Lauraceae

Dit is een familie van grote of kleine, altijdgroene bomen of struiken. Meestal bezitten de planten uit deze orde enkelvoudige bladen die vaak van oliekliertjes zijn voorzien. Zomer- of wintergroen. Bloemen zijn tweehuizig met een enkelvoudig bloemdek, 6 wat vergroeide bloemdekbladeren en 9 meeldraden die dikwijls in rijen zijn geplaatst, helmknoppen meestal vierhokkig en helmhokjes met poriën of kleppen.

In de 39 geslachten zijn meer dan 1000 soorten verenigd. Dezen zijn wijd verspreid, hoofdzakelijk door de warme zones en gebergten van tropen waar ze aan het beeld van de altijdgroene wouden wezenlijk bijdragen, van N. Amerika tot N. Zeeland en Japan. In Europa komt alleen de Laurus voor.

Velen vormen een belangrijk artikel vanwege hun hout. Van Eusideroxylon zwageri wordt het hout bij de Chinezen gebruikt om er eetstokjes van te maken. Litsea-soorten worden gebruikt om er prauwen van te maken.

Ze bevatten allen in alle delen een aromatische substantie die in de vorm van olies of vetten wordt verkregen en plaatselijk tegen ziektes gebruikt werden.

De familie is verwant met de Monimiaceae en staat tussen die en de Thymelaceae in.

In voorwereldlijke tijd als de krijttijd kwamen soorten van Sassafras, Daphnophyllum en in het Tertiair talrijke species van Laurus, Persea, Cinnamomum en andere voor.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl