Saussurea
Over Saussurea
Costus, Bijbel, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten,
Uit C. Lindman.
Een geslacht van meest meerjarige kruiden. Ze groeien van dwerg alpine kruiden van 5cm tot grote distelachtige planten van 3m.
Ongeveer 300 soorten komen voor in de gematigde zones van Europa, Azië en 6 in N. Amerika en meestal in de bergen.
De bladen zijn geplaatst in dichte rozetten en komen dan spiraalvormig voor op de bloeistengel, getand of gepunt.
De dichte hoofdjes zijn smal of breed, purper of blauwachtig, vaak omgeven in een dicht wolachtige witte of purperen bedekking. Dat wol is het dichts in de soorten die het hoogst groeien.
Een aantal alpine soorten uit de Himalaya worden geteeld als sierplanten vanwege hun mooie wollen bloemhoofden.
Asteracea.
=Saussurea alpina, DC. (uit de Alpen) Onderste bladeren zijn gesteeld en ei/lancetvormig met afgeronde voet, lang toegespitst en gaafrandig tot zwak gezaagd, de achterkant grijs wollig behaard.
Gevleugelde bladstelen, bovenste bladeren zijn kort gesteeld tot zittend, lancetvormig tot eivormig en toegespitst.
De Alpine Saussurea heeft opstaande stengels die viltig tot bijna kaal zijn en bebladerd.
Trosjes van kleine violet/rode bloemhoofdjes met eivormige omwindselblaadjes die toegespitst en donker violet zijn, dicht behaard met de binnenste veel langer dan de buitenste in juli/augustus. Een paar bloemhoofdjes komen in een gekroond tros en zijn groot in verhouding tot de hoogte.
Uit Alpen, Pyreneeën en Karpaten, wordt 10-25cm hoog.
Naam, etymologie.
Saussurea is zo genoemd naar Nicolas-Théodore de Saussure, 1767-1845, of naar zijn vader Horace Benoit de Saussure, 1740-1799, Zwitserse botanisten en filosofen.
Duitse Alpenscharte, Engelse Alpine saw wort, Franse saussuree.
Uit commmons.wikimedia.org
Saussurea discolor, DC. (ongelijk kleurig) Onderste bladeren zijn lang gesteeld en langwerpig/driehoekig met wat hartvormige voet, lang toegespitst en grof getand, donker groen met wit viltige achterkant, bovenste bladeren lijn/lancetvormig.
Opstaande stengels zijn grijs viltig en onderaan dicht bebladerd.
Trosjes van 3-8 geurende purper/roze bloemhoofdjes met eivormige omwindselblaadjes die geelachtig/bruin en meestal violet gekleurd zijn, de binnenste spits en de buitenste stomp in juli/augustus.
Uit de Alpen, Karpaten, Altai en Himalaya wordt 10-35cm hoog. Is beschreven in 1818.
Saussurée à feuilles discolores, Weissfilzige Alpenscharte.
Saussurea lappa Kunth. (verwijzing naar de grote bladeren van de klit, Lappa) (=Saussurea costus) Een grote, robuust en meerjarig kruid.
Bladeren zijn harig, hartvormig.
Bloemen staan op de top van de stengels.
De wortels hebben een scherpe smaak en een karakteristieke aromatische geur.
Groeit op vochtige, open berggebieden, 2600-3600m van de Himalaya, Kasjmir.
Wortels werken stimulerend, gebruikt voor astma, antiseptisch, verkoudheid, afrodisiacum, huidziektes, plaatselijk tegen hartziektes van vee en tandpijn, gepoederd als pesticide en insecticide.
Kostuspflanze.
Uit www.ecplaza.net
Saussurea costus Lipsch.(wortel voor parfum) (Saussurea lappa, C. B. Clarke.) (verwijzing naar grote bladeren van de klit, Lappa) (Aucklandia costus, Falc. Theodora costus, Aplotaxis lappa, Dec). Een kruidachtige en sterk wortelende meerjarige van 2m hoog.
Een plant met purperen distelachtige hoofdjes.
Dit gewas is afkomstig uit de Himalaya en de valleien van Kasjmir waar het groeit op 2400-4000m.
De geurende wortel wordt in de omgeving van Bombay in grote hoeveelheden verzameld, richting China en de Perzische golf getransporteerd.
Gebruik.
In Indonesië wordt het poetjoek genoemd. Het heeft een scherpe, bittere en aromatische smaak en aangename geur. De poetjoek zou stimulerende eigenschappen bezitten, zou een afrodisiaca middel zijn en werd tevens medisch gebruikt. De wortel wordt gebruikt voor wierook in tempels en als parfum en om de kasjmier shawls tegen de motten te beschermen.
Costus.
Het zou de costus van de ouden zijn (of Saussurea lappa). Costi amari radix of costus was een belangrijk item bij de Romeinse handel met India en dit zou de gedroogde wortel van Saussurea lappa of Saussurea costus zijn. Saussurea lappa is een onderdeel van de traditionele Tibetaanse medicijn Padma 28.
Plinius Latijnse costum van Grieks kostos (een Indische plant wiens geurende wortel gebruikt werd voor parfums) van Hebreeuws qosht, van Sanskriet kusthah.
(Dodonaeus) ‘De wortel die men in vele apotheken met de naam Costus verkoopt en gebruikt is van een onbekend gewas, maar is meest bruin van buiten en binnen geelachtig, zonder reuk, zwaar, vast en tezamen gedrongen die van smaak wat op de alantwortel lijkt. Dan de kennis van de echte Costus daar de ouders van gesproken hebben is zeer slecht te krijgen doordat ze die niet goed genoeg beschreven hebben. Het schijnt nochtans dat het een wortel is omdat Dioscorides zegt dat Costus vervalst wordt met harde wortels van alant van Commagenen. Dan hij stelt er verschillende geslachten van. De beste, zegt hij, is de Costus Arabicus, te weten die uit Arabië gebracht wordt die wit, licht en zeer krachtig is en zoet van reuk.
De volgende beste is die van Indien, Costus Indicus, die licht, zeer stevig en zwart is als Ferula.
De derde is Costus Syriacus omdat die in Syrië groeit die zwart is en geel van kleur als buksboomhout en het hoofd bezwaart met zijn sterke reuk.
Dan allerlei Costus is het beste als hij vers is, wit, vol en vast, droog, niet vermolmt en niet zwaar van reuk, dan scherp van smaak en de tong nijpt en heeft een verwarmende kracht, verwekt en laat plassen en drijft de maandstonden af, geneest de gebreken van de baarmoeder, zowel er op gelegd als in badstoven of berokingen gebruikt. Vier scrupels zwaar van deze Costus ingenomen zijn goed tegen de beten of steken van de slangen of adders. Met wijn en alsem gedronken is het goed tegen de pijn in de borst, trekking, kramp en opblazen en met mede gedronken verwekt tot onkuisheid, met water gebruikt drijft het de brede wormen uit de buik en met olie op de huid gesmeerd eer de koortsen aankomen verbetert het beven en schudden. Het is ook goed tegen allerlei jicht en reuma en wordt ook op de huid gestreken tegen de malligheid en met water of honig gemengd neemt het de sproeten weg en verbetert alle gebreken van de huid in het aanzicht en wordt ook gedaan bij de week makende zalven en bij de dingen die men bereidt tegen de pest en vergif.
Egyptische recepten voor kyphi, een aromatische stof, bevatten Cinnamomum en cassia vanaf Hellenistische tijden. De gift van Hellenische heersers aan tempels bevatte soms cassia en Cinnamomum en wierook, mirre en Indische wierook (kostos) zodat men concludeert dat de Grieken het ook zo gebruikten.
(Ravelingen) ‘Dan al deze krachten worden van sommige aan onze gewone Zedoaria toegeschreven want ze houden die voor de echte Costus Arabicus van Dioscorides. Andere raden ons aan de gewone alant-wortel in plaats van Costus te gebruiken en liever dan enige onbekende of andere wortels die in Italië of Spanje gegroeid zijn en voor echte Costus gehouden worden tegen alle recht en reden. Want de Latijnse en Griekse naam Costos, Costum, Costus en Hosta, in het Italiaans costa, in het Spaans costo en especia olorosa wordt oneigenlijk vele en verschillende inlandse kruiden meegedeeld en zelfs de gewone balsem wordt in onze taal costo en in het Latijn Costus hortensis genoemd. Ook de Costus die Matthiola beschrijft en in Slovenië groeit heeft niets dat de Costus waardig is, maar is een soort van Panax, zegt Lobel, wordt van sommige Pseudocostus of Costus spurius Matthioli genoemd en ook Costa. Daar zijn noch andere kruiden die Costus niger heten of zwarte Costus, namelijk de Christophoriana en Angelica, doch heel tegen reden.
Maar, als Garcias ab Orta schrijft, de echte Costus, in het Arabisch cost, cast, chast of costi, in het Indisch uplot of pucho genoemd groeit niet ver van Guzarate in Oost-Indië vanwaar het veel in andere landen gezonden wordt. Men zegt dat hij op de vlierboom lijkt van gedaante en de Arbutus van grootte met een welriekende bloem en dat de beste van binnen wit is en met een asgrauwe schors (soms geel als buksboomhout met een bleke schors) en zo sterk van reuk dat hij bij sommige mensen pijn in het hoofd maakt en scherp van smaak als hij noch vers is. En dit is het echte en enig geslacht van Costus, zegt hij, dan hij heet Costus amarus of bittere Costus als hij door ouderdom bederft en bitter wordt en zwartachtig en heet Costus dulcis of zoete Costus als hij noch vers, wit en onbedorven is. Dan deze beschrijving en komt met die van Dioscorides niet goed overeen omdat de Costus van de ouders een wortel was en deze Costus van Garcias bijna niets anders is dan een hout met zijn schors bedekt en met weinig wortels. Dan het mag de echte Costus van de Arabieren zijn.
En diergelijke Costus wordt uit Portugal gebracht, te weten heel vast en met een asgrauwe schors, binnen soms witachtig, dan meest grauw en met een welriekende wortel bijna als violen of Iris en vooral als men ze kauwt, dan de stukken van de steel betonen dat het een venkelachtig gewas is met voos merg en is zoals hier geschilderd staat. Zulke Costus noemt Lobel Costus facie radicis Centaurii majoris en Costus Indicus Clusii en zegt dat hij voor Costus Indicus gehouden wordt omdat zijn stam op die van Ferula lijkt, maar de wortel is van gedaante en bruine kleur die van grote santorie gelijk en ruikt zoet als Iris daar een vuile bokachtige stank bij is. De schors is uiterlijk zwartachtig, maar afgeschrapt geelachtig uit de groene. En deze Costus wordt te Venetië tegen de pest en vergif met andere dingen gebruikt, al is hij zeer bitter en onlieflijk van smaak.
Uit Matthiola.
Maar van Venetië wordt noch een andere Costus gebracht, zegt Clusius, die veel op gember lijkt en ook binnen gevezeld, bleek, en uitnemend bitter van smaak is. En zulks schijnt te wezen de Costus Arabicus Zingiberis effigie daar Lobel van spreekt en zoveel op Zedoaria en gember lijkt dat diegene die hem uit Syrië brachten meenden dat het een wilde gember was, binnen wit, effen en geenszins zwaar, een duim dik en twee duimen of anderhalf lang die aan beide zijden langwerpige knobbels heeft, scherp van smaak en met een sterke en lieflijke reuk zoals die van cipres en soms ook geelachtig en bitterachtig als de Costus die men in vele apotheken vindt en op die ook van reuk en in alles voorts gelijk, immers beter van reuk dan gewone zedoar en lieflijker van smaak en daarom hebben de geleerde van Venetië die voor de echte Costus (daar hij nochtans wat van verschilt) in hun teriakel gedaan. Zulks is zoals het schijnt de Costus Arabica Dalescampij die van dezelfde Dalescampius voor de Secacul Arabum gehouden wordt.’
Wat is de costus van de ouden? Of is de costus Costus speciosus, Sm. van de Zingiberfamilie die uit O. Indië stamt? Of van Costus nepalensis, Rosc. uit Nepal die bij de ouden gebruikt werd als maagmiddel of een soort Rhaponticum?
Bijbel.
In Psalm 45: 8 ‘daarom heeft o God, uw God u gezalfd met vreugdeolie boven al uw metgezellen, mirre, aloe en kassia zijn al uw klederen’. Het Hebreeuwse woord dat daar gebruikt wordt is ketziah, ketzioth of k’tziot. (Cassia heet kiddah) In Psalm 45:9 komt het woord ketzioth voor wat vertaald werd als cassia of als Indische orris, mogelijk deze plant. Sommige vertalers veronderstellen dat dit woord slaat op de zoet ruikende Europese orris wortel, Iris florentina. Zie Cinnamomum cassia.
Planten.
Planten in zonnige tot half beschaduwde plaatsen.
Vermeerderen door het zaad eerst 3 weken 20 graden te geven, dan 6 weken –2 en zaaien bij 7 graden, scheuren.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl