Angelica
Over Angelica
Engelwortel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.
Uit W. Woodville.
Een geslacht van nobele kruiden die soms geplant worden voor sier.
Flinke planten met samengestelde bladeren, 1-2m.
De bloemen zijn klein, wit of groenachtig en staan in een grote bloemscherm. De vrucht is plat met zeer duidelijke ribben.
60 of meer soorten komen voor in de noordelijke gematigde streken en N. Zeeland. Twee of meerjarige planten.
Apiaceae, schermbloemfamilie.
=Angelica sylvestris, L. (uit het bos) de engelwortel (wordt ook wel verward met de berenklauw) is een water minnende tweejarige. Dat betekent dus dat het kruid het eerste jaar stengelloos is en een bladrozet met meterslange bladeren vormt die drievoudig geveerd zijn. Het tweede jaar ontstaat er een dikke, gegroefde en holle stengel met aan de top kogelronde schermen die eerst roze zijn en later wit verkleuren in juli, bloeit vrijwel de hele zomer tot in de herfst.
Kan een meter hoog worden of meer.
De stengel is roodachtig en bedekt met een wit dons wat er met de vinger gemakkelijk afgewreven kan worden.
De plant wordt 3‑4 jaren oud.
Een geurende plant, maar minder dan de archangelica.
Groeit op vochtige plaatsen, weiden, beken en oevers.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De kleine of tweede soort heet in het Latijn Angelica minor of Angelica silvestris, dat is kleine Angelica of wilde Angelica, hoewel ze niet wilder is dan de grote. Dan of deze soort van Angelica hetzelfde gewas is dat van Theophrastus Magudaris in het Grieks genoemd wordt en in het Latijn ook met dezelfde naam bekend is, te weten de tweede soort van Laserpitium, dat laten we iedereen noch wat overwegen en naarstig onderzoeken. Deze wilde Anglica wordt van Camerarius Angelica silvestris montana of berg Angelica genoemd tot onderscheidt van de andere wilde Angelica die in de hoven al te veel groeit en de andere kruiden aldaar verdrukt en van die Strentzel of Giersick in het Hoogduits genoemd wordt’.
(b) In de middeleeuwen heette het ook Fistula pastoris. Van de holle stengels werden wel fluiten gemaakt door de herders, Duitse Hirtenpfiff, Engels ait-skeiter: haverschieter, kinderen schoten haver door de holle stengels, Bachrorhr, Bangele, Buchel, Moosror, Pfissenrohr, Spickror, Sprussenrohr, Streurohr, Wasser-Pfiffen, Ziegarohrl en Ziger-Chrut.
(c) Engelse ground ash, de esachtige bladeren en wild angelica. Duits Krodeln, Wielehuolern, Lauskraut, Anejelken; uit Angelica, Erdholla; aardvlier, Hanala (huhnlein) Gugali. Wald-Engelwurz. Gewone engelwortel.
Uit J. Jacquin.
Angelica archangelica L. (aartsengel) (Angelica officinalis) (geneeskrachtig) verschijnt met grote schermen van geurende groen/witte bloemen op soms wel 2,50m hoge, gladde stelen met geweldig grote bladeren, bovenaan met grote blaasachtige bladscheden. Zeker lijken de grote schermen hemels als ze solitair geplant worden in juli.
Deelblaadjes zijn smal eivormig en zittend, soms zo dicht bij elkaar alsof ze een vleugel aan de stengel vormen, de eindstandige zijn 3 maal gedeeld, helder en glanzend groen.
Bezit een geringde en geel melksap bevattende wortelstok.
De plant ruikt aangenaam bij wrijven, kan echter bij sommige mensen huidirritaties veroorzaken.
Het is een tweejarige, wordt de stengel gesneden voor de bloem komt kan ze jaren blijven staan.
Het is een bijenplant, maar ook wespenkoningen zoeken de holle stengel op. Sommige mensen wachten hierop om die koningin in mei te kunnen vernietigen.
Houdt van wat vochtige gronden in het middengebergte en Oostzeestrand. Komt in Noordelijke gebieden voor, aan de Oostzeekust en middengebergte.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De eerste van deze kruiden wordt tegenwoordig in het Latijn Angelica genoemd of Angelica major en Angelica sativa, dat is grote Angelica en tamme Angelica omdat ze soms in de hoven gezaaid wordt, dan ze is alzo wild als de kleine die gewoonlijk wilde Angelica genoemd wordt want ze plag ook overal vanzelf in het wild voort te komen net zo goed als de kleine In Hoogduitsland noemt men het Angelick zo Leonarthus Fuchsius betuigt, in Nederland heet het niet anders dan Angelica en in Frankrijk ook angelic of angelicque. Sommige kruidbeschrijvers hebben de Angelica voor het Spondylium gehouden en noemen de tamme Spondylium sativum en de wilde Spondylium silvestre, andere noemen de tamme in het Latijn Smyrnium en Costus niger.’
Angelica stamt van het Latijnse angelus: engelen, het is een verwijzing naar de fabelachtige en engelachtige eigenschappen als medicijn. Archangelica komt van Grieks arkhangelos; aartsengel. Angelica komt van Chaldees Anegelach wat via Grieks in Latijn Angelus werd. Men vindt bij de Hebreeërs een kruid dat Abirgera heet, dat is Radix Angeli of engelwortel. Heilige Geest wortel kan ook van de Spiritus of geest zijn wat adem betekent en zo naar het gebruik Brustwurtzel omdat de engelen ook geesten zijn. Paracelsus heeft dit gewas, omdat het de mannelijke kracht tot bijslapen versterkt Cubiculam genoemd; wat tot de slaapkamer behoort.
Het leger van zekere keizer, dat door de pest was aangetast, zat in zware ellende. De keizer werd door de engel Raphael in een droom aangeraden om deze plant te gebruiken waardoor hij zijn leger behouden heeft. Symbool van inspiratie.
Dodonaeus (b) ‘Archangelica is van Lobel Noorweegse Angelica genoemd, in het Waals Angelic de Norwegen, hoewel dat Dodonaeus ook vermaant dat de andere Angelica in Noorwegen ook veel gebruikt wordt. Het is, zo het schijnt, een soort van Silphion of Laserpitium, indien het ‘t echt Laserpitium zelf niet is’. Engels Norwegian angelica.
Archangelica. In katholieke tijden werden meer planten bekend als aartsengel omdat ze in mei bloeien, vroeger het feest van de verschijning van St. Michael, 8 mei, de aartsengel. Daarom is het goed tegen heksen en betovering. The root of the holy ghost. Zijn medische waarde werd tijdens een pestperiode door de een engel aan een monnik doorgegeven.
Dodonaeus; ‘Het heet in het Hoogduits niet alleen Des Heylighen Geists wurtzel of Heyligen Geists wurtz, maar ook Engelwurtz’.
Fuchs noemde het al Heilich Geistwurzel of Dreieinigswurzel, in het Frans heet het herbe de Saint Esprit, het is de Engels holy ghost.
Engelwortel, Duitse Angelik en Engelwurz en Angelica, Franse angelique, Engels angelica en de angelica van de Spanjaarden, Portugezen, Italianen en Russen. In Boheems en Deens is het angelica, Pools dziegiel en Litouws wisstakoje.
Dodonaeus (d) ‘Het heet in Hoogduits ook Brustwurtz’.
Duitse Brustwurz is meestal voor de gewone soort, A. sylvestris, en aan Meisterwurz, Peucedanum ostruthium gegeven.
In Fins is het vinnputki, in Sami (Lappen) fdnu, boska en rossi, in Zweden kvanne, in Noorwegen kvann en in IJsland hvnn.
Historie.
(411) De engelwortel is van plantengeografisch standpunt uit een Euro/Aziatische plant die in Midden-Europa haar verspreidingsgebied heeft en in de Karpaten en oostelijke deel van de O. Alpen, het Duitse Midden gebergte en Noord Duitse vlakte voorkomt. Zeer verspreidt is ze ook in Scandinavië. Als noordelijke plant was ze bij de ouden niet bekend hoewel enige schrijvers uit de 16de eeuw de bij Dioscorides beschreven schermbloemige ook de engelwortel willen rekenen. Daartegen was ze in de Noorse landen en vooral op IJsland en Noorwegen zeer geschat en is waarschijnlijk al vroeg als cultuurplant gekweekt wat blijkt uit beschrijvingen van de 12de en 13de eeuw.
In IJsland stond de wortel onder bescherming van het bestuur, het was verboden haar uit vreemde grond en bodem uit te graven. Nog lang was ze als spijs zeer geschat bij de Lappen. Ze verzamelen de jonge bloemen, hakken die en koken het met rendiermelk tot een goede substantie en vullen met die massa rendiermagen en hangen het te drogen op om ze tot het volgende jaar goed te houden. Als zo’n maag geopend wordt ziet het binnenste er als kaas uit en geldt voor een zeer aangename spijs. Een fluitachtig instrument met een klarinetachtig geluid kan er van de holle stengels gemaakt worden, mogelijk een speelgoed voor kinderen.
Linnaeus vermeldde dat de Sami mensen het in rendiermelk gebruikten en veel voor hun gezondheid deed. Ook bij de Groenlanders is de Rikli en wel de stengel, bladstelen en wortels een heerlijke groente. De stengels in schijven gesneden en met boter gegeten is een aangename spijs.
Op de Scandinavische markten was ze sinds de 10de eeuw, wel gelijk met de verovering van IJsland door de Vikingen. Die brachten de plant in de 10de eeuw ook naar Europa en kwam het in de kloostertuinen in de latere Middeleeuwen, vooral de Benedictijner en Kartuizerkloosters teelden die vooral. Toen kwam het verhaal van een engel bij een pestepidemie en kauwden artsen op de wortel om ze voor die plaag te behoeden. Nog in 1771 gaf de Franse auteur Autor Buchoz zijn lezers raadt om bij pestepidemie de kleding met poeder van engelwortel te bestrooien.
In de volksmedicijn werd ze als tegenmiddel tegel Atropa en alcoholvergiftiging gebruikt. Tabernaemontanus, New Kreuterbuch, 1588, ‘Wann einer von einem wtenden Hundt gebissen worden were/ der nemme Engelwurtzkraut und Wurtzel unnd thue darzu Rauthen. Zerstoss diese Stck wol unnd mach mit Honig ein Pflaster darauss/ streichs auff ein Tuch unnd legs ber den Schaden/ das zeucht alles Gifft heraus.’
In midden Duitsland wordt het sinds de 14de eeuw gekweekt. De kruidboeken van de 16de eeuw roemen het als een preservativum in de tijd dat de pest heerst en vooral om gif uit te trekken wat wel komt van de etherische olie. Niet alleen tegen pest en besmettelijke ziektes, maar ook tegen boze invloed. Als je dit kruid bij je draagt zal je voor allerlei toverij bevrijd zijn. B. Carrichter zegt in de 16de eeuw over de heling van ziektes die door betovering, incantatio, bezocht zijn en beveelt een drank aan uit radix angelicae en Herba trichomanes voor verheffing van impotentie die aangetoverd is. De Muncher pater Don Ferdinand Sterzinger schrijft in een schrift dat wie de heiliggeistwurzel bij zich draagt door alle mensen geliefd wordt, hetzelfde van de maggi plant. In 1602 werd het geïntroduceerd te Niort, Frankrijk, die net veel geleden had van de plaag en is sindsdien populair. Het wordt gebruikt om likeuren of aquavit te laten geuren als Chartreuse, Benedictine, Vermout en Dubonnet), omeletten en forellen en als jam. De lange groene stengels worden ook gedroogd, met kandij bestrooid en gebruikt als versiering.
A. archangelica, ofwel de engelachtige engelwortel, radix angelica, therikawortel; antimiddel, de grote engelwortel, levert het hoofdbestanddeel van de een universeel middel teriakel. Die werkt in dosis van 2 gram meermaals dagelijks als urine afdrijvend en stimuleert de eetlust, kalmeert het hart en versterkt de zenuwen en verdrijft de slapeloosheid, aambeien en helpt tegen geelzucht.
Het is een specerij die als prikkelend middel op de maag en darmkanaal werkt. De Duitse naam Brustwurz wijst op zijn gebruik tegen borstpijnen. Als badkruid wordt er 250 gram op een bad gedaan.
Gebruik.
Ze werden wel gegeten met brood en boter als een soort selderij. De jonge scheuten en ribben van de bladeren worden wel gekonfijt en in Parijs als een geliefde groente, tuyaux d’angelique, verkocht. Bij jonge planten worden de stengels wel in stukken gesneden en gaargekookt, dan flink suiker erbij en zo verwerkt in suikergebak, vruchtenbowls en salades.
De wortels en de vruchtjes zijn oliehoudend en worden gebruikt in likeuren, als absint en chartreuse. De zaden helpen om jenever te geuren. Het is een vervanger van benzoin vanwege de geur en zo gebruikt in parfumerie. Er wordt verondersteld dat sommige Rijnse wijnen, met hun heerlijke muskadelgeur, te danken is aan een geheim gebruik van de engelwortel.
De Laplanders, waar het veel voorkomt, eten het op verschillende manieren. Ze geloven dat deze plant hun leven verlengd en kauwen het daarom als een tabak. Ze mengen het met hun brood, ook vanwege de geur, en denken dat het hun bevrijd van ziektes en pest. Het is zo krachtig en vrijwel gelijk als de mistletoe, dat als je het boven de nek hangt van een heks, ze je niets kan doen. In Lapland werden poten met deze plant gekroond voor inspiratie vanwege zijn geur. Het is een kruid van de Zon in de Leeuw, verzamel het kruid in die tijd in het uur van Jupiter. Culpeper verwacht er ook wonderen van.
Het gebruik was vroeger zo. (164, 311, 309) “Deze wortel van Angelica opent, ontdoet, maakt dun, verteert, laat zweten, weerstaat allerhande vergif en geneest alle pestachtige en besmettelijke ziekten als men het op tijd gebruikt. Dan men geeft gewoonlijk het poeder van die wortel de zwaarte van een drachme of vierendeel lood met zwakke wijn te drinken of indien de koorts krachtiger en geweldiger is met gedistilleerd water van Cardobenedictus of van tormentil met wat azijn en soms mengt men dat poeder met wat teriakel dat van adderslangen gemaakt is. Die wortel nuchter ingenomen of gekauwd, ja alleen in de mond gehouden bewaart en beschermt de mens van de haastige ziekte en belet alle hindernis die hij door venijn of enige kwade lucht zou mogen vatten.
Ze is ook zeer goed om de taaie en rauwe vochtigheden tot rijpheid te brengen en maakt dat de dikke slijmerigheid die in de borst en in de longen steken en vast blijven gemakkelijk rijzen en zeer los worden en bekwaam om uitgespuwd te worden.
Men houdt het ook zeer goed om de lever en de milt te openen en van verstopping te lossen en om de lang achterblijvende maandstonden van de jonge maagden tevoorschijn te laten komen en te verwekken en om de nageboorte uit te drijven.
De wortel gekauwd en in holle tanden gestoken verzoet de tandpijn en maakt zeer goede adem, ja ze verduistert de stank van look en ui die men tevoren gegeten heeft en beneemt de kwade reuk van de adem.
Sommige willen ook verzekeren dat deze wortels zeer goed en krachtig zijn om alle toverijen, belezingen en vervloekingen van kwade mensen te beletten als men die over zich draagt zoals Fuchsius verhaalt.
Dan die van Noorwegen en IJsland weten noch meer nuttigheid uit dit kruid te rapen want ze nemen de stelen ervan en trekken de buitenste stelen af en eten ze in plaats van andere spijs want ze zijn zeer goed van smaak en de tong en vooral van hongerige mensen zeer aangenaam wat ik begrepen heb van geloofwaardige lieden die het in de Noordse landen door hongersnood gedreven zijn gegeten hebben.
De wilde Angelica is alle man in Engeland bekend, zegt Lobel, waar ze die graag gebruiken in sommige sausen en bij de spijs want ze verbetert en verteert de overvloedigheid van de grove taaie vochtigheden en ook de stinkende adem die door ongesteldheid van de maag komt en ook wordt ze meer gevonden en is lieflijk.
Legende.
De engelwortel zou ontstaan zijn toen een arme bakker diep in de put zat. Aan een hoogstaande familie moest hij gebak leveren en had geen geld meer om aan zoetigheden te komen. Toevallig kwam er net een engel voorbij(?) die hem op een plant wees, waarvan de bladstelen gekonfijt konden worden. Tevens wees ze hem op de geneeskrachtige eigenschappen. Blijkbaar was die ene uitleg aan die bakker nog niet voldoende, want er bestaat ook nog een aartsengelwortel.
Met zulke verbindingen was de plant bestemd tegen heksen en duivelse geesten, ook tegen hun betoveringen en heksenwerk. Het was een complete bescherming tegen ziektes. Met zulke dubbele engelentitels moeten we wel een van de meest krachtige planten in huis hebben. Machtige krachten tegen dreigende heksenkrachten zoals te verwachten valt van de wortel van de Holy Ghost.
Uit C. Millspaugh.
Angelica atropurpurea, L. (donker purper) Amerikaanse engelwortel is minder vertakt en wat bleker van kleur dan de Europese soort, paarsachtige wortelstok.
De schermen groen-witte bloemen bloeien van mei tot augustus.
Groeit op vochtige plaatsen en komt voor van Newfoundland tot Iowa.
Sommige Indianenstammen in Canada pleegden zelfmoord met een engelwortel met giftige wortels. Dat zal wel van de water hemlock of giftige scheerling zijn waar ze veel op lijkt.
Het werd door de Indianen gebruikt om hun handen mee in te smeren omdat de geur vissen en wild zou aantrekken. Het werd gerookt tegen verkoudheid.
Roodstelige engelwortel, Engels purplestem Angelica of Alexanders.
Uit www.mailorder.crug-farm.co.uk
Angelica anomala Av-Lall (onregelmatig, van de vorm afwijkend) en Angelica pubescens Maxim (zacht behaard) (Angelica polyclada) (veel vertakt) zijn afkomstig uit Japan. In Japan heet het Shishiudo.
Het is een kruidachtige, meerjarige plant die 1-2 m hoog wordt met driemaal verdeelde bladeren tot 1 m lang, blaadjes zijn 5-10 cm lang.
De bloemen zijn wit en staan in grote schermen. Duo huo.
Angelica sinensis Diels. is als kruid inheems in China.
De wortel staat in het Chinees bekend als dong quai of danggui; vrouwelijke ginseng, Chinees: Hanyu Pinyin: dāngguī) en wordt algemeen gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunst voor geslachtsaandoeningen, vooral als urine drijvend middel bij vrouwen en menopauze, hoge bloeddruk. Het is een van de weinige niet dierlijke bronnen van vitamine B12. Het wordt ook als afrodische middel gebruikt. Ook in Korea is het een traditionele medicijn en bekend als danggwi.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl