Avena

Over Avena

Haver, evenie, vorm, grassen, granen, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten.

Uit W. Woodville.

Een 10-15 soorten omvat dit geslacht die in de gematigde en koudere plaatsen van de wereld groeien, meest Europa, N. Afrika en Azië.

Meestal zijn het eenjarige met open trossen en grote bloempakjes.

Ook de gewone haver kan als siergewas in de tuin geplant worden en ook gebruikt worden voor droogboeketten.

Poaceae, grassen, Aveneae klasse.

=Avena sativa, L. (tam of gekweekt) pluimhaver met losse pluimen en lang gesteeld met naar alle zijden hangende pakjes, hoogstens is het kroonkafje van de onderste vrucht genaald. Dit is de meest verbouwde soort.

Haver kan meer dan een meter hoog worden.

Soms kan het zich verwilderen. In sommige landen is de wilde haver een lastig onkruid waar het soms in zo grote aantallen kan voorkomen dat de planten als hooi gebruikt worden.

Haver kan zichzelf bestuiven zonder zelfs te bloeien waardoor het gewas niet zo afhankelijk is van mooi weer.

Het verschilt van andere graansoorten door de bloeiwijze die de vorm heeft van een tros. Bovenin geeft de halm namelijk in de knopen vele zijtakken af die zich meestal nog eens vertakken en elk aan hun top een aartje draagt.

Haver vraagt een matig warm en vochtig klimaat. Het verdraagt een ruwer en vochtiger klimaat dan de zomergerst. Zijn langere groeitijd beperkt echter zijn verspreiding naar het verre noorden. Het gewas heeft een langere vegetatietijd dan de gerst, 16‑22 weken.

De kafjes bezitten geknikte en gedraaide naalden die vooral opvallend zijn bij Avena sterilis L. (onvruchtbaar, steriel) die daardoor wel als bijzonderheid gekweekt wordt. Wanneer de naalden bevochtigd worden strekken ze zich en bij droogte rollen en kronkelen ze zich in elkaar.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘In het Latijn heet het Avena en in het Grieks Bromos, er is nochtans noch een ander Bromos bij dezelfde Grieken die Poa genoemd wordt waarvan we hierna handelen zullen onder de miswassen van het koren.’

Avena komt van het Latijnse avena: wat blazen betekent, naar de lange holle halmen die als blaaspijpen gebruikt kunnen worden. Symbool van muziek.

Of Latijn advena: vreemdeling.

Of avis: vogel, die haver graag eten.

Of van aveo: begeren, vanwege de begeerte waarmee dieren haver eten.

Of van havere: gezegend zijn, omdat haver een belangrijke voedselbron is.

Avena stamt vermoedelijk van het Sanskriet avi: schaap, of van Sanskriet avasa: voeding. Franse avoine komt van Avena.

Dodonaeus (b) ‘In Brabant heet dit koren haver, in Hoogduitsland Habern, in Frankrijk avoine, in het Engels heet dit koren eres en haver, in het Spaans avea en avena, in het Italiaans biona en in het Latijn Avena vesca’.

De naam haver stamt wel van oud-Noors hafr: bokken voedsel (de Angelsaksische hafer is een bok) Alle namen van de vrucht, er zijn er verscheidene, zijn van schaap of bok afgeleid. Dit waarschijnlijk omdat die dieren ermee gevoerd werden (of van een gelijkend onkruid) Toch ligt de grond hiervan waarschijnlijk elders. Goed groeiende gewassen die geen vrucht droegen maar wild en onvruchtbaar groeiden werden hiermee vergeleken. Bij de vijg is de Ficus de vruchtdragende vijg en caprificus de boksvijgenboom. Daarom werd de wilde en onvruchtbare haver bokskruid genoemd en in Duits Bockskraut.

In midden-Nederlands van 1280 komt haver(e) voor en in oud-Saksisch Haboro, in oud-Hoogduits Habaro, nieuw-Hoogduits Haber, Hafern en Hawer (nu Hafer) oud Engels haver of hafer en in Wales hever, Frans haveron, oud-Noors hafri. De oorsprong van dit woord is omstreden, is het misschien naar de behaarde aren genoemd? Omdat haver reeds in de bronstijd op de Deense eilanden verbouwd werd, is overname van een voor-Germaans woord niet onmogelijk.

Maar Angelsaksisch etes en ate, nu oats: onkruid, heeft het woord haver verdrongen.

Dodonaeus (d) ‘In het Frans heet het ook avene,’

De naam haver komt pas later voor, daarvoor had men aan het Latijnse avena ontleende woord evene of evenin.

Dodonaeus (e) ‘De andere soort van haver wiens zaad bloot ligt is daarom naakte haver of blote haver en in het Latijn Avena nuda genoemd. Tenzij dat tarwe in gerst verandert, wat zelden gebeurt, of in spelt, dat vaker gebeurt, zo verandert het in haver wat van sommige ook tweekoren genoemd wordt omdat bij dit koren altijd zijn tweede erbij hangt. Maar de haver die lang niet geteeld wordt, wordt los of ongeschikt en onnut om te eten.’

De uitdrukking van haver tot gort is een volks etymologische vervorming van midden Nederlands van aver te aver, oorspronkelijk ‘van zoon tot zoon’, waarvoor oud Nederlands van haver tot haver.

Haverklap, (om de), dialect ook haverslag. Men wil haverklap wel als ‘val van haver’, of haverstro verklaren.

Uit Bock.

Gebruik.

Zo werd het vroeger gebruikt. (Dodonaeus) ‘Haver, als Galenus zegt, is een voedsel van de beesten en is voor de mens niet geschikt tenzij dat ze door grote en uiterste hongersnood gedwongen worden om er brood van te bakken.

Pap of brij van haver gemaakt, als Dioscorides betuigt, stopt de loop van de buik.

Havermeel in azijn gekookt neemt weg de sproeten en littekens van het aanzicht, als Plinius betuigt.

Over al in Frankrijk, Neder en Hoogduitsland en in Italië is haver zeer gebruikelijk en geacht voor een zeer goed voedsel voor de paarden, paardenkoren. Dan de Engelse, als Lobel betuigt, geven hun paarden meestal bonenbrood te eten in plaats van haver want ze denken dat de paarden niet zo goed varen van de haver of er niet zo goed van kunnen werken, hoewel nochtans dat ze goede haver hebben waarvan ze in Wales ook brood en taarten bakken als ze van de schubjes verlost is die niet slecht van smaak zijn. Ze maken er ook papjes van de bloem van havermeel net zoals men ook doet in Elzas en Zwitserland.

Haver wordt in een vijzel gestoten en gort ervan gemaakt wat alleen of met vlees gekookt wordt of in vele andere dingen gebruikt.

De dokters zeggen dat havergort zeer goed voedt en goed is tegen het niergruis en om water te maken. Het wordt gekookt in koeien of geitenmelk of sap van zoete amandelen met suiker. De Hoogduitsers maken er pap of brij van die ze graag eten.

Die van Moskou distilleren water van haver wat ze drinken in plaats van wijn want het verwarmt niet minder en maakt niet minder dronken dan wijn en voorwaar het voor vermelde water van haver alleen gedistilleerd is niets anders dan een medesoort van brandenwijn.

Het is wonder hoe graag dat de konijnen de naakte haver eten. In Engeland maakt men van dit graan, als het droog is weken ze het in water, zeer goed bier. Want deze haver is wat zoeter en lieflijker om te eten, hoewel dat het weinig gevonden wordt.’

De korrels blijven in de kafjes zitten en dienen hoofdzakelijk tot paardenvoer. Ze worden gepeld en gebroken als havergort. Als ze gedeeltelijk gemout en gewassen en tussen rollen platgedrukt als havermout kunnen ze door de mensen gegeten worden. Van alle graansoorten heeft haver het grootste eiwitgehalte, ruim 14%. Gebruikt voor havermout, gort, pap en koeken. In België wordt het gebruikt om er witbier van te maken.

Aan paarden werd het gegeven omdat het de huid van paarden een betere glans zou geven.

Het verhakkelde stro werd als paarden en veevoer gebruikt, ook als verpakkingsmateriaal voor gemakkelijk breekbare dingen als glas, eieren en porselein.

Als borstthee gebruikt men havergrutten als slijmoplossend bestanddeel, haverslijmsoep was een prima verstekend middel voor zieken, wordt met honing en suiker gezoet, ook met zout gegeten worden. Voor verwekende omslagen, klisters en gorgelwater werden de grutten veel gebruikt

Kneipp laat uiterlijk verkleind haverstro met water koken, met honing verzoeten en als middel tegen borstziektes gebruiken.

Historie.

De Egyptenaren, Joden, Grieken en Romeinen kenden het niet. Eerst in de vierde eeuw v. Chr. wordt het in Griekenland vermeld. Haver als cultuurgewas zou op verschillende plaatsen tegelijk ontstaan zijn. Zuidwest en zuidoost Azië, M. Zeegebied en Abessinië, naar anderen van Z. O. Rusland en Kaspisch/Kaukasisch gebied. De oorsprong van haver is zo onbekend en mogelijk stamt het uit het Donaugebied. De plant stamt mogelijk van de vlieghaver Avena fatua, L. (droog, smakeloos) of van een verwant soort waarvan er in Z. Europa en W. Azië meer zijn, of van Avena sterilis. Het kan gevoeglijk als oorspronkelijke Europese broodvrucht gezien worden.

In de oude beschavingen was het niet bekend, maar in de bronstijd moet het in Europa zijn geweest.

Na de invoering van de nieuwere en betere Ceralien werd het steeds meer op de magere gronden verbouwd en op niet oorspronkelijke stellingen teruggedrongen. Het was in Noorwegen het hoofdgraan tot 69,5 graden N. Breedte evenals in Schotland, Ierland en Orkney.

In de Alpen komt het tot 1600m.

De Kelten en Germanen cultiveerden het al 2000 jaar geleden. In hun nederzettingen in het Zwitserse Savoie werden oude resten gevonden. In de bronstijd zijn er in paalbouwnederzettingen in Zwitserland sporen van aangetroffen. De Romeinen noemden de Germanen verachtelijk havervreters. Mogelijk was het eerste een bijgewas bij gerst en tarwevelden. Rond 5000 v. Chr. Zijn de oudste gebruiken van haver in Polen en noordelijk naar de Zwarte Zee te vinden. Het eerste gebruik ervan in Midden Europa dateren van 2400 v. Chr. Tot de middeleeuwen was de aanbouw in het gebied noordelijk van Mainz beperkt, later ging het ook zuidelijker. Laat Middeleeuwen is het een bekende veldvrucht die pas door de invoer van aardappelen achteruitging. Nog in 1939 kwam ze wereldwijd na tarwe en mais op de derde plaats. Anderzijds voert de overeenstemming in woordovereenkomst in de Slavische, Litouwse en Germaanse talen tot het vermoeden dat de haver ook in Europa door de toenmalige woongebieden van Slavo-Letten en Germanen gekweekt werd. In overeenstemming daarmee nemen met het indringen van de Slaven naar het westen ook de havervondsten in de Slavische-middeleeuwse nederzettingen toe en zo schijnt het binnendringen van gebergtelanden van de Balkan uit te gaan.

De haver is aan Thor gewijd omdat die haver at. Hij zelf zegt het in het Harbardsliodh der Edda ‘Eer ik uitvoer, at ik in rust.

Haring en havergort’. In de Edda, het oud-Noorse dichtwerk van IJsland wordt de haver al genoemd, terwijl het onder andere in Schotland, Denemarken, Zweden en Noorwegen al vroeg het volksvoedsel vormde. Het schijnt zich van daaruit naar de gematigde en koudere streken verspreid te hebben.

Onkruid.

Haver wordt als secundair graan beschouwd, dat wil zeggen dat het als een onkruid die in tarwe voorkomt is verspreid en op de daarvoor geschikte plaatsen de overhand kreeg. (dus op plaatsen waar tarwe minder wilde groeien) Wilde haver komt nu nog als hardnekkig onkruid voor in onze granen.

Bij de ouden was het een onkruid dat zich onder het koren mengde of waarin het koren zich veranderde, in beide gevallen verminderde het of verloor men zelfs de oogst erdoor zoals Theophrastus verhaalt. Later leerde men van Avena fatua ook een vruchtdragende vorm onderscheiden. De latere Grieken kenden haver alleen als veevoer.

Plinius en anderen meenden dat het edele koren in haver veranderde en zo ging die ook in een soort graan over. Hij voegt daaraan toe dat de Germanen zelfs haver zaaiden en leefden van deze grutten. Hetzelfde werd nog in de middeleeuwen van de Britse Kelten gemeld. Een traditioneel gezegde in Engeland is dat ‘oats are only fit to be fed to horses and Scotsmen’, waarop de Schotten antwoorden ‘and England has the finest horses, and Scotland the finest men.’ Samuel Johnson noemde haver in zijn Dictionary steeds ‘grain, which in England is generally given to horses, but in Scotland supports the people’. Het neemt daar ook een centrale plaats in zodat het niet verwonderlijk is dat het woord Schotland gebruikt wordt voor haver, terwijl anderen daar tarwe mee bedoelen.

Folklore.

Op de dag van St. Stephan, 2de kerstdag, brengt in Jaxice elke boer 10 tot 20 liter haver in de kerk, laat het wijden en geeft het daarna aan het vee te eten.

Als een meisje met een andere persoon een haverveld voorbijkomt moet ze, terwijl ze verder gaat, een andere persoon haver op de kleren gooien, zoveel korrels als er plakken blijven, zo veel vrijers zal ze hebben.

Heraldiek.

Haver is het sprekende wapenbeeld van de geslachten Haverstroh, Faulhaber en Haverschmidt. Opgenomen in wapens schijnt de haver te herinneren aan het volksgericht van het zogenaamde ‘Haberfeldreiben’ dat in Beieren voltrokken werd door de mannelijke jeugd van 17-25 jaar. In Saksische streken komt het volksgericht hier te lande ook nog voor in Drenthe en onder andere te Staphorst. Het volksgericht bemoeit zich vooral met leden van de dorpsgemeenschap die zich niet gedragen zoals het behoort, bijvoorbeeld als iemand die verplicht is te trouwen, het meisje in de steek zou willen laten. Over het algemeen vallen onder het volksgericht vergrijpen die niet door het gerecht behandeld worden, zoals slechte behandeling van vrouwen, kinderen of bejaarde ouders, schending van trouwbeloften, huwelijkstrouw en burenruzie. Het volksgericht is een overblijfsel van een oudere rechtsorde, zoals alles wat behoort tot eigen recht en weerwraak en uitgeoefend wordt door de dorpsgemeenschap. Ook in België komt het volksgericht voor, onder andere in het Belgische Limburg, ‘Den os rijden.’

Vormen.

Botanisch onderscheidt men:

Avena brevis, Roth. (kort) korte haver, short oat.

Uit J. Kops, www.BioLib.de

= Avena fatua, L. (droog, smakeloos) vlieghaver, is een bekend onkruid, oot.

De platte en heldergroene bladen zijn gemarkeerd met fijne lijnen.

In juli/augustus rijst het op tot een meter hoog.

Bloempluim groot en spreidend, de takjes ruw en de aartjes hangen met lange en stijve, geelachtige haren aan de basis.

Die komt vooral voor op akkerland. Dan is het een onkruid dat veel op de haver gelijkt.

Kenmerken.

Eenjarig.

Ronde halmen.

Bladschijf aan de rand, bladschede geheel, doch zwak behaard.

Tongetje kort en stomp, vliezig.

Naam.

(Dodonaeus) (a) ‘Het eerste geslacht is merkelijk een medesoort van Aegilops of Festuca en daarom zal men het niet oneigenlijk Festuca prior in het Latijn mogen noemen, in Brabant is het gebaarde evene genoemd. De naam Festuca betekent in het Latijn gewoonlijk alle kafachtige vezels en schubben die gauw met de wind wegwaaien en daarnaar hebben deze miswassen van koren hun naam ook gekregen.

De eerste soort of gebaarde evene is half tussen Aegilops en naakte haver en is zo genoemd omdat ze vele baardjes of vlimmen heeft. In Engeland en Frankrijk is ze algemeen genoeg. Lobel noemt het Aegilops Bromodes Belgarum, gebaarde evenie en in het Engels poure otes.’

Even, evenie of oot is een oud woord is voor haver. In het Angelsaksisch was het ate, midden-Engels ote, in modern Engels is het wild oat (Shakespeare Tempest iv, 1, 61) Sommige boeren in Groningen meenden dat de oot zo heet omdat het zo gehaot is. Met oat is er geen ander verband in andere talen. Een verbinding wordt gezocht met oud-Hoogduits Eitar: gif, origineel vergiftigd voedsel, oud-Engels attor: gif. Of de naam oat is verwant met eat: eten.

(b) Verder in Engels drake of droke, wild oat en flaver.

(c) Frans folle avoine; dwaze haver en haveron.

(d) Volghaver of wilde haver, Duits Flughafer (omdat het bij het dorsen wegwaaide met het kaf) of Windhafer, Maushafer of Schwarzhafer, Habergift, Habertwalch, wilder Hawer.

Uit J. Jacquin,

Avena sterilis L.

Wordt een 60-120cm hoog met een 2-5 knopen. Wortelt zeer diep.

Blad is 1-50cm lang en 4-10mm breed en meestal kort behaard.

Bloeit in juni-augustus. Een pluim van 10-40cm lang met hangende aartjes. De vruchten vallen afzonderlijk af.

Wilde haver komt voor in Europa tot centraal Azi en N. Afrika.

Het is de voorouder van haver.

Lobel: ‘IJdele haver, Bromos sterilis. Festucago van Gaza. In Frans averon. In Italiaans vena vana en orzo salvatico. In Engels haver grasse en is de tweede Aegilops en niet de eerste van Matthiolus.

Dioscorides zegt dat ijdele haver of het kruid Bromus welke de Aegilops gelijk is een drogende kracht heeft en wordt met de wortel in water ingekookt tot op het derde deel en het sop doorgedaan zo wordt daarbij gedaan zo veel honing en weer ingekookt totdat het zo dik is als honing. Een doekje hierin nat gemaakt en in de neusgaten gestoken is zeer goed tegen de stank van de kwade zeren. Sommige doen daarbij gestampte Aloe en gebruiken het alzo. In wijn gekookt met droge rozen verbetert het de stinkende adem.’

Tauber Hafer en wild oat.

uit J. Kops, www.BioLib.de

Avena nuda L. (naakt) Naakte haver is een eenjarige was dat 40 tot 80cm hoog kan worden. Bloeit in juni-augustus.

Komt in Noordelijke Europa voor tot in Griekenland.

Waarschijnlijk is het in de voortijd meer gekweekt geweest. Heeft naar verhouding van andere haversoorten een hoger vetgehalte en bitterstoffen.

Naam.

Naakte haver, Engels hulless oat of naked oat, Duits Nackthafer omdat de huls bij dorsen geheel afvalt.

Lobel: ‘Niet ver van de lustige rivier de Theems zo die voorbij Londen valt zijn in het land van Kent op sommige plaatsen platte velden die met naakte haver bezaaid zijn die de gewone haver in alle manieren gelijk is, uitgezonderd dat het graan van kleur de spelt en de naakte gerst gelijk is. Het is een wonder hoe graag dat de konijnen deze vrucht eten. Zij maken van dit graan als het droog is en weken die in water zeer goed bier want deze haver is wat zoeter en lieflijker om te eten hoewel dat ze weinig gevonden wordt.’

Uit J. Kops, www.BioLib.de

Avena strigosa, Schreb. (scherpharig, roskammig) Bladen zijn tamelijk breed en ruw.

De stengel is 60-100cm lang, rond en glad.

Bloempluim is opgaand en de takjes draaien allen naar 1 kant. Bloempjes zijn genaald, twee in elk aartje in juni/juli.

Eenjarig.

Lijkt veel op de haver waarmee het vaak groeit, maar zijn opgaande tros en lange en rechte borstels op het eind van de bloem onderscheiden het.

Naam.

Zandhaver, evenie, evene of evie, Duitse Eichelhafer, Flughafer of Sandhafer, Engels lopsided oat of bristle oat.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl