Athyrium

Over Athyrium

Wijfjesvaren, vorm, varens, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit Fuchs.

Deze familie bezit een kruipende of opgaande wortelstok.

Het zijn de sierlijke wijfjesvarens.

Ze zijn wat kleiner en van een fijnere bladbouw dan de mannetjesvarens.

Klasse Woodsiaceae, wijfjesvaren familie.

Schaduwplanten die te gebruiken zijn onder bomen en heesters. Ze groeien gemakkelijk.

Deze varens hebben 1-3voudig geveerde bladeren.

Er zijn een 180 soorten bekend die meestal in de gematigde gebieden voor komen, de meeste, 127, in China.

Athyrium.

Athyrium filix‑femina, Roth. (vrouwelijke varen) komt voor in de loofbossen van het noordelijk halfrond.

Gesteelde, langwerpig en dubbel geveerde heldergroene blad heeft langwerpige en lang toegespitste blaadjes met ingesneden/gezaagde tot geveerde slippen, 2-3tandig en fijn als filigraan.

De bladen komen in een cirkel vanuit de wortelstok. Die is zeer groot en komt een paar cm boven de grond. In het voorjaar zie je de opgevouwen bladen onder de oude bladen opduiken en zijn dicht bezet met licht bruine schalen. Eind april zijn de bladen verder ontrold, ze hangen en hebben de vorm van een staf. Er staan er een 12 of meer in een stobbe. Ze groeien door en kunnen, onder goede omstandigheden, wel tot anderhalve meter komen, meestal 80cm, maar zijn niet bestand tegen vorst.

Hoefijzervormige vruchthoopjes met gewimperd dekvliesje.

De plant is wel ontzettend vruchtbaar en zou je het ongestoord zijn gang laten gaan en komen alle planten tot ontwikkeling dan zou de hele aarde er binnen 20 jaar mee bedekt zijn.

Een lieflijke vorm die vrij algemeen in het Noordelijk Halfrond voorkomt

De plant wordt soms wel gekweekt. Er zijn verschillende var. van.

Hiervan komen honderden vormen voor die zich bijzonder moeilijk laten determineren, de onderlinge afwijkingen zijn vaak gering en eerst na jaren praktijk te herkennen.

Die het gemakkelijkst zijn te herkennen zijn.

‘Acrolado’, van 20cm hoog met naakte bladstengels en zeer sterk vertakt topeinde, een mooie compact groeiende dwergvorm.

‘Corymbiferum’, van 30-50cm hoog met donkergroene bladeren met brede en sterk gedeelde topeinden.

‘Craigii’, van 40cm is een aparte plant waarvan de sterk vertakte bladvinnen onregelmatig over de bladsteel zijn verdeeld.

‘Cristatum’, van 40cm met donkergroene en aan de top sterk gekroesde bladeren met sterk vertakte bladvinnen.

‘Nanum’, van 15-20cm heeft bladstelen die met enkele en ver uit elkaar staande bladvinnen zijn voorzien terwijl het topeinde sterk vertakt en gekroesd is zodat als het ware een bol ontstaat.

‘Elsworthii;, van 120-140cm hoog met wat gegolfde en gekrulde bladeren.

‘Fieldiae,’ van 40-60cm hoog waarvan de bladeren gelijkenis vertonen met die van Victoriae, bladvinnen zijn echter onregelmatiger verspreid.

‘Folio-cristatum’, van 15-25cm met opvallend sterk gekroesde bladeren.

‘Frizelliae’, van 40-60cm en meer eigenaardig dan mooi met korte, donkergroene, als het ware aangeknaagde bladvinnen, de totale breedte van de bladeren bedraagt vaak niet meer dan 2cm.

Hiertoe behoren ook de vormen ‘Cristatum’ met sterk gekroesde topeinden, ‘Multifidum’, die van de vorige verschilt door de sterk vertakte topeinden.

‘Irrugulare’, van 40cm verschilt van Craigii doordat de topeinden vertakt zijn.

‘Multifidum’, verschilt van het type door de fijner verdeelde blaadjes en sterk vertakt topeinde

‘Plumosum’, van 40-60cm is een mooie varen met brede, geveerde en licht groene bladeren, kan beslist niet tegen zon. Hiertoe behoren verschillende vormen als ‘Elegans,’ die opvalt door de fijne bouw van de bladeren.

‘Polydactylum’, van 50-60cm verschilt van het type doordat de einden van de bladvinnen allen wat vertakt zijn.

‘Simpanosum’, van 50-60cm verschilt van het type door de zeer fijn gelobde bladeren.

‘Victoriae,’ van 30-50cm heeft de bladvinnen op een eigenaardige manier geplaatst, kruislings over en door elkaar waardoor er een bijzondere bladvorm ontstaat.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze soort noemen wij Nederlanders in onze taal varen wijfken, in het Frans fougere femelle, in het Hoogduits Waltfarn weiblin en Gross Farnkraut, in het Engels ferne the femell, in het Latijn Filix femina en in het Grieks Thelypteris en Nymphaea pteris, onder de bastaardnamen bij Dioscorides is het ook in het Latijn Lingua cervina genoemd. Deze kleine soort heet in onze taal ook wel arend in plaats van varen wijfje naar de gedaante van de arend met uitgestrekte vleugels die men erin ziet. Het varenwijfje heeft ook noch bloemen noch zaad, maar brengt een enige enkele steel voort die van buiten gestreept of gevoord is en wat hoekig of kantig en gevuld met verschillend gekleurd merg, welke steel overdwars gesneden enige gedaante van een arend met twee hoofden (zo men die plag te schilderen) schijnt te vertonen. De naam varen is genomen naar de gedaante van de bladeren van dit gewas die stijf van stelen en gesnipperd van zijribbetjes zijn en zo op de vleugels of veren van de vogels wat lijken wat de Griekse naam Pteris ook betekent. Naar de lering van de oude schrijvers is het varenkruid voeren deze twee eigenlijk de naam van varen. Want de andere kruiden die men ook wel onder het geslacht van varen rekent hebben hun eigen namen waarmee ze van deze echte varen onderscheiden kunnen worden en daarom zullen we die hierna elk apart beschrijven’.

Vrouwelijke varen, wijfjesvaren of varenwijfke, Franse fougere femelle en Engelse female polypody en lady fern, Duitse Fraeunfarn. Athyrium filix‑femina (vrouwelijke varen) is zo genoemd, niet naar zijn wimpers, maar naar het feit dat men vroeger het verschil niet wist tussen mannetjes en vrouwtjesvarens. De kleinste, sierlijkste de elegantste werd als het vrouwtje gezien en de ander van een ander geslacht, Dryopteris, die qua loof er wel wat op leek, is het mannetje.

Dodonaeus (b) ‘Het andere geslacht van varen dat wijfje genoemd (Athyrium) wordt heeft ook noch bloemen noch zaad, maar brengt een enige enkele steel voort die van buiten gestreept of gevoord is en wat hoekig of kantig en gevuld met verschillend gekleurd merg, welke steel overdwars gesneden enige gedaante van een arend met twee hoofden (zo men die plag te schilderen) schijnt te vertonen’.

Gelukshand omdat bij het doorsnijden van de wortelstok een hand te zien is en daardoor veel geluk zou brengen, Duitse Gluckshand, in Engels lucky hand, of St. Johns hand. Het zou duivelse krachten verdrijven Gelukshandje is een varen met de wortels in de vorm van een mensenhand. Wie dit over zich draagt slaagt in al zijn onderne­mingen en krijgt geld en goed in overvloed, het was een soort man­draak (zie Mandragora) Hexenkraut, St. Johannisfarbe, -hand, -wurz, zie onder varenfamilie. Het werd net zo gebruikt als Hypericum. Met midzomer werd het kruid verzameld en door mensen gedragen en in het water gedaan wat door het vee gedronken werd. De bloei zou op de langste dag van het jaar om 12 uur ‘s avonds zijn, maar zaad zou moeilijk te bemachtigen zijn omdat de heksen het zaad verborgen. Viel het echter per ongeluk in je schoenen dan werd je onzichtbaar, geen ramp zou je meer treffen en voorspoed zou je deel zijn. Zie ook Shakespeare in Henry IV: ‘we have the receipt of fern seed, we walk invisible’. Zie verder varenfamilie.

Een Nederlands handschrift uit 1350 zegt: ‘Filex, dat is varen. En zeggen zulke dat het bloeit, en zaad rijst in St. Jans nacht Baptist. En is goed tegen de vallende ziekte, dat dikwijls geprobeerd is.’ Zie verder varen familie.

De wijfjesvaren heeft ter onderscheiding ook geen stekels op de bladslippen.

Athyrium, van Grieks a: niet, en een deurtje of venster, dus zonder deurtje, omdat het gewimperde dekvliesje als niet openscheurend werd beschouwd.

Of omdat de mazen van de ader-net van de wortelstokken ondoorschijnend zijn.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Varenkruid wijfje heeft eenzelfde kracht met het mannetje, zegt Galenus, en Dioscorides betuigt ook dat de wortels er van met honig ingegeven de brede of platte en met wijn gedronken de ronde wormen uit de buik drijven en insgelijks ook dat die het misvallen van kind veroorzaken en de andere vrouwen onvruchtbaar en onbekwaam om te ontvangen maken, zelfs als ze er maar over treden.

Hij voegt er noch meer bij dat het meel of droog poeder van die wortel op vochtige of tranende zeren die niet dicht willen gaan nuttig gestrooid plegen te worden en dat het de afgewreven of gekwetste huid aan de halzen van de paarden, ossen, ezels en diergelijke beesten genezen kan.

Men zegt ook dat de wortel van varenkruid in de wijntonnen geworpen en daarin gelaten, de wijnen belet zuur te worden.

De tere of verse en groene bladeren en vooral die van het varenkruid wijfje met ander moes gekookt en gegeten maken de buik week en tot dat doel eten sommige de wortels die in kleine stukken gesneden is en dan jagen ze de gal en daarna de slijmerigheid uit het lijf.’

Uit www.plant-pictures.net

Athyrium niponicum Hance (Athyrium nipponicum)(uit Nippon of Japan) is een bladverliezende plant met een krans van bladeren die uit een wortelstok komen.

De bladeren zijn 25-40cm lang en 15-25cm breed, geveerd met 6-10 paar geveerde blaadjes van 4-9cm lang en 2-3cm breed, diep gelobd en heldergroen met een donkerbruine stengel in de wilde plant, sporen aan de onderkant van de bladeren.

Komt uit O. Azië en Japan.

‘Pictum’, of Japanese painted fern met licht zilver groene bladeren en een helder rode stengel, ‘Red Beauty,’ met geelachtige bladeren en helderrode stengel, ‘Pictum Cristatum’, met gekleurde bladeren.

Japanse regenboogvaren, Brakatfarn of regenbogenfarn.

Planten.

Vermeerderen door scheuren in het voorjaar en door sporen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl