Rhamnus
Over Rhamnus
Wegedoorn, vuilboom, Bijbel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit C. Millspaugh.
Een geslacht van houtachtige planten, bladverliezend of bladhoudende struiken of kleine bomen, soms zijn ze doornig.
Bladeren afwisselend of bijna tegenoverstaand, kort gesteeld en gezaagd of gaaf.
Bast is donker.
Bloemen zijn klein, 4-5delig, kelk is meestal kruikvormig en zelden vlak, kroonbladen en meeldraden zijn op de rand ingeplant, de stijl is ongedeeld, de stempel is driespletig en staan in okselstandige groepen of schermen.
De bes is zwart, zelden rood met 2-4 steenachtige zaden en zijn soms diep gegroefd.
Een 100-160 soorten komen erin voor die meestal inlands zijn in de noordelijke gematigde zone. Een paar worden er in de tropen gevonden, zo ver als Brazilië en Z. Afrika. Verschillende soorten leveren een groene verfstof.
Rhamnaceae, wegedoornfamilie.
=Rhamnus cathartica, L. (cathartica stamt van het Griekse katharein: reinigen, de vruchten dienen als laxeermiddel)
Het glanzende donkergroene blad is boller van vorm dan die van de vuilboom en is iets gezaagd, 3-7cm lang en 2-4cm breed aan een bladsteel van 8-18mm lang, eirond/lancetvormig.
De kleine geelgroene bloemen komen in mei/juni en staan in dichte trossen en meestal 3-5 bijeen. Ze worden gevolgd door de groenzwarte driezadige bessen.
De wegedoorn is een ruige, vertakkende en doornige struik met tegenoverstaande takken en bladeren. Sommige zijtakken groeien uit tot puntige twijgjes, de wegedoorn. Een struik van 2 tot 3m hoog.
Ze sieren in kleine mate de duinbossen en bosranden, door geheel Europa en noordelijk tot 62 graden N. B. en N. Azië.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘(a) ‘De vruchten van dit gewas zijn in Brabant Rhijnbesienen in het Engels Rheynberries genoemd alsof men op het Latijns Baccae Rhenanae zei’.
Rijnbezie of rhynbesien, Engels rain berry of rhine berry, zie Ligustrum.
Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland heten ze Creutzbeer en Wegedornbeern, want het boompje zelf noemen ze Wegedorn, in het Italiaans spino merlo of anders spino zerlino’.
Kreuz of naar de stekende dorens, Kratzbeere, Kreuzbeerdorn, dit naar de zijtwijgen die niet tot ontwikkeling komen en uitgroeien tot puntige zijtakjes en zo met de hoofdtwijg een kruis vormen.
Dodonaeus © ‘De medesoort van de eerste Rhamnus die in het voorgaande kapittel beschreven is heeft ook diergelijke namen zoals Rhamnus catharicus of solutinus vanwege zijn week makende of purgerende kracht (zie Hippophae) De nieuwe kruidbeschrijvers noemen dit gewas in het Latijn Rhamnus solutinus (oplossend) omdat het zo doornachtig is als Rhamnus en omdat zijn vruchten de buik zuiver en week maken kunnen. Lobel noemt het Rhamnus catharticus recentiorum. De bessen worden van sommige ook schijtbezien genoemd. Matthiolus noemt dat Spina infectoria en andere ook Burgi spina. In het Italiaans heet ze ook soms spin guercio en spina infettoria’.
Bessen worden gebruikt als afvoermiddel, Pergierdorn, Purgierdorn, of Purgierbeeren, Scheissbeeren, onze schijtbezie of purgeerwegedoorn, Engelse purging buck-thorn, Frans cathartique, waar de tweede naam, catharticus al op slaat, net als de schors die ook laxerend werkt en wel zo laxerend dat ze gebruikt werd als afdrijfmiddel. De zwarte glanzende bessen lijken onschuldig, probeer ze echter niet te eten, smaakt zoetig, maar later weerzinwekkend bitter. De siroop die hieruit bereid werd stond bekend als syrupus rhamni cathartici. Hun gebruik veroorzaakte een ontzettende dorst. Ze werden wel gebruikt als een machtig purgerend sap voor mens en dier.
Dodonaeus (d) ‘Valerius Cordus Cervi spina en in het Italiaans spino cervino, in Engels buke thorne’.
Hertshoorn of bokdoorn, Engels hart’s thorn of buck thorn, Frans epine de cerf: hertshoorn.
Dodonaeus (e) ‘In het Waals nert pruym of nerprun en bourg espine’.
Nertpruim vergelijk Frans nerprun purgatif: van noir: zwart en prunum: pruim, vruchtvorm.
Dodonaeus (f) ‘Dan de groene kleur die uit deze rijpe vruchten geduwd wordt is in Frankrijk verd de vesele genoemd’.
Gebruik als groene of zwarte verf, Avignonkorner, (zie onder bij Rhamnus infectorius) Dintenbeerholz, Farberbaum, Farbekorner, Grunbeere, Saftgrün, Tintenbeere, onze sapgroenboom, Franse vert de vessie, Engels sap green en French berries, naar de zwarte bessen die een groene kleurstof opleveren. Die kleur komt niet veel voor in de natuur en werd wel door schilders gebruikt onder de naam sapgroen, een waterverf. Het sap uit de onrijpe bes is geel en wordt gebruikt om kaarten te verven. Uit de overrijpe bes werd echter een rode verf verkregen.
(g) Groeiplaats, duinbessen, duindoorn of wegedoorn, Duitse Wegdorn, Engels way thorn. en Wersenbeere bij Bock, Wersenbeerstrauch en ons wierzenhout.
(h) Duitse Pulverholz. Het hout werd net zo gebruikt als de vuilboom. Houtskool ervan bereidt was zeer goed voor tekenkool en buskruitbereiding.
(i) Kraaibessen, de kleur of Duits Amselbeeren, die het eten, Hagdurn, Hexendorn, Stinkender Weichsel.
De cascara bast heet in Spaans cascara sagrada: heilige bast, en komt van =Rhamnus purshiana DC. (Duits Amerikaanse botanist Frederick Traugot Pursch of Pursh, 1774-1820) die inlands is in zuidelijk VS. Cascara Buckthorn, cascara, bearberry, en bij de Chinook, Chittam of Chitticum; laxerend.
Uit M. Vogtherr.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (561, 164) ‘Deze Rijnbessen zuiveren of purgeren de buik met een zeer grote kracht en geweld, op die manier dat ze het lichaam van diegene die ze innemen bijster zeer beroeren en de maag tot overgeven of braken verwekken en daarom zijn ze voor niemand nuttig of geschikt dan alleen de jonge sterke mensen en de harde landlieden, die hun geld liever sparen dan hun leven. Want voor de weke en slappe zwakke lieden zijn deze bessen zeer schadelijk door hun uitnemende grote kracht, tenzij dat men ze in vet vleessap kookt of dat men een ons of anderhalf van het sap met een half ons kaneelwater en met veel sap van cicers inneemt.
Als deze Rijnbessen eer ze rijp zijn gedroogd worden in gewoon water of aluinwater te week gelegd worden dan geven ze een gele verf van zich, maar heel volkomen rijp verwen ze groen en uit die als ze rijp zijn wordt een sap geduwd wat met wat aluin gekookt is voor een donker groene verf van de schilders gebruikt wordt welke verf hier te lande sap gruen of safftgruen heet naar de Hoogduitse naam Safftgrun, sap of donker groen. De schilders maken een verf van deze Rijnbessen want ze bestrooien dat met aluin terwijl dat ze noch vol sap zijn en daarna stoten ze die en laten ze twee dagen lang staan en persen het sap uit wat ze dan sapgroen noemen en hangen het op in blazen te drogen.’
De vruchten werken afvoerend, ongeveer half zo sterk als de senna bladeren, het is genoeg om 10 gram in warm water te weken en dan de vruchten te kauwen om de afvoerende werking te gebruiken. Vroeger gebruikte men de vruchten tegen waterzucht en jicht. Worden de rijpe bessen gegist en dampt met het uitgeperste sap onder toevoeging van wat aluin en potas tot een brijachtige massa wat daarna gedroogd wordt dan heeft men de als sapgroen genoemde handelswaar die als onschuldig verfmiddel vroeger veel gebruikt werd. Doet men bij het ingedikte sap een 10% glycerine krijgt men de als afvoermiddel bruikbare kruisdoornsulz. Als het gefilterde sap met suiker ingekookt wordt krijgt men de kruisdoornsiroop die als bloed reinigend en als afvoermiddel bekend is. Kneipp beveelt de siroop als afvoermiddel aan.
Historie.
(411) ‘Rhamnus stamt van het Griekse rhamnos: naaien of steken, de dorens. Of van staf, vanwege de stafvormige twijgen. Grieks Ραμνоυς, Ramnous, is een archeologische plaats in Griekenland, noordoost van Attica. Hier overwonnen de Grieken de Perzen in 490 v. Chr.. De slag van Rhamnus is genomen naar de Rhamnus bosjes die daar in overvloed groeiden.
De rhamnos van de ouden is niet onze boom geweest, maar waarschijnlijk de in Griekenland veel voorkomende Rhamnus lycioides L. subsp. oleoides (L.) Jahand. & Maire (Lycium-achtig, olijfachtig) (Rhamnus oleoides) of de stekelige (Palirius australis) Zizyphus. Er zijn van Rhamnus verschillende soorten die door de Romeinen ook spina alba of witte doren en spina cervina; hertendoren, genoemd werden (zie Hippophae) De vroeger in de apotheken gebruikelijke benaming van de bessen als baccae spinae cervinae gaat op deze Latijnse naam terug. Opvallend is dat de in Duitsland inheemse soort pas in de 16de eeuw door Bock vermeld wordt, hij noemt de vrucht Wegdornbeer, Wersenbeer, later komt Cordus met cervi spina, Gessner met spina cervina, Dodonaeus met Rhamnus solutivus, Clusius met spina infectoria pumila prior. Ook kende Bock de afvoerende werking van de bast nog niet en zegt dat men er nog weinig van af weet. Het enige medische gebruik komt uit Dioscorides, de rest komt uit het volk. Uitvoerig schildert hij het gebruik van de bessen bij verfbereiding. Het medische gebruik zal dan uit het Noorden gekomen zijn. Merkwaardig is de overeenkomst tussen Duits en antiek volksgeloof. Dioscorides bericht over het geloof dat de voor de deur gezette twijgen het boze invloed van gif (toverdranken) weg zou houden, άποχρούειν τάς Των φαρμάχων χαχονργίς. Rhamnus behoorde wel tot de twijgen die de Romeinen met het feest van Palilien, 21 april, aan de deuren van de schaapstallen ophingen. Dat is zowat gelijk aan de Walpurgisnacht, 1 mei, een oud Germaans voorjaarsfeest. Dan steekt men de avond ervoor voor de vensters van de stallen en woonhuizen voor de zon ondergaat drie twijgen zodat de heksen die op 1 mei hun dag hebben erbuiten moeten blijven. Dit wel omdat de bozen geesten in de scharniertijden van het jaar, Kerst, Pasen, Johannes vooral hun kwaad bedrijven en door doornen verjaagd moeten worden. De berk en het frisse groen is een verkorpering van het voorjaar. Dat de heksen beginnen te sidderen als men ze een twijg voorhoudt verklaart men daardoor dat de twijgen een bestanddeel van de doornenkroon waren. Wil men de heksen zien op Walpurgisnacht gaat men op een kruisweg zitten en de tijgen om je heen leggen zodat ze je niets kunnen doen. Ook steekt men ze in het boter of melkvat zodat de heksen er geen grip op hebben. Ook kan men het onder de staldeur of de bodem van de stal leggen.
Sommige soorten hebben kromme dorens, daarom denkt men ook aan een afleiding uit rhamphe: kromme dolk, waaruit rhampnos zou zijn ontstaan.
Onder de naam Rhamnus worden vroeger ook andere planten begrepen zoals Zizyphus spina-Chrsti, de eigenlijke kruisdoren en daar zal het wel zijn naam van hebben.
De voor vermelde beschrijving over de invloed van boze heksen en dergelijke vermeld van Ravelingen ook, maar geldt dan ook voor Hippophae en Zizyphus, (Dodonaeus) ‘De oude heidenen geloofden dat Rhamnus aan de deuren en vensters gehangen alle toverijen krachteloos maakt en de bangheid van de kinderen en andere mensen die ‘s nachts over komt zoals de nachtmerrie of mare belet en laat achterblijven en alle boze geesten verdrijft.’
Kruis.
(Dodonaeus) ‘Bellonius gelooft dat de dorenkroon daar onze Heer Jezus Christus mee gekroond werd van de Rhamnus takken gemaakt is geweest want omtrent Jeruzalem groeit geen ander doornachtig gewas, tenzij de stekende of doornachtige kappers en de Italianen noemen hem daarom ook Spina Santa. Hij voegt er noch meer bij dat de heester daar de voor vermelde kroon onze Zaligmaker van genomen was van de Arabieren alhansegi genoemd is dat de Latijnse overzetters vertaald hebben als Corona spinae.’
Maar onder de naam Rhamnus werd Zizyphus spina-Chrsti en Hippophae angustifolia begrepen. De naam is door het volk en ook vanwege de dorens op deze boom overgedragen.
Op Goede Vrijdag kwamen de bomen en struiken tezamen, ze wilden uitzoeken wie de doornenkroon van de Heer geleverd had. Hij zou uit het bos verdreven worden. Dat was niet gemakkelijk om de schuldige te vinden want er zijn zoveel doorndragers in het bos. De sleedoorn, de kruisdoorn en de meidoorn, ook de wilde perenboom draagt dorens. Geen een bekende schuld totdat een kruisdoorn vertelde dat hij gehoord dat de sleedoorn zijn twijgen er voor beschikbaar had gesteld. Dat was een leugen want hij had het zelf gedaan. De bomen geloofden hem en omdat de sleedoorn zijn onschuld niet kon bewijzen werd die veroordeeld en moest het bos verlaten. Maar hij kon het onrecht, hem toegedaan, niet vergeten. Van het treuren werd zijn stam korter en krom en zijn twijgen groeiden tot een dichte massa. De Heiland erbarmde zich over de struik. In de tijd dat de anderen geen bladeren en helemaal geen bloemen hadden overdekte Hij hem in een nacht plotseling met witte bloemen. Verbaasd zagen de bomen de volgende dag de verdoemde. Het plotseling bloeien en de witte kleur van onschuld gaf hen te denken. Ze bemerkten dat ze de sleedoorn ten onrechte veroordeeld hadden. Kwaad wendden ze zich naar zijn aanklager, de kruisdoorn. Maar ze vonden die ook niet meer in het bos. Hij had ‘s nachts ook een teken ontvangen, maar het teken van zijn schuld, alle twijgen staan van nu af aan kruisgewijze op de stam. Hij maakte dat hij weg kwam en zette zich neer bij de graven waar je hem nu nog vindt.
5 . uit commons.wikipedia.org
Rhamnus imeretina, Booth. Is goed te onderscheiden door de betrekkelijk dikke twijgen en grote eironde knoppen en de donkergroene en zeer grote bladeren van 1-25cm waarvan 15-25 paar zijnerven als het ware zijn ingezonken. Zeer donkergroen en wat ruw, van onder iets lichter en vooral langs de nerven behaard, eivormig/elliptisch met een spitse top.
Bloeit in mei/juni met 3-6 bloemen in een tros, vrucht eirond en 4-6mm lang.
Jonge twijgen zijn eerst dicht behaard en worden later kaal en grijs/bruin.
Houdt van een droge en lichte plaats en zo mooi voor groepen.
Komt uit W. Azië, de Kaukasus en wordt 2-3m hoog.
Kaukasischer Faulbaum.
10. Uit J. Saint-Hilaire.
Rhamnus alaternus, L. (alaternus staat gelijk met alternatus; afwisselend, de bladeren) Blad is 2-4cm lang en ei/lancetvormig.
Bloemen zijn groenachtig/wit en staan in korte trossen. Ze worden gevolgd door de kleine en blauwzwarte vruchten.
Een 6-10m hoge en bossige struik of kleine boom. Het is een in Frankrijk groeiende verwante soort, de altijdgroene kruisdoorn. Theophrastus schrijft erover dat het hout gemakkelijk te draaien is, op hulst lijkt en altijd groen is.
Reims.
Is bekend als reims en het gaf de stad Reims zijn naam. Rhamnus is genomen van het Griekse rhamnos; ramus of rame, en reim is vervormd van een verbastering van het oude woord ram: een twijg. En Reims, wat maar een lichte variant is van reim, draagt twee takken door elkaar heen in het wapen van de stad. Stechenpalme Kreuzdorn.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Alaternus is van Clusius beschreven en is tweevormig.
(a) ‘De eerste is soms zo hoog als een boom en heeft lange, niet zeer dikke takken met weinig zijtakken die verschillende vlechtbare twijgen uitgeeft met een bleekgroene of witachtige schors waaronder een geel vliesje schuilt dat het hout bedekt, de bladeren zijn tussen de olijfbladeren en die van Ilex, dikachtig en rondom wat geschaard en bruingroen of zwartachtig, onlieflijk van smaak en met een bitterheid wat bijtend, de bloemen zijn bleek graskleurig die van de olijfboom gelijk en druifvormig tezamen gesteld. Diergelijke Alaternus beschrijft Lobel die in Languedoc bourgespine genoemd wordt met kleine besjes als die van Viburnum tinus die met twee tezamen staan’.
Dodonaeus (b) ‘De andere soort is veel lager en heeft korter takken met kleinere en ronder of breder bladeren en (daarom noemt Lobel het Alaternus secunda humilior lato folio, Clusii) ook rondom geschaard, de bloemen zijn groter en graskleuriger en de bessen groeien druifvormig bij een en zijn de lentiscus bessen gelijk, roodachtig en met drie kernen.
Deze twee soorten van Alaternus groeien in Spanje, dan de eerste heet in het Portugees casca, filiguero of sanguenho, in het Frans dalader, alader, sanguin blanc of servin blanc, zegt Bellonius, want sommige noemen het in het Latijn ook Spina cervina en andere Apharca. Men houdt ze beide voor de Alaternus Plinij die in Italië alatrerna of linterna. Sommige houden het voor de Celastrus Theophrasti.
Voorts koken de Portugese vissers de schors van deze boom in water en geven hun netten daarmee een rosachtige kleur en de ververs koken de stukken van het hout dat bleek is en maken daarvan een blauwe zwartachtige verf. Die van Antiochië gebruiken dat voor brandhout, zoals dezelfde Bellonius vermaant die ook zegt dat die boom de Philyca Theophrasti is en in Korfu en Kreta elaeprinos heet omdat hij van gedaante tussen Ilex en olijfboom is en dat hij altijd groen blijft en in Italië ook wel salvestrilla heet.’
Duits Immergrun, Engels barren privet.
Folklore.
Het sporkelfeest was een van de hoofdfeesten van onze voorchristelijke voorvaderen. Het werd gevierd in het voorjaar, februari, die daarom nog sprokkelmaand heet en oudtijds sporkelmaand en nog ouder sporkelle. Men brengt het woord terug tot midden-Latijns naam van een heidens feest, spurcalia, “in februario superstitionis species et paganiae”. De kerkvergadering van Leptines, 743, veroordeelde de Spurculia in Februario, waarmee waarschijnlijk de uitspattingen van vastenavond bedoeld werden.
Het werd hoogstwaarschijnlijk met het aansteken van grote vuren gevierd waartoe hout van heinde en ver verzameld werd. Een andere herinnering aan dit feest geeft nog het Engelse sparkle weer, wat het licht van een knetterende takkenbos voorstelt.
De Friese naam selle voor de maand februari toont verwantschap met het Angelsaksische sellan: offeren, en wijst dus ook op een overoud godsdienstig feest.
Men vertelt dat in de stad Grimmen (Duitsland) eens twee tovenaressen werden verbrand. De eerste stierf alra, doch de tweede die Maria Kruger heette en een zwarte muts droeg werd door de vlammen niet verteerd, de vlammen bogen zich van haar af. Totdat uiteindelijk een van de aanwezige mannen een kruisdoornstok nam en er de muts mee afstiet, ogenblikkelijk werd de heks nu door de vlammen verteerd.
In Duitsland ging in sommige gebieden de roep dat de struik de twijgen geleverd zou hebben voor Christus doornenkroon. In andere gebieden heerste het geloof dat in de eerste bloemen een geheimzinnige kracht lag, wie in het voorjaar daar drie stuks van at zou tegen koorts beschut zijn.
Uit F. Guimpel.
Rhamnus globosa Bunge (bolvormig) (Rhamnus chlorophora Decne) (groen dragend) (Rhamnus tinctorius) wordt pepilochoe genoemd in het Chinees.
Een Chinese verf om zijde te kleuren komt van deze soort.
Rhamnus utilis, Decne (bruikbaar) levert Chinees groen uit de bast. Dit is de hongpilochoe, de verfstof heet groene indigo of lakao. Chinese green indigo plant, lokao dye plant, Chinese buckthorn, lokoa.
Uit J. Jacquin.
Rhamnus saxatilis Jacq. (op steenachtige gronden groeiend) (Rhamnus infectorius (van de ververs) .
Een lage warrige struik van 2m hoog en meer breed, doornig.
Is inlands in Z. Europa en W. Azië. Is beschreven in 1683.
Naam, etymologie.
De bessen hiervan zijn een belangrijk handelsartikel en worden gebruikt als een verf door de calico printers, bekend als gele- of Perzische bessen, Avignon berry, Avignon Beeren, Farberdorn, Zwegkreuzdorn, Engelse Chinese green indigo plant, Persian berry.
Het is de oude Lycium. Afbeelding is van Matthiola die ervan zegt: ‘ Lycium is een dorenachtige boom, het draagt bladeren zoals de buksboom, die zijn vet en dik. Zijn besjes zijn in gestalte der peper, zwart, glad en bitter. De wortels veelvuldig, krom en houtachtig. Deze boom vindt men in Cappadocië, Lycië en Dalmatië, echter in Duitse en Italiaanse landen niet. Men perst uit de bessen een sap en laat het aan de zon dik worden, die noemt men in apotheken Lycium, wordt tot vele artsenijen gebruikt.
Dit sap is bitter en heeft twee tegenstaande naturen in zich, dan een deel is van het element der vuur warme en subtiele substantie. Dat andere deel is van element der aarde koud en trekt tezamen. Dat beste Lycium heeft de eigenschap zo men het aansteekt brand het en zo het gelest wordt geeft het een rood schuim, uitwendig is het zwart, echter inwendig roodachtig, heeft geen boze reuk, aan smaak is het bitter en tezamen trekkend.
Lycium stelpt de buikpijn en de rodeloop zo men het drinkt of met een klysma inneemt.
Welke bloed uitwerpen die zullen Lycium met weegbree, rozen of posteleinwater drinken.
Tegen de hoest van vloeden geeft men Lycium met rozensuiker gemengd zoals een likkepot, zacht naar beneden te laten.
Zo men pillen uit Lycium maakt en van die een quentle zwaar inneemt met water of honing helpen ze tegen de beet der woedende hond.
Lycium verdrijft de donkerheid der ogen zo men het met venkelwater of Chelidonium water oplost en in de ogen druppelt. Het heelt de ruigheid der aangezicht en de ouden vloeden zo men het opsmeert.
Ook helpt het de zwerende oren zo men het met rozenhoning en witte wijn gemengd daarin druppelt.
Ook dient het tegen dat vuile tandvlees en halszweer zo men daarmee gorgelt en de mond uitspoelt.
De kloven of spleten der lippen, het achterste en de baarmoeder beneemt het zo men het daarop legt.
Men pleegt ook dat Lycium in de logen opgelost en daarmee dat haar te wassen, zo wordt het geel. Het helpt tegen de boze zweren, zo men het als een pleister overlegt.
Zo de wijven zetpillen daaruit maken en gebruiken zoals ze weten helpt het tegen de overige vloeden der baarmoeder’.
Buksdoren heet Grieks Λύχιον. Arabisch Hadad. Latijns Lycium.
Uit ww2.odu.edu
Rhamnus palaestina, Boiss. (uit Palestina) Bloeit met kleine witte bloemen.
In oktober/november ziet de struik er aantrekkelijk uit vanwege de donkerblauwe vruchten.
De jonge takken worden in de zomer houtig en eindigen in stekelige punten. De struik is dan ook heel geschikt om er hagen van te maken. Sinds eeuwen wordt de plant gebruikt om er omheiningen rondom wijngaarden van te maken.
De Palestijnse boksdoorn is een altijdgroene struik of kleine boom, van 2m.
Palestine buckthorn.
Bijbel.
Genesis 3: 18, Exodus 22: 6, Job 41: 2, Psalm 58: 9, Spreuken 15: 19, Ecclesiasticus 10: 8, Jesaja 5: 5, 33: 12, Ezechiël 2: 6, 13: 5, 22: 30, Hosea 2: 6, Nahum 3: 17, Marcus 12: 1, Lucas 14: 23.
In de Bijbel is het mogelijk de plant die als haag gebruikt wordt. In de bijbel worden 22 woorden gebruikt om dorens of doornige hagen aan te duiden. Drie ervan zijn dorens geworden, doornigachtige struiken, chadek, ketz en kimmeshonim. Net als bij ons met bramen, frambozen, dorens, netels, distels is er veel verschil over de betekenis van welke dorens voorkomen. De dorens van Numeri 33: 55 zou Rubus sanctus zijn, die van Mattheüs 27: 29 en Johannes 19: 2 Palirius spina Christi of Zizyphus spina Christi, die van Mattheüs 13: 7 en Hebreeërs 6: 8 Centaurium calcitrapa en die van Jesaja 34: 13 en Hosea 9: 6 voor Xanthium spinosum.
Het woord dat als haag vertaald wordt in Ecclesiasticus 10: 8 is m’soochah. Maar de haag van Ezechiël wordt vertegenwoordigd door het woord gader.
Zie verder Lycium en Zizyphus, mogelijk worden er ook meidoorns, Crataegus, onder begrepen.
Ondergeslacht Frangula.
Twijgen zijn ongedoornd en de winterknoppen niet geschubd. Bladeren staan verspreid en zijn veernervig. Bloemen 5delig met enkelvoudige stijl en driedelige stempel.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Rhamnus frangula, L. (Frangula alnus, Mill. (els-bladig) Is doornloos en de bladen hebben geen gezaagde rand, het verschil met de vuilboom. Bladsteel is 6-10cm lang, de bladeren 3-6cn en wat glanzend donkergroen, van onderen iets lichter en spaarzaam behaard, eivormig en gaafrandig, 7-9 paar zijnerven.
Draagt in mei/juni onaanzienlijke bloemen in kleine bundels in de bladoksels waar vele insecten op af komen.
De plant is herkenbaar aan de eerst groene, dan zwarte en tenslotte rode bessen..
De stengel is dun en van een purperachtige kleur met witte vlekken.
Het is een stijf vertakte struik van 2-3m hoog, soms met een enkele opgaande stam en lijkt zo op een kleine boom, maar meestal is het sterk vertakt.
De vuilboom groeit vrijwel overal, maar het liefst op zure gronden in bosranden. Komt algemeen voor, de wegedoorn is zeldzamer.
Groeit in het bos meestal samen met Salix caprea langs beken en wallen. Kweekt zeer gemakkelijk van zaad of uitlopers. Verder in Europa, gematigd Azië.
’Asplenifolia’ is meer een brede dan hoge struik met smalle bladeren die wat golven.
Naam, etymologie.
(411) ‘Het gebruik van deze boom in de geneeskunst schijnt eerst in de nieuwere tijd bekend geworden te zijn. Petrus de Crescentiis vermeldde in 1305 als bast van avornus als afvoermiddel. In de 16de eeuw beschreef Bock het, eerdere Duitse kruidbeschrijvers vermeldden het niet. Hij weet er weinig van te vermelden en zegt ook niets over zijn afvoerende werking die toch steeds op de voorgrond staat wat het in latere tijd de naam gaf van Rhabarbarum plebejorum.
(Dodonaeus) (a) ‘In het Latijn is ze van sommige Alnus nigra, dat is zwarte els genoemd, sommige noemen het liever Frangula. De twijgjes zijn zeer teer en broos en daarom heet dit gewas in het Latijn Frangula. Petrus Crescentius noemt het Avornus’.
Frangula, komt van het Latijnse frangere: wat breken betekent naar de vele gemakkelijk breekbare takjes, fragiel of broos, vergelijk Duits Bruchholz.
Dodonaeus (b) ‘De Brabanders noemen deze heester sporcken-hout en soms pijlhout of pielhout, in het Hoogduits Spocker. Het hout zelf wordt in Brabant pijlhout genoemd omdat de kinderen aldaar hun pijltjes er van maken’.
Gebruik van het hout, Duits Sprakelboom, Sporgelbeerstaude, Sporckenholz, Zapfenholz bij Bock, ons sprakel, sprokkelhout, sporkenhout, sprokken, omdat het gewas snel uitloopt op afgehakte stammen of breukbaar hout of geschikt als pijlhout. Pinnholz, (Latijn pinna=veer) Engels butcher’s pricktree, gebruikt als pinhout, zie Euonymus. Frans bourdaine uit laat Latijn burdena: hout.
Dodonaeus © ‘De Hoogduitsers noemen het Faulboom, de Bohemers krussyna en in onze taal wordt dit geboomte soms ook hondsboom genoemd’.
Stank van het hout, Folbaum bij Hildegard, Faulbaum, Fulholt of Stinkbaum, naar de fauligen reuk van de bast, onze vuilboom of stinkhout, Engelse stinking roger, Franse puene, van puer: stinken, wordt ook wel honnemigershout genoemd (hondepissershout) Engels dog weed, Duits Hundsholzes, onze hondebezien, hondsboom, hondjeshout of hondsknopperen, uitdrukking hond is minderwaardig. Toch zegt Matthiola dat het van het gauw vervuilende hout komt.
Dodonaeus (d) ‘In het Hoogduits heet het ook wel Leuszbaum, zegt Lobel’.
Lausebaum, vanwege het ongedierte, ook Mausbaum.
Dodonaeus (e) ‘In het Engels heet het blacke aller en Lobel twijfelt of het de Colycea of Colytea van Theophrastus zou mogen wezen’.
Opvallend is het elsachtige blad, Duitse Schwarzerle, Engelse black aller, alder buckthorn en Franse au(l)ne noir. Elsebaum, Aal, Aalkirsche, Almer in Oostenrijk, bloedboom vanwege het rode kernhout en de besvrucht, zie Alnus en Ribes.
(f ) Afvoerende werking van de bast, Scheissbeerenholz.
(g) Gele verfstof in de bes en bast, Gelbholz.
(h) Bessen als vogelvoer, Vogelbeer, Sprossenbeere, Amselkirschenbaum in Oostenrijk, Vogelkirschbaum, Engelse berry bearing buck thorn, onze kraaibessen.
(i) Zeer lichte kolen, Pulverholz, buskruit-hout, wakelenhout, Frans nois a poudre: buskruit hout.
(j) Medisch, bast tegen Grind, Grundholz, Grindbaum, Grundholz, (hoofdzeer) en Kratzholz, Gichtholz en Gilbholz.
(k) In het Thuringer woud wordt er uit de bast een thee gemaakt en heet daar fauler Maulbeerbaumholzrindenschalentee of Pauli-an-die-Korinther-Tee.
Verder Zapfenholz, Duwelsbeeren, Splintbeere, Spraassel, Spridel, Stinkbeere, Wilda Hola, Zwitsers Chollgert, Chrotteberi, Chrottestude, Schwarzhasla, Schwebelholz.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Als de binnenste gele schors van dit sporkehout in water gekookt of geweekt is dan wordt dat water van sommige landlieden veel geacht en gebruikt om bij hun de buik week en zuiver te maken want het jaagt alle dikke slijmerige en ook de galachtige onzuiverheden uit het lijf en dat doet het niet alleen van onder door de darmen, maar soms ook van boven door het braken met een grote beroerte en omkering van de maag. Daarom is dit eerder een ding om gebruikt of ingenomen te worden van de grove en harde mensen zoals landlieden en die veel arbeid doen en met grove harde spijs gevoed worden dan om de weke en stadse mensen die geen zware arbeid doen of meest ledig gaan in te geven.
Die schors in wijn of azijn gekookt zuivert de vuile tanden en verzoet de tandpijn als men de mond daarmee spoelt en is bijzonder nuttig om de jeuk en allerhande schurft en onzuiverheid van de huid te drogen en weg te nemen.
De bladeren van dit gewas zijn een goed voeder voor de ossen en vooral voor de koeien die daardoor zeer veel melk geven, zo men zegt.
De wilde zwijnen en beren hebben de wortels van dezen hondsboom zo lief dat ze er grote kuilen omtrent maken om de wortels er uit te krijgen waardoor dat de jagers merken dat er wild gedierte in het bos is.’
De schors, cortex frangulae, (volksnaam bastjes‑thee) en de bessen werken purgerend. Sinds de 14de eeuw wordt het als afvoermiddel gebruikt. Omdat de verse bast braak verwekkend werkt mag men het pas na een jaar na inzameling gebruiken. Vaak geloofde men als de bast naar boven afgeschraapt was dat het een braakmiddel en naar onderen een afvoermiddel gaf, zo ook bij de vlier. Onrijpe bessen werden gebruikt om geel te verven.
Bij landlui werd de bes vroeger als afvoermiddel gebruikt, meer in gebruik waren de twee jaar oude bast van de boom voor hetzelfde doel, die werden ook gekookt, 50 gram op een halve liter water, bij aambeien, lever en miltziektes en waterzucht. Door er wijn bij te doen, 1 op 5, of verdunde wijngeest, 1 op 5, geven een voor afvoeren bruikbare tinctuur. De bast is een hoofdbestanddeel van bloed reinigende Alpenkruiden en ontvettingsthee. Kneipp beveelt het afkooksel van bes en bast aan en de vuilboomwijn als afvoerend middel.
Ook geldt het als orakel voor de oogst. Ze draagt gelijk bloemen, rijpe en halfrijpe vruchten. Hoe meer rijpe vruchten zich al gauw laten zien, hoe vroeger het zaaien van de rogge voorspeld wordt.
In Oldenburg gelooft men dat er meer rijpe vruchten al vroeg aan de boom zitten dat het zaaien van de rogge eerder begonnen moet worden. Als ze rijk bloeit dan komt er veel boekweit heet het in Rusland en ook dat de bijen goed zwermen als ze lang in bloei staat.
Merels en lijsters eten de bessen graag zonder er ziek van te worden, hoewel die ook purgeren als we naar het wasgoed kijken. Van het hout maakt men spijlen (sporken) in bijenkorven. Ook was het heel geschikt voor fijn houtskool omdat het weinig anorganisch materiaal bevat en leverde het beste houtskool voor geweerkruit, het is de buskruitboom.
Bij de oude Kelten ging de sage dat de boom uit bliksem ontsproten zou zijn. Zijn stam bevatte heilig vuur. Hieruit wordt later buskruid gemaakt waar de bliksem en donder van Donar in te horen is.
Planten.
Stekken in juli met 2% ibz. Zaaien na stratificatie vanaf oktober en in maart/april zaaien. De groene en dwergvormen worden in de zomer wel gestekt. Ook is afleggen mogelijk.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl