Fuchsia

Over Fuchsia

Bellenplant, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Fuchsia magellanica subsp. macrostemma uit Rousselon.

100-110 soorten komen in dit geslacht voor.

Het zijn struiken of kleine bomen.

Tegenoverstaand, afwisselend of in kransen staande enkelvoudige bladeren.

Bloemen zijn meestal opvallend en okselstandig, soms eindstandig en trosvormig, meestal hangend in tinten van rood en purper en sommige delen in het wit. Verlengde kelkbuis met 4 kelk en kroonbladen, 8 meeldraden, 1 stijl met 4lobbige stempel.

Vrucht is besvormig met talrijke zaden.

Fuchsia ‘s komen voor in Mexico, Peru, Chili en verder in tropisch Amerika waar ze in het wild groeien. Ook zijn er 3-6 Nieuw‑Zeelandse soorten. Ze zijn zeer variabel.

Onagraceae.

Naam, etymologie.

Fuchsia is zo genoemd door Charles Plumier in 1703 naar de Zwabische kruidkundige en professor in de geneeskunde, Leonard von Fuchs, 1501‑1565. Hij was een van de eersten die in de volkstaal de plantkunde beschreef. De naam Fuchsia moet dan ook op zijn Duits uitgesproken worden, Foeksia.

Fuchsia, algemeen, Duits Fuchsie.

Bellenplant, Engels ladyճ ear drops of –bells.

Historie.

Van de Fuchsia hoorde men in Europa voor het eerst toen de Franciscaner monnik en botanist Charles Plumier in Z. Amerika naar koortswerende bomen zocht. In de wouden van Peru vond hij een plant die als een druif aan een boomstam tot de kroon klom, die het met zijn dieprode bloemklokjes overschaduwde. Hij bracht het gewas naar Frankrijk en gaf de plant de naam Fuchsia om de arts en botanist Fuchs te eren, dit in 1703.

De eerst ontdekte en later onder de naam van driebladige Fuchsia triphylla, L. (driebladig) beschreven plant bleef verder onbekend vanwege transportproblemen. Op deze vorm vestigde Plumier zijn geslacht Fuchsia, hij gaf van de gedroogde plant een ruwe beschrijving. Op zijn beschrijving en afbeelding noemde Linnaeus het Fuchsia triphylla. De door Plumier ontdekte en beschreven Fuchsia triphylla kwam niet als levende plant naar Europa. Op zijn terugreis leed hij schipbreuk en verloor alle verzamelde planten. Zijn aantekeningen, die de grondslag waren voor zijn in 1703 verschenen boek ‘Nova Plantarum Americanum Gener’, waren met een ander schip naar Europa gezonden. Plumier ‘s figuur lijkt echter weinig op de tegenwoordig bekende fuchsia zodat er veel speculatie ontstond over welke vorm hij nu precies gevonden had. Geen fuchsia had bijvoorbeeld 4 meeldraden. Tussen 1728 en 1732 had de Schotse botanist William Houstoun toch enige zaden gevonden en naar Engeland gestuurd. De daaruit gekweekte planten gingen allen verloren. Eerst in 1873 werd het van de eerste vindplaats in Santo Domingo door Thomas Hogg weer gevonden en opnieuw zaden verzameld. Kew Gardens kreeg hieruit planten en kwam zo in privverzamelingen en Botanische tuinen.

In Frankrijk was het gewas al beschreven in 1765, in Engeland eerst in 1788 en in Duitsland is de Fuchsia niet eerder dan in 1833 aangewezen.

Sectie Quelusia.

1. Uit Redoute.

Fuchsia coccinea, Curtis niet Ait (scharlakenrood) deze eerste Fuchsia werd in Engeland ingevoerd vanuit Chili in 1788.

Dit is de scharlakenrode Fuchsia, scarlet fuchsia, een naam die reeds vroeger door Aiton, curator van Kew, gebruikt werd voor een soort, waarvan Curtis meende dat het dezelfde was. Later bleek dat men zich vergist had en dat de eerst ingevoerde niet die was die Aiton beschreven had als coccinea, maar Fuchsia magellanica, Lam. (uit Magellaan) de magellaanse Fuchsia was. De echte Fuchsia coccinea. lijkt hierop, maar heeft licht karmijnrode bloemen en moet omstreeks dezelfde tijd in Engeland zijn ingevoerd.

Rond 1800 kwam op een middag een vriend bij de Engelse bloemist Lee. Hij vertelt hem dat hij in een kapiteinswoning een bloem heeft gezien, zo mooi als hij nog nooit gezien had. Lee vraagt hem dan hoe dat wonder er uit zag? ‘Stel je voor, een heestertje met prachtige karmijnrode hangende kelken die van binnen donker purper zijn’, ՚o, dat kan mooi zijn’, zegt Lee, ‘excuseer me even, maar ik moet die plant zien.’ Met een oogopslag had hij gezien dat de plant voor de handel van grote waarde zou zijn, 't was nu de vraag of die te koop was. Mevrouw vertelde in 't gesprek dat haar paar maanden overleden echtgenoot die uit W. Indië had meegebracht. Het sprak vanzelf dat ze dit levende souvenir voor geen geld ter wereld wou missen. ‘Mevrouw’’, zei Lee, 'ik begrijp uw gehechtheid en respecteer dat ten zeerste’, maar ik moet die plant hebben. U krijgt van mij na een paar maanden een jonge plant terug en alles wat in mijn beurs is.’ Hij schudde die leeg en daar kwam een honderd gulden uit. Mevrouw stemde toe, niet van ganser harte, en Lee ging met de Fuchsia naar huis. Gemakkelijk als de plant zich laat vermenigvuldigen had hij er al snel een partij van gekweekt die voor een guinje per stuk, 12.60, verkocht werden. Dit verhaal werd verder onderzocht in verschillende publicaties waar kapitein Firth, een zeeman, de plant naar Engeland bracht na een van zijn reizen naar zijn huis in Hammersmith waar hij het aan zijn vrouw gaf. Later hoorde James Lee van St. Johns Wood, kweker en handelsman, van de plant en kocht het voor 80. Hij vermeerderde het zoveel als mogelijk was en verkocht die elk voor een prijs die tussen 10 en 20 lag. In de Floricultural Cabinet, 1855, is er een vermelding die weinig varieert van de vorige. Hier staat dat Fuchsia coccinea aan Kew was gegeven door kapitein en dat Lee het kreeg van Kew. Al in 1796 werd het eerste exemplaar in de buurt van Leipzig gekweekt.

Al gauw kwamen daar andere soorten bij uit de vochtige en beschaduwde gebergtewouden van midden Amerika en vooral uit Nieuw-Zeeland. Ze vatten maar langzaam voet en velen gingen door verkeerde cultuur ten gronde. Toen de kwekers geleerd hadden dat niet alle uit tropische gebieden stammende planten hitte en licht nodig hadden zette in de veertiger jaren van de negentiende eeuw de rijke ontwikkeling van de Fuchsia door die ons zo vele waardevolle soorten opleverde.

Fuchsia fulgens uit B. Maund.

Rond die tijd kwam de plantenverzameling koorts en vele soorten kwamen in Engeland, sommige levende, van andere zaden. De volgende worden vermeld te Kew: Fuchsia lycioides, 1796; Fuchsia arborescens, 1824; Fuchsia microphylla, 1827; Fuchsia fulgens, 1830; Fuchsia corymbiflora, 1840; en Fuchsia apetala, Fuchsia decussata, Fuchsia dependens en Fuchsia serratifolia in 1843 and 1844, de laatste 4 van Messrs. Veitch of Exeter. Grote kwekers rustten expedities uit die met andere planten ook Fuchsia ‘s meenamen. Zo werd de botanist en ontdekkingsreiziger William Lobb door de firma Veitch and Sons uit Exeter naar Z. Amerika gezonden. In 1821 kwam de uit N. Zeeland stammende Fuchsia excorticata naar Europa, De Duitse botanist Karl Theodor Hartweg verzamelde van 1836 tot 1843 in opdracht van de Royal Horticultural Society in Midden Amerika en stuurde onder andere Fuchsia splendens en Fuchsia fulgens naar Europa. In het midden van de 19de eeuw waren er al 64 zuivere soorten. Verschillende, toen als soorten genoemde planten, werden later als een vorm van andere soorten gezien.

Met het toenemende aantal van verschillende soorten begonnen Engelse kwekers hybriden te ontwikkelen om betere tuinplanten te krijgen. De eerste zijn uit 1825 van Fuchsia arborescens x Fuchsia macrostemma en Fuchsia arborescens x Fuchsia coccinea waar de kwaliteit niet vermeld wordt. Tussen 1835 en 1850 kwamen er enorm veel hybriden en cultivars waarvan de meeste verdwenen zijn. In 1840 lukte het een kweker van een Engelse landheer een hybride te kweken met een witte buis, witte bloembladen en een blauwe corolla Waarschijnlijk is die echter door de Fa Chandler and Buckingham uit Vauxhall gekweekt, Fuchsia x chandleri. Onder de naam Venus Victrix bloeide in 1840 en kwam in 1842 in de handel en is nog soms in enige verzamelingen te zien. Talrijke hybriden die nu geteeld worden en een witte kelkkroon bezitten zijn op die plant terug te voeren. Zo waren de Engelse handelskwekers in het bezit van twee nieuwe soorten gekomen wiens waarde voor de verdere uitbouw onderkend werd. Toen werd ook de Fuchsia een modebloem voor de voorname lieden. Symbool van smaak. Door haar fijne vormen, sierlijke lijnen en klokjes vol bekoorlijkheid werd het de lieveling van iedereen en daardoor het zinnebeeld van smaak. Geschat werd de Fuchsia in de Victoriaanse tijd ook als snijbloem om mooi versierde vazen en tafels te sieren. In 1848 publiceerde monsieur Felix Porcher de tweede editie van zijn boek ‘Le Fuchsia son Histoire et sa Culture’ en beschreef 520 soorten en cultivars. In 1871 in de latere edities van zijn boek wordt er een vermelding gemaakt van de beroemde kweker te Engeland, James Lye. In 1883 kwam het eerste Engelse boek over fuchsia’s. Tussen 1900 en 1914 werden vele beroemde variëteiten uitsluitend geteeld voor de markt van Covent Garden, net buiten Londen.

Uit C. Loddiges.

Fuchsia microphylla uit J. Lindley.

In 1853 werd de eerste volledig gevulde bloem gekweekt, duplen en multiplex, die snel opgevolgd werden door nog betere dubbele en gestreepte. Met witte kronen kwamen in 1855. In 1872 was er een goede bonte soort.

Bij vele hybriden is de scharlaken Fuchsia (Fuchsia magellanica) een van de ouderplanten. Bij de langbloemige fuchsia ‘s neemt vooral Fuchsia fulgens deel. De kleinbloemige wilde soorten zie je eigenlijk alleen nog in botanische tuinen en fuchsia verzamelingen. De in de handel aangeboden vormen zijn vrijwel alleen hybriden. Ook in Duitsland begon men zich voor de plant te interesseren. De Deutsche’ Magazin fur Garten und Blumenkunde, beschreef in 1848 uitvoerig de nieuw ingevoerde soorten als Fuchsia serratifolia en Fuchsia macrantha. Een van de eerste Duitse hybridenkweker was Gottlob Pfitzer. Carl Bonstedt, die onder andere beheerder was van de Botanise tuin in Gttingen, voerde de trosbloemige, Traubenbltige Fuchsien, genoemde Triphylla-Hybriden in.

Tijdens de wereldoorlogen zakte de markt in, in 1949 werd dat weer hersteld. De verdergaande teelt vond vooral plaats in Californië waar de planten zeer goed groeien waar ze bijna het hele jaar bloeien, hoogstens in december wat in vorm snoeien. De eerste Fuchsiavereniging is daar ook de American Fuchsia Society die in 1929 gesticht werd. Al in 1930 reisden een driekoppige delegatie hiervan naar Engeland waar ze 51 vormen en soorten verzamelden, stekken en zaden meenamen naar de Universiteit van Californië en naar hun bekende kwekers stuurden. 48 vormen en soorten overleefden de lange zeereis en zorgde in Californië voor een nieuwe Fuchsiarenaissance. De American Fuchsia Society is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog de internationale registreringsplaats voor nieuwe Fuchsiasoorten. Daarbij wordt de naam van de kweker, de ouders, bloemkleur en vorm als groei eigenschappen en andere belangrijke eigenschappen van de plant vastgelegd. Ze zorgen er vooral voor dat de naam maar 1 keer gegeven wordt. De Deutsche Fuchsien-Gesellschaft werd on 1981 gesticht.

Nu zijn er wel 7000 cultuurvormen, Amerika, Engeland en Nederland spelen hierin een belangrijke rol. Weinig soorten zetten echt door. De meeste nieuwe soorten lijken op al bestaande. Een van de belangrijkste kweekwijze is er op gericht om een betere weerstand tegen lage temperaturen te krijgen. Ook interessant zijn soorten die duidelijk een andere kleur hebben zoals nog niet aanwezige blauwe kroon die niet vervaagt in buiten, ook zijn er nog geen duidelijk gele.

Gregor Mendel, de Augustijner monnik die de Mendelse regels beschreef over vererving, behoort tot diegenen die de Fuchsia als lievelingsplant koos. Toen hij in 1868 tot abt gekozen werd van zijn klooster koos hij de Fuchsia als wapenbloem.

1.

Fuchsia magellanica ‘Globosa,’ Bailey (uit Magellaan) holle kelkslippen met iets naar binnen gebogen slippen en in knop helmaal rond.

Deze plant zou door een Engelse kweker naar N. Zeeland zijn gebracht. Het gewas groeide daar zo goed, dat de groene vruchtjes de vormen van kersen verkregen en rijp werden. Men legde zich daar dan ook toe op de cultuur van de verfrissend smakende fuchsiakersen.

‘Riccartonii,’ is wel de bekendste en meest winterharde vorm die in Z. Engeland gewoon de winter over blijft maar hier terug vriest, afsnoeien en in het volgende jaar zie je weer de meter hoge dicht vertakte struik die opvalt door de glanzend bruin/groene bladeren en van juli tot september de scharlakenrode bloemen.

Werd omstreeks 1830 in Riccarton, bij Edinburgh gewonnen, hoewel er vermeldingen zijn dat het gewas afkomstig is uit de Falkland eilanden.

Fuegian fuchsia. Scharlach-Fuchsie.

Fuchsia magellanica ‘Gracilis,’ Lindl. (sierlijk) Bladstelen 1.5cm lang en behaard.

Elliptisch gevormde lange donkergroene bladeren.

Een opgaand groeiende struik met zeer dunne en behaarde rood/bruine twijgen.

Bloeit van juli tot oktober zeer rijk met zeer kleine scharlaken gekleurde bloemen aan slanke roodgekleurde bloemstelen, kelkbladen zijn tweemaal zo lang als de kroonbladen, meeldraden steken ver voor de kroonbladen uit, stijl met 4lobbige stempel.

Is ook vrij winterhard en vriest in de winter ook terug maar loopt weer uit.

Uit Mexico/Chili, wordt 1m hoog. Is beschreven in 1823.

Slender fuchsia.

Sectie Eufuchsia.

6. Uit Curtis botanical magazine.

Fuchsia triphylla, L. (3bladig) Bladeren staan met 3 bij elkaar met purperkleurige achterkant.

Behaarde stengels.

Hangende en lange, eindelingse trossen van lange, koraal/rode bloemen van juni tot de herfst.

Uit Haïti en San Domingo wordt een halve meter hoog. Is beschreven in 1842.

Korallen-Fuchsie.

Sectie Skinnera.

11. Uit Curtis botanical magazine.

Fuchsia procumbens, Cunn. (kruipend) Geel/groene bloemen en grote rode bessen.

Het is een liggende en kruipende Fuchsia die in 1834 door Rich. Cunninghame in het noordelijke gedeelte van N. Zeeland ontdekt werd. Omstreeks die tijd zou het in Engeland ingevoerd zijn, maar is verloren gegaan. Nieuwe invoer vond plaats in 1873‑74.

Die heeft zeer dunne, lange, kruipende stengels met kleine blaadjes en okselstandige zeer kleine bloempjes, het gewasje wordt wel als hangplantje gekweekt.

Uit botanical register.

Fuchsia excorticata, L. (met een bast) Kort gesteelde bloemen zijn half opgericht, eerst zijn ze groen/geel en gaan later, tegen de tijd dat ze uitgebloeid zijn, in rood over.

Deze fuchsia kan in zijn vaderland wel 12‑16m hoog worden en levert zelfs hout, meestal zijn ze echter struikvormig.

Uit N. Zeeland kwam in 1821 naar Engeland.

In N. Zeeland heet het kotukutuku. New Zealand Fuchsia.

Gebruik.

Het hout van vele Fuchsia’s levert inkt en een zwarte verf. Het sap van deze plant, gemengd met dat van Acaena sanguisorba, werd gebruikt door de Maori’s om schedels, bestemd voor toeristen, ouder te doen lijken.

Indeling.

Door kruising in Engelse, Belgische, Nederlandse Duitse en Franse kwekerijen zijn vele honderden hybriden gewonnen. Fuchsia x Hybrida. Onder de vele soorten en hybriden kan men enige soorten onderscheiden in verband met groei en teelteisen. Tot de talloze, in soorten gekweekte rassen, van enkelbloemige, gevulde en hangende, kwam nog de trosbloeiende bij.

A: de groep der winterharde en kleinbloemige Fuchsia’s.

De winterharde zijn afkomstig van de soort die in Peru en verder zuidwaarts groeit naar Terre del Fuego en daar al zeer variabel was in wilde staat, Fuchsia coccinea. (Fuchsia macrostemna, Fuchsia magellanica)

Vormen.

Verder zijn er ‘Globosa,’ ‘Gracilis’ ‘Microphylla,’ en enige hybriden als voornoemde, ‘Carmen’ ‘Colibri’, ‘’Telegraphe,’. Dezen kunnen op een beschutte plaats als vollegrond heestertje geplant worden. Heeft de vorst de bladeren laten vallen dan snijdt men de stengels op 20cm boven de grond af en geeft enige beschutting van sparrentakken of molm. De planten kunnen verder in de grond overwinteren. Of rooien, inkuilen en bedekken. In sommige streken van Engeland blijven ze de gehele winter gewoon over, daar zijn schitterende hagen van.

Uit L.van Houtte.

Groep B zijn de marktplanten met enkele en gevulde bloemen in vele kleuren. Die kunnen onder koud glas overwinterd worden en bij goede verzorging grote heesters van enige meters hoog vormen. Zoiets ziet men wel bij kuipplanten en knipplanten die door de milde bloei bewijzen dat oude planten heel mooi kunnen zijn.

Een aantal verscheidenheden met grote bladen en bloemen worden bij voorkeur in een licht beschaduwde kas uitgeplant en als een klimplant langs de roeden geleid zodat ze in de zomer zeer rijk bloeien.

Vormen.

Zoծ vorm was ԍrs. Rundleլ verder ԃlipperլ ԇeneral Grenfell,. 'General Roberts,' 'Mrs. Marshallլ,''Olympia. 'The Shah' etc.

Verder zijn er nog bonte vormen in A en B.

Groep C, zijn soorten en hybriden met zeer grote bladeren en bloemen met een zeer lange kelkbuis en kleine bloemkroon. De steeds hangende bloemen zijn okselstandig of hangen in eindstandige grote pluimen. Bij Fuchsia corymbiflora zijn de bladeren soms 30cm lang en de kelkbuis 9-10cm. Verder Fuchsia fulgens, serratifolia, triphylla, garleppiana etc. Deze laatste heeft de allergrootste bloemen, de kelkbuis kan tot 17cm lang worden terwijl de kroon slechts 1cm breed is.

Door kruising van Fuchsia’s uit groep B met Fuchsia triphylla heeft men in Duitsland zeer fraaie hybriden gewonnen.

Groep D telt enige soorten die in stam en bladgrootte met de vorige overeenkomen maar ze bloeien met niet hangende, eindstandige pluimen met zeer kleine bloempjes.

Uit L. van Houtte.

= Fuchsia arborescens (boomachtig)

Altijdgroene Fuchsia van 1.5m hoog.

Imposante bloemtrossen met veel bloempjes.

Eetbare bessen.

Winterbescherming.

Var. syringaeflora doen die denken aan seringenbloemen.

Uit centraal Amerika.

Uit; https://en.wikipedia.org/wiki/Fuchsia_paniculata

Fuchsia paniculata. (tros of pluim dragend) Nauw verwant met arborescens. Breed opgaande dichte struik van 1-3m.

Glanzend groen langwerpig blad.

Eetbare vruchten,

Kan min 10 verdragen, bedekken.

Rijk bloeiend met vele rood roze bloemen in juni-september.

Ze zijn rijk bloeiend en zeer geschikt voor hagen, groepen of bodembedekking.

Uit; http://www.meemelink.com/prints_pages/26862.Fuchsia.htm

Fuchsia boliviana; (uit Bolivia, afkomst, Andes) Wordt een 1.5m hoog.

Eetbare bessen en daarom door de Inca’s in cultuur genomen waardoor er veel variaties zijn.

Ook de bloemen zijn er in vele vormen en kleuren van donkerrood tot wit, kortedag plant, bloem wordt in de winter aangelegd, dis niet snoeien.

Groot behaard blad.

Fuchsiaboompjes.

Het streven van de kwekers was erop gericht om geen kleine, gedrongen groeiende potplanten te kweken maar meer boompjes als de laurier. De eerste die dit lukte was een bakker uit Mechelen, de Braijn, die daarvoor Fuchsia globosa gebruikte. Hij had 100 struiken waarvan de mooiste drie meter hoog waren. Ook in Engeland werden tot 8m hoge bomen gekweekt die groot opzien baarden en als sier zalen en tuinen opsmukten en in alle toonaarden geprezen werden. Daarmee begon de glansperiode van de Fuchsia die nu al gauw in de rij van de kostbare planten trad. Als klein kroonboompje, met rijke bloemenpracht, werd het de lieveling van het volk. Vooral toen men zijn sierwaarde op half beschaduwde balkons erkende en de kwekers zich op mooie hangfuchsia ‘s toelegden steeg de geliefdheid van jaar tot jaar.

Kweken van boomvormen.

Boompjes maak je door een oude krachtige plant te nemen, die te snoeien, op te potten en in het voorjaar op warmte te zetten. Na enige tijd komen er verscheidene scheuten uit, die worden op 1 na verwijderd. Dit is de beste, de dikste en de snelst groeiende. Die bind je aan een stok van de gewenste hoogte. Als die hoogte bereikt is, top je de scheut. Let op, hier bovenop komt nog het bolletje te staan, de stok moet dus langer zijn dan het getopte gedeelte. Na het toppen lopen de bovenste paar scheuten uit die regelmatig getopt worden zodat de plant zich steeds meer vertakt en op den duur de gewenste vorm gekregen heeft. Zijtakken en andere uitlopers worden verwijderd.

Stekken.

Fuchsia ‘s kunnen ook zeer goed gestekt worden. Neem hiervoor niet al te zachte scheuten. Haal de top eraf zodat twee bladscheuten over blijven. Van de onderste bladscheut wordt het blad verwijderd. Dit gedeelte wordt in de gezeefde grond gestoken. Hierboven wordt, na vochtig maken, plastic gespannen. De plant moet voldoende vochtig blijven, het stekje heeft nog geen wortels, uitdrogen is funest. Dit is te constateren als er voldoende waterdruppels aan het plastic hangen. Zijn die afwezig dan is het te droog. In water stekken zien we ook wel eens, dit geeft echter zgn. waterwortels, men kweekt nu eigenlijk planten die geschikt zijn voor watercultuur, hydrocultuur. In potgrond gestoken gaan die wortels dood, de plant moet weer helemaal opnieuw wortels maken die geschikt zijn voor grond.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl