Gymnocladus
Over Gymnocladus
Doodsbeenderenboom, vorm, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit C. Millspaugh.
2-3 soorten komen voor in dit geslacht, 1 Amerikaanse en 1 in O. Azië. Chinese (Gymnocladus chinensis) en uit Burma. (Gymnocladus burmanicus)
Het zijn middelgrote bomen met grote, dubbel geveerde bladeren.
Groen-witte bloemen zijn tweehuizig en staan in grote eindstandige pluimen, kelkbuis lang en aan de zoom 5spletig, 5 kroonbladen en 10 meeldraden, korte stijl, grote peulvruchten die niet open springen, platte zaden.
Fabaceae, vlinderbloemige, Caesalpina klasse.
Gymnocladus dioicus, K. Koch. (tweehuizig) Jonge twijgen zijn behaard en later kaal en blauw/grijs met talrijke lenticellen.
Knoppen zijn zeer klein.
De doodsbeenderenboom heeft grillig gevormde en zeer dikke takken en twijgen wat het een stoer effect geeft.
Dit effect wordt in de zomer nog verhoogd door de enorme en dubbele geveerde heldere bladeren, 60-90cm. Het blad loopt wat roze uit, wordt daarna wat blauwachtig groen en valt in gele tinten. In de herfst vallen de blaadjes het eerst en laten het uitgebreide raamwerk van de samengesteld bladige bladen aan de boom. In die tijd worden soms bizarre dessins gevormd. Sommigen lijken op reusachtige spinnenwebben, al gauw valt het raamwerk en laat de stevige naakte takken achter die niet eerder uitspruiten dan in het voorjaar als de meeste bomen al groen zijn. Verbazend is wel dat zo’n geweldig blad zich zo snel kan ontwikkelen uit zo'n onschuldige en kleine knop.
Al gauw volgen nu de kleine en groen-wit gepluimde bloemen, eind mei.
Die worden opgevolgd door langwerpige en platte peulen van wel 30cm lengte die nog in de winter hangen.
De doodsbeenderenboom is een zeer opvallende en langzaam groeiende boom die geleidelijk aan toch nog een flinke afmeting kan halen. In Amerika wordt het gewas wel 30m. hoog met een brede en grillige, ovale tot ronde kroon.
Zelden komt de boom voor in natuurlijke staat, wordt veel geplant als ornamentele boom.
Is afkomstig uit de rijke wouden van Centraal New York tot Minnesota, Nebraska, Oklahoma en Tennessee. Is in 1748 beschreven.
Naam, etymologie.
(a) Gymnocladus komt van het Griekse gymnos: naakt, en klados een tak, een verwijzing naar het jonge hout dat verstoken is van knoppen. Duitse Nacktbastbaum. De Fransen in Canada noemen het chicot; dode boom, er is geen leven te zien omdat er geen knoppen te zien zijn.
(b) Doodsbeenderenboom, de plant is zo genoemd naar de afdruk, de knekels van de gevallen bladeren op het hout.
c. Wordt ook wel geweiboom, Duits Geweihbaum, genoemd omdat het takkenstelsel in bladloze toestand het aanzien heeft van een hertengewei.
(d) Het is de Franse bon duc du Canada of chicot du Canada; chikorei van Canada, Engelse Kentucky coffee tree, vervanger van koffie bij de eerste zendelingen, dat was gauw over, is zelfs giftig in grote hoeveelheden.
Gebruik.
Sommigen verhalen dat de eerste pioniers de bonen gebruikten als vervanger voor koffie. Zo zouden ze gebruikt hebben in Kentucky in oorlogstijd, vandaar de naam Kentucky coffee-tree. Volgens anderen zijn ze zeer bitter zodat de naam gegeven is vanwege de gelijkenis tussen koffiebonen en deze zaden.
De bast werd gebruikt voor wassen en bevat saponine.
Hout is zwaar en hard, verrot niet snel.
Planten.
Snoeien in het voorjaar kan bloeden veroorzaken.
Gewoonlijk en het gemakkelijkste is via wortelstek. In februari rooi je wat wortels op. De stevigere wortels verdeel je in stukken van een 10cm en leg je ze horizontaal in stekgrond. Afdekken met een 2cm stekgrond en bevochtigen. Bij warmte, 15 graden, zullen de knoppen direct beginnen te groeien, na het uitlopen verspenen en half weg mei in buiten te planten.
Zaaien in mei, eerst 6 uur weken in water van 70 graden, zaad kan na een jaar nog opkomen.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl