Biscutella

Over Biscutella

Brilkruid.Vorm, afkomst, geschiedenis, etymologie of naamgeving, vermeerderen, cultuurvariëteiten.

Uit Atlas Alpenflora.

Een geslacht van 46 soorten.

De volgende is een aardige soort voor rots en muurtuinen.

Biscutella laevigata, L (glad, de peulen) Rozetten van gesteelde, langwerpige, gaafrandige tot getande of geveerde, stijf behaarde bladeren.

Opstaande stengel met kleinere, lancetvormige en zittende bladeren.

Talrijke kleine, helder gele bloempjes in mei/juni.

Uit de Alpen en bergen van Z. Europa, wordt 15-30cm hoog.

Շlabraռ/span> heeft onbehaarde en glanzend groene bladeren.

Verschillende subspecies.

Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) Kleine Thlaspi met bladeren van havikskruid, in het Latijn Thlaspi parvum Hieracifolium of Lunaria lutea Monspelliensium en ook Leucoum luteum marinum en Biscutella genoemd met witte bladeren die vlamvormig of gekerfd zijn, de steel is getakt en draagt bleke bladige schildjes die plat zijn als linzen en bijna doorluchtig en maar een zaad bevatten dat meer op violierenzaad lijkt dan kerszaad, de bloem is klein, geel of bleek.'

Biscutella: Latijn bis: twee, dubbel, scutella: drinkschaal, de dubbele peul is rond. Brilkruid, Duitse Glattfrchtiges Brillenschtchen of Brillenfrucht, Franse lunetiere: bril, Engels buckler mustard, is van dezelfde familie als mosterd.

Planten.

Groeit gemakkelijk in zandige grond op niet te vochtige plaatsen.

Vermeerderen door zaaien ter plaatse bij rond 12 graden, de jonge planten kunnen slecht tegen verplanten.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl