Carlina

Over Carlina

Zilverdistel, driedistel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit Fuchs.

Dit zijn lage een-, twee- of meerjarige met distelachtige bladen en purperen of witte hoofdjes.

De 15-30 soorten van dit geslacht komen voor op kalkachtige grond in meestal het M. Zeegebied, verder N. Afrika en Azië.

De omwindselbladeren van de bloemhoofdjes sluiten of openen zich afhankelijk van de luchtvochtigheid.

Asteracea, Cynara klasse.

=Carlina acaulis, L., (stengelloos)

Zeer kort gesteelde plant. Lijkt veel op de volgende maar de gesteelde bladeren zijn kleiner, niet behaard en meer doornig getand, terwijl de witte bloemhoofdjes kleiner zijn in juli/september.

Uit de Pyreneeën, Alpen, Balkan en midden Rusland wordt 10—15cm hoog. Is beschreven in 1640.

Hoge zilverdistel, Carlina acaulis subspecie simplex Waldst. & Kit., (enkelvoudig, niet vertakt) verschilt ervan doordat de plant een korte stengel van 10-30-cm hoogte vormt.

De omwindselblaadjes zijn vocht aantrekkend of hygroscopisch en kunnen zo gebruikt worden als een weerglas. De omwindselblaadjes sluiten zich met vochtig weer om de gele bloem heen en gaan met zonnig en droog weer open. Door die eigenschap zijn ze ook goed in een droogboeket te gebruiken, het open en dichtgaan behouden ze ook in de kamer. Dit kan getest worden door er een paar maal over te ademen. In Duitsland wordt de Wetter Distel wel aan de deuren genageld om zo als hygrometer te dienen. De blaadjes sluiten voor een regenbui. Dit gebruik zien we ook wel eens in Italië en Frankrijk.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ;De eerste van deze twee kruiden (andere is Cirsium acaule) wordt op het Latijns Carlina en Cardopatium genoemd en van sommige ook Carolina en dat naar de Roomse keizer Karel den Grote wiens krijgsvolk met de wortel van dit kruid van de pest genezen en bewaard is geweest, zo men zegt,’

De naam Carlina zou pas in een te Ferrara verschenen schrift van de arts Nicolo Leoniceno te vinden zijn. Zijn leerling Antonio Brasavolo brengt die legende op Karel de Grote. Maar dat schijnt pas een latere naamgeving te zijn. Anderen denken aan keizer Karel de IV, 1346-1378 die in de tijd van de grote pest van 1350 regeerde. Carlina is zo genoemd, volgens de Franse botanicus Jean Ruel in his historia stirpium 1536, naar Karel de Grote die met zijn dure naam Carolinus of Charlemagne heette. In een pestperiode verscheen er een engel aan Karel die hem beval een pijl af te schieten in de richting van de opkomende zon. De plant die getroffen zou worden was dan een middel tegen de pest. Dit zou dan de driedistel of Karelsdistel geweest zijn en zo zijn leger gered hebben. Daarom heeft het nog steeds splijten en wonden van de pijl in de wortel.

Uit Matthiola.

Van Frans carlina stamt dit woord en dit van middeleeuws Latijn carolina of carlina (herba) en dit van Latijn carduus: distel, dit werd aangepast aan de legende met Carolus, Charles, Carlina, Carline, Karel of Karl. Naar een andere mening zou het woord uit Cardina ontleend zijn, van Carduus en betekent ongeveer zo veel als een kleine distel.

Franse carline of chardonerette, Engelse Carlina thistle.

Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland heet het Eberwurtz, dat is everwortel, hoewel dat ze in Nederduitsland en in Frankrijk en ook in andere landen met de naam carline genoeg bekend is. Dan om deze soort van de volgende te onderscheiden zal men het eerste carline, grote carline of eerste everwortel mogen noemen.’

Oud Hoogduits Bernswurz: berenkruid, midden-Hoogduits Grosse Eberwurz, Erdwurz en Heberwurz. De ever, het mannelijke zwijn, heeft veel last van het bilzekruid. Als hij daarvan gegeten heeft wordt hij verlamd in zijn leden en kan nauwelijks meer lopen. Hij weet een goede arts en kruipt naar een distel waar hij de wortel van opvreet. De verlamming houdt op en hij gaat zijn gewone weg en daarom heet deze distel in Duits Eberwurz, bij ons everwortel. Het woord wordt ook als Aberwurz geschreven. Zal het woord niet afgeleid zijn van het Tiroolse Aepr, dat open betekent, vanwege de duidelijk geopende bloemen?

Dodonaeus ‘De is de echte Leucacantha van Dioscorides en wordt in het Grieks Leucacanthe genoemd. Voorts heeft de Leucacantha noch ettelijke andere doch oneigen en bastaardnamen, te weten deze bij de Grieken Polygonaton, Phyllon en Ischias en bij de Romeinen Gniacardus en bij die van Toscana spina alba. Ze verschilt nochtans van de distel die van Dioscorides Acantha leuce, dat is Spina alba of witte distel genoemd is waarvan hij apart schrijft en haar andere eigen krachten toeschrijft die van de krachten die hij deze Leucacantha zegt te hebben zeer veel verschillenծ

Zilverdistel, Duitse Silberdistel, Silbendistel.’

Dodonaeus (d) ‘Voorts zo heeft deze onze carline noch andere namen bij Lobel, te weten Chamaeleon albus Fuchsij, Chamaeleon niger vulgaris Herbariorum, Helxine Pliniana Anguillarae, Carlina officinarum, Carlina Herbariorium en in het Engels mylck thistle. In Itali en Frankrijk heet ze ook soms cameleono bianco of cameleon blanq, in Spanje soms cardo pino of cardo pino met een naam die voor vele andere distels gewoon is. Theodorus Gaza noemt het Carduus pineus of Pinea. In Duitsland heet de ene soort van carline Weisz Eberwurtz, dat is witte everwortel.’

(e) In Zwitserland wordt de stengelloze driedistel artitschockli genoemd omdat de vlezige bloembodem net zo gegeten wordt als de artisjok, die ook van dezelfde familie is.

(d) Wetterdistel gaat open als de zon schijnt. Verder Bursteln, Distelbrotchen, Sonnenblume, Quanhagelwurzn, Wiesenkas, Zwitsers Bursteli, Gaisdorra. Bij de Russen heet het kolintschka.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) Ԗan deze twee kruiden wordt er niet meer gezocht en gebruikt dan de wortel en die van de grote of eerste soort veel meer dan die van de andere, want ze is veel bitterder en scherper van smaak dan de kleine en is verwarmend van aard. Door deze voor vermelde kracht en ook door enige andere verborgen en niet zo opmerkelijke eigenschap laat deze wortel het zweet voortkomen en uitbreken, ze doodt of verdrijft de wormen en ongedierte van de darmen, weerstaat of overwint allerhande vergif en venijn, keert de besmettelijke ziekte of pest van de mens en maakt dat die aan ons niet vatten of in ons geen plaats grijpen zal kunnen en zelfs ook als iemand daarmee besmet of bevangen is dan geneest ze hem volkomen daarvan, te weten als ze hem in het begin van de ziekte met drank of spijs ingegeven wordt eer dat de ziektehaar plaats genomen of het hart van de zieke overwonnen heeft.

Die wortel van Carlina in de mond gehouden of gekauwd verzoet de pijn en weedom van de tanden.

Ze opent ook alle verstoppingen van de lever en milt en drijft de plas af, verwekt de maandstonden en is goed gebruikt van diegene die het water laden. Die is zeer goed gebruikt diegene die geslagen, gesmeten of van hoog gevallen zijn, te weten als men ze in water of wijn kookt en hun die wijn of dat water laat drinken.

De wortel van carline en vooral van de grote is zeer krachtig in al hetgeen daar enige verdeling in nodig is en wordt van sommige in de wonddranken gedaan om het gestolde bloed te laten scheiden, maar gewoonlijk doet men ze in de pestdranken en andere middelen die men tegen de besmettelijke ziekten bereidt.

Enige zeggen dat de wortel van Carlina gedragen of aan de hals gehangen de mensen kloekheid en sterkte geeft en goed is diegene die gauw bezwijmen of in onmacht vallen.

Die wortel in azijn geweekt geneest de jeuk, vuile ruigheid en kwaad zeer als men de huid daarmee bestrijkt en op dezelfde manier opgelegd verdrijft het de pijn van de heupen of jicht.’

Historie.

(411) ‘De botanisten uit de 16de eeuw hielden onze plant voor de bij Dioscorides vermeldde χαμαιλέων λενχός, chamailon leukos, maar foutief omdat ze in Griekenland in het geheel niet voorkomt. Het zal wel een verwante soort als Carlina gummifera zijn en hij geeft het vele genezende krachten. Ook dat de bloembodem eetbaar is zal er wel krachten aan toegevoegd zijn. Bock beveelt het kleine Eberwurz zonder stengel als middel tegen ingewandswormen, waterzucht en plasmoeilijkheden. Ook zou het een goede teriakel geven tegen allerhande vergif. Terwijl Bock toch aan de krachten van de wortel twijfelt voert zijn tijdgenoot de beroemde Paracelsus (Theophrast von Hohenheim) die in Salzburg te 1541 gestorven is, een voorbeeld op van de wonderbaarlijke eigenschappen van het Carduus Angelicus op die hij zelf gezien heeft, met grote kracht moet je achter de werking van de wortel komen want zonder grote moeite doet ze niets, dat een man in Elzas het gedragen heeft, in wijn gedrenkt, tegen 12 man en dat die allen moe geworden zijn en hem niet kunnen volgen en zijn kracht van de anderen weggehaald heeft die de volgende dag nog geheel vermoeid en verslapt waren. Ook zou dit zo bij paarden zijn die de krachten uit de anderen halen, vandaar dat het vaak een middel van de paardenpoeders was en vooral bij wedrennen. Bij wedrennen werd ze aan het paard als middel van moed om de hals gehangen en in de haver gemengd Op het eind van de 18de eeuw werd er nog een Ҷerboden kunststukӠzoals men dit noemde, in het tuig van paarden gedaan die meededen met wedstrijden, weisse Pferde- of Rosswurz, het is een Kraftwurz.

Zijn medisch geloof wordt in Thüringen bevestigd, ‘Eberwurzel ist fur alles gut.’

Brunfels; ‘De kruidenkenners geven van deze wortels uit wie deze wortel bij hem draagt en met andere lieden arbeidt of over veld gaat of verder inwoning doet dan onttrekt ze andere lieden de kracht en maakt onmachtig, welke kracht alle tot die komen die het bij hem heeft. Daarom ze bij niemand geduld wordt wanneer men het alzo gebruikt.’

Folklore.

Eberwurz werd nog aan de trog van zwijnen gespijkerd, dan waren ze voor ziektes gevrijwaard. Wanneer men de dieren driemaal met Eberwurz en brood over de ruggen strijkt wordt het vee gezond. Ze werd in de stal gehangen als heksen het vee de melk ontnomen hadden. Als een koe plotseling geen melk meer gaf was het een heks die dat gedaan had. Of men bestreek zo’n koe driemaal onder aanroepen van de allerhoogste met de zilverdistel over de rug om die te onttoveren.

De kracht van deze wortel wordt vooral door paardenknechten overal geprezen. Als men een sterk paard wil hebben, dan voert men het dit kruid, de paarden van de buren nemen in kracht af als ze hiervan niet eten. Geeft men de paarden dan ook nog wat arsenicum dan worden ze dik en glanzend. Bij mensen vermeerdert het de lichaamskracht en beschermt ze voor lichaamspijnen. In de Walpurgisnacht gehaald en de paarden er drie stukken van geven houdt ze het gehele jaar gezond. Het werd ook aan verhekst vee gegeven.

De bloembodem werd net als artisjok gegeten.

Weerglas.

De binnenste omwindselblaadjes zijn, net als die van de zilverdistel, hygroscopisch.

Carlina vulgaris, L. (vulgair of gewoon) drie‑ of Karelsdistel heeft het stekelige blad in rozetten staan en is zo vrijwel stengelloos. Het lancetvormige blad is aan de onderkant wat viltig behaard, ongelijk doornig en diep getand.

Stengels zijn veelbloemig en donzig, 30cm hoog en hoger .

Licht gele bloemen. Onze distels zijn meestal purper tot roze en dat zie je hier nog wel in het hart, maar dit is omgeven door een geel, glanzend en kafachtige lijkende omwindselblaadjes. Voor het opengaan en met vochtig weer rijzen die op om het binnenste gedeelte te beschermen, juli tot oktober.

Tweejarig die voorkomt in Eurazië.

De driedistel houdt van zonnige en kalkrijke plaatsen. Open en kale plaatsen in de volle zon, waar niets anders groeit. Het idee van vrijheid.

Heeft zwarte en houtige wortels die in jonge toestand te eten zouden zijn, ouder zijn ze in ieder geval scherp en onaangenaam. De bloemknop werd wel gegeten. De bast bevat een gomachtige stof. Naar het verhaal van Karel heeft het medische werking.

Driedistel, men hield de middelste stengel, als ze drie bloemen had, bij zich als een middel tegen maagbranden.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze distel wordt hier te lande drije-distel genoemd, in Hoogduitsland Drei distell.’ Dreidistel heet het bij Bock, naar de drie bloemstengels. H. Bock; ‘De vrouwen stellen naar deze distel om onze lieve vrouwe Hemelvaart dag en tellen het onder de Verbenas of kruidbos welke distel in drie delen verdeeld is, met drie kopjes zal de beste zijn, vandaar het de naam driedistel gekregen heeft en vrouwen distel, daarom dat ze op onze Vrouwen dag met andere kruiden gewijd wordt.’

Dodonaeus (b) ;Het heet in Hoogduitsland ook Frauwen distell en Seuw distell,’

Sewdistel bij Clusius, zie boven.

Dodonaeus; ‘In het Latijn wordt ze gewoonlijk Carlina silvestris genoemd omdat ze op Carlina van bloemen wat lijkt en ook wat van bladeren, te weten de eerste soort heet Carlina silvestris major, dat is grote wilde carline en de andere soort Carlina silvestris minor, dat is kleine wilde Carlina. Sommige willen zeggen dat deze soorten van distel Acorna van Theophrastus zou mogen wezen, dan dat te verzekeren lijkt me zeer moeilijk te zijn aangezien dat Theophrastus er zo weinig woorden van maakt.’ Engels carline thistle, Frans carline vulgaire.

Dodonaeus (d) ‘De driedistel is van Lobel ook wild veldsaffraan genoemd, in het Latijn Sequanorum Cirsium luteum, Carlina silvestris Dodonaei, Attractylis mitior Fuchsij die ook twijfelt of ze de Acarna of Erysiphalis van Theophrastus zou mogen wezen. Sommige houden het voor Onopyxon Theophrasti.’

Felsafran bij Fuchs: rotssaffraan.

Dodonaeus (e) ‘De eerste en gewone wilde carline of driedistel is in Oostenrijk Satkraut genoemd, zegt Clusius, omdat het kruid niet alleen groen of vers en droog gedragen, maar ook alleen voor ogen gehouden de Sat, dat is een dorstigheid en ontsteking van de keel die van gulzig of onmatig eten en drinken gekomen is (of die brand of hete opwerpen van de maag die sommige hier te lande de sode of soo noemen) genezen en verdrijven kan zoals de gewone man daar geloofd en zeker ondervonden zegt te hebben. En daarom (zegt dezelfde Clusius) heb ik dikwijls gezien dat de dienaars van de grote heren als ze voor hun meesters te paard reden dit kruid op hun hoeden of mutsen staken zodat de heren het kruid altijd voor ogen hebben en van dat gebrek bewaard zouden mogen zijn of als ze daarmee bevangen zijn daarvan genezen zouden.’

Sodkraut, Golddistel, Finkendistel, Donnerdistel, Wetterdistel, Zwitsers Strahl.

Matthiola: ‘De Tsjechen noemen het Krasowlaset, dat is schoon haartje. Dan de wijven leggen het in de loog tot hoofd dweilen, het maakt dat haar schoon en licht, doodt de luizen en neten.

Planten.

De stengelloze is een rotsplant die bij ons last heeft van het te veel aan vocht. Zet ze op een warme plaats op stenige grond.

Vermeerderen door zaaien. Geef het zaad eerst 6 weken 0 graden, dan zaaien bij 8 graden.

Gewoonlijk en het gemakkelijkste is via wortelstek. In februari rooi je wat wortels op. De stevigere wortels verdeel je in stukken van een 10cm en zet ze rechtop bij 15 graden in stekgrond. Afdekken met een 2cm stekgrond en bevochtigen. Bij warmte zullen de knoppen direct beginnen te groeien, beter is ze wat koeler weg te zetten, na het uitlopen verspenen en half weg mei in buiten te planten.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl