Leontopodium
Over Leontopodium
Edelweiss, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Jacquin.
Dit zijn meerjarige en wollige kruiden.
Kruiden met gegroepeerde bladeren die vaak vanuit de basis komen.
Vele bloemhoofden van opvallend gele bloemen.
Tussen de 30-40, voor een deel struikachtige soorten komen voor die voornamelijk over Oost- en midden Azië zijn verspreid. In Europa komen slechts 2 soorten voor die zich in de loop van de ijstijden op het Europese gebergte hebben genesteld. Dit zijn Leontopodium nivale, Ten. (sneeuwwit) op de Abruzzen en Bulgarije en Lentopodium alpinum (Alpen) op het gebergte van midden Europa. Beiden stammen af van een in Mongolië, met meerdere var. voorkomende soort, Leontopodium ochroleucum, Beauv. (okergeel/wit)die in N. Azië tot op 5000m hoogte voorkomt.
Asteraceae, Inula klasse.
Ze lijken veel en zijn nauw verwant met onze Anaphalis en Gnaphalium. Bauhin en Linnaeus hebben Leontopodium onder het geslacht Gnaphalium ondergebracht, Gnaphalium leontopodium L. was dan ook de oude naam. De nu geldende naam is van Cassini uit 1819.
Leontopodium alpinum, Cass. (uit de Alpen)
De bladeren staan in rozetten, opstaand en zijn spatel/lijnvormig, stomp, grijs/wit viltig.
Opstaande stengels zijn bebladerd.
De gele bloemhoofdjes zijn klein, 5-8mm in doorsnede met 6-12 dicht bijeen geplaatst in juni/augustus. De hoofdjes zijn echter omgeven door acht stervormige en dichtwollige bladerkrans die de indruk van een bloem versterken. Zo staan de bloemen als sterren boven het blad. Als vlinders hangen de planten aan de rotsen. De zilverglans van het edelweiss is niets anders dan de zilverglans van het eerwaardige hoofd der patriarchen der mensen. Het zijn in beide gevallen haren die wit oplichten omdat ze met lucht gevuld zijn. Hoe hoger ze worden, hoe grijzer. De haren houden de morgendauw vast zodat ze als parels beginnen te glinsteren.
Edelweiss of edelwit, is een meerjarig plantje uit de Alpen, Karpaten en Pyreneeën van 25cm hoog. Edelweiss groeit op de hoogste Alpen, tussen 2-3000m soms 3400m, wordt door de toeristen veel verzameld.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Beide deze kruiden (met Hieracium pilosella als eerste) worden voor geslachten van Leontopodium gehouden dat van Dioscorides op de navolgende manier beschreven wordt; Ԍeontopodium, zegt hij, is een kruidje van twee vingers hoog met smalle bladeren van bijna twee of drie vingers lang, ruig of harig, maar die dicht bij de wortel staan zijn wolliger en wat witachtig van kleur, op het hoogste van de stelen heeft het gegate of als doorboorde kopjes waaruit zwarte bloempjes komen. Het zaad kan men niet goed te zien komen omdat het zo zeer met dons bedekt of omwonden is. De wortel is klein.’ Met welke beschrijving de tweede soort van klein nagelkruid, dat is die van Matthiolus beschreven, meer gelijkheid heeft dan de eerste.
Voorts zo heeft Leontopodium sommige bastaardnamen, te weten deze Griekse, Zonychon, Atonychon, Kemos, Damnamene, Idiophyton, Phytobasila, Crossion, Crossophthoon en deze Latijnse, Minervium of anders Palladium. Dan dit Leontopodium verschilt van dat gewas wat Plinius in het 8ste kapittel van het 16de boek beschrijft al is het dat hij het ook Leontopodium noemt. Galenus en Egineta hebben niet eens van Leontopodium vermaand. Oribasius zegt dat Leontopetalon ook Leontopodium genoemd wordt. Deze mag men Leontopodium Matthioli noemen omdat Matthiolus die soort van nagelkruid het eerst beschreven heeft. Leontopodium van sommige is de Alchemilla die ook Pes Leonis, dat is leeuwenvoet, heet.’
Leontopodium, komt van de Griekse leon: een leeuw, en podion; voet, de bloemen en de bladeren werden wel vergeleken met een leeuwenvoet.
Duits Lowenfuss, Franse pied de lion, Engelse lion’s foot en onze leeuwenklauw.
(b) Zie ook Gnaphalium en Filago. In de 15de eeuw werd het tot de Filago: viltkruiden gerekend. De rozetten zijn gevormd uit lappen katoen of zoals de Fransen zeggen cotonniere, ook etoile des glaciers; bleke uit de bergen, Duits Filzkraut en ons viltkruid.
De oudste naam gaat van de wollige beharing uit: Wullblumen biedt Aretius in 1561. (Dodonaeus) Gnaphalium Alpinum is van Clusius beschreven en heet Wulblumen in het Hoogduits. Zo was ook de oude Zwitserse naam Chatzedopli.
(d) In berggebieden en delen van Tirol gold ook de naam Bauchwehblume, Bauchwehbleamerl, men verzamelde de bloemknoppen als thee tegen lijfpijnen in.
(e) De naam edelweiss komt voor sinds 1785 via R. Moll in zijn brieven over Oostenrijk. De naam volgt het voorbeeld van de Edelraute en met beiden rookten, naar Moll, de Zillertalers de stal uit als een koe een gezwollen uier had. Als Edelvais en Vais is het woord in Itali aan de Venetianer Alpen ontleend. Edel betekent nobel en wei: is wit. De uit het Zillertal stammende naam Edelwei, in Tirol spreekt men van Irlwei en in Graubunden van Alv-etern: eeuwig wit, is zo pas sinds 1785 bekend geraakt en in de 19de eeuw in andere talen. Almsterndl, Federwei, soms ook Silberstern en Wlblume (in Zwitserland). Engels bridal everlasting, silverstar, edelweiss en lionճ paw cud weed, zie Gnaphalium.
Edelweiss werd geleidelijk aan het teken van de bergvereniging en zo in 1862 ook van Duitse en Oostenrijkse alpenvereniging, bergpensions, jagers en het souvenir. Het werd het symbool van zuiverheid.
De meeste legendes en liederen stammen zo pas uit de laatste honderd jaar. Vanaf 1880 werd het plantje beschermd wat binnen enkele tientallen jaren weer werd opgeheven. In 1959 vond men bij een herder 80 000 edelweissbloemen.
Folklore.
Bij de Zwitserse maagden was het een heilige bloem. De arme bergbewoner had voor zijn geliefde waarschijnlijk geen andere gift dan deze bloem en zo beklimt hij op zaterdag een berg, een gevaarlijke risico. Gewoonlijk krijgen deze bergbeklimmers van hun meisjes een dankbare onthaal. Deze wolken geboren bloemen zijn een bewijs van grote moed en onwankelbare verering. Volgens Zwitserse legende was er een maagd zo mooi, zo puur van hart, met zoծ nobele geest dat, hoewel elke man haar liefhad, geen een werd gevonden die waardig was om haar te winnen en toen ze nog steeds ongetrouwd op een bergtop tussen sneeuw en ijs stierf, veranderde ze in een bloem. Zo kan ze alleen met veel moeite, bravoure en opwaartse strijd gewonnen worden.
In een legende is er een verwijzing naar de hemel, waar het zo dichtbij groeit. Een engel in de hemelse wereld wilde de bitterheid van de aarde proeven. Zij kreeg permissie om haar aardse vorm aan te nemen, maar, onvoorbereid als ze was om tussen de mensen te komen die, zelfs in haar ogen, in een samenspel leven van tragedie, armoe, misdaad en ongeluk, koos ze als huis de hoogste en wildste Zwitserse bergen waar ze op de wereld kan neerkijken, maar er niet af komt. Haar ziel verlicht haar gezicht en vormt haar lichaam tot een prachtige schoonheid. Als ze gezien wordt door een moedige klimmer, en door de ijzige vastheid waar ze haar liefelijkheid verbergt, wordt hij aangemoedigd om haar te winnen en door de vreugde haar te bezitten, wordt hij veroordeeld om van haar te houden. Ze is vriendelijk maar koud voor allen, onmogelijk is het om haar in ‘t gezicht te zien zodat je je afwendt. Haar aanbidders baden tot God dat ze haar niet konden bezitten en dat ze wegkwijnen vanwege haar lieflijkheid. Hun gebed werd verhoord, de engel is terug naar de hemel en liet haar menselijke hart in het edelweiss, als een memento van haar aardse verblijf. Vandaar zijn Romeinse naam, floarea reginei (koningin bloem). Edelweiknige.
De bloem staat op Oostenrijke euromunten. De Edelweiss is gevestigd in 1907 als teken van de Oostenrijkse/Hongaarse alpine troepen door Franz Joseph I. deze oorspronkelijke 3 regimenten droegen de edelweiss op de kraag van hun uniform. Tijdens wereldoorlog I mocht de Duitse Alpine troepen het dragen vanwege dapperheid. Nog is het een teken van Oostenrijkse, Poolse en Duitse Alpine troepen.
Het insigne van Zwitserse generaals heeft een edelweiss in plaatst van een ster, een korpscommandant heeft bijvoorbeeld 3 bloemen.
Uit biolob.cz
Leontopodium himalayanum, DC. (uit de Himalaya)
Bloemhoofdjes zijn 5-7mm in doorsnede, met 3-10 dicht bijeen geplaatst, ze zijn omgeven door breed lijnvormige tot tongvormige, kort toegespitste schutbladeren, geheel grijs wollig in juli/augustus.
Verschilt van alpinum door opgerichte, lancetvormige en spitse bladeren, kleinere bloeiwijze en iets latere bloei.
//Uit Himalaya, Tibet, Yunnan, Sikkim, Kasjmir wordt 10-20cm hoog.
Uit it.wikipedia.org
Leontopodium leontopodioides, Beaverd. (edelweiss-achtig) Opstaande bladeren zijn lijn/lancetvormig en spits, grijs viltig.
Opstaande stengels zijn bovenaan vertakt en dicht bebladerd.
Bloemhoofdjes zijn 7-10mm in doorsnede en staan met 2-7 bij elkaar, ze zijn omgeven door korte, langwerpige schutbladen, geheel grijs wollig behaard in juni/augustus.
Verschilt van alpinum door de sterkere groeiwijze, kleinere bloeiwijze en meer grijze beharing
Uit Siberië, Tibet, Korea en Mantsjoerije wordt 15-40cm hoog.
Leontopodium palibinianum, Beauv. (I.V. Palibin, Russische botanicus, geboren in 1872) Opgerichte bladeren zijn lancetvormig en spits, grijs wollig behaard.
Opstaande stengels zijn wat kantig en dicht bebladerd.
Bloemhoofdjes zijn 6-8mm in doorsnede en staan met een groot aantal, vaak 30, dicht bijeen en zijn omgeven door grote, eivormige, spitse schutbladeren waarvan de bovenkant grijs/wit wollig en de onderkant groenachtig is in juli/augustus.
Uit Mongolië, Mantsjoerije en Siberië, wordt 10-50cm hoog.
Sibirisches Edelwei, giant glower edelweiss.
Leontopodium souliei Beauverd. (Franse missionaris Jean Andre Soulie, 1895, die later gemarteld en gedood werd door Tibetaanse monniken in 1905) Komt uit China en heeft onderaardse uitlopers.
Blijft iets lager dan de gewone en bloeit in juni–juli.
Planten.
De plant houdt van volle zon en droogte, vooral in de winter, en van schrale, zandige kalkgronden. Bij cultuur in de tuin verliest het licht de witte vacht, in vette grond en vochtige plaatsen worden ze groter maar ze verliezen hun karakteristieke vorm en kunnen zo slecht tegen de winter.
Deze soort varieert sterk en elk zaaisel brengt talrijke afwijkingen voort in vorm en grootte van bladeren en bloeiwijze, eveneens is de standplaats van invloed of de bloeiwijze groter of kleiner of mooier wit viltig zijn.
Er zijn cultuurvariëteiten die voor de tuin geschikt zijn. ‘Mignon’ is hier zo’n voorbeeld van. Die kan gemakkelijk gescheurd worden omdat ze vele worteluitlopers maakt. Maar is vrijwel niet te verkrijgen. Vermeerderen is meestal door zaad, zaaien bij 10 graden, niet bedekken, scheuren.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl