elk bevat twee of drie scherp bijtende zaden. Een grote soort hiervan is nu Thlaspi perfoliato folio majus genoemd’.

Doorgroeide boerenkers, Engels perfoliate of Cotswold penny cress, Duits Stängelumfassendes Hellerkraut, Durchwachsenblättriges Täschelkraut, Öhrchen-Hellerkraut, Frans tabouret perfolié.

Planten.

Planten in kalkrijke grond op matig vochtige en zonnige plaatsen.

Vermeerderen door zaaien, de planten worden niet oud.

Zaaien bij 8 graden.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/