Dasiphora
Over Dasiphora
Heester ganzerik, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten,
Dit is een grote groep van meerjarige, zelden zijn ze eenjarig, kruiden en heesters. Bladeren staan verspreid, geveerd of handvormig samengesteld met steunblaadjes die met de bladsteel vergroeid zijn.
De bloei is meestal lang en het meest overdadig in juni/juli. Bloemen zijn tweeslachtig en meestal geel of wit en staan in weinig bloeiende eindstandige schermen, 5 kelkbladen met 5 afwisselend geplaatste bijblaadjes en 5 meestal vlak uitgespreide kroonbladen, 10-30 meeldraden die korter zijn dan de kelkbladen, de stamperdrager is droog en zeer korte, afvallende stijlen.
De vrucht wordt meestal stekelig.
500 soorten komen voor in de gematigde streken van het noordelijk halfrond tot aan de poolgebieden.
Rosaceae, Potentilla klasse.
Uit N. Wallich.
De geslachten Duchesnea, Horkelia en Ivesia worden nu onder Potentilla gerangschikt, hoewel dat niet universeel gevolgd wordt.
Dan worden de struikvormige Potentilla, Potentilla fruticosa, nu in een apart geslacht gezet, Dasiphora, Dasiphora fruticosa.
De twee soorten die vroeger Potentilla palustris en Potentilla salesowianum heetten zitten nu in het geslacht Comarum, terwijl Potentilla tridentata veranderd is in Sibbaldiopsis, Sibbaldiopsis tridentata, en Potentilla arguta heet nu Drymocallis arguta.
Zilverkruiden, Potentilla anserina, zitten nu in een nieuw geslacht Argentia, hoewel die dichter bij Potentilla staat zodat niet iedereen dit ondersteunt.
Naam, etymologie.
Dasiphora, Grieks dasy; ruig, phorum; drager, verwijzing naar de harige zaden. Heesterganzerik, Shrubby cinquefoil.
Vormen.
Dit zijn lage struiken die op vele manieren te gebruiken zijn want er zijn opgaande, plat groeiende en andere vormen in vele kleuren.
De meeste zijn afkomstig uit Europa en W. Azië, ze zijn winterhard.
Het sortiment is de laatste jaren behoorlijk uitgebreid. Van vele nieuwe cv ‘s ontbreekt vaak een goede beschrijving. Verder zijn er vele vormen in cultuur die rechtstreeks uit het wild zijn geïmporteerd en vormen die op de kwekerijen zijn ontstaan.
=Dasiphora arbuscula (D. Don) Sojk (kleine boom, boomachtig) (Potentilla fruticosa var. arbuscula Maxim) komt uit de Himalaya en China.
Lijkt op de vorige maar is uitgevoerd met gele bloemen. ‘Wakerhurst Place.’
De var. vilmoriniana heet nu ook Dasiphora davurica (Maurica L, de Vilmorin, kweker te Barres-sur-Nogent, Frankrijk)
De cv. ‘Red Ace,’ met een aparte oranje tot rode kleur, is een doorbraak in de bestaande kleuren.
Dasiphora x friederichsenii Spaeth.(Duitse botanist L. Friederichsen rond 1900) = kruising van davurica x fruticosa.
Bladeren zijn 5-7tallig met elliptische blaadje die 1.5-2.5cm lang en fris groen zijn met blauw/groene achterkant en behaard.
Bloemen van 2.5-3cm groot, licht geel, bloemsteeltjes en kelk zijn behaard, bijkelkbladeren zijn ongelijk met getande top in juni/augustus.
Fors groeiende en opgaande struik van 80-125cm hoog.
Var. leucantha heeft witte bloemen.
Var. ochroleuca bloeit met geelachtig witte bloemen. Al deze kruisingen zijn in de handel gebracht door L. Spaeth, kweker te Berlijn, Duitsland.
uit commons.wikimedia.org
Dasiphora davurica Kom. (uit Davuri) (Potentilla davurica, Nest.) Kort gesteelde bladeren zijn meestal 5tallig, blaadjes elliptisch en 8-15mm lang, 3-4mm breed, donkergroen met blauwachtig/groene achterkant.
Gedrongen groeiende struik net liggende tot afstaande twijgen, de bovenste opgericht.
Witte bloemen van 1-2cm groot met breed/eivormige kelkbladeren die spits en later teruggeslagen zijn en langer dan even brede, stompe bijkelkbladeren, knotsvormige stijl in mei/juni.
Ruw behaarde vruchtjes.
Uit N. China en Mantsjoerije, wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1824.
‘Mount Everest,’ komt vrij goed met de var. overeen.
Bloemen van 2.5cm groot zijn zuiver wit, kelk en bijkelkbladeren behaard en de laatste ongeveer even groot als de kelkbladeren.
Mogelijk zijn ‘Primrose Beauty’, en de ‘Maanelys,’ hybriden afkomstig van deze x de fruticosa.
De var. veitchii (J. Veitch & sons, kwekers te Chelsea, Engeland) heet nu ook D. davurica. Hiertoe behoort wat in Boskoop in cultuur is als ‘Veitchii hoog 3n ‘Veitchii ‘ laag.
Uit G. Oeder.
=Dasiphora fruticosa Rydb. (struikachtig) (Potentilla fruticosa, L.) Handvormige donkergroene blaadjes, bladeren zijn aan bloeiende twijgen zeer verschillend van die aan de niet bloeiende twijgen. Aan de eerste zijn ze meestal 5tallig en de 3 topblaadjes met de hoofdbladsteel vergroeid, 1-2.5cm lang en donkergroen en onderkant iets lichter en grijs behaard, langwerpig/lijnvormig met gave bladrand en 1cm lange bladstelen. Aan niet bloeiende twijgen 3-7cm lang tot 3.5cm breed aan bijna 3cm lange bladstelen.
Jonge twijgen zijn behaard, later kaal en bruin/rood.
Die tillen de bloemen op in overdadige pracht. Rijkelijk verschijnen de vierstralige bloeikransen aan het struikje in juli/augustus, donker geel en 2-2.5cm in doorsnede, kelkbladeren zijn breed eivormig en toegespitst, recht, bijkelkbladeren zijn lancetvormig en smaller dan de kelkbladeren, kelk en bloemsteeltjes zijn grijs behaard, stijl is knotsvormig.
Ruw behaarde vruchtjes
De type is vrij variabel in geel.
Opgaande en breed uitgroeiende struik met bruin/rode takken die afschilferen.
De heesterganzerik vind je vrijwel overal op het noordelijk halfrond in gematigde klimaten. Meestal vind je het struikje in O. Azië in zulke grote afwijkingen dat sommigen die voor afzonderlijke soorten van P. veitchii, P. dahurica en dergelijke zien. De vormen in cultuur zijn hiernaar terug te voeren, of het zijn hybriden.
Komt uit Siberië, Himalaya, Kaukasus en Pyreneeën, wordt 60-100cm hoog.
Er zijn 2 subspecies. Dasiphora fruticosa subsp. fruticosa Rydb. uit N. Europa, N. en centraal Azië. (synoniem var. farreri (Reg. J. Farrer, Engelse plantenverzamelaar, 1880-1920) die ervan verschilt door de forsere groeiwijze met meestal 6tallige bladeren die helder groen zijn, goud/gele bloemen van 2.5-3cm in doorsnede.
Dasiphora fruticosa (L.) Rydb. subsp. floribunda (Pursh) Kartesz (rijk bloeiend) (Potentilla floribunda Pursh.,) uit N. Amerika, Azië en zuid Europa. (synoniem var pyrenaica, uit de Pyreneeën, wordt 20-40cm hoog, met korte en bijna liggende takken, twijgen zijn eerst behaard en later kaal, bladeren zijn meestal 5tallig, blaadjes omgekeerd eivormig tot lijn/lancetvormig en 1.5cm lang, niet behaard, alleenstaande goud/gele bloemen van 2.5cm in doorsnede, Pyrenean cinquefoil.
Vele var. zijn beschreven uit Azië die nog niet gepubliceerd zijn onder het geslacht Dasiphora, anderen als een apart geslacht. Dat zijn Potentilla fruticosa var. albicans Rehd. & Wils., (witachtig) Potentilla fruticos var. arbuscula (D.Don) Maxim. (kleine boom of boomachtig) (Dasiphora arbuscula (D. Don) Sojk), Potentilla fruticosa var. dahurica (Nestl.) Ser. (uit Dahurie) (Dasiphora dahurica (Nestl.) Komarov), Potentilla fruticosa var. pumila J.D. Hooker, (heel klein) Potentilla fruticosa var. mandschurica (Maxim.) Wolf (uit Mantsjoerije) (Dasiphora mandshurica (Maxim.) Juz.) en Potentilla fruticosa var. unifoliolata Ludlow (1 gevleugeld blad) (Dasiphora unifoliolata (Ludlow) Sojk).
De variëteiten van Dasiphora fruticosa var. monticola Rydb. en Dasiphora fruticosa var. tenuiloba Rydb, zijn beschreven uit west N. Amerika en niet algemeen aangenomen als afzonderlijk.
Dasiphora parvifolia (Fisch. ex Lehm.) Juz. (kleine bloemen) (Var. parvifolia) uit Siberi en midden China, Himalaya is een sterk vertakte struik met dunne twijgen die eerst grijs behaard en later kaal worden, kort gesteelde bladeren zijn 3-5 of 7tallig, blaadjes zijn lijn/lancetvormig en 6-8mm lang, frisgroen met grijs/groene achterkant, goud/gele bloemen van 1.5-2cm in doorsnede met bijkelkbladeren die aan de top niet of zwak getand zijn. Hiertoe behoort;
‘Grandiflora’, verschilt door grotere bladeren en bloemen, die zijn 3cm in doorsnede. ‘Bachmanns Giant,’
‘Micrandra’ van 30-60cm is een breed uitgroeiende struik met vaak kruipende takken, bladeren zijn kort gesteeld en 5-7tallig, blaadjes elliptisch tot eivormig, 8-15mm lang, de achterkant licht grijs behaard, helder gele bloemen van 1-1.5cm in doorsnede met zeer korte meeldraden.
‘Farreri’, en ‘Klondike’, zijn bekende cultuurplanten.
‘Pumila’, van 15-30cm met eivormige/langwerpige 3-5cm lange, dicht zijdeachtig behaarde blaadjes, bloemen zijn heldergeel. Hiertoe behoort de vorm ‘Argenta’, waarvan de blaadjes zilverwit behaard zijn.
‘Purdomii’ (William Purdom, Engelse plantenverzamelaar, 1880-1921) uit N. China, Kansu is een opgaande struik met meestal 5tallige bladeren, blaadjes zijn elliptisch tot langwerpig, 7-10mm lang en spits, de randen wat omgekruld, gewimperd, blauw/groene achterkant die op de middennerf zijdeachtig behaard is, zachtgele bloemen van 2cm groot.
Naam.
Heesterganzerik, Frans potentille arbustive, Engelse shrubby cinquefoil.
Vermeerderen door zomerstek en de grotere soorten door winterstek.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl