Citrus
Over Citrus
Citroen, sinaasappels, limoen, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Kleine altijdgroene en meer of minder doornige struiken of bomen die gekweekt worden om hun eetbare vruchten, ook vanwege de aantrekkelijke bladen en bloemen, 5-15m.
Bladen met oliepuntjes, altijdgroen en meestal drietallig en soms met gevleugelde bladsteel en eenvoudig gevormd.
Dorens zijn meestal aanwezig in de oksels van de bladeren.
Bloemen staan in groepen, zelden alleenstaand in de bladoksels of in kleine eindstandige trossen, wit of roze purper in knop. Tweeslachtige bloemen met 5 kelk en kroonbladen, 8-10 behaarde meeldraden en bovenstandig vruchtbeginsel. Vrucht een oranje/gele bes met een leerachtige schaal.
Rutaceae, Aurantiaceae.
Een geslacht van een 16 soorten, inlands in tropisch en subtropisch Azië en de Maleise archipel.
Uit F. Vietz.
1. Citrus medica, L. (uit Medië) is een heester of kleine boom met onregelmatige kroon van 3m hoog.
Er staan doorns in de bladoksels, de twijgen zijn paarsachtig.
De violette bloemen staan in groepen van 3-12 in de bladoksels.
Vruchten zijn 15-25cm lang bij 8-15cm breed. De schil is dik.
De boom houdt van een wat hoge luchtvochtigheid.
De citroen wordt als boom veel geplant vanwege zijn heerlijk geurende bloemen. De geur ervan wordt door de reizigers in het Oosten zo typerend gevonden voor die streken. De bloemen van deze en verwante soorten worden dan ook wel in de parfumindustrie gebruikt. Een opvallend kenmerk van deze planten is dat ze gelijk bloeien en vruchten dragen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Het eerste geslacht van deze bomen wordt in het Grieks Malus Medice en Malus Citria genoemd, dat is in onze taal citroenappelboom. De Griekse naam is Melon Medicon of Melon Citrion, de Latijnse Malum Medicum of Malum Citrium of ook Citromalum. Empyltanus, daar Athenaeus van schrijft, verhaalt dat Jubas de koning van Mauritanië van dit Malum Citrium vermaand heeft en zegt dat die appel daar Malus Hespericum genoemd wordt. Galenus zegt dat men hem niet meer Malum Medicum noemt, maar alleen Citrium of Malum Citrium en voegt er noch bij dat diegene die hem Medicum noemen niets anders zoeken dan zo te spreken dat niemand hun verstaat. De vruchten heten in het Nederduits citroenen of citrineappels, in het Hoogduits Citrin opffel en Citrinaten, in het Frans citrons, in het Italiaans citrone en citroni, in het Spaans cidras, in het Engels citroen appel, in het Boheems cytrynowe labiko, in het Engels citron tree, in het Hoogduits Citron, in het Latijn Medica malus, Malus Persica Theophrasti sorte, Malus Assyriaca Plinij, Malus Hesperia, Malus Citria, Citrea en Chrysomela Athenaei.en in de apotheken Citrones.’
Citrus, van Perzisch. kitt. Het is ook de naam van een geurende Afrikaanse houtsoort en later werd de citroen zo genoemd. Die tweede eigenschap van de medische appel, om ongedierte te verdrijven, gaf het de Latijnse naam Citrus, Malum citreum. Het Griekse woord kedros, waarmee eerder geurend en onverwoestbaar coniferenhout, dat zelfs de wormen weerstond en de klederen ervoor vrijwaarde, was in Italië door populaire vervorming tot citrus geworden. De kedros betekende bijzonder dat uit Afrika ingevoerde coniferenhout (zie Callitris) die met zijn aromatische geur de motten, de erfvijand van de woldragende volkeren van de oudheid, ver van de kleedkisten hield.
Dodonaeus (b) ;In het Italiaans cedri en cedromela, in het Spaans worden ze cidras en cidreda genoemd.’
Omdat de medische appel ook in de kleedkisten gebruikt werd, werd de vrucht in de voorstelling van het volk de vrucht van de kedros, de citrusboom, en zelfs zo afgebeeld. Zo werd het de citroen, citrone, cedratboom en citronatboom.
Bij Hildegard heet het Bontziderbaum, in midden-Hoogduits Cerderappel, Citer, Citrineppel, Citrin Opffelbaum of Pomacedern. In Frnas citronnier.
Er wordt sukade van gemaakt, sukadeboom.
In de middeleeuwen was het wijd verspreid en in 1800 vrijwel onbekend.
Dit was de Citrus medica ‘Cedra’, nog heet het gewas in Italië cedro. Deze vorm wordt in de Perzische provincie Gilan (deel van het oude Medië) nog geheel in de vorm gevonden zoals Theophrastus die beschrijft. En op deze vrucht alleen passen de gezegden uit de oudheid. De vrucht zou door de Joden na hun gevangenschap uit Babylon meegenomen zijn. Vanuit Palestina is het gewas naar Italië gebracht door de Romeinen.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 310) ‘De schillen van citroenen weerstaan alle venijn en vergiftigheid en daarom worden ze soms bij sommige soorten van teriakels en diergelijke composities gemengd. Het merg van de citroenappels of het sap ervan alleen gebruikt is zeer goed tegen alle venijnige of besmettelijke en pestachtige ziekten die dat van zijn eigen aard en van zijn gans wezen of gestalte weerstaat en overwint.
Die gekauwd of in de mond gehouden maken een goede en zoet ruikende adem. Die alleen of met suiker gekonfijt en gegeten verwarmen de maag en versterken die als ze verkouden is en laten de spijs verteren.
Het vlees dat onder de voor vermelde citroenschorsen schuilt en wit, vast, hard en stevig is wordt soms voor spijs gebruikt en brengt het lijf een dik, grof, koud en slijmerig sap of voedsel bij. Galenus verhaalt dat het van sommige met Garum, dat is vispekel of andere pekel en met azijn gegeten wordt om het enige smakelijkheid te geven en zegt dat het zo ingenomen gemakkelijk verteerd wordt. Maar tegenwoordig plag men dit vlees te konfijten en in suiker te bewaren en zo bereidt is het aangenamer van smaak en wordt veel gemakkelijker verteerd en geeft meer voedsel en tenslotte is het niet zo onderhevig om enige verstoppingen of obstructie in het lichaam te veroorzaken.
Het binnenste sappige doorschijnende merg dat met scherpe of zure vochtigheid vervuld is, is niet geschikt om te eten, schrijft Galenus. Dan tegenwoordig gebruikt men dat dikwijls voor een saus als azijn of sap van onrijpe druiven en zo ingenomen kan het de hete of galachtige vochtigheden die in de maag liggen krachteloos maken of bedwingen en laat de verloren lust om te eten wederkeren en is de maag aangenaam en lief.
Hetzelfde citroen sap versterkt ook het hart, het verkoelt en maakt dun en fijn alle grove dikke slijmerigheden en taaie of lijmachtige klevende vochtigheden.
Rouw gegeten worden ze traag verteerd en zelfs die ze tegen de nacht eten krijgen er een bezwijming in het hoofd van, dan in schijven gesneden en met suiker bestrooit of ook gekonfijt mogen vrij van alle mensen gebruikt worden en vooral als men er vers violensuiker na eet, andere eten de schors en het zaad er na. De zwangere vrouwen eten ze om hun onredelijke lusten en appetijt te verdrijven. Het binnenste merg alleen of het sap met suiker vermengt voedt wat, maar maakt krampen in de buik, doch is goed tegen pestachtige en hete koortsen en verslaat de dorst. Dit sap is ook goed gebruikt om de rimpels van de handen te laten vergaan, dan om de roodheid van het aanzicht zal men het wassen met water daar kaf of stro van gerst of haver in gekookt is en daarna stoven met sap van citroenen, dan tot de gebreken van de ogen is het te krachtig. Het zaad verwekt de maandvloed en laat misvallen, hetzelfde weerstaat alle vergif, verkwikt het hart, maakt lust om te eten en verslaat de dorst. De bloemen worden gekonfijt en gedaan bij de dingen die het hart versterken of er wordt tot dat doel een welriekend water van gemaakt dat in Italië acqua nanfa of acqua Napha heet. De olie die op dat water drijft is zo krachtig dat een druppel er van de flauwe mensen laat bijkomen. De bladeren geven de kleren ook een goede reuk en bevrijden ze van de motten en gewormte.
Van dezelfde kracht is het sap van de zure oranjeappel. Zij zijn allen zeer nuttig om de ziekte die van kwade of bedorven spijs en stinkend water gekomen is te genezen. Zo lezen wij van onze reizen op Oost‑ Indië dat zo gauw de schepen een eiland aan doen daar citroenen of oranjeappels groeien en het scheepsvolk dat van de scheurbuik onbekwaam was om wat te doen terstond genezen en fris en gezond tot hun werk keert. Citroen en oranjeschillen zijn warm en droog, liefelijk van reuk, beschermen het hart en ander voorname delen, weerstaan de verrotting en het venijn.
Van citroenen en limoenen gebruiken wij in onze spijs niets anders dan het sap. En zo gebruikt kan het de hete of galachtig vochtigheden die in de maag leggen krachteloos maken of bedwingen, laat de verloren eetlust weerkeren en is de maag zeer aangenaam en weerstaat het vergif zoals Atheneus met een vreemd voorbeeld bevestigt van twee misdadigers die naar de wetten van Egypte verwezen waren om aan de adders overgegeven te worden en onderweg van een waardin uit medelijden elk een citroen kregen die zij opaten en daarna werden ze gebeten van de venijnige en vinnige slangen en leden geen schade. Waarover de rechter verwonderd was en begreep dat zij een citroen gegeten hadden en liet de volgende dag de ene een citroen geven en de anderen niet en beide op de gerechtsplaats komen en diegene die de citroen gegeten had gebeurde niets kwaads, maar de andere werd terstond na de beet van de adder gans blauw en stierf dadelijk.’
Gevangenen die tot de slangenbeet veroordeeld waren namen daarvoor citroenen in en bleven zo gezond waarmee de autoriteiten een probleem hadden omdat ze vanwege de wet gebeten waren, waren ze eigenlijk dood. ‘Zo schrijft Theopompus, dat de tiran Clearchus, als hij zijn onderzaten door vergif wreed om liet brengen, door hulp van de citroen dikwijls tot zijn voornemen niet en kwam.
Teelt.
Zo was de teelt vroeger. (Dodonaeus) ‘Sommige sluiten de jonge vruchten in aarden vormen van zo’n vorm als ze willen en laten ze daarin totdat ze rijp beginnen te worden. Aangaande de teelt van deze bomen zo is het dat de citroenbomen die op oranjeboom is gent vele vruchten dragen zal en ook vrezen ze de koude dan niet zo zeer. Dan omdat deze boom vruchtbaar is zal men een groot deel van de vruchten afplukken en dan zullen diegene die daaraan blijven veel groter, mooier en beter worden. Andere planten er altijd kauwoerden bij, andere leggen as van de kauwoerden rondom de wortels. Men moet de overtollige scheuten en takken goed snoeien. Enige zeggen dat ze roodachtige vruchten dragen als men ze op een granaatboom of moerbeiboom ent.’
Historie.
De citroen zou oorspronkelijk groeien in India en mogelijk ook in China en naar Perzië en Medië verspreid zijn.
De oudste verhandeling over Citrus is van Han Yen Chih uit de jaren 1174 en 1189 v. Chr. In de tijd dat in Europa het type kruidboeken zich nog moesten ontwikkelen, is hier een moderne cultuurbeschrijving gegeven waarin kwekerijmethoden, onderhoud en ziektes beschreven werden. Hij beschreef reeds 27 var. van zure en zoete sinaasappelen en van mandarijnen. Ook beschrijft hij citroenen, kumquat en Poncirus trifoliata. Overigens worden Citrusvruchten, sinaasappel en pompelmoes reeds omstreeks 2000 v. Chr. in de Chinese literatuur genoemd en zijn van nog veel vroegere tijden nagespeurd.
Door de krijgszuchtige Alexander de Grote maakten de Grieken kennis met een wonderboom met gouden doch oneetbare appelen die Theophrastus voor het eerst beschrijft. Hij noemt ze oneetbaar, maar medisch zeer bruikbaar, tegen slangenbeten en jicht.
De appel kwam als Medische (uit Medië) appel na de stichting van het Griekse rijk in Voor‑Azië op de Europese markt en werd met de Hesperiden-appel vergeleken.
Theophrastus beschrijft het gebruik in kleden tegen de motten en als tegengif. Gekookt en het vlees in de mond uitgedrukt geeft die een aangename adem. Hij geeft ook een hele cultuurbeschrijving. (Dodonaeus) Dat deze vruchten eerst uit het landschap Media in Italië gebracht zijn dat betuigt Plinius duidelijk genoeg en ook Vergilius in het tweede boek van de Georgica die aldus van Malus Medica schrijft: ‘Cedia heeft onaangenaam sap en wrang van smaak in zijn gelukkige appel die alle dingen te boven gaat tegen het kwaad dat iemand door het drinken van enig vergif zou mogen voelen, want het sap van deze appel helpt hun in korte tijd en drijft al het vergif uit het lijf. Deze boom (voegt dezelfde Vergilius daarbij) is groot en in het aanzien de laurierboom heel gelijken tenzij dat hij een anderen reuk ver en wijdt van zich verspreidt zou men hem voor Laurus mogen houden, zijn bladeren vallen door geen wind af en zijn bloem houdt zeer vast aan de struik en valt ook niet gauw. De inwoners van het landschap Medië maken daarmee een goede adem en verdrijven de stank van de mond en geven het aan de benauwde oude lieden die hun adem niet goed herhalen kunnen.’ In deze zorgvuldige beschrijving missen we echter een ding, namelijk dat de vrucht naar grootte, vorm, kleur en van binnen niet beschreven is. Kende men die vrucht al, zodat die niet beschreven hoefde te worden? Bij Antiphanes zou een gedicht daarop kunnen slaan en hij stierf voor de veldtocht van Alexander.
Eetbaar was de vrucht niet. De door Theophrastus opgesomde eigenschappen als gebruik tegen ongedierte en reiniging van de adem, gifwerend en dergelijke, werd in het avondland later de algemeen gevolgde opvatting. De citroen plag eertijds alleen te groeien in Media, een provincie van Azië, dan is daarna door Palladius in Italië gebracht.
Maerlant, ‘Medica, zoals Plinius zegt, is een boom die te groeien pleegt in geen land en in geen plaats, dan in Perzië of Medië.. Zijn bladeren zijn medicinaal voor hem die verkouden zijn, alle maal, van reuk zijn ze zeer goed. Hun gebruik is dat men ze doet onder klederen om zoet te blijven en omdat ze wormen zullen verdrijven. Deze dragen appelen ten alle tijden en als de ene rijpt en weg is gegleden zitten daar andere volwassen aan en jongere komen dan uit. Men eet deze boom niet om de vrucht, maar men houdt ze om hun zoete lucht en om medicijnen mede zoals men al lang doet in hun plaatsen.’
(164) ‘In oude tijden, als Theophrastus in zijn 4de boek schrijft, plag men de citroenappels niet te eten, dan ze waren toen alleen geacht en gezocht vanwege hun goede reuk en daarom legde ze die tussen de kleren om die van de motten en schieters te bewaren en te bevrijden, ze gebruikten ze ook in grote nood tegen alle dodelijk vergif om welke kracht ze ook het meest bekend of veel geacht waren, zoals we boven uit de gedichten van Vergilius ook betoond hebben.’ Een 400 jaar later werd het door Plinius beschreven als nata Assyria malus.
De vrucht kwam in de tijd van de eerste Romeinse keizers naar Italië. Plinius verhaalt van pogingen om levende planten in potten over te brengen, maar het groeit alleen in Medië en Perzië, zegt, elders wil het niet groeien. Een honderd jaar na Plinius zou het gewas de tuinen al versierd hebben. Florentinus beschrijft in de 3de eeuw na Chr. de cultuur van de kitreai, zoals die nu nog in Italië gekweekt wordt. Naar Palladius, 4 eeuw na Chr., groeide het op Sardinië en bij Napels in de winter en zomer onder de vrije hemel.
Nog steeds zou de vrucht een gifwerende werking bezitten en bovendien werd het tot voor kort als middel tegen scheurbuik gebruikt. Nog wordt er een sukade uit gemaakt zoals in Groninger koeken.
Bijbel.
Citrus medica var. etrog, Eng . is de gewijde citrus of Etrog van de Joden. (Citrus medica 'ethrog.'
Deze vorm was in Z. Babylonië al 4000 jaar v. Chr. bekend, maar de Israëlieten vereerden die pas 458 v. Chr. Josephus maakte melding van een voorval in de oudheid waarbij Alexander de Grote met de Joodse hogepriesters op het altaar stond en er een oproer uitbrak onder de bevolking die naar hem met citroenen gegooid zou hebben. Dit zou de verboden vrucht van de Joden zijn en komt zo voor in Lev. 23:40/44, takken of vruchten van schoon geboomte. Het gewas wordt nog steeds volgens het gebod gebruikt op het Loofhuttenfeest en soms bij de eredienst in de synagoge als een toonbeeld van de vruchten die God aan de mensen gaf. Zou het gewas reeds in Israël bekend zijn geweest, dan had Alexander de Citrus niet in Medie ‘ontdekt’, maar in Isral en dan was de vrucht zeker ook al eerder beschreven zijn geweest vanwege het drukke handelsverkeer met de M. Zee. Volgens anderen kwam de plant daar al in oude tijden voor omdat het ook in Egypte schijnt voor te komen waar archeologische bewijzen zijn dat ze daar was sinds de tijd van Thutmosis III. Weer anderen menen dat het om een vrucht van Pinus of Cedrus handelde (vergelijk de afkomst van de naam). De citroen wordt al genoemd in de Torah voor ritueel gebruik tijdens het feest van het Tabernakel, Leviticus 23:40. Er wordt verondersteld dat de Joden het meenamen uit Egypte waar archeologische vondsten ervan zijn sinds de tijd van Thutmosis III.
De naam die gebruikt is in Leviticus 23: 40 is Peri es Hadar, dat wil zeggen 'een vrucht van een prachtige boom’. Het woord hadar betekent letterlijk pracht of pronk en slaat niet op de soortnaam. De naam kwam al eerder voor als een van Ismahel’s zonen. (zie Musa)
Deze Etrog groeide veel op Corfu en na de anti‑Joodse demonstraties in 1891 aldaar werd de vrucht meestal uit gehaald Palestina, waar de inwoners ze gebruikten om er salades van te maken.
Uit B. Van Nooten.
Citrus medica var. sarcodactylis Swing., (vlezige vinger of dadel) is een geurende citroen.
Een struik of kleine boom waarbij de onregelmatige vertakking met dorens bezet is
Grote ovale bladeren zijn licht groen.
Bloemen zijn wit of purperachtig en staan in geurende trossen.
De vrucht is een citroen en verdeeld in vingerachtige secties, zaad en saploos, zeer geurend en gebruikt voor persoonlijke geur, kleding en kamers.
Er kan sukade van gemaakt worden en gebruikt in salades of over vis.
Komt uit N. India en zou de eerste citrusvrucht in Europa geweest zijn en meegebracht door de Grieken en Romeinen.
De vrucht wordt als offer in Boeddhistische tempels gegeven.
Volgens de traditie profeteert Boeddha in een positie waar ze meer op een gesloten dan open hand lijken, een gesloten hand symboliseert hem in gebed.
Boeddha’s Hand, Buddha’s Hand citron of Fingered citron.
Uit Matthiola.
Citrus x paradisi, Macfad. (van het paradijs) is de grapefruit. De Engelse naam grape betekent druif, omdat de vruchten vaak gevormd worden in trossen van 3‑12 stuks als een druiventros.
Dit is een grotere boom dan vorige, 5-6m of meer, lijkt veel op de pompelmoes, Citrus maxima (Citrus grandis).
De bladeren zijn dun en donkergroen, 15cm lang.
De bloemen zijn wit.
De vrucht heeft een gele schil en heeft een diameter van 10-15cm.
Het vruchtvlees is een gele of roze in segmenten verdeelde pulp.
De grapefruit is vermoedelijk omstreeks 1800 op Jamaica of Barbados ontstaan uit de pompelmoes met sinaasappel, daarvoor was het een sierplant. De vrucht is voor het eerste gedocumenteerd in 1750 door Rev. Griffith Hughes die vormen van Barbados beschreef. De naam C. x paradisii kreeg het in 1830. Nu is het een van de ‘seven Wonders of Barbados. ‘En is er een hybride met de pomelo die bekend is als C. maxima, en andere hybriden.
Grapefruits hebben een wisselwerking met verschillende geneesmiddelen en remmen de werking van sommige enzymen. Ze worden ook toegepast in vermageringsdiëten, in de veronderstelling dat ze de stofwisseling en vetverbranding bevorderen.
Verboden vrucht. In de dikke schil zie je een spleet die op een beet lijkt. Van de slang? De slang met de appel in de bek is het symbool van het kwaad.
Citrus ponum, ‘Adamii’ mogelijk Citrus media) (vrucht en Adam, Adamsappel) de vrucht hiervan is eivormig met een goudgele schaal. Dit zou, volgens de Talmoed, de adamsappel zijn.
Maerlant spreekt over de Adamsboom; ‘Arbor ade, dat is bekend, is een boom in de Oriënt die Adams boom heet zoals ons zegt Jacob van Vitri. Omdat ze vele mooie appelen dragen die van kleur geel zijn en elke appel is gebeten zodat men zien mag en weten dat God in het aardrijk van Adams zonden duidelijk getuigt’.
(Dodonaeus) ‘Dit geslacht is van sommige Malus Assyria genoemd, dat is appelboom van Assyrië, en de vrucht Pomum Assyrium, dat is appel van Assyrië, dan de Italianen noemen het gewoonlijk lomio of ook pomum Adami, dat is Adamsappel, omdat het onervaren gewone volk gelooft dat dit de appel is daar onze aller vader Adam in het Paradijs eerst van at tegen het gebod van God en daarom zeggen ze dat de kloven die in de schillen van deze appels gezien worden de tekens zijn van de beten die hij daarin gaf. Maar andere willen zeggen dat de echte appel daar Adam in beet niet deze tegenwoordige appel is, maar die soort van appels die in het Arabisch Musa of Mosa genoemd wordt daar Avicenna in het 395ste kapittel van vermaant. Immers, zoals Andreas Thevenetus betuigt, die Musa wordt van sommige Joden gehouden voor de appel die Adam eerst proefde en tegen God gezondigd heeft’.
De Adamsappelboom wordt in Spanje toronjas en in Portugal zamboas genoemd en in Italië pomo di paradiso, pomi Adamo of pomi d’Adamo en ook lonie, in het Latijn Malus Assyria en Pomus Assyria en daarvan (mag men zeggen) komt de Franse naam pomcires of poncires’.
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Uit deze oranjebloemen wordt ook een zeer welriekend water gedistilleerd waarvan een anderhalve ons tegelijk ingenomen de mens laat zweten en de koortsen verdrijft. Adamsappels, zoveel als hun bitter en zuurachtig sap aangaat, schijnen de limoenen van aard en ook van krachten gelijk te wezen, doch in alles zwakker en slapper in het werken dan die. Deze Adamsappels zijn niet zeer nuttig om rouw te eten, noch om te konfijten, maar de stammen dienen om citroenbomen, oranjebomen en limoenboom en hun medesoorten (die andere ook poncyren noemen) daar op te enten die op deze boom uitermate goed groeien en vooral de oranjes.
De Adamsappels dienen meest om de handen te wassen en om in de handen te dragen vanwege haar lieflijkheid en goede reuk. Is het dat ge de Adamsappel overdwars snijdt en met klein gestoten zwavel bestrooit onder hete as braadt en dan daarmee strijkt op een lichaam dat met meelachtige zeren gekweld is, ge zal het genezen en net zo ook allerlei schurft en jeuk als men die daarmee strijkt eer men te bed gaat. Dezelfde en zoals tevoren verwarmt of gebraden laat de smart van de aambeien vergaan als die eerst met populierzalf bestreken zijn’.
2 . Uit R. Wight.
Citrus aurantifolia Swingle (blad als Aurantium of sinaasappel) (Citrus x limonia, Osbeck. (Citrus medica var. limon, L.(lemon) Takken met korte dorens.
Het elliptische blad is een 10cm lang, leerachtig en aan de randen getand.
De bloeitijd, voornamelijk in M. Zeelanden, is in april/mei, maar daar tref je het gehele jaar door bloeiende en vruchtdragende bomen aan. Bloemen zijn aan de buitenkant wat violet.
De ovale vrucht is geel en het vruchtvlees wat groenachtig/geel. De hoofdoogst is in oktober. De vruchten van de hoofdoogst heten limoni, de volgende maggiolini en biancuzzi. De citroen die wij nu kennen bevat veel meer sap en is deze soort.
Het is een boom met half open kroon die 5m.hoog wordt.
Een goed gekweekte boom kan 800-1200 zelfs tot 2000 vruchten leveren.
Uit Z.O. Azië.
‘Meyer’ wordt gebruikt als potplant.
De bladeren zijn 10cm lang, ronde en licht gele vruchten met een dunne schil, 8cm groot.
‘Ponderosa’ heeft veel grotere oranje/rode vruchten.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Het tweede geslacht heet in het Latijn Pomum Limonium of Limonium Malum, in de apotheken Limones en in het Nederduits limonen of limoenen, in het Frans limons, limones in het Spaans en limonera en in het Engels limon tree’.
De limone van het zuiden, limone, Engelse common lemon tree, Duits Limanien. De vrucht heet zo naar het Arabische limun, dat uit het Perzisch limu en indirect uit het Indische limu stamt en daarmee is tevens de herkomst aangegeven. Key lime vanwege zijn groei in Florida Keys en worden gekweekte Mexico, Mexican lime, West Indian lime of Bartender’s lime.
Dodonaeus (b) ‘Haar vrucht heeft geen of heel weinig kernen en de schorsen zijn bleker dan de citroen die naar het groene trekken en hebben pukkels gelijk tepels van de borsten. Een soort is heel zoet, doch veel kleiner die limones dulces heet. Een ander heet limones prenados omdat de vrucht noch een andere kleine vrucht in zijn buik heeft, dan die heeft Clusius zelf niet gezien. Een andere soort heet limones de figuras en deze is heel vlezig en zonder sap en van verschillende gedaante of vorm zulks als in Calabrië van de landlieden veel gegeten wordt. Een andere is de grootste van allen en haar vrucht is van grootte de allergrootste citroenappel gelijk, dan de schel is niet zo dik en goudgeel van kleur en van binnen niet zo zuur als de andere en zo’n soort is van sommige ook pomeires of poncyres genoemd, want ze zeggen dat de poncyren zeer goed van reuk zijn (en dat Melissa daarom Poncyrade heet) maar laf en zoet van smaak en dat ze tweemaal zo groot zijn als de limoenen en de gedaante hebben van de komkommers en de schil van een duim dik en daarom is het dat men haar schil met zout of suiker eet of met zout en azijn, dan gewoonlijk worden de Adamsappels poncyren genoemd’.
Key lime, Mexican lime, West Indian lime of Bartender’s lime, naam naar Florida Keys en de smaakmaker in key lime pie.
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘De limoenen zijn de citroenen ook van krachten zeer gelijk. Want het sap dat uit het binnenste merg van de limoenen geduwd wordt is het sap van de citroenen in zurigheid of bitterheid en voorts in alle andere eigenschappen en daarom ook in krachten en werkingen zo gelijk dat men in gebreke van het een het ander zonder enige dwaling mag gebruiken.
Sap van onrijpe limoenen met malvezij of witte wijn gedronken is goed tegen niergruis en breekt de steen in de nieren en blaas en daarom plag men te Napels en te Genua de kleine limoenen die in schijfjes gesneden zijn met zout te bestrooien en met rozenwater te besproeien en zo met vlees en vis te eten, want ze maken de maag gretig, laten de drank goed smaken en drijven de steen sterk af. Hetzelfde sap verdrijft de schurft en jeuk, neemt weg de sproeten en laat vergaan de plekken van inkt die op het linnen zijn en met wat zout vermengt neemt het weg de plekken en rimpels van de handen en maakt ze wit en zacht als men ze daarmee wast. Een stuk goud in een limoen gestoken of in limoensap gelegd wordt lichter van kleur dan het tevoren was. Dit sap twee of driemaal gezeefd of doorgedaan laat de parels binnen vijf of zes dagen zo zacht als honig worden (wat het sap van Berberis ook kan) zodat ge daarvan maken zal al dat ge begeert. Is het dat men de limoen tegen het vuur legt, het sap, traan of zweet dat eruit zal komen maakt het aanzicht mooi en neemt de rode en andere plekken weg en is een goed blanketsel en doodt de zeren. Olie van de schillen of zaden van limoenen versterkt het hart bijna als die van de citroen’.
Historie.
Omstreeks 1000 kwam het gewas naar Egypte en Palestina, mogelijk stamt het van Assam en India. In Z. Italië zou het 200 na Chr. Zijn, in Irak en Egypte zou het 700 na Chr. geteeld zijn.
Als omstreeks het jaar 1000 de vorst van Salerno door de Arabieren in zijn stad belaagd werd en de uit het heilige land terugkerende Normandiërs hem bevrijd hadden, schonk hij hun de poma cedrina dat in oud-Frans met de naam citre wordt weergeven. De kruisvaarders of handelslui van de Italiaanse zeestaten, of Arabieren brachten het gewas vervolgens naar Europa. De Spanjaarden naar Florida.
(In die tijd groeide in Italië nog steeds de zure Citrus) De nog voor volledig rijp geworden geplukte limoen is de citroen van de handel.
Het intensieve vruchtzuur was een geliefde bijgave in vele etenswaren. Onrein en smakeloos water werd ermee drinkbaar gemaakt en met de gelijker tijd bekend geworden suiker werd de kostelijke veel begeerde limonata gemaakt.
Uit het Arabisch līmūn لیمون en Perzisch limun stamt het Franse limon, waar de limonade, een citroenwater, tegen het einde van de 17de eeuw in Duitsland kwam. Op een hoffeest in Marly gaf er “Schenck-keller von Schockolat, von Limonaden und.. ..” In Engeland was de lemonade bekend in 1663.
Zo kwam ook over Frans lime en modern Provençaals limo de Engelse lime of lime-juice. Shakespeare schrijft over de lemon in Love’s Labour’s Lost, v,2,653. Hortus sanitatis meldt dat de vrucht gegeten wordt met zout. Het werd door Christopher Columbus in 1493 naar Amerika gebracht, Spaanse veroveraars brachten het verder.
Uit www.biolib.de
=Citrus × limon (L) Burm. (limoen) is een hybride en wordt overal geteeld.
De vrucht wordt geteeld vanwege zijn sap, ook de bast wordt gebruikt in koken en bakken, is zeer zuur.
Uit commons.wikimedia.org
Citrus limetta Risso is (lemmon, limoen) een soort citroen van 8m, onregelmatig vertakt.
Vrij gladde bruingrijze bast met vele dorens van 1.5-7.5cm lang.
De bladstelen zijn smal, maar duidelijk gevleugeld.
De blaadjes zijn meer deelblaadjes dan bladeren, ovaal en 5.5-17cm lang en 2.8-8cm breed.
Witte bloemen, 2-3cm breed, bloembladeren vallen gauw.
De huid van de vrucht is geel bij rijpheid en 5mm dik, pulp is groenachtig, het sap is meer zoet dan scherp.
Komt uit Eurazië en N. Afrika.
Vrucht is eetbaar en bevat olies. Gebruikt voor sier en om te enten.
Zoete limoen, sweet limetta, Mediterranean sweet lemon, sweet lemon en sweet lime.
4 . Uit B. Van Nooten.
Citrus maxima (Burm.) Merr. (de grootste) (Citrus grandis, Osbeck) (groot) is een brede, stekelige boom van 5-15m hoog.
De jonge takken zijn behaard.
De grote, ovale tot elliptische bladeren hebben een gevleugelde bladsteel, 5-20cm lang en 2-12cm breed.
Witte bloem is 3-7cm groot en staat solitair of tot tien in de bladoksels en aan de scheuttoppen.
De grote limoen is een grote ronde of peervormige vrucht van 10-30cm doorsnede en tot 2‑3kg zwaar met een gladde, dikke, witgele schil en is duidelijk zuurder dan de grapefruit. Het vruchtvlees kan afhankelijk van het ras wit of rosachtig zijn.
De smaak is lichtbitter, maar zoeter dan die van de gele grapefruit.
Een kruising tussen de grapefruit en de pompelmoes.
Deze plant stamt waarschijnlijk uit Malaise Archipel en kwam zo naar India en China. In de 12de of 13de eeuw kwam de pomelo als een curiositeit in Europa.
Naam, etymologie.
In midden-Hoogduits zijn er namen omdat een soort de indruk geeft van een beet van Adam, Adamsapfel of Paradysapfel, zie hiervoor. De dikke vruchtschaal met suiker ingemaakt geeft Citronat, Succade.
Uit de Hollands pompoen en oud Javaans limoes, geleend van Portugees limao (de citrus) ontstond de Indische naam pomplemoose. Dit werd in Frans pamplemousse. Wij kennen de vrucht nu als de pompelmoes of pompelmous en vandaar stamt waarschijnlijk de Engelse pomelo, Duits Pampelmuse of Pompelmus. Chinese grapefruit, pummelo, pommelo, jabong, boongon, shaddock, jeruk Bali of suha. Pomelo is bekend als shaddock naar een Engelse zeekapitein, kapitein Shaddock, die de zaden naar de W. Indies bracht in de 17de eeuw uit Maleisië. In de Pacific en Azië is het bekend als jabong en in Chinees yòuzi.
Pompelmoes, Engels. Pomelo, Chinese grapefruit, pummelo, pommelo, jabong, boongon, shaddock, jeruk Bali of suha. De pomelo is ook bekend als shaddock, naar een Engelse zeekapitein, kapitein Shaddock, die de zaden in de 17de eeuw naar de W. Indië bracht uit Maleisië.
Uit www.yunphoto.net
Citrus × natsudaidai Hayata (natsu; zomer, mikan; citroen, zomercitroen) is een geeloranje citrusvrucht die ongeveer even groot is als een platte sinaasappel. Mogelijke kruising van Citrus maxima en Citrus reticulata. (netvormig)
De vrucht is makkelijk te pellen en wordt vers gegeten als verwerkt tot marmelade en wijn.
Wordt meest geteeld in het zuiden van Japan en werd in 1740 ontdekt in Yamaguchi, Japan.
Amanatsu, natsu mikan of daidai mikan.
Uit Flora de Filipinas.
Citrus x hystrix, DC. (stekelvarken, de dorens) is een tot 12m. hoge, groenblijvende boom van onbekende oorsprong, mogelijk uit Indonesië.
De jonge stengels zijn kantig en afgevlakt en dragen in de bladoksels korte, stugge dorens.
Afwisselend geplaatste bladeren zijn eivormig, fijn gekarteld en tot 15- 6cm groot.
Bloemen staan met 1-5 in blad okselstandige bloeiwijzen.
De vrucht wordt tot 7cm groot die rijp groen tot groengeel van kleur is met pokdalige schil. Het vruchtvlees smaakt zuur, iets bitter en fruitig, te gebruiken als limoen. Het sap, de geraspte schil en hele gekookte vruchten gebruikt men als zeep en shampoo. De gedroogde en gestampte bladeren van de plant gebruikt men als kruiderij.
Papeda, kafferlimoen, Thai lemon, in Chinese supermarkten als djeroek lime, de bladeren als djeroek poeroet. Engels kaffir lime, kieffer lime, makrut, of magrood.
5. Uit F. Vietz.
Citrus aurantium subsp. amara L. (goudgeel of oranje en bitter) de bittere sinaasappel, kwam ook ongeveer terzelfder tijd als voorgaande.
De altijdgroene bladeren zijn ovaalvormig en donkergroen aan een gevleugelde steel.
Heeft buigzame en gepunte twijgen die her en der op de takken staan.
Bloemen alleenstaand of in kleine okselstandige trosjes en komen in mei.
De oranje vrucht is bolvormig en wat kleverig. Het vruchtvlees is bitter.
Een boom van 7m met een ronde kroon en gladde schors.
Deze werd veel door zeevaarders meegenomen om ze te planten en later te gebruiken tegen scheurbuik. Op zijn tweede reis in 1493 nam Christopher Columbus zaden mee van oranjes, lemons en citroenen naar Haïti en de Cariben. Ze kwamen in Florida in 1513 door de Spaanse onderzoeker Juan Ponce de Leon.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Het derde geslacht wordt hier te lande aranic-boom genoemd en de vruchten heten aranic-appelen, in Hoogduitsland Pomerantzen, in het Frans pommes d’orenges, in het Italiaans arancio, in het Spaans naranjas en in het Boheems pomerancil’.
Bittere sinaasappel, bigarade of pommerans, Engels seville, bigarade of bitter orange.
De naam pomerans gaat op Italiaans arancia terug dat met pomo: appel, toegevoegd werd, pomme d’orange, wat midden-Latijn pomarancia gaf en omstreeks 1490 pamarantze. Pomeranze is het sinds 1539, in Duitse Pommerans of Pomeranze en in het Engelse pomerance. Curaçao, een Portugese naam, levert de pomerans van waar uit de schalen een likeur gebrand werd die Curassao heet. Het eiland is naar een citrusvrucht genoemd.
Dodonaeus (b) ‘En zo wordt de boom in het Latijn ook Malus Anarantia genoemd en van sommige ook Aurantium, van andere Aurengium naar de goudgele kleur die de schorsen van deze appels hebben. Sommige geloven dat ze Arantium malum genoemd moeten worden naar een Griekse stad die in Achaia ligt of ook Aranium malum naar een volk van Perzië dat Aranij plag te heten. Bij Munting; ‘Oranje boom, ook aranie of arantieboom genoemd naar de Griekse stad Arantia (nu Aroanie) die in Achaea ligt. In het Latijn Malus arantia en vanwege zijn goudkleurige vrucht aurantia, Hoogduits Pomerantze en in Frans orenger’.
Deze soort is de oranjeappel die in het Spaans naranjas, natanjas of naranzas, in het Latijn Arantium malum, Aureum malum, Arantium, Aranium en Auraneium, alles naar de goudgele kleur van de schorsen of ook Neranzium of Malum Hesperium, in het Grieks Chrysomelon, in het Enghels orenge tree, in het Nederduits appelen van araenien, in Italië pomi ranci, aranci, melangoli, citrangoli en citrangula’.
Portugees laranjeira en Italiaans melarancio.
De naam begint in Dravische taal van de Malabarkust van India, narayam: gevuld met parfum en vandaar naran-kaj, (narayam: vrucht) dat aangenomen werd in het Sanskriet als narangah (Hindoe naam is narangi). Men had de vrucht vanuit India naar Perzië gebracht waar het narenj: bittere appelsien, genoemd werd. De Arabieren noemden het narang (narandsch) en daaruit werd het Byzantijnse nerantzion gevormd.
Reeds in W. Azië had de vrucht veel van de zoete geur en mooie kleur verloren die het eertijds in India bezat. De kruisvaarders ontdekten deze plant in Palestina. Bij de overgang in 1002 naar Europa, Sicilië, verbleekte de vrucht nog meer en het werd in Spaans naranja, Portugees laranja, Italiaans arancia en meloarancia, maar niettegenstaande ontstond de Franse naam pume orenge en pomme d’orange ca. 1300, orange omstreeks 1393, naar de daar inlandse naam voor or, aureum of goud. De o is gevormd onder invloed van de naam van de stad Orange. Uit het Frans kwam de vrucht bij ons in 1512 en heette nu appel van oraengnen. Ca 1600 werd het orange. De oudere midden-Nederlands naam van de vrucht is echter de appel van aryangen, 1398. Dit is gevormd uit Italiaans arancia of midden-Latijn arangia. Vergelijk hiermee de nog Zuid Nederlandse naam aranjeappel. Albertus Magnus geeft de eerste beschrijving van de zure sinaasappel en gebruikt het eerst de naam Arangus. Frans oranger en Engels orangetree, Duits Orangenbaum. Zie Shakespeare in Much Ado About Nothing, II, 1,304: “Civil count, civil as an orange, and something of that jealous complexion”. Civil is waarschijnlijk een verbastering van het woord Seville. Ben Johson in 1616 “ Here’s New Year’s Gift has an Orange and rosemary, but not a clove to stick in it”.
Vondel, Joannes de boetgezant;
‘. een ander Ofir vloeide in ’s Konings kist en kas
Nu schenen veld en bos van wildbraad leeg gevangen
Limoen, olijf, granaat, en gouden orangen hangen
Aan takken, druppende de juffrouwen in de mond’.
Vondel, De Heerlijckheyd van Salomon;
‘Een hoed geweven van bloemen die wel verwaaien
Citroenen, aren, en Clytjen (Clytie, zonnebloem) die steeds draaien
En met robijnen borduurt, balais en chrysoliet
Bekroont ’t stralende hoofd van de bruid altijd
Zijn saffranen kraag met speldenwerk heeft wel honderd
Karbonkelen, rood als vuur. De balsem uitgezonderd
De ceder, de kaneel, de laurier rijk afgebeeld
Elk met haar ranke siert zijn plooien opgestreeld
De witgevlerkte zwaan die hem toejuicht met vermaken
Een nieuwe lofzang op zijn gouden mantel wil laken
De phoenix hier zijn nest en grafstee bouwen wil’.
Op de Beeldenis van Vorstinne Amelia;
Had Paris haar belonkt in ’t midden van de godinnen
Had hem Amelia beschenen met een blik
Hij had haar als schoonste geroemd, nu schonk haar Frederik
De Oranjeappel, als aan een der ere der Vorstinnen’.
Vondel, Palamedes oft vermoorde Onnooselheyd;
Oranjemei lied;
I. ‘O, hoe zalig is het te duiken
Onder de Oranjeboom
Bij een kristallijnen stroom
Gouden appels te plukken
En te reuken geur en lucht
Van die schone Oranjevrucht’;
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De bloemen van de oranjeappels worden van de handschoenmakers en van andere die welriekende zalven en oliën bereiden zeer veel gezocht en gebruikt vanwege de goede en lieflijke reuk die ze hebben.
De vruchten of appels van dit gewas zijn meest gebruikelijk en sommige steken nochtans het zaad in de aarde en daarvan komen het eerste jaar kleine boompjes die voor salade gegeten of daarmee gemengd smakelijk zijn en daarboven zeer goed om de maag te sterken en de appetijt of eetlust te verwekken. Water uit de bloemen gedistilleerd dat in Italië acqua nasa of nansa heet staat in zoetigheid alle andere wateren te boven en is zeer nuttig tegen de pestachtige koortsen daar peperkoren bij is, zes ons tegelijk gedronken en anderhalf ons gedronken geneest de gebreken van de baarmoeder en bevordert het kinderen baren en hetzelfde van buiten met andere dingen vermengt versterkt het hart. Uit de appels zelf en vooral uit het zaad wordt ook water gedistilleerd en als dat gedronken wordt breekt het de steen in de nieren, alleen of met twee of drie druppen olie van vitriool vermengt. De reuk kan de weke mensen verkwikken. Ze zijn allen zeer nuttig om de ziekte die van kwade of bedorven spijs en stinkend water gekomen is te genezen, dan de citroenen zijn er wel zo krachtig in. De zoete oranjeappels zijn ook zeer goed om alle verstopping te ontsluiten en worden nuttig de zwaarmoedige melancholische mensen gegeven en de oude lieden en diegene die aan veel zinkingen op de borst onderhevig zijn. Maar de zure verkoelen de maag, stoppen de buik en maken de borst en de ademaderen eng, dan als men er niet te veel tegelijk van eet of dat men wat gekonfijte oranjeschillen er bij eet dan zijn ze de hete jonge mensen en dat in hete tijden van het jaar nuttig genoeg. Het sap van de zoete met siroop van violen gedronken in de koortsen laat de zieke goed slapen, dan het sap van de zure is koud en droog in de tweede graad en daarom is het zo goed in de koortsen en in alle verrotting en verslaat de dorst’.
Het is te begrijpen dat deze sinaasappel, in een tijd toen er praktisch nog geen verzoetingsmiddelen waren, meer gewaardeerd werd vanwege het exotische en de sierwaarde dan om de vrucht.
De wat bittere en aromatische bladeren werden in de artsenij gebruikt. Arabische artsen gebruikten de binnenste delen sinds de 10de eeuw in de artsenij.
De aardbei tot kers grote en onrijpe vruchten zijn hard, ruiken aangenaam kruidig en smaken bitter en dienen voor tincturen. Ze worden gedroogd voor rozenkransen. De gedroogde schillen worden gebruikt voor de apotheek, oranjeschilolie. Uit de oranjebloesem maakt men een vluchtige olie.
De rijpe vrucht wordt gebruikt voor punch, marmelade en likeuren.
De arbeiders die de pomerans schillen krijgen huiduitslag op de handen en er treden storingen op in de spijsvertering, oorsuizing en zelfs epilepsie. Als je veel appelsienen eet kan die huid geel worden (zo ook bij nicotinismus)
Teelt.
Zo werden ze vroeger geteeld. (Dodonaeus) ‘Een kleine soort ervan is Aurea malus pumilio genoemd of aranie-boom naentken die meer vruchten voortbrengt. Een soort noemt Clusius Aurea malus eduli cortice die veel dikkere mooie goudgele schillen heeft die ook gegeten mogen worden net zoals het binnenste zoetsappig merg dat in aparte velletje afgescheiden is. Zulks is de grote soort van oranjeappels die in Sicilië en Malta groeit wiens schillen veel geacht en ver verzonden worden om te konfijten. Dan de Spanjaarden noemen het naranja caxel. Een medesoort noemt dezelfde Clusius Aurea malus monospermos omdat ze maar een korrel of zaad bevat in haar vrucht die ook zuur van sap is.
Al deze bomen worden gezaaid van drie kerntjes bijeen die eerst in lauwe koeienmelk geweekt en dan op zichzelf of op de citroenboom, granaatboom, peerboom, appelboom en moerbeiboom in de stam tussen de wortel geënt worden en als ze op de hulstboom geënt worden zullen van de wind of vorst niet sterven, hoewel dat de vruchten niet zo goed van aard zijn zoals de andere. Andere zeggen dat het gezelschap van de laurierboom de oranjeboom voor de vorst beschermt en de Mirtusboom zal er ook nuttig bijgezet worden. Oranjeboom naantje wordt geplant van een takje van de gewone oranjeboom dat van zijn scherpe punten gezuiverd is en met het opperste nederwaarts in een doekje gewonden en met verse kalvenmest in de aarde gestoken wordt. Sommige verzekeren dat de oranjebomen hoe tammer en hoe beter geteeld dat ze zijn, hoe ze meer stekels en doornen hebben’.
Folklore.
“De vrouwen (van Portugal) lijken voor het grootste deel op hun oranges, hoe mooier van buiten hoe rotter vanbinnen, hoe beter van hart des te ruiger de huid”. Heywood in ‘Challenge for beauty’;
Toen Karel IX in 1564 te Hyeres kwam, het was op de dag van Allerheiligen, had men op de weg waar hij doorkwam aan beide kanten oranjebomen geplant die met vruchten beladen waren. Er was een boom bij die de koning niet kon omarmen. Op de schors werd bij die gelegenheid geschreven: “Caroli regis amplexu glorior”. De boom stierf in de winter van datzelfde jaar.
Bruidsbloem.
Vorstelijke bruiden droegen in Duitsland geen mirtenkransen toen de mirt vrij algemeen werd. Bruiden uit het huis Hohenzollern droegen een kroon waaraan zes valse lokken bevestigd waren. Omstreeks 1890 maakte een energieke prinses daar een einde aan en de prinsessen droegen voortaan een oranjebloemenkrans.
Het gebruik van oranjebloemen zou uit de Oriënt stammen. Bruiden van de Saracenen droegen oranjebloemen en het heet, dat sinds de kruistochten ook Europese bruiden oranjebloemen droegen. Maar zelfs in Frankrijk, waar de oranjekrans zo gewoon is als in Duitsland de mirtenkrans in de 18de eeuw, droegen de bruiden die bloemen pas sinds de 17de eeuw.
Het dragen van witte oranjebloemen symboliseren zuiverheid, kuisheid, de vrucht is een symbool van vruchtbaarheid;
Een symbool van het huwelijk. A. Karr zegt:
“La fleur d’oranger! Symbole ironique du mariage. Les fleurs sont blanches, les fruits sont jaunes.”
Symbolen.
Citrus, bloem, Symbool van vertrouwen in liefde, discretie.
Omdat Jupiter oranjebloemen gaf aan Juno toen hij haar trouwde worden ze nog gedragen door de bruiden Een opvallend kenmerk van deze plant is dat die gelijk bloeit en vrucht draagt, zo is de citrusbloem gelijk het symbool van vertrouwen in liefde, discretie.
Het dragen van oranjebloemen, de witte bloemen symboliseren zuiverheid, kuisheid, de vrucht is een symbool van vruchtbaarheid, bruidsfeesten en je zuiverheid staat gelijk aan je schoonheid. Vanwege de heerlijke smaak en de geur symboliseert de oranjebloem dat je zuiverheid even zo groot is als je lieflijkheid; (Dodonaeus) ‘Haar schors is dieper goudgeel van kleur welke kleur daarnaar gewoonlijk oranje kleur genoemd wordt’.
Symbool van Oranje.
De oranje sinaasappel is zo ook gedeeltelijk genoemd naar de Franse stad Orange of andersom. Bij ons verbande men tijdens de Franse revolutie niet alleen de bloem maar een hele kleur, de oranjelelie en de gele goudsbloem, maar ook sinaasappelen en peentjes werden van de markt uitgesloten wegens hun aristocratische kleur.
De aangenaam smakende sinaasappel, oranjeappel is het symbool van edelmoedigheid, milddadigheid.
De lemon” Symbool van pikante smaak.
Citrus, bloem: Symbool van geur.
De citroen wordt als boom veel geplant vanwege zijn heerlijk geurende bloemen. De bloemen van deze en verwante soorten worden dan ook wel in de parfumindustrie gebruikt.
Uit www.pham.or.jp
Citrus aurantium var. daidai Makino is de daidai, een Aziatische vorm van de bittere sinaasappel.
Komt uit de Himalaya en is later naar Japan gebracht.
De naam daidai betekent origineel verschillende generaties omdat de vrucht aan de boom blijft als het niet geplukt wordt. Een Japans woord voor oranje, daidaiiro, is ontleend aan deze vrucht. Het wordt gebruikt als decoratie in het Japanse nieuwjaar. Een daidai wordt geplaatst op de top van ronde mochi cakes die kagami mochi heet, een gebruik dar van de Edo periode stamt.
Uit hortuscamden.com
Citrus myrtifolia Raf (mirtbladig) (Citrus aurantium L. var. myrtifolia Ker-Gawler.) groeit 3m hoog en wordt gevonden in Italië en Sicilië..
Het wordt gebruikt om een Italiaans bitter amari te laten geuren en Campari likeur. De naam chinotto komt uit China waar de boom vandaan zou zijn gekomen. Het smaakt bitter en zoet tegelijkertijd. Wordt gebruikt voor maaltijden omdat het de maag opent. Chinotto soda dateert van 1950, ook in de drank “Chinò”, en Fanta Chinotto.
Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.
Citrus sinensis Osbeck. (uit China) Citrus vulgaris) is de enige cultuurvorm die voor kamercultuur gebruikt wordt.
De Chinese is afkomstig uit Japan.
Een sinaasappel of oranjeboompjes is een boompje die op een 20 a 50cm, soms meer wordt gehouden.
Gedrongen takken met scherpe dorens.
Bladeren zijn 6-9cm lang.
De witte bloemen zie je meestal in mei en geuren, ook later zie je nog wel eens een bloemetje. Daarop volgen de kleine, zoet smakende sinaasappeltjes. Het helpt als je met een kwastje over de bloemetjes gaat, dat bevordert de bestuiving en dan verschijnen de ronde, oranje niet eetbare bolletjes.
In de winter koel overhouden, ook in de zomer heeft ze een hekel aan warmte. Een vochtige lucht in de zomer is aangenamer.
Een kuipplant die tot meer dan 1m kan worden.
Naam, etymologie.
De zoete oranjeappel of appelsien, appel-sina, -china, Duitse Apfelsine of Sinaapfel, Engelse sweet orange en Italiaanse arancio dolce is afkomstig uit het bergland ten zuiden van de Himalaya, Z. China.
Het Duits Apfelsine stamt uit Nederlandse appelsien. In 1652 was de vrucht in Duitsland nog onbekend. Dit woord gaat in 1700 vanuit Hamburg uit waarin 1755 appelsina als dialect voorkomt. Hamburg en Amsterdam waren de hoofdmarkten voor N. Duitsland terwijl op andere Duitse plaatsen de Italianen ermee handelden, vandaar de ook voorkomende namen orange en pomeranze.
Historie.
De appelsien is eerst door de Portugezen naar Europa gebracht in 1548. De Europese oerboom stond nog lang in Lissabon, in het huis van de graaf van St. Laurent. Het gewas verspreidde zich snel langs de M. Zeelanden terwijl in het noorden de Russen het invoerden.
Van Portugal uit kwam de appelsien naar Rome en verspreidde zich langs de kusten van het M. Zeegebied tot diep in W. Azië. In Italië heette het vandaar ook naar de Portugees, portogallo. De teelt in Europa is in belangrijke mate gestimuleerd en gepopulariseerd door de Portugezen die over zee uit China een superieure zoete sinaasappel invoerden die bekend werd als Portugese sinaasappel (een lange tijd identiek met zoete sinaasappel) .
“Das Land wo die Citronen bluhen
Im dunklen laub die Gold-Orangen gluhn.” Goethe.
Door de Spanjaarden en Portugezen werd de plant naar de nieuwe wereld gebracht. Columbus nam op zijn tweede reis naar Hispaniolia, (Haïti 1493) zaden van de oranjeappel, citroen en cedraat mee, die nadien in N. en Z. Amerika zijn verspreid. Na de landing van Ponce de Leon, 1513, kwam het in Florida, waar het gewas al spoedig daarna en mogelijk al in 1600 verwilderde. Op soortgelijke wijze als de invoering van de Portugese is het invoeren in 1870 van de superieure “Bahia navel orange” uit Brazilië in de V. S. een stimulans geweest voor de teelt in Californië. Deze sinaasappel is naar de plaats waar de eerste boom geplant werd genoemd en thans bekend als Washington navel orange.
Door de Citrus producten heeft het Indian river gebied in Florida zoveel bekendheid gekregen als fruitproducent.
Het sap met water en suiker werd als orangeade genoten. Verder werd het gebruikt voor de likeur als de Rosoglio van Bologna, Udine en Florenz en voor punch.
Citrus reticulata x Citrus sinensis (netvormig en uit China) komt uit Vietnam.
Heeft een dikke huid en heldergroen terwijl zijn vlees oranje is. Tangor.
Cam sành (literair; “terra-cotta orange”)
Citrus sinensis Osbeck. (uit China) Citrus vulgaris) is de enige cultuurvorm die voor kamercultuur gebruikt wordt.
De Chinese is afkomstig uit Japan.
Een sinaasappel of oranjeboompjes is een boompje die op een 20 a 50cm, soms meer wordt gehouden.
Gedrongen takken met scherpe dorens.
Bladeren zijn 6-9cm lang.
De witte bloemen zie je meestal in mei en geuren, ook later zie je nog wel eens een bloemetje. Daarop volgen de kleine, zoet smakende sinaasappeltjes. Het helpt als je met een kwastje over de bloemetjes gaat, dat bevordert de bestuiving en dan verschijnen de ronde, oranje niet eetbare bolletjes.
In de winter koel overhouden, ook in de zomer heeft ze een hekel aan warmte. Een vochtige lucht in de zomer is aangenamer.
Een kuipplant die tot meer dan 1m kan worden.
3. Uit M. Vogtherr.
Citrus bergamia Risso Wright (uit Turks beg armodi; herenpeer, geteeld in Bergamo, Italië, gebruikt voor parfums) (Citrus aurantium subsp. bergamia) is een boom die ca. 4 meter hoog kan worden.
De vrucht heeft de vorm van een omgekeerde peer.
Komt uit Vietnam, is mogelijk een kruising tussen C. limetta en C. aurantium.
Wordt geteeld in Italië en veel te Bergamo. Die bevat in de vruchtenschil bergamotolie wat dient tot de bereiding van Eau de cologne en andere parfums als Fougère, het is de smaakmaker die gebruikt wordt in earl grey thee. Aromatherapie.
Een cv., ‘Mellarosa’, de rozenappelbergamot, levert een zeer welriekende olie en bijzonder welsmakende confituur. Deze var. was bekend op het einde van de 17 eeuw. Het bekende centrum voor de winning van etherische olie uit de bladeren en bloemen is Grasse in zuid Frankrijk.
Naam.
Bergamot, Engelse bergamot, Duitse Bergamotte.
7. uit www.helfrichabsinthe.com
Citrus reticulata, Blanco (netvormig) komt uit China.
Een boompje van 3-4 m met een compacte en regelmatige kroon. Gedoornde twijgen en glimmend groene, lancetvormige bladeren. Witte bloemen alleenstaand of in groepen. De vrucht is bolvormig, helder oranje tot roodachtig met een dunne en gladde schil die gemakkelijk is te verwijderen
Mandarijnen komen hoofdzakelijk uit Spanje en verder uit Marokko en Mexico.
Mandarijnen met hun zachte huid die zo gemakkelijk te pellen zijn en waarvan de vrucht zich zo gemakkelijk verdeelt in losse segmenten. Lastig zijn ze te eten met pit, nu worden ze ook gekweekt zonder pit.
Deze vorm is gevonden in China, in Mandarin. Verder is er een pitloze Japanse “Satsuma” en de eveneens pitloze ‘Clementine’ die in de tuin van Père Clément Rodier bij Algiers werd gevonden, (Citrus reticulata of Citrus clementina Italië). Deze Franse missionaris in Algerije zou in 1902 een nieuwe citrussoort hebben gecreëerd door een mandarijnboom te kruisen met een pomerans. Dit klopt echter niet met de genetische samenstelling van de Clementine. Het is aannemelijker dat de Clementine net zoals andere mandarijnrassen afkomstig is uit China. Ook Algerian tangerine.
“Clemenules” of “Nules”, naar de plaats in Valencia waar het geteeld werd) is een vorm van Clementine die overal veel geteeld wordt.
Naam, etymologie.
De naam mandarijn, in het Engels mandarin, verschijnt eerst in 1834 en in Duitsland in 1853.
De mandarinen zijn door de Portugezen in de Europese literatuur ingevoerd. Mandarinen was de oorspronkelijke Maleise betekenis voor Chinese staatsbeambten, (in het Chinees heet een mandarijn Kwan). Dit betekent dat van alle Citrus vormen de mandarijn het hoogste staat, zoals in zijn thuisland de mandarijn tot de hoogste staatsambtenaren hoort.
Of via Frans mandarine uit Spaans (naranja) mandarina. Mandarijn orange, dit zou verklaard worden naar de oranje kleur van hun kleren of omdat ze gegeten worden door mandarijnen of een sinaasappel die op een mandarijn lijkt. Of van het eiland Mandara, het tegenwoordige Mauritius, onwaarschijnlijk
Tot deze var. behoren vele variëteiten van de mandarijnen, inclusief de zo genoemde tangerine. Geïmporteerd werd de vrucht vanuit Tangier, Marokko. Oorspronkelijk is dit gewas afkomstig uit Cochin-China. Tangerijnen zijn er alleen rondom Kerst worden vaak verkocht met het steeltje en bladeren eraan.
7. uit ja.wikipedia.org
Citrus unshiu, Marc. (Unshia) is de zaadloze en gemakkelijk pelbare citrus mutant van Chinese afkomst en bij ons geïntroduceerd via Japan. Het gaat om relatief platte mandarijnen met geen of weinig pitten, een dunne leerachtige schil met oliepuntjes. Moet zacht behandeld worden, ook bij transport omdat je verwondingen niet direct aan de huid ziet.
Satsuma of unshiu is afkomstig uit Japan, de provincie Satsuma, ten zuiden van Kyushu, het zuidelijkste eiland. Citrus unshiu ‘Satsuma’ is de aanduiding voor een groep van nauw verwante mandarijnenrassen die ontstaan is in Japan, mogelijk al in 1429. De vruchten zijn in 1876 door een echtgenote van een ambassadelid van de Amerikaanse ambassade in Japan satsuma genoemd naar de provincie Satsuma in Kyushu. Voor die tijd stond de vruchten alleen als mikan bekend.
Tangerin sinaasappel, tangerine orange, naar Tanger. In Japan unshū mikan;, zoete Citrus, in Chinees wēnzhōu mìgān; honingcitrus. Seedless mandarin, satsuma, mikan.
Een kruising met Citrus paradisii gaf een hybride woord Tan (erine) en (pom)elo, de tangelo, Citrus × tangelo J.W. Ingram & H.E. Moore. Deze hybride werd ook ugli genoemd, zo kwam het ook tot ugly, dit ook vanwege de gerimpelde huid.
8. Uit Flora de Filipinas.
Citrus microcarpa Bunge, (kleine vrucht) (Citrus madurensis (uit Madura in Sri Lanka) (Citris mitis, Blanco. (weerloos, zonder dorens) de calamondin orange of clementine komt uit de Filippijnen.
Licht groene bladeren zijn ovaal, 5-10cm lang met smal gevleugelde steel.
Kleine bloemen staan op het eind van de twijgen, steeds zijn er bloemen.
Kleine vrucht van 3cm groot is ingedrukt globaal, scherpe smaak met weinig zaden.
Een kleine boom met opgaande takken
Wordt als kamerplant gebruikt.
Gebruik.
Men onderscheidt een groot aantal vormen die moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Alle Citrus soorten hebben behalve olieklieren in de vruchtenschillen ook olieklieren in de bladeren. De vrucht bezit dan een brandbare olie dat gemakkelijk te demonstreren is door de schil dubbel te vouwen en tegelijk er een brandende lucifer bij te houden, dan springen er allemaal kleine vonkjes van af.
De zaden bezitten meerdere kiemen.
Planten.
Ze groeien goed op lichte gronden met een pH van 6-7 en houden van stikstof.
Neem in juli/augustus 10cm lang topstek van zacht hout, het mag een beetje houtig zijn. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Licht verwonden, dat is ongeveer zoals je met de nagel over het oog van de plant gaat. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Bij zacht stek is groeipoeder niet nodig, anders 1% ibz groeistofpoeder. Planten in 4 delen gezeefde turfgrond met 1 deel zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte, schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. Na enkele weken/maand, is het stek geworteld.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl